zegevierde over de geëmancipeerde. Het tweede deel van het eerste bedrijf brengt ons op de kamer van den voorzitter der libre-penseurs, die daar bijeen is met den secretaris van dien kring. De eerste wordt geteekend als de type van den egoïst-realist, die in genieten liet hoogste goed des levens zoekt waarbij het alleszins verklaarbaar is, dat hij de theorie der vrije liefde verdedigt en de andere als een, die verdwaalde onder de vrijdenkers, ofschoon er nog betere neigingen en gevoelens in het verborgen gisten en werken. Te midden hunner opgewonden en opgeschroefde redeneringen, raken ook deze wereld-verlichters welhaast een onderwerp aan, dat plotseling het gesprek doet verflaauwen en eindigen. De voorzitter slaapt straks den slaap, niet des regtvaardigen, maar van de koude eigenbaat der nog killer werkelijkheid, en den secretaris wordt, te huis gekomen, na zijn zusjes te hebben «goê nacht» gekust, en haar avondgebed uit den pruikentijd te hebben beluisterd, de uitroep op de lippen gelegdwat is zaliger dan het kindergebed In 't tweede bedrijf wordt de moraal voorbereid. De uitwerking der emancipatie en der vrijdenkers-tlieoriën worden met diepe kennis geteekend. Weder is 't zeven gesternte we verzuimden nog te releveren, dat dit dames-gezelschap zich onder den titel Excelsior had geconstitueerd bijeen. Thans is het kermis weder hersteld na eerst te zijn afgeschaft in de residentie. Ditmaal wordt de golving van den breeden gedachtenstroom der geëmancipeerden afgebroken door het inwerpen der vensterruiten, waarbij, gelijk een der dames opmerkte, de werpkracht van den steen sterker blijkt dan het weerstands vermogen van het glas. Een woeste vrouwenschaar uit de achterbuurten, door de straatjeugd en eenige mannen omstuwd, komt protesteren tegen de practijk der emancipatie en der nieuwe ideën. Dit tooneel werd door spr. meesterlijk geschetst. Van Koetsveld kwam hier tot zijn volle kracht, als penschiider naar en uit het leven. Tegen de leer der vrije liefde, tegen de lijkenverbranding, tegen het onttrekken der vrouw aan haar eigenlijken werkkring, tegen de mis kenning van den ernst des levens en de heerlijkheid des geloofs, zonder welke alle zedelijkheid ten slotte onmogelijk wordt: tegen dat alles konden we hier, wel in den ruwen vorm van de onontwikkelde, «achterlijke» menigte, doch op practische gronden, met een beroep op de daadwerkelijke en grove verwildering, welke het nieuwe Evangelie der losbandigheid bewerken moet, in verzet komen. De groentevrouw en de turftonster, de vrome vrouw en de verlatene vrouw, de straatbengels en de mannengroep, maar ook de «moed» der geëmancipeerden, en de trouw van den ouden Jan, «den huisknecht» uit den pruikentijd we zagen ze voor ons, zóó natuurlijk, zóó volkomen waar, dat we den spr. bij vernieuwing moesten bewonderen, 't Slot van dit tafereel was weder hoogst ernstig, want we verlaten Aspasia, de dweepster met de vrije liefde, op het oogenblik, dat zij «in veiligheid» wordt gebragt op de kamer van den voorzitter der libre-penseurs. In veiligheid? vroeg spr. 't Laatste bedrijf speelt op den laatsten dag van het jaar 1900. De genius van den eeuwkring verschijnt op de wolken, om nog eens en in aangrijpend schoone taal de geschiedenis der 19de eeuw te herinneren en te doen uitkomen hoe zij, ondanks al haar vrijheid en wijsheid, de menschheid toch niet beter en vromer had gemaakt. Na die meesterschets, waardoor de diepste snaren des gemoeds in trilling werden gebragt, voerde deze geleigeest ons heen naar verschillende gestichten en woningen, om er de uitkomsten te doen zien, waartoe vrouwen-emancipatie en vrijdenken hadden geleid. Cleopatra troffen wij aan in een krankzinnigengesticht; de onbeantwoorde liefde van den Echtvriend had haar, die geen troost vond in 't geloof, de opgewonden, geëmancipeerde zinnen beneveld; Pallas- Athene, de moderne Judith, was 1 een tooneelspeelster geworden, om tranen van teleurstelling te vinden, waar zij de lauweren des roems had gezochtEuphonia heeft zich binnen de kloostermuren teruggetrokken: van het ongeloof tot het ascetisme was de overgang ligt; Minerva, als schrijfster opgetreden, oogstte miskenning en geringschatting, voor waardeering en lofhaar werken werden wel gedrukt, maar niet gelezen; Aspasia boette haar practisch dweepen met de vrije liefde met onteering en naberouw, waartegenover de schrijver, in de Schalksche Helena, die de genegenheid van een man van karakter aanvaardt, en in de beminnelijke Minette, die door een lieve tante uit den pruikentijd genezen wordt van de emancipatie-koorts, een nog liefelijk licht werpt op dit anders zoo somber tafereel. De libre-pemeur, de voorzitter van de club der Echtvrienden, verzinkt, na Aspasia te hebben verleid, al dieper en dieper in den afgrond der zelfzucht en der zonde. De moraal dezer typen lag voor de hand. Spr. wees aan, hoe de vrouw, niet door den revolver, maar door geloof en liefde de harten wint en een zegen voor de wereld kan worden, en hoe zij wel mag eten van den boom der kennis, maar alleen van dien kennisboom, welks vruchten ook onder den invloed van 't geloof en de liefde zijn gerijpt. Ten slotte verscheen de genius der 20ste eeuw op de wolken. "Wat zal hij brengen? vroeg spr. Nieuwen strijd, weder afbreken zonder opbouwen, óf de waarachtige harmonie onder de volken, de standen en de kunnen? Met die vraag sloot spr. zijn uitstekende voordragt, door 't zeer talrijk publiek met daverende toejuichingen begroet. Dr. van Koetsveld had een nieuwe en schoone overwinning verworven. Een passagier van het stoomschip Voorwaarts, schrijft aan het Vad. uit Napels «Heden is Z.Exc. de heer van Lansberglie aan boord gekomen. Met een onzer sloepen, door 8 in 't wit gekleede mariniers geroeid, is hij afgehaald. Op het oogenblik dat de sloep van wal stak, knalde een saluutschot over 't water en herhaalde zich in talrijke echo's, die weerklonken tegen 't gebergte. Tot zevenmaal toe werd 't saluut herhaald, en weldra beklommen de hooge personages de boot. Z.Exc. werd door alle passagiers opgewacht. Italiaansche zangers zongen ter begroeting 't hedendaagsche volkslied (Fille de mad. Angot) en militaire muziek deed zich in de verte hooren. De gouverneur-generaal heeft op ons allen een hoogst aangenamen indruk gemaakt. Reeds zijn alle heeren passagiers aan Z Exc. voorgesteld. Het logies dat men den hoogen titularis hier heeft bereid, is in overeenstemming met zijn rang. Ook wij hebben over logies niet te klagen. Eere de maatschappij Nederland! Jl. Dingsdag namiddag, te 1 uur, heeft dr. N. Beets in het groot Auditorium van het Academiegebouw te Utrecht, het hoogleeraarschap in de godgeleerdheid met eene oratie plegtig aanvaard. Op den voorgrond stellende, dat de studie van den mensch hem ten allen tijde in hooge mate had aangetrokken en dat daarom een leerstoel in die onderdeelen der godgeleerde wetenschap, welke den mensch tot onderwerp hebben, in zedeleer en kerkgeschiedenis, hem meest welkom was, sprak de hoogleeraar over karakter, karakterschaarschte en karaktervorming in den tegenwoor- tijd en in verband met het hooger onderwijs. Eene indruk wekkende schare van geleerden en academie-burgers woonde met blijkbare belangstelling de plegtigheid bij. Tot bewijs der enorm hooge prijzen der vette kalveren kan dienen, dat er op dit oogenblik te Utrecht voor deze soort betaald wordt van 73 tot 80 cent de kilo, levend gewogen; van daar dat zij tot f 180 d f 220 per stuk geleverd zullen worden. Voor een groot deel worden zij uitgevoerd naar Londen. In Maart 1825 werd de soldaat J. D. Frings, te 's Bosch, wegens blindheid gegageerd met f 150 en thans op 82jarigen leeftijd trekt hij nog altijd zijn gagement. Deze heeft dus zijn 50jarig genot van pensioen mogen herdenken. Te Heeze, bij Steenbergen, zijn dezer dagen een schuur en wagenhuis door brand vernield; 31 stuks vee en 4 paarden kwamen in de vlammen om. De arrondissements-regtbank te Maastricht heeft jl. Dingsdag in de zake het duel tusschen de heeren B. v. T. en S. tegen eerstgenoemde de eisch gedaan van 2 maanden cellulaire gevangenisstraf. Tegen de vier getuigen is geëischt 14 dagen dito. De uitspraak is bepaald op Maandag 22 Maart a. s. De som van f 6828.30 door het centraal-comité van het Roode Kruis, te Berlijn, aan ons hoofd-comité gezonden ten behoeve van de gekwetsten in Atsjin, ging vergezeld van een vleijend schrijven, o. a. inhoudende «Wij gelooven de hoop te mogen koesteren, dat het geachte centraal-comité deze hulp te minder zal van de hand wijzen, wanneer deze tevens als een tastbare, zij het ook geringe uitdrukking moet strekken van den dank dien wij het Nederlandsch centraal-comité verschuldigd zijn voor zijn belangrijke en aan gevolgen zoo rijke ondersteuning in den Duitsch-Franschen oorlog. Nog heden zijn in ons aller herinnering levendig de groote gevolgen, door het Nederlandsch centraal-comité verkregen, toen te Trier, Saarbrücken, Dusseldorp, Wesel, Nieuwied en Mannlieim door een talrijk geneeskundig- en verplegingspersoneel, door aanzienlijken voorraad van materialen gesteund, een menigte zieken en gewonden door Nederlandsche hulp op uitmuntende wijze verzorgd en verpleegd werden. Nog steeds herinneren wij ons de kostbare toezendingen, die uit het centraal-magazijn van de Vereeniging aan beide oorlogvoerende landen met volkomen onpartijdigheid geschiedden. Vele honderden Duitsche krijgers, die door de opofferende werkzaamheid van de Nederlandsche Ver eeniging het Roode Kruis aan het leven en aan de gezondheid werden teruggegeven, erkennen haar met warme dankbaarheid als hun weldoenster. Wanneer het daarom ons, als vertegen woordigers van de onder de banier van het Roode Kruis vereenigde Duitschers, vergund wordt onzerzijds mede te werken tot verligting van de zware eischen, die thans aan het Nederlandsch centraal-comité worden gesteld, zal men ons het regt tot zoodanige medewerking wel niet ontzeggen.» De heer Horace St. John, die voor de «Times» en de «Morning Advertiser» als correspondent dienst deed bij de Leidsche academiefeesten en zich toen zoo prachtig van die taak kweet, dat hij zoowel van Engelsche als van Neder landsche zijde teregtgezet werd, houdt zich nog niet voor geslagen, blijkens een brief in laatstgenoemd blad van 6 Maart. In dit tweede schrijven wordt o. a. gesproken van «Gravenhage, een plaatsje dat zoowat voor een Hollandsch Ramsgate kan doorgaan,» en van «de met rum doortrokken burgers,» die de «over 't algemeen nog al fatsoenlijke kroegen «op het Rappenburg in- en uit zeilen.» De minister van Justitie, in België, heeft bij eene circulaire aan de procureurs-generaal medegedeeld, dat het vangen en de ontvreemding van duiven, op welke wijze ook, aan andere personen toebehoorende, als diefstal moet worden beschouwd, en de beteugeling van dit kwaad dus verzekerd wordt door het wetboek van strafregt. Voor eenige dagen is op de teekenacademie te Berlijn 't volgende voorgevallen: Een 16jarige leerling wilde zich op zijn stoel nederzetten, toen een zijner makkers uit moed wil een potlood onder hem op den stoel hield. De scherpe punt drong in 't lichaam van den knaap door, brak af en bleef er in zitten. De verwonde maakte van 't geval geen melding, tot hij eindelijk zooveel pijn gevoelde dat hij 't niet langer verzwijgen kon en er een doctor bijgehaald werd. Deze achtte de verwonding ten zeerste gevaarlijk en riep de hulp in van een der bekwaamste Berlijnsche operateurs. De operatie werd gedaan, de punt te voorschijn gebragt, maar Vrijdag reeds is de knaap gestorven. Benoemingen, enz. Bij koninklijk besluit is opgeheven het thans bestaande belasting ontvangkantoor te Beemster, en zijn de gemeenten Beemster en Oosthuizen toegevoegd aan het ontvangkantoor te Purmerend, onder voortdurend beheer van den heer J. Prins Jr. Tot directeur der gemeente-gasfabriek te Kuilenburg is benoemd de heer J. Vergilst, te Hoorn. De scheepsklerk JMets, laatst behoord hebbende tot de zeemagt in Oost-Indië, en van daar den 6 dezer in Nederland teruggekeerd, wordt met dien datum op non-aetiviteit gesteld. De minister van Marine brengt in de Staatscourant van 17 Maart ter kennis van belanghebbenden, dat in de maand Mei bij de directie der Marine te Hellevoetsluis een vergelijdeud examen zal plaats hebben van jongelingen, die als machinist-leerling 2de kl. wenschen te worden aangenomen. Het getal der als zoodanig te plaatsen jongelingen zal zich tot twintig bepalen. STATEN-GEIVERAAL. Tweede Hamer. Zitting van Dingsdag 16 Maart. Na discussie is het ontwerp tot inkoop en amortisatie van rentegevende Nationale Schuld aange nomen met 47 tegen 15 stemmen, nadat hij een amendement van den heer Schimmelpenninck aan de regering de bevoegdheid gegeven is een gedeelte der 10 millioen desverlangd te bezigen tot aflossing van schuld voor het Amsterdamsch entrepotdok. Zitting van Woensdag 17 Maart. Het ontwerp tot goedkeuring van provinciale belastingen in Noordbrabant is na vrij breedvoerige discussiëu verworpen met 35 tegen 26 stemmen. Daarop zijn aangevangen de beraadslagingen over de bezwaarschriften tegen de wijze van herziening der belastbare opbrengst der gebouwde eigen dommen. Heden voortzetting. Daarna komt de vestingwet in behandeling. In de memorie van antwoord omtrent de verhooging der be grooting van Nederl. Indië voor het dienstjaar 1875 zegt de minister, dat naar zijne meening de aangevoerde bezwaren betreffende de verhouding tusschen den Indischen landvoogd en den minister van Koloniën niet onoverkomelijk zijn en niet behoeven te leiden tot eene wijziging van het regeringsreglement. Alles komt daarop aan, dat minister en gouverneur-generaal zich op elkanders standpunt weten te verplaatsen, dat de eerste zich niet onttrekke aan de verantwoordelijkheid voor de daden des landvoogds en dat deze bij elke regeringsdaad gedachtig zij aan die verantwoordelijkheid. Buitenland. Frankrijk. Isabella de bloemenverkoopster of bouquetière en titre du Jockey Club, te Parijs, gelijk zij zicli op haar kaartjes noemt, is afgezet en dat wel oneervol. Die dame, die een roos voor 20 fr. in het knoopsgat van een Parijschen dandy stak en zich kleedde met de kleuren van den Jockey, die het paard bereed, dat den grooten prijs van Parijs (100.000 fr.) won, verdiende een 1"2 a 15,000 fr. per jaar en liet hare oude moeder honger lijden. Deze heeft daarop hare dochter door den regter laten veroordeelen tot het geven van een onderstand van 600 fr. per jaar. De Jockey-Club heeft echter gemeend de weinig-ouderlievende Isabella niet langer te kunnen beschermen en haar congé gegeven. Het is te hopen, dat de club nu ook de oude moeder niet getroffen heeft. Jl. Maandag zijn te Parijs op de markt de eerste jonge doperwten uit Algerie aangevoerd. Over veertien dagen verwacht men bezendingen uit Korsika en het zuiden van Frankrijk. Engekd, Van de Kust van Guinea wordt gemeld, dat toen Koning Koffi Kalkallie de overtuiging kreeg, dat de aan zienlijken van zijn volk hem wilden afzetten, hij zich haastte om zooveel kruid als hij bijeen kon brengen in de ruïne van zijn paleis te Commassie te laten halen, ten einde zich in de lucht te laten vliegen, hetgeen bij de Ashantijnen voor onttroonde vorsten een oud gebruik schijnt te zijn. Zij overreedden Koning Koffi, op het voorbeeld van Euro- peesche potentaten de zaak niet zoo tragisch op te nemen. Hem werd als woonplaats een dorp in het binnenland aangewezen en vergund eene bepaalde hoeveelheid goud en slaven, benevens vijftig vrouwen mede te nemende overige vrouwen - eenige honderden werden als aan de kroon behoorende beschouwd en bleven ter beschikking van zijn opvolger. De geheele revolutie schijnt zoo vreedzaam en ordelijk te zijn toegegaan, dat zelfs het pronunciamento, waardoor Alfonsus XII Koning van Spanje werd, er nog bij achterstaat. De 19de verjaardag van den Keizerlijken Prins is jl. Dingsdag te Chislehurst zonder luister gevierd. De Prins, de Keizerin, Prins Lucien en de hertog van Bassano hebben de mis bijgewoond. Daily News deelt mede, dat de Tiber—commissie de plannen van Garibaldi tot verlegging der Tiberbedding onuitvoerbaar acht, met het oog op de groote sommen, die zulk een werk zouden eischen. Daarentegen is zij zeer ingenomen met het plan, om te Fiumicino een haven aan te leggen. Mlschland. Naar de Reichs-Anzeiger meldt, is uit Philadelphia officieel berigt ontvangen, dat bij een mogelijk finantmel mislukken der tentoonstelling, de inzenders in geen geval bevreesd behoeven te zijn, dat de schuldeischers op de tentoongestelde voorwerpen beslag zouden kunnen leggen. Denemarken. Kopenhagen verkeert door den strengen winter, welke daar heerscht, nog steeds in een treurigen toestand. De Pall Mali Gazette deelt de laatste herigten mede. Ze luiden als volgt: «Het is nu de vierde dag, dat wij van alle, uitgenomen de telegrafische gemeenschap, met de buitenwereld zijn afgesloten, daar wij aan alle zijden omringd zijn van een ijskorst, die zelfs de stoombooten, welke opzettelijk voor dit doel bestemd zijn, niet hebben kunnen doorboren. Een dier booten Egt nu stil midden in de Groote Belt, tusschen Seeland en Funen. De reizigers voor het vasteland zijn werkelijk te beklagen, daar zij opeengehoopt zijn in de kleine herbergen, die naauwelijks voor 't halve aantal plaats hebben. Daar er zoo weinig nieuws is zijn onze dagbladen erbarmelijk om te lezen, want zij worden opgevuld met artikelen die niemand belang inboezemen. Onder de armen bestaat de grootste ellende, daar men op zulk een winter niet gerekend had. Men denkt dat zelfs de Sond, tusschen Seeland en Zweden, weldra geheel met ijs zal be dekt zijn, hetgeen naauwelijks eens in twee eeuwen voorvalt.»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2