Benoemingen, enz. STATEX-GENERAAL. B u i te n 8 a n d. Frankrijk. Engeland, Na eenige wijzigingen in het bestek van de voltooijing ter afsluiting van het Rijtdiep, bij Zoutkamp, met aanhoorige werken, had jl. Zaturdag in het Provinciaal Gouvernements gebouw te Groningen onder nadere approbatie de herbe steding plaats, daar het werk niet gegund was aan den vorigen inschrijver, J. C. van Hattum te Sliedrecht. Alsnu waren twee billetten ingeleverd en was de laagste inschrijver weder de heer J. C. van Hattum, voor de som van f 1,666,000, d. i. nog ruim f 340,000 boven de begrooting. Het tweede billet was van G. Dekker te Sliedrecht, voor f 1,785,000. Ook nu weder is het werk door Gede puteerde Staten niet gegund. Zekere vrouw O. P., te Groningen, wordt verdacht er zich op toe te leggen de onzedelijkheid te bevorderen van meisjes van jeugdigen leeftijd. Verscheidene meisjes, dienstbaar en op fabrieken werkzaam, moeten aan het politie-bureau zijn geweest om getuigenis af te leggen. Al spoedig werd echter bemerkt, dat zij niet allen spraken van dezelfde vrouw, die haar tot slechtheid overhaalde, maar dat er meerdere personen van hetzelfde slecht gehalte in het spel waren. Het onderzoek heeft een zeer geruimen tijd geduurd. Naar men verneemt, is tengevolge daarvan ook tegen drie andere vrouwen proces-verbaal opgemaakt. De algemeene kiesvereeniging te Assen heeft beraad slaagd over de bestemming der f28,000, overgebleven van de bijdrage voor het Thorbecke-monument. Men meent, dat niet Zwolle, maar Drenthe aanspraak heeft op het fonds, om jongelieden uit de volksklasse tot nuttige leden der maat schappij op te leiden, omdat het noorden en vooral Drenthe den overledene veel sympathie heeft betoond, wat met de Zwollenaren niet het geval is. Berigten uit Batavia, dd. 27 Febr., luiden o. a. «Omtrent den stand van zaken in Atsjin schrijft het Bat. Handelsblad «De Pinang-Gazette erkent zelve, dat de oorlog ten einde schijnt te loopen. Particuliere berigten, welke wij ontvangen, bevestigen dat ten deele. De teekenen. dat de krachtige tegenstand van vroeger gebroken en ver- flaauwd is, zijn onmiskenbaar. Tal van versterkingen zijn door ons met gering verlies genomen. De vroegere bewo ners der door ons bezette kampongs zijn verdreven of gedood; de strijd wordt nu door huurlingen gevoerd, bij wie de ware strijdlust gemist wordt. De vijandelijke hoofden beginnen overtuigd te raken van hunne onmagt tegen onze wapenen; hunne hulpmiddelen om den oorlog vol te houden worden minder. Nog wat inspanning onzerzijds en mogelijk is na eenige maanden een verblijdend berigt omtrent dezen oorlog naar Nederland te zenden.» «In de Sumatra-Courant leest men: «Naar men ons meldt, heeft kolonel [generaal] Pel voorgesteld, de troepen onder zijn bevel gedurende eenige maanden, desgevorderd een geheel jaar, rust te geven, al de bezette punten in stand te houden, zelfs zooveel mogelijk te bevestigen, en in geen geval meer offensief te handelen, maar den vijand, die naar het gebergte is teruggetrokken en weldra uit elkander zal moeten gaan, aan zijn lot over te laten.» «In het weekblad de Opwekker komt een berigt voor van eene vreeselijke uitbarsting van een vulkaan op het eiland Groot-)Sangir, waardoor 210 huizen van eene negerij zijn verwoest, 12 inenschen gewond en een gedood." Uit Antwerpen wordt gemeld, dat de bloemen tentoonstelling prachtig gelukt is; vooral camelia's en azalea's van Nederlandsche inzenders zijn bekroond; voor 100 hyacinthen is de gouden medaille toegekend aan den heer Krelage, te Haarlem. Men meldt uit Antwerpen, dd. 3 dezer, aan het Dagbl. van Zh. en 's Gr.: «Gisteren avond hebben wij mej. Mina Kruseman hier gehad. Zij trad op in haar bekend bruin-fluweelen costuum in den Cercle artistique littéraire. Volgens de aankondiging zou zij spreken: «over kunst en critiek of Multatuli's Vorstenschool.» Wij werden echter zeer teleurgesteld. Zij begon met eenige grieven en bitterheden tegen Douwes Dekker, dien zij altijd zou onderscheiden van Multatuli. Douwes Dekker had Multatuli gecritiseerd en daarin vond zij aanleiding om meester Critiek ten tooneele te brengen en toen kregen wij de u bekende lezing, behelzende de beschuldiging, dat een gunstig oordeel der pers voor vrouwen slechts verkrijgbaar is voor zoenen en haar eer, on voor mannen voor geld. Treurige levenservaringen moeten het hart en het genie dezer vrouw hebben doen verongelukken.» Van tijd tot tijd komen in dagbladen en tijdschriften berigten voor omtrent de waterrijst Zizania aqnatica). Deze grasachtige plant, die in Canada te huis behoort en aan de vijf meren veelvuldig voorkomt, schijnt ook in ons vaderland te kunnen groeijen. Proeven daarmede genomen, in Berlijn en Brunswijk althans, leverden de beste resultaten. Daar deze plant een moerasachtigen grond voor hare ont wikkeling behoeft, kan daarvoor een terrein worden gebruikt, dat voor andere planten ongeschikt is. De korrels zijn - zeer smakelijk en tot voedsel geschikt. De halmen, die tot twee meter hoog worden, moeten reeds hier en daar zijn aangewend als grondstof voor de vervaardiging van papier. In de Maart-aflevering van het Album der Natuur deelt prof. Harting dienaangaande het een en ander mede, waaruit blijkt dat deze plant, bij het enorm papierverbruik in onze dagen, uitstekende diensten kan bewijzen. Vormt deze waterplant binnen weinige jaren eene digte plantenmassa, dan kan zij bovendien moerasgronden in bouwgrond ver anderen, en als zoodanig van groot nut zijn. Te Twijzel (Friesland) heeft men dezer dagen het zaad dezer plant ontvangen, en zullen door een paar landbouwers, en in den pastorietuin, proeven in het klein worden genomen. Gelukken deze en andere proeven, dan kan deze plant ook voor onzen landbouw en onze industrie aanzienlijke voordeelen afwerpen. Een liefhebber van statistiek berekent, dat een mensch van middelmatige bespraaktheid gemiddeld drie uren per dag spreekt. Rekent men honderd woorden in de minuut, dan spreekt hij elk uur ongeveer 24 octavo bladzijden, dus per week 600 bladzijden, hetgeen per jaar omtrent 52 gewone boekdeelen zou beslaan. Aan de hoogeschool te Boston zijn verleden maand zeven jonge dames gepromoveerd als doctoren in de medicijnen. De toestand van West-3ndië. Van verschillende zijden kwamen in den laatsten tijd ongunstige berigten omtrent den toestand van onze West- Indische bezittingen. Hoewel Suriname in zijn vruchtbaren bodem alle gegevens bezit om met gcringen arbeid veel te produceren, dreigt toch het land door gemis aan arbeids kracht te gronde te gaan. De handel kwijnt, de omzet staat stil, kapitalen ontbreken, de waarden verminderen. In een schrijven uit Paramaribo van den 1 Maart aan de N. Rott. Crt. wordt deze ongelukkige toestand hieraan toegeschreven, dat Nederland na de afschaffing der slavernij niet genoeg voor de goede emigratie heeft gezorgd en na de opheffing van het Staatstoezigt aan de vroegere slaven te veel vrijheid heeft gelaten. Ook de planters hebben geen voorzorgen genomen, de Creolen niet aan zich ver bonden, met de emigranten geen geduld gehad. Op de kleine erven werkt de neger nog al wel voor zich Maar anders is er niet veel van hem te wachten. Werken wil hij wel, maar zoo weinig mogelijk; zijne behoeften zijn gering, zijn voedsel is goedkoop, zijne kleeding en woning eischen al zeer weinig. Met een paar dagen arbeid 's weeks heeft hij voor de geheele week genoeg verdiend; den overigen tijd luijert hij waartoe zou hij zich meer afsloven in dit tropisch klimaat? Suriname, vervolgt de schrijver, verkeert in een moeije- lijken toestand, in een tijdperk van crisis, van overgang. Elke staat, die de slavernij afschafte, heeft daarin verkeerd. Demei'ary, zoowel als Guadeloupe en Martinique. En nu bloeijen zij. Dat is een troost. Maar een magere voor hen, die de treurige gevolgen van dat overgangstijdperk onder vinden. Niet te verwonderen is, dat velen zich niet goedschiks in dien nieuwen toestand kunnen schikken, noch met het verleden kunnen breken, vooral nu daarbij 't middel tot herstel, emigratie, althans voorloopig blijkt te falen. Is het te verwonderen, dat men wrevelig wordt, wanneer men bespeurt, dat de plantage, waarvan men leeft, hare kosten van beheer, exploitatie enz. niet meer kan goed maken, wanneer men de eene voor, de andere na ziet verkoopen? En hoe dan nog! Om één voorbeeld te noemen zij gemeld, dat de prachtige plantage Livorno, zeer gunstig, niet ver van deze stad gelegen, 1800 akkers of 792 heet. groot en voor eenige jaren ongeveer f 70,000 waard, dezer dagen is verkocht voor f 5500; do plantage Broederhoop, groot 815 akkers of 350 heet, voor f 650, en de plantage Herstelling groot 1057 akkers of 445 liect., voor slechts 155 gulden! Zijn zulke feiten niet ontmoedigend? Is het te verwonde ren, dat de Nederlandsche kapitalisten schromen hun geld in Suriname te wagen Een nieuw plantersgeslacht, dat de slavernij niet heeft gekend en zich meer vrijzinnige beginselen heeft eigen gemaakt, zal moeten opstaan, alvorens met eenige zekerheid de vraag is te beantwoorden: «Kan Suriname al dan niet blijven bestaan Daartoe wordt thans nog het vertrouwen in zijnen toestand gemist. Het koloniaal bestuur heeft nu een moeijelijke taak. Dat de koelies zoo zouden tegenvallen, kon het niet voorzien. Een betere agent is te Calcutta noodig. Inmiddels moet Nederland niet te veel van de kolonie verwachten. Niettegenstaande de na- deelige gevolgen van de afschaffing der slavernij, zijn er een tal nieuwe belastingen ingevoerd, en is het subsidie van het moederland van f 392,000, in 1872 tot f 233,000 en nu reeds tot f 142,000 verminderd. Is dat niet een bewijs, dat de kolonie zich goed houdt Aan den heer A. Rntgers, hoogleeraar aan de hoogeschool te Leiden, is op zijn verzoek eervol ontslag verleend wegens zeventig jarigen leeftijd. Aan den heer W. A. Tenckinck, burgemeester van Ilellevoetsluis, is op zijn verzoek met ingang van 15 dezer eervol ontslag uit die betrekking verleend. Benoemd tot notaris binnen het arrondissement Alkmaar, ter standplaats de gemeente Alkmaar, H. H. van Harpen Kuijpers, candidaat-notaris te Amsterdam; tot notaris binnen het arrondisse ment Hoorn, ter standplaats de gemeente Hoogwoud, P. A. de Gelder, candidaat-notaris te Alkmaar. Met den 3 dezer zijn op pensioen gesteld: de schout-bij-nacht J. P. G. Muller, ad f 2400, verh. met f 1275; de kapt. ter zee H. P. Klerck, ad f 1800, verh. met f 975; en de kapt.-luits. ter zee jhr. 11. Bowièr, ad f 1500, verh. met f 750; M. O. de Kanter ad f 1500, verh. met f 1050 en D. A. Coomans de Ruiter ad f 1500, verh. met f975, en bevorderd: tot schout-bij-nacht de kapt. ter zee P. A. van Reestot kapt. ter zee de kapt.-luits. ter zee W. Bnslie en A. N. L. Koops; tot kapt.-luit. ter zee de luits. ter zee 1ste kl. A. J. baron van Geen, II. .1. S. van der Sloot, C. J. Smith C. P. van der Star en J. P. van Rossum; tot luit. ter zee 1ste kl. de luits. ter zee 2de kl. P. G. Bruch, C. J. de Jong, H. Schot- borgh, J. A. Snoek en A. van Hengel; tot off. van adm. 2de kl. die der 3de kl. L. C. Duhne. De luit. ter zee 1ste kl. H. J. van der Mandele wordt met den 7 dezer gedetacheerd bij het dep. van marine, ten einde tijdelijk de betrekking van inspecteur over de artillerie der Marine waar te nemen; die der 1ste kl. W. F. Blaauw wordt met den 16 dezer geplaatst in de rol van het wachtschip alhier. De luit. ter zee der 1ste kl. W. I. van Loenen en die der 2de kl. H. F. Verheggen, respcclivelijk dienende aan boord van de wachtschepen alhier en te Amsterdam, worden met den 15 dezer op non-aetitivitcit gesteld, en met den 16 daaraanvolgende ver vangen door den luit. ter zee 1ste kl. B. M. van der Weide en dien der 2de kl. jhr. II. M. Speelman. De ketelscheepmaker aan 's Rijks werf te Amsterdam B. L. de Bruyn is gesteld ter beschikking van den gouv.-gen. van Ned.- Indië, om te worden geplaatst bij een der marine-etablissementen daar te lande als vice-oommandeur, tevens ketelscheepmakcr, voor het vak van scheepsbouw. Eerste Manier. Zitting van Zaturdag 3 April Alle tegen heden aan de orde gestelde wetsontwerpen, waaronder die tot onteigening ter verbree ding van de Stil- en Gasthuismolenstegen, te Amsterdamtot wijziging der wet op de uitoefening der veeartsenijkunde; tot ver hooging van Hoofstuk V der begrooting voor 1874 (besmettelijke veeziekten) eu idem 1875 (indijking Dollart enz.) zijn met eenpa righeid van stemmen aangenomen. Alleen de beide laatsten gaven aanleiding tot een korte discussie, waarbij de minister o. a. heeft medegedeeld, dat omtrent de medewerking der gemeente Groningen bij de indijking van den Dollart eene overeenkomst is gesloten. Zitting van Maandag 5 April. - Verschillende aan de orde gestelde ontwerpen zijn aangenomen, waaronder Indische spoorwegen, amortisatie en vestingbegrooting, de laatste met 25 tegen 6 stemmen, nadat de minister van oorlog op eene vraag van den heer Fransen van de Putte, of hij van plan was af te treden, geantwoord had, niet op die vraag te zijn voorbereid. Ook het ontwerp Kanaal maatschappij is aangenomen. Uit de verslagen van de Kamer nopens de ontwerpen: vesting stelsel, kanaalmaatschappij, aanleg van spoorwegen op Java en amor tisatie, is gebleken dat deze over 't algemeen gunstig zijn ontvangen, maar tot velerlei beschouwingen en opmerkingen aanleiding hebben gegeven; en tevens dat het ontwerp-vestingstelsel beschouwd wordt afgescheiden van de kwestie van vertrouwen in den minister. De Prins van Wallis heeft jl. Zondag een bezoek bij maarschalk Mac Mabon afgelegd en is Maandag avond naar Londen teruggekeerd. De Vereeniging van gymnastiek—gezelschappen in Frankrijk organiseert een feest, dat te Parijs op den 16 en 17 Mei zal gehouden worden. Alle gymnastiek-gezel- schappen in Frankrijk en in het buitenland zullen uitge- noodigd worden aan het feest deel te nemen. Het krankzinnigengesticht St. Pont, nabij Parijs, is jl. Zondag nacht afgebrand. Er werden 100 lijders in verpleegd, 's Morgens wist men reeds, dat drie menschen bij deze ramp het leven verloren hebben. Te Rijssel wordt ijverig gewerkt aan de voltooijing van een blikken luchtballon, die door een van Godard's reisgenooten is uitgevonden. Het blik is met de uiterste zorg geplet en men is er in geslaagd het zoo dun te maken als een blad papier. Het toestel kan 2000 meter gas bevatten. De voordeelen van dit nieuwe toestel, waar mede eerstdaags een proef zal worden genomen, zijn voor eerst ondoordringbaarheid, geen gasverlies en eindelijk buitengewone soliditeit. Sommige dingen, die in de meeste beschaafde landen zeer gevaarlijk zijn, zijn 't in 't Vereenigd Koninkrijk niet en omgekeerd. Bij voorbeeld: Verleden Maandag, 's avonds ten 9 uur, werden in de Newcastle—street nabij 't Strand twee heeren en een dame, die uit een schouwburg kwamen, door drie kerels aange rand, tegen den grond geslagen en van een horloge beroofd -alles ten aanschouwe van een menigte kijkers, die echter (in spijt van de veelgeroemde liefde der Britten voor fair play) 't onnoodig oordeelen tusschenbeide te treden. Een dergelijke aanranding, in een der drukste buurten in 't hart van Londen, was niet slechts mogelijk, doch, daar de schurken spoorloos ontsnapten, ook niet gevaarlijk, behalve natuurlijk voor de aangeranden. Hoogst gevaarlijk is 't daarentegen, althans in enkele streken des lands, op de straat te fluiten. Iedereen weet dat 't in Schotland een daad van gruwelijke goddeloosheid geacht wordt, strafbaar met aardsche straffen, des Zondags zich met fluiten te vermeijen op de openbare straat; 't is bekend, hoe reeds menige Schotsche jongeling't lucht geven aan een muziekale aandrift op den Sabbath met boete of gevangenisstraf heeft moeten bezuren. Doch in Cornwall schijnt men op dit punt nog strenger, geliik uit 't volgend geval blijken kan. Te Penzance ging onlangs de weleerwaarde heer G. A. W arner, predikant, naar de markt, om een schaapskop te koopen. Hij was bezig zich van die lekkernij te voorzien, toen een zeventienjarige knaap, William JohnRoddagenaamd, in zijne nabijheid begon te fluiten. De heer Warner, die erkent zeer gevoelig van ooren te wezen, verzocht den knaap stil te zijn: een verzoek, aan hetwelk Rodda niet dadelijk gezind was gevolg te geven. Nu zon de predikant op wraak; hij klaagde Rodda bij den Mayor wegens fluiten op de markt aan, en wegens fluiten op de markt werd Rodda door den Mayor, ondanks zijn opregte betuiging van berouw over zijn gruwelstuk, tot een boete van 9 shillingen en 6 stuivers veroordeeld. Met hoeveel zelfvoldoening zal de weleerwaarde heer G. A. Warner, door fluiters ongestoord, zijn schaapskop genut tigd hebben! Zooals men weet had dezer dagen te Londen eene groote meeting plaats waar dr. Kenealy zich liet hooren ten gunste der vrijlating van den zoogenoemden sir Roger Tichborne. De zaak verdient echter, dat wij er nader op terug komen, al ware 't alleen om een nieuwen blik op 't Engelsche volkskarakter te slaan. 't Was de talrijkste bijeenkomst, die er ooit is gehouden, al zal er dan ook op 't cijfer van een half millioen, waarop dr. Kenealy de vergaderden schatte, wel iets zijn af te dingen. De voorstellen, die met algemeene stemmen werden aangenomen, luidden geenszins gematigd en houden in de verklaring, dat de bewoners van Londen overtuigd zijn, dat de thans gevangene man onschuldig is en het slagtoffer werd van den inconstitutionneleu en misdadigen loop van het regtsgeding en van den schaamteloozen willekeur der aanklagers van wege de kroon, dat de verpletterende par tijdigheid der regters een hevigen slag toebragt aan de vrijheden van Harer Majesteits onderdanen en evenzeer noodlottig was voor de waardigheid en het gezag der hoogste personen in het rijk. De eerste verklaring eindigt met het besluit, dat de aanwezigen niet zullen rusten tot dat onderzoek gedaan zal zijn naar hetgeen men acht een monsterachtige regterlijke misdaad te zijn geweest. De gewone vraag, dat allen, die met bovenvermelde gevoelens instemden, hunne handen zouden opheffen, deed «een woud van handen» (volgens het verslag in de Times) oprijzen. De tweede verklaring bevat eene lofspraak op dr. Kenealy wegens zijne verdediging van den «eischer,» de veroordeeling der behandeling door den advocaat onder vonden en eene betuiging, dat het parlement in het belang der maatschappij tusschen beide behoort te komen in de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2