Benoeming-en, enz.
B u i te n 8 a n d.
Belgic.
Frankrijk.
Buitschland.
Spanje.
resultaten opleveren, is wel eenigszins overdreven, aangezien
op het oogenblik, naar men ons meldt, te Harderwijk
ongeveer 300 man op vertrek wachten en dagelijks nieuwe
personen worden aangenomen.
Men berigt nader omtrent de in ons vorig nommer
vermelde arrestatie van Roelin, dat hij in hechtenis werd
genomen juist op het oogenblik, dat hij op het punt stond
te Liverpool scheep te gaan naar Noord-Amerika. Eene
goede som van den hem te Deventer uitbetaalden wissel
was nog in zijn bezit. Ingevolge het onlangs met Engeland
gesloten tractaat kan nu zijne uitlevering gevraagd worden.
De man had het zeer slim overlegd, maar toch bij de
voorbereiding van zijne misdaad eene kleine vergissing
begaan, die tot de spoedige ontdekking en tijdige aangifte
heeft aanleiding gegeven. In een door den chef geteekenden
adviesbrief aan het hoofdkantoor der Maatschappij te Arnhem
had R. de zinsnede gevoegd, dat ook nog een wissel ten
bedrage van f 8000 op het kantoor der Maatschappij te
Deventer zou worden getrokken, maar in der haast geschreven
«8 Maart.» De chef der Maatschappij te Arnhem schreef
dadelijk aan den heer Feith te Groningen terug, dat hij
order gegeven had tot uitbetaling te Deventer, maar dat
waarschijnlijk in plaats van 8 Maart werd bedoeld 8 April.
Door dit schrijven werd de heer Feith eerder dan waar
schijnlijk anders het geval zou zijn geweest op het spoor
van de misdaad gebragt en kon de justitie, dank zij de
tusschenkomst van den telegraaf, nog bij tijds hare maatregelen
nemen en met succes zien bekronen.
Het Dagblad van Z. H. en 's Gr. acht de oprigting
van «abattoirs» zeer noodig. Men klaagt over duur vleesch.
En niet ten onregte. Vreemd is het echter, dat schier
niemand de aandacht vestigt op het gehalte van het vleesch,
dat wij thans, góedgeloovigen die wij zijn, met blind ver
trouwen voor prima kwaliteit betalen. Zeer vreemd mag
het worden genoemd dat, vooral in de groote steden
Amsterdam, Rotterdam, den Haag, Utrecht nog maar
zoo weinigen bekend schijnen te zijn met het stelsel, dat
zoovele misbruiken voorkomt en onmogelijk maakt, zoovele
nuttige uitwerkselen heeft en sedert lang met zoo uitnemend
succes in de groote steden van het buitenland werkt: het
stelsel der abattoirs. Het Dagblad wijst op de vele voor-
deelen van zulke openbare slagtplaatsen, waar al het vee,
dat als vleesch aan de ingezetenen zal worden verkocht,
moet worden geslagt onder toezigt van de autoriteit, om,
onder bepaalde voorwaarden en waarborgen, van daar naar
de winkels te worden vervoerd, zoodat bedrog of ontduiking
niet zal kunnen plaats hebben. De eerste voorwaarde moet
daarbij dus gelden, dat buiten het slagthuis (abattoir) niet
zal mogen worden geslagt, en voorts, dat een streng staats-
toezigt worde uitgeoefend. Onder die voorwaarden verkrijgt
men de volgende voordeelen: 1. Toezigt wordt gehouden
op het te slagten vee en de ontelbare particuliere slagt-
huizen verdwijnen, die de atmosfeer verontreinigen en den
bodem en het water bederven. 2. Het monopolie der slagters
wordt tegengegaan en de vleeschprijzen kunnen dus niet
meer kunstmatig hoog worden gehouden. Want wie thans,
bij gebrek aan slagtplaats, werktuigen en helpers, buiten
staat is, eigen vee te doen slagten, zal in het abattoir
daartoe de gelegenheid vinden tegen matige betaling. In
het najaar van 1874 werd aan een slagter te Amsterdam
voorgerekend, dat hij op elk rund van 300 kilo f 120
verdiende, de f 32.20 aan afval niet medegerekend en aan
genomen, dat er niets verkeerds bij gebeurde. 3. Slecht
vleesch wordt thans voor goede waar verkocht. Inderdaad
springt dit in het oog, als men er op let, dat vele slagters
slechts vleesch van ééne kwaliteit verkoopen. De abattoirs
maken dat onmogelijk. Zij hebben het voordeel, dat zij
niet alleen het niet-rundvleesch weren, zij klassificeren het
«echte» rundvleesch ook naar de waarde. Een rijks-veearts
aan het hoofd' dit is een der eerste en voornaamste
vereischten en verder eenige keurmeesters zorgen, dat
geen beest in het abattoir worde toegelaten, dat niet gezond
werd bevonden. En na de slagting wordt het vleesch dan
andermaal gekeurd en gestempeld, zoodat er duidelijk aan
te zien zij, dat het 1ste of 2de kwaliteit is. Anders dan
gestempeld vleesch mag in den winkel niet worden verkocht.
4. Het mindere vleesch, aldus gestempeld, komt onder
het bereik van den minder vermogende. 5. Er. zou een
einde komen aan de ontduiking van den accijns op het
geslagt, die de consument evenwel betaalt en die tegenwoordig
zeer aanzienlijk is. Op eene openbare vergadering te
Amsterdam is bewezen, dat die ontduiking van 15 tot 20
pc. bedraagt. Aan de huid van het geslagte rund is het
onmiskenbaar bewijs te vinden, of de accijns is voldaan;
de leerlooijerij dus kan het bewijs leveren, dat, en in
welke mate, ontdoken wordt, en die bewijzen zijn te
Amsterdam door eene leerlooijers-firma inderdaad geleverd.
6. -De landbouw heeft eveneens belang bij de abattoirs. De
afval, thans in geringe hoeveelheden, schier niet de moeite
van transport waard, wordt eenvoudig weggeworpen. Doch
het abattoir verzamelt dien afval in zulke groote hoeveel
heden, dat de waarde dan een aanzienlijk bedrag vertegen
woordigt en deze zeer gewaardeerde dierlijke meststof dus
den landbouw ten goede komt. 7. Bestaan er abattoirs,
dan kunnen de besturen van gestichten en het garnizoen
eigen vee aankoopen en daar doen slagten, zoodat dan de
gealimenteerden en de landskinderen voor goed geld goed
voedsel erlangen. 8. De slagting ten aanschouwe van het
publiek bevordert wreedheid, ruwheid, bloeddorstigheid.
Het kind, dat dergelijke tooneelen aanschouwt, is in eene
slechte school. In het abattoir wordt het vee geslagt zonder
dat het «publiek» daarbij toegang heeft.
Het Dagblad hoopt, dat er spoedig in onze groote steden
openbare slagthuizen zullen opgerigt worden. Reeds is voor
Amsterdam en ook voor 's Hage voorloopige concessie ver
leend. De wettelijke vergunning ontbreekt slechts om de
zaak krachtig aan te vatten. Is deze verleend, is het aan
hangige ontwerp aangenomen, is het Kon. besluit van 31
Jan. 1824 uit den weg geruimd, dan zullen de groote
steden van Nederland spoedig zich verheugen in de heilzame
inrigtingen, waarvan het buitenland reeds nu de vruchten
zoo ruimschoots plukt.
In de laatst verschenen aflevering van Uit het Leven
bespreekt mevrouw Elise van Calcar de Vorstenschool van
Multatuli. Voorbijgaande wat zij daarover zegt met het
oog op de letterkundige waarde, vestigen wij, zegt de Arnh.
Crt., de aandacht op de staatkundige strekking, die mevrouw
van Calcar er in ziet. De hoofdgedachte van Vorstenschool,
welke alles beheerscht, zijn de politieke inzigten van den
auteur, en zij is van meening, dat beginselen zoo als deze
aan Koningin Louise in den mond legt, noodlottig moeten
werken op de maatschappij. «Daar zijn onkruiden, zegt
de schrijfster, die eene zeer fraaije bloem dragen en een
zoeten geur verspreiden, maar als de bloem na korten tijd
verwelkt is, opent zich de zaadbol en op donzen pluimpjes
zweven duizend zaadjes heinde en ver en verdringen
waar zij vallen, het goede zaad. Ik houd Vorstenschool
voor zulk een gewas, in den Hollandschen tuin gezaaid dooi
den zaaijer, die bij nacht werkte, terwijl de rnensclien
sliepen. In mijn verbeelding zie ik achter deze schoone
Louise de pétroleuse loerend rondsluipen.»
Tot staving van haar meening deelt zij in den loop van
hare beschouwing vele aanhalingen uit het tooneelstuk
mede, waarvan zij de verderfelijke strekking doet uit
komen of de onjuistheid in het licht stelt. Maar op de
boven medegedeelde woorden laat zij eene bladzijde volgen
uit de Ideeën die na Vorstenschool verschenen. Daarin zegt
Multatuli dat bij de eerste commotie in Europa Nederland
zal worden ingelijfd; of er nog redding mogelijk is, weet
hij niet, maar, zegt hij, «dit weet ik, dat alle redding
onmogelijk is, zoolang wij geregeerd worden door'n Volks
vertegenwoordiging als waarmede die beginselen ons arm
land hebben opgescheept.» De schrijver wil de Vertegen
woordiging doen verdwijnen. Vraagt men wat dan? dan
is zijn antwoord«Gesteld, dat ik niet weet te antwoorden
op deze vraag erger dan thans kan 't nooit worden
ook dan nog: weg met de Kamers! En dan? Gij, hij,
zij aan 't voorloopig bewind, en wie of wat gij wilt, maar
weg met de Kamers! En dan? Ik ben gereed tot antwoorden
op die vraag o, sedert jaren reeds! doch de natie
is niet gereed mijn antwoord nuttig te gebruiken. Voor
heden dit alleenweg met de Kamers
Mevrouw van Calcar zegt het verband tusschen Vorsten
school en de Ideeën; dat Multatuli aan den lezer te zoeken
overlaat, gevonden te hebben in de hier aangehaalde blad
zijden 260 en 261.
Epernay is, zoo als men weet, het land van den
Champagnewijn. Epernay moest een nieuw gasthuis hebben,
want het nu bestaande is te klein en ongezond. De kosten
voor een nieuw waren echter wat groot voor de gemeente,
en dus deed de burgemeester een beroep op de milddadigheid
zijner stadgenooten en aan het hoofd van de lijst dei-
schenkers plaatsten zich onmiddellijk: Moët 100,000 fr.
Chaudon 50,000 fr.Auban-Moët 50,000.; Cliquot 50,000
fr.; Roederer 50,000 fr.; Godard Bertrand 25,000 en Luquet
10,000 fr. Waarlijk, de Champagne geeft soms heerlijke
inspiratiën
Aan de D. Landw. Zeiti wordt uit Sleeswijk-Holstein
aldus berigt:
Sedert eenigen tijd is het gebruik van petroleum als middel
tegen allerlei ongemakken, en vooral tegen ongedierte bij dieren
in de mode. Er is reeds dikwerf tegen deze handelwijze ge waar
schuwden er zijn voorbeelden aangehaald,die duidelijk bewezen,
hoe gevaarlijk eene onvoorzigtige behandeling van de dieren
met petroleum worden kan. Twee gevallen met bijkans
even ongelukkigen afloop, zijn in den Iaatsten tijd voorge
komen. Een jager wreef zijn jagthond, om 't dier van
vlugge bloedzuigers (vlooijen) te bevrijden, aan nek en
rug overvloedig in met petroleum. Dadelijk verloor het
dier allen etenslust en trilde over het geheele ligchaam,
kermde van smart en stierf binnen 8 dagen. Erger nog ging
het een jong landbouwer: hij wreef 19 koeijen en vaarzen
met petroleum in om ze van ongedierte te bevrijden. Ten
gevolge daarvan stierven 2 vaarzen binnen enkele dagen en alle
overige dieren werden ziek. Het haar hebben ze bijkans
geheel verloren, ze zijn overal met wonden overdekt,
denkelijk door het herhaald likken. Bij eenige melk-
koeijen was in den beginne het uijer geheel blaauw en
de speenen sterk gezwollen; deze verschijnselen zijn echter
verdwenen, en er is hoop, dat de dieren, zij 't ook langzaam,
alsnog herstellen zullen.
De heer W. A. Munniks de Jongh, controleur der directe belas
tingen en van het kadaster te Zwolle, is den 18 dezer uit's rijks
dienst ontslagen, en in die betrekking benoemd de heer jhr. F. S.
van Panhuijs, thans adj.-controleur te Leeuwarden.
Benoemd bij het corps ing. min. en sapp. tot kol. de luit.—kol.
F. A. Vaillant en J. P. Holtzschue, van het corps; tot maj. de
kapt. F. H. Ampt, van het corps.
Oost-Indië. Verleend: een tweejarig verlof naar Nederland,
wegens ziekte, aan den lsten machinist bij de gouv.-marine A.
Buijsman, aan den marine-magazijnmeester te Batavia A. II. Kuipers,
en aan den ingenieur bij de geografische dienst in Nederlandsch-
Indie O. A. Metzger. Benoemd: tot onderinspecteur over de
bebakening, de kustverlichting en het loodswezen in Nederlandsch-
Indië, L. C. Holtzapffel, thans met de waarneming dier betrekking
belast; tot boekhouder bij de marine-magazijnen te Batavia de
ambtenaar op non-activiteit E. Meijer, laatst 3de commies bij het
postkantoor te Weltevreden. Ingetrokkende detacheering bij
het dep. van Marine in Ned.-Indië van den kapt.-luit. ter zee
J. H. P. E. Kniphorst.
De minister van Marine brengt ter kennis van belanghebbenden:
a. dat tot uit. Dec. dezes jaars de gelegenheid blijft opengesteld
voor zes artsen, mits zij niet ouder zijn dau 30 jaren, om als
off. van gez. 2de kl. bij de zeemagt in dienst te treden. De ver-
bindtenis geschiedt voor slechts vier jarende premie bedraagt zes
duizend gulden.
b. dat aan de hoogescholen zes studenten, die minstens in het
bezit zijn van het diploma van afgelegd medisch propaedeutisch
examen, kunnen worden toegelaten om hunne studiën in de medicijnen
aan de hoogescholen voort te zetten, op de voorwaarden, bedoeld
in het koninklijk besluit van 17 Mei 1872, No. 13, ten einde,
na het examen als arts te hebben afgelegd, tot off. van gez. 2de kl.
bij de Nederl. zeemagt te worden aangesteld.
Nadere bijzonderheden bevat de Staatscourant van 18 dezer.
De minister van Marine brengt ter kennis dat bij de Marine
kunnen geplaatst worden zes sergeant-schrijvers. De Staatscourant
van jl. Zondag behelst de voorwaarden.
Sedert geruimen tijd hadden op de lijnen der Grand
Central Beige ontvreemdingen van vrachtgoederen op vrij
groote schaal plaats, zonder dat men kon ontdekken aan
welk station de diefstallen geschiedden. Eindelijk heeft de
politic ontdekt, dat het kwaad aan het station Roozendaal
schuilde. Men heeft reeds vele goederen ontdekt, en er
zijn reeds vijf sjouwerlieden in arrest genomen, terwijl een
ander naar België gevlugt is. Ook in een naburige gemeente
is te dezer zake iemand gearresteerd. Het schijnt eene georga
niseerde bende te wezen, die, daar de politie thans den
draad in handen heeft, wel geheel zal uitgeroeid worden.
Kapitein Boyton zal den 10 Mei aan de Parijzenaars
zijn toestel komen vertoonen. Opdat geheel Parijs getuige
van zijn proefneming zou kunnen zijn, zal hij van Bercy
vertrekken en de Seine afzakken tot aan St. Cloud.
De reddingsmaatschappij te Boulogne heeft hem de
gouden medaille toegekend.
Het poststoomscliip van den Noord-Duitschen Lloyd
Nürnberg, kapt. Jager, trof 22 Maart op de reis van
Bremen naar Baltimore een Engelsche schooner aan, die
de noodvlag vertoonde. Kapt. Jager liet dadelijk daarop
aansturen en werd door den kapt. verzocht om 10 personen
over te nemen, die hij op een ijsschol drijvende aangetroffen
en voor wie hij geen proviand meer had. Deze 10 man
waren overgebleven van 34 personen, die zich van St. Mary
(Newfoundland) te voet naar een in het ijs vastgeraakt en
door de ekwipage verlaten schip hadden begeven om het
te bergen. Bij hunne aankomst op het schip bevonden zij
echter, dat er geene levensmiddelen meer aan boord waren,
en keerden alzoo des namiddags terug. Intusschen had
zich het ijs in beweging gezet, de verbinding met het land
was afgebroken, de mogelijkheid om naar het schip terug
te keeren eveneens afgesneden en de ijsschol, waarop zich
de ongelukkigen bevonden, dreef den wijden oceaan in.
Zeven van hen bezweken reeds in den eersten nacht van
koude en zes anderen nog voordat de schooner hen, 70
mijlen van het land verwijderd, aantrof. De 21 personen,
welke opgenomen werden, hadden echter zoozeer door honger,
koude en angst geleden, dat er nog elf van overleden.
10 overgeblevenen werden door de Nürnberg opgenomen
en kregen weldra onder de zorgvuldige verpleging en
liefderijke behandeling van kapt. Jager en zijne manschap
hunne krachten terug.
Door de bemoeijingen van den scheepsdoctor gelukte
het, ook een der ongelukkigen, wien beide voeten bevroren
waren, zoo ver te herstellen, dat hij bij aankomst in Bal
timore te voet het schip verlaten kon. Onder de harte
lijkste dankbetuigingen namen zij afscheid van kapt. Jager
en zijne bemanning en vervolgden nog dienzelfden dag
hunne reis naar Halifiax.
Volgens een berigt in het Dresdner Journal zijn
gevallen van veepest waargenomen in de omstreken van Leipzig,
Dezer dagen zijn acht A.,fonisten te Estella bij wijze
van weerwraak over den moord van een gelijk getal
Carlistische vrijwilligers doodgeschoten. Ziehier een treu
rige bijzonderheid bij deze executie: Toen generaal Men-
diry en zijn staf waren aangekomen, vormden de troepen
drie zijden van een vierkant en in het midden deed men
de ter dood gedoemden naast hunne biechtvaders neder-
knielen. Het laatste oogenblik was gekomen; de priesters
stonden op het punt om afscheid te nemen, toen onver
hoeds een der gevangenen, behoord hebbende tot een
Navarreesch vrijkorps, opsprong en naar de tien el verder
gelegen rivier snelde. De wacht gaf onmiddellijk vuur en
een kogel trof den ongelukkige in den rug. Dit weerhield
hem echter niet. Hij strompelde voort, stortte zich in het
water en sloeg uit alle magt aan 't zwemmen, om het
lieve leven te redden. Een tweede kogel maakte echter
een einde aan zijne pogingen en deed hem wegzinken
voor altijd. Na dit schrikkelijk tusschenspel, voor de uit
voerders van het vonnis en de gevonnisden even pijnlijk,
werd het laatste bedrijf der weerwraak plegtiglijk ten
einde gebragt en vonden op nieuw zeven zonen van het
rampspoedig Spanje een ontijdig graf.
Twee offers van de luchtvaart.
De luchtvaart telt twee slagtoffers meerde lieeren Sivel
en Croce-Spinelli zijn 8000 meter hoog gestikt. Zie hier
eenige bijzonderheden betreffende deze ramp:
«Jl. Donderdag te half twaaif zijn beide heerenmetden
heer Gaston Tissandier in den ballon de «Zenith» van
het terrein der gasfabriek te la Vilette opgestegen. Reeds
hadden zij met nog twee aëronauten in denzelfden ballon
een wetenschappelijke luchtreis gemaakt, die goed was
afgeloopen en die o. a. gediend had tot het waarnemen van
een prachtige parasélène of kring om de maan. Nu was
het hun plan om de hoeveelheid koolzuur op verschillende
hoogten te meten, een naauwkeuriger studie te maken van
de zon en de ligchamelijke warmte en den stand der pols
slagen na te gaan in de verschillende luchtlagen, die zij
zouden doortrekken. Hun voornemen was om tot 8000 m.,
een hoogte die vroeger door anderen ongestraft bereikt
was, te stijgen en geregeld van hunne ondervindingen en
waarnemingen berigten op den bodem te laten vallen, ten
einde de vereeniging van luchtvaarders terstond van alles
op de hoogte te brengen. Ten 1 ure was de ballon 5000
meter hoog, de temperatuur van den ballon was toen
20°, de buitenlucht 5°. Nu en dan ademden de reizigers
wat zuurstofgas in, dat zij voorzigtigheidshalve hadden
meêgenomen. Er werd nog meer ballast uitgeworpen en
ten 1 u. 20 m. was de barometer 320 en bevond zich