1875. N°. 58. Vrijdag 14 Mei. 33 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Binnenland. HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Alonnementsprijs per kwartaal1 80. v h ii franco per post - 1.65. Burean: MOLENPLEIN N\ 103. Prijs der Advertcntiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag vertrekt de inail naar Oogt-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur. Met de mailboot Prins Hendrik, vertrekkende 15 Mei, kunnen ook brieven en drukwerken verzonden worden naar Oost-Indië. HELDER en NIEUWEDIEP, 13 Mei. In den afgeloopen nacht had aan boord van de mailboot Koning der Nederlanden een begin van brand plaats, dat ernstige gevolgen had kunnen hebben. Uit goede bron wordt ons het volgende omtrent dit voorval meêgedeeld: «Circa half twee ure ontdekte men brand in een der nog bewoonde hutten met het gevolg dat een viertal benevens de koekoek spoedig geheel in vlam stonden. Aan de goede orde aan boord van genoemd schip, de werking van stoom- en magazijnspuiten, alsmede die van marine en gemeente is het te danken dat men den brand ten 4 ure meester was. Vermoedelijk is de brand ontstaan in een der hutten nog bewoond door eene familie, lijdende aan mazelen, die in overleg met den quarantaine-doctor nog eenige dagen aan boord zou vertoeven.» Lees verder de rubriek «Latere berigten.» Den 15 dezer zal van het Koloniaal Werfdepot te Harderwijk per spoortrein over Utrecht en 's Hage naar hier vertrekken een detachement suppletietroepen, sterk 75 man (waaronder 4 onderofficieren), om denzelfden dag alhier te embarkeeren aan boord van de via Suez naar Java bestemde mailboot Prins Hendrik. Het bevel over dat detachement is opgedragen aan den kapt. der genie van bet O.-I. leger J. C. Dozy, die van verlof naar Java retourneert en tot medegeleide heeft den 2den luit. der artill. van gemeld leger J. P. de Graaff. We mogen niet verzuimen nog melding te maken van het vertrek van den kapt. ter zee jhr. J. H. van Capellen, kommandant van het ontbonden escader. Bijna alle officieren van het drietal schepen deden hun algemeen geachten chef Maandag aan het station uitgeleiden. Ook het stafmuziek korps der Marine liet zich daar hooren. Gisteren avond hadden we het genoegen La fille de madame Angot in haar oorspronkelijk Eransch costuum te zien. De artisten van het «Théatre Royal Eranyais de la Haye,» onder directie van den heer Lucien van Swieten, gaven het met blijkbaar veel succes. Naar men verneemt zal de Prins van Oranje dezer dagen tot herstel van gezondheid voor geruimen tijd naar Carlsbad vertrekken. Ietü over een dorpstoren. Wij verkeeren in den drukken en ongezellige» tijd van liet „schoon maken," zooals onze huismoeders zeggen. In zulke dagen worden alle kasten en kisten leeggeplunderdoude zaken worden dan, als nietswaardige ballast, weggeworpen of ten vure gedoemd. Tot die oude zaken, die in dezen tijd van den „schoonmaak" moeten worden opgeruimd, behoort ook wonderlijk moge het klinkenonze toren. Op dit oogenblik is hij bijna aan den grond gelijkgemaakt om er een steviger en sckooner voor in de plaats te stellen. Alle menschen zeggen, dat de absentie van zijue hoogheid eene heele maaktkeid en ledigheid geeft op het dorpen dit is ook vol komen waar. 't Is, alsof we nu met onze zustergemeente alle gemeenschap hebben afgebrokenalsof we den schijn op ons laden, dat we van het denkbeeld uitgaanwij willen voortaan op ons zeiven levengij behoeft ons zoo heel uit de verte reeds niet te kunnen bekijken; het is niet noodig, dat we u voortdurend door een hoog boven ons dorp uitstekend punt het woord doen hooren: wij zijn er nog! Wie durtt ontkennen, dat zoo'n toren een uiterst gewigtig ding is! Wie durft er iets kwaads van spreken! Wie zou het wagen, dit getimmerte als onnoodig te veroordeelen Een toren is de hooge en deftige inwoner, die de dorpsgenooten, bij helder weer en vroolijken zonesehijn, naar buiten vertegenwoor digt; die hun bij al de gemeenten, die hen omringen, den eernaam geeft van: dorp, een naam, dien ook wij niet gaarne voor den al te bescheiden titel: gehucht zouden willen ruilen. Immers, wat in de rij der staten de groote mogendheden zijn tegen over de kleine en zwakke rijkjes, dat zijn de dorpen tegenover de gehuchten, Zij worden nauwelijks gehoord, als er zaken van gewigt op het spel staan. Helaas, dat we thans niet tot de groote mogendheden mogen behooren! Wel zullen we ons spoedig weer herstellen, wel zullen we onze plaats, die ons wettig toekomt, weer heroveren, maar nu, ons past bescheidenheid en nauwlettende zorg, dat we in dit tijdperk van overgang den vrede in eigen boezem en de goede verstandhouding met onze naburen geen oogenblik verstoren. Zeg ons, gij oude grijze, waarom waart gij toch niet langer bestand tegen die geweldige en niemand en niets sparende magt, waarmede de lange duur der tijden over al het ondermaansche De artillerie-instructie compagnie te Schoonhoven is thans 132 jongelingen sterk, waaronder 29 korporaals-titulair. Den 4 dezer werden 18 jongelingen toegelaten. Sedert 1 Jan. werd de compagnie vermeerderd met 35 jongelingen tot korporaal-titulair werden bevorderd 32; naar verschil lende korpsen vertrokken 42. Tot indiensttreding bij het instructie-bataillon te Kampen zijn tegen 18 dezer weder 35 jongelieden opgeroepen. In de den 30 April jl. gehoudene vergadering der Vereeniging tot beoefening der krijgswetenschap is door den heer de Casembroot met den meesten nadruk gewezen op de hooge noodzakelijkheid om de positie HelderTexel onneembaar te maken. De vijand zal, volgens spreker, zonder twijfel alles in 't werk stellen om die positie te nemen. Eenmaal daar meester, staat hij voor de poorten van Amsterdam. Spreker hoopt, dat men het omtrent de bevestigingswijze eens zal worden, forten alleen zullen wel nimmer den toegang afsluiten. Alleen het plongeerend schot kan veel kwaad doen, doch onze werken liggen daartoe te laag, onze oevers zijn niet hoog genoeg. De vijand zal dus op de reede komen, het is moeijelijk anders te wachten, doch dan moeten de offensieve torpedos en de pantsers op hem af. Is onze landmagt goed, dan is voor eene landing 'in deze stelling niet veel kans en is tot het afslaan dier landing geen sterk personeel noodig. De heer de Bas stemt met den heer de Casembroot in, als hij aan de positie van Helder groote staat- en krijgskundige beteekenis hecht. Deze spreker neemt aan, dat die positie, is zij eenmaal van beter geschut voorzien, met succès kan worden verdedigd; doch gelooft dat ingeval van aanval wel degelijk moet worden gerekend op de hulp der Marine, die den vijand den doortogt der zeegaten zal hebben te betwisten. Het plan bestaat om te Amsterdam eene openbare vergadering te houden ter bespreking van het in 't weekblad Pro Patria geopperde denkbeeld tot het indienen van een adres aan Z. M. den Koning, tot afschaffing der dienst- vervanging bij de Nationale Militie. Beroepen te Amsterdam ds. P. Barstra, pred. te Klundert; te Groningen de heer Sjoers,pred. te Oppenheuzen; te Utrecht ds. A. C. Renier, pred. te Bergschenhoek; te Ouddorp ds. W. M. de Vries, pred. te Driehuizen en Zuid- Schermer: bij de Evang.-Luth. gemeente te Kampen, ds. J. H. F. Michelsen, pred. te Zierikzee. De heer J. Hanou jr. hoeft de betreking van gemeente geneesheer te Abenes niet aangenomen. Eenige ingezetenen van Alkmaar hebben dezer dagen een bewijs van kunstzin en van belangstelling in oude monu menten gegeven, dat wel verdient geprezen te worden, en dat gunstig afsteekt bij de onverschilligheid, welke elders gebiedt? Een drietal eeuwen misschien hebt gij in uw grauw en versleten kleed de felle rukwinden en gierende stormvlagen verdra gen, wanneer zij, over de Zuiderzee gekomen, uwe gebinten deden trillen eu schudden! Tot uwe grondvesten vermolmd en vergaan, boogt ge u angstwekkend neer, als wildet ge u onverwacht op de aarde storten in dreigende vaart verpletterend, wat te verpletteren was. En toeh, wie dorst u, in uw hardnekkigen strijd om het bestaan, langzaam ontkleeden en sloopen, uit zelfbehoud? Wie zou het wagen? Wie had den verinetelen moed u te berooven van uw sie raad en uwe kroon,het piepend en knarsend scheepje, dat eeuwen lang in den golvenden luchtstroom zich heeft bewogen en als eene gouden vonk zoo hoog boven onze hoofden placht te schitteren? Ha, daar treedt een wakkere dorpsgenoot naar voren. Zijne oogen flikkeren van koenheid. Hij wijst op zijne borst en zegt: ik! Met ingehouden adem zien honderd oogen omhoog, als hij straks onver schrokken de steile eu hangende ladders opklimt, het doodsgevaar verachtende. Ziet, daar is hij er reeds; ja, eindelijk! Triumphan- telijk slaat hij de hand aan de ijzeren stang, waarop het scheepje draait. Hij trekt en scheurt en rukt en stoot, daar liggen stang en scheepje reeds op den grond. „Welk een gevaarte, men zou het, zoo waar, nooit hebben gedacht Ook ziet het inderdaad veel leelijker en minder kunstig bewerkt, dan we ons hadden voorgesteldGewis, maar zoo gaat het meer met de wereldsche zaken, van naderbij bezien, vallen ze wel eens niet mee. Van mond tot mond gaat nu het groote feit van den dag: het scheepje is van den toren, daar is er een bijgeklomroen driest en stout, 't is alles heerlijk gelukt! Ach, gij moest eens weten, welk een inagtig groot ongerief die moedige klimmer ons heeft bezorgd. Ofschoon wij hier volstrekt niet achteruit zijn en zeer goed weten, wat ons te doen staat, weten wij thans nauwelijks uit welken hoek de wind waait; want ons zoo vroolijk en dartel scheepje is nu ten eenemale de koers kwijt geraakt. En dat alleen, omdat ze onzen toren hebben weggebroken, door de geweldige kracht van breekijzer en mokerslagen. Neen wij mogen niet toelaten, dat op de vaste en onvergankelijke fundamenten van onze ouden kolossus een krachtvoller eu sierlijker gevaarte verrijze, vóórdat we ons nog eenmaal aan hem hebben herinnerd. O, wat hebt gij een belangrijk aandeel gehad in de wisselende levensomstandigheden, die ons en onze vaderen zijn wedervaren Een lange reeks van allerlei gedachten knoopt zich aan uw lang durig bestaan voor ons vast! Trots op uw bezit, naar 't scheen, in de laatsten tijd waargenomen werd. Het bekende fraaie trap- torentje van het oude hof van Sonoy, thans behoorende aan de diaconie, werd met slooping bedreigd, omdat zich teekenen van bouwvalligheid aan dat gebouwtje hadden voorgedaan, en de diaconie geen kans zag om de f1480 bijeen te bren gen, voor een herstelling noodig. Men heeft te Alkmaar niet gelijk in andere steden wel eens geschiedde gevraagd of de oude mannen en vrouwen, die den trap van den toren opstrompelen, ingeschreven zijn bij de Ned. Hervormde gemeente, of wel bij de R.-Katho)ieke, of bij de Luthersche, of wel bij de Christelijk Afgescheidene, af bij de Israëlitische, of bij de Portugeesche of bij de Turksche. Men heeft eenvoudig begrepen, dat het hier gold de redding van een gebouwtje dat, hoewel gering van omvang, toch zeer merkwaardig en zoowel voor de naaste omgeving als voor de geheele stad een sieraad is. Men heeft begrepen, dat het voor het moderne Alkmaar pligt is de gedenkteekenen van zijn ouden luister te behouden en zijn gebouwen te bewaren als zoo vele bewijzen van den voortreffelijken smaak en den kunstzin van het voorge slacht. 15 ingezetenen van Alkmaar hebben zich tot een com missie vereenigd met het doel om de noodige gelden tot restauratie van het torentje uit vrijwillige bijdragen bijeen te brengenhet zijn de heeren Blok, Bruinvis, Coster, Dorbeck, Timmer Eckelboom, Hartman, Janssen, Klasener, Krieger, van Lelyveld, van Leeuwen, Ibink Meienbrink, Post, De Sonnaville en Cohen Stuart. Wij noemen deze namen met vreugde; te zelden is men helaas! in de gelegenheid om mannen te noemen, die door woord en daad belangstelling in onze oude monumen ten betoonen. Alkmaar moge hun verwachting op mede werking en ondersteuning niet beschamen! (Het Vad.) De algemeene vergadering der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen zal dit jaar den 10 Aug. te Amsterdam, onder voorzitterschap van den heer H. Me Veer, gehouden worden. Behalve de huishoudelijke werkzaamheden zijn reglementen vast te stellen op het verleenen van toelagen uit de kas der Maatschappij voor onderwijs, op het toe kennen van eervolle onderscheidingen en op de schade loosstelling aan afgevaardigden ter algemeene vergadering voor reis- en verblijfkosten. Deventer doet een voorstel om de oprigting van crèches te bevorderen; Haaften stelt voor, aan het hoofdbestuur een crediet van f 25,000 te verleenen, om de oprigting van voorschotbanken te bevorderen; hetzelfde departement wil aandringen bij de hooge regering op wettelijke regeling der coöperatieve vereenigingen; Delft wil een verzameling van boekwerken betreffende het sociale vraagstuk aan de bibliotheek der Maatschappij toevoegen, en tevens een congres ter bespreking van het spaarbankwezen. hield gij onze kerkklok verborgen, die wij uit honderd andere zouden kunnen onderscheiden, vanwege hare zware en welluidende tonen, welke duizende malen statig en plegtig over onze stille akkers hebben gerold! Dikwijls heeft zij ons diep geroerd en in verruk king doen uitspreken: „Schoone, zuivere moltoon, hoe vertrouwlijk, hoe beminlijk is me uw achtbre roepstem Vivos voeo, ik roep de levendenZóó klolik ons hare stem, als zij de breede schare van mannen en vrouwen deed opgaan naar den tempel, waar de liederen en gebeden dankbaar en' Ootmoedig opklimmen tot den eeuwigen troon des Scheppers. Mortuos plango, ik beween de doodenDat was de doffe galm, die den diep- hedroefden tegenklonk, zoo dikwijls zij in ongekunstelde!) eenvoud hunne dooden ter laatste rustplaats brachten. Gelijk wij opmerkten, wordt in de schatting van menigeen een gemeente door een toren tot een dorp gemaakt, en ook daarom zullen wij een nieuwen bouwen; want den naam van dorp zullen wij blijven dragen. Niet, om „een naam voor ons te maken," gelijk „de kinderen der menschen," die eenmaal in de vlakten van Sinear dien mytischeu toren hebben opgerigt, maar om in de eendracht onzen kracht, onzen bloei en ons maatschappelij k gehik te vinden. Wij haten alle dorpsche bekrompenheid en geestverheffing. Wij gruwen van die kleingeestige uitsluiting en dwaze hooghartigheid, ten opzigte van de gemeenten, die ons omringen. In dezen zin nemen wij het met den grenspaal van ons dorp zoo nauw niet, wetende, dat het gemis van krachtige zamenwerking tusschen de verschillende gemeenten onderling den stoffelijken en zedelijken vooruitgang van de geheele streek, die wij bewonen, niet weinig placht te belemmeren. Onze toren is altijd geweest het hoogste punt van ons dorp en de nieuwe zal dat ook weer worden. Hij zal ons heL vriendelijk symbool zijn van het verhevene en reine, waarvoor wij de geestdrift en de liefde moeten behouden, indien wij niet willen ondergaan in de drukten en zorgen van onzen dagelijkschen arbeid. Een schoon en hoog opgericht teeken zal hij ons wezen, dat ons bestendig herinnert aan het: Opwaarts, hooger, beter, verder opgeklommen op de ladder van schoone volksontwikkeling en waarachtige beschaving Met deze wenschen vervuld, zeggen wij van harte: hij sta daar vast en fier; veel eeuwen tartende, wind en weer trotseerende, tot in lengte van dagen! Dr. L. V. (Gron. Crt.),

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 1