Gemeenteraad van Texel. Men deelt mede dat dit jaar, op de Rotterdamsche en Amsterdamsche kermissen, door het gezelschap van de heeren Albregt en van Ollefen zal worden ten tooneele gevoerd: "De reis om de wereld in 30 dagen,naar Verne's roman: «Le tour du monde en quatre-vingts jours.» Hoe dit spectakelstuk te Parijs ontvangen is, werd reeds vroeger gemeld. De heeren Albregt en van Ollefen hebben de opvoeringen te Parijs en te Brussel bijgewoond en daar vele decoratiën aangekocht, om aan de eischen van het stuk en die zijn zeer hoog te beter te kunnen voldoen. Multatuli's Vorstenschool zal door het Rotterdamsche tooneelgezelschap van de firma Le Gras, van Zuvlen en Haspels, te Enkhuizen bij gelegenheid der kermis worden opgevoerd. De rol van «Louise» zal worden vervuld door mevr. ten Hagen. De Thorbecke-commissie heeft, in overleg met den Burgemeester van Amsterdam, het Kaasplein gekozen als plaats voor het standbeeld voor Thorbecke; dat van Rem- brandt wordt verplaatst naar de Botermarkt. Jl. Woensdag namiddag heeft te Amsterdam een droevig ongeluk plaats gehad. Een jongen, oud 13 jaren, werkzaam aan de diamantslijperij, op de Rozengracht, ge raakte tusschen de machine en werd letterlijk verbrijzeld. -- Naar men verneemt, is te Schagen de volgende treurige gebeurtenis voorgevallen, die vrij wat sensatie moet hebben teweeggebragt. Twee boerenjongens waren met elkander aan het vechten. De vader van een dezer jongens, hen willende scheiden, moet een der beiden een schop hebben gegeven, die ernstiger schijnt aangekomen te zijn dan de bedoeling was. Die jongen moet kort daarna gestorven zijn. Er zou proces-verbaal zijn opgemaakt en een visum repertum hebben plaats gehad, waarvan de uitslag zeer ongunstig voor den landbouwer, een tot dusver algemeen geacht man, moet zijn uitgevallen Men schrijft aan de Leidsche Crt., dd. 31 Mei: «Heden nacht heeft het op vlakke plaatsen gevroren. Ten gevolge van de aanhoudende droogte hebben de tuin ders, o. a. te Veur, duizenden guldens schade aan het vroege bloemkoolgewas, dat geheel is mislukt. In de Haarlem mermeer o. a. is bederf ontstaan in het koren, dat met verlies bedreigd wordt.» (Uit Rotterdam wordt berigt dat de herbergier Jut en zijn vrouw, die onder verdenking stonden van betrokken te zijn bij den moord op mevr. v. d. Kouwen en haar dienstbode, Zondag nacht naar de cellulaire gevangenis aldaar zijn overgebragt. Jl. Dingsdag mogten de honden te Rotterdam weer ongemuilband loopen. Reeds in den vroegen morgen waren ze, met palm en lint getooid, naar buiten gekomen, om zich in volle vrijheid aan 't menschdom te vertoonen. Van de scheepstimmerwerf der heer-en gebr. B. Pot te Elshout aan den Kinderdijk is met goed gevolg te water gelaten het loggerschip «Kinderdijk», bestemd voor de haring- en beugvisscherij, aldaar gebouwd voor rekening der reederij van M. Dirkzwager Gz. te Maassluis. In navolging van 't geen in Frankrijk sedert eenigen tijd toepassing vindt, is op dit schip een stoommachine aange- bragt om daarmede de netten in te halen, dat tot dusverre met behulp van den kaapstand door het scheepsvolk geschiedde. Hun werk wordt daardoor verligt, terwijl het getal visch- netten bijna verdubbeld kan worden. Levert deze proefneming goede resultaten op, dan zal zij zeker vele navolgers vinden. Naar het U. D. verneemt, blijft de sergeant Kleijan alle schuld ontkennen aan den dood van den sergeant Hellegers. Daar hij met zijn neef en den verslagene alleen in de slaapkamer was en de neef verklaart geslapen te hebben en dus niets te hebben gezien van het voorgevallene, blijft de instructie van de zaak moeijelijk, ondanks de be zwarende getuigenissen tegen den besehuldigde, die kort voor 't ongeval met den verslagene handgemeen is geweest. Jl. Maandag is de oude Domtoren te Utrecht bezocht door een gezelschap oude dames, 23 in getal, te zamen tellende 1616 jaren. Dezer dagen zijn te Hemrik 4 koeijen, 12 biggen, 1 schaap en 1 paard in de weide plotseling gestorven. Men gist, dat de mest, die uit den vreemde is aangevoerd, deelen heeft bevat, die welligt hiervan oorzaak zijn. De Midd. Grt. verklaart de geruchten omtrent gerezen bezwaren ten aanzien van de overeenkomst tot exploitatie der voormalige marinewerf te Vlissingen, ongegrond. Bij beschikking van den minister van Justitie, onder dagteekening van den 25 Mei, is afgewezen het verzoek om gratie, ingediend door de heeren jhr. BI. van Tr., 1ste luit.; T. baron d' A. de B. en F. v. E., 2de luits. der infanterie, die, bij vonnis der arrondissements-regtbank te Maastricht van 24 .Maart jl., de eerste ter zake van een tweegevecht met jhr. mr. W. S., advocaat aldaar, de tweede en derde wegens het daarbij adsisteeren als getuigen, resp. tot eene cellulaire gevangenisstraf van vijftien dagen en geldboeten van 50 gulden zijn veroordeeld. Den 1 Mei werd door de te San Francisco wonende Nederlanders een serenade gebragt aan de Cura^ao, liggende ter reede aldaar. «Een heerlijke Meiavond zoo schrijft men ons van boord der Cura^ao «begunstigde de schitte rende ovatie aan het Nederlandsche oorlogschip. Vrolijk bewoog een helder verlichte, eivolle stoomboot zich in steeds naamver kringen om onzen bodem, en van haar uit steeg een ontelbaar aantal vuurpijlen hoog in de lucht en beschreef een vonkencirkel rondom ons. «Naauwelijks liet zich het welbezette orchest liooren en klonk het Nederlandsche volkslied over de baai, of op een gegeven teeken was het schip, dat het lieve Vaderland vertegenwoordigde, helder verlicht aan de nokken van alle ra's. «Het veelmalen herhaald hoerah, dat uitging van de Cura<;ao, telkens wanneer de feestboot de Nederlandsche vlag paseerde, werd met luiden bijval, vocaal en instrumen taal, beantwoord, onder het voortdurend afsteken van uit muntend vuurwerk. «Nog eens herhaalt de stoomboot haren kringloop, en ziet, eensklaps staat in reusachtige, vurige letters op de baai van San Francisco: «Welkom Curgijao,» omgeven door een wolk van veelklenrigen vurigen damp. «Nog eens laat zich van weerskanten uit honderden Ne derlandsche kelen hot. geliefd volkslied hooien, begeleid door muziek, en weldra sluit een laatst hoerah, dat weer galmt langs San Francisco's heuvelen, deze uitmuntend geslaagde serenade, de uiting der vaderlandsliefde van zoo- velen van Nederland's zonen in den vreemde, welke edele gewaarwording werd opgewekt door de tegenwoordigheid der Curafao.» Uit een brief van een der opvarenden, aan boord van de Cura^ao, in dato San Francisco 5 Mei, zijn de volgende bijzonderheden ontleend: «Nadat wij van Montevideo vertrokken waren, hadden wij om de Zuid niet anders dan regen en wind en eene scherpe koude, en acht dagen noodig vdór we Straat Magel- laan achter den rug hadden. Des nachts konden wij niet stoomen en waren verpligt een schuilplaats te zoeken in een der aldaar zich bevindende kreeken, die niet veel wijder zijn dan de grachten in Amsterdam. De kanten zijn omzoomd met hooge rotsen, die halverwege met ijs en sneeuw bedekt zijn en nooit ontdooijen. Uit dit gevaarlijke vaarwater, kwamen wij in een vijver, rondom in de bergen ingesloten, waar wij een prachtig gezigt hadden op de steile wanden, waarlangs watervallen naar beneden stortten. Deze veilige haven brak ons den volgenden dag echter leelijk op, daal de wind geweldig begon op te steken en de valwinden zoo slim waren, dat we dien dag twee ankers verspeelden, en rondom in de klipsteenen zaten. Drie dagen daarna kwamen wij te Valparaiso aan en gingen van daar naar Callao. Dit is een haven daar men heel voorzigtig moet zijn, want zonder revolver gaat men niet aan walmen hoort daar dagelijks van moorden. San Francisco, waar we nu zijn, in het zoogenaamde Goudland, is ook al niet veel beter en het wemelt daar van ronzelaars, die op allerlei wijze scheepsvolk voor de daar liggende schepen zoeken aan te werven. Hoe dit geschiedt, kunt u uit het volgende begrijpen. Heden ochtend ging ik met een sloep, bemand met twee adelborsten en zes matrozen aan wal, om hout en andere behoeften aan boord te brengen, maar wij waren nog niet eens goed aan den steiger of er gingen drie matrozen aan den loop. Hen te pakken of er op te schieten ging niet, want zij zaten dadelijk tusschen de ronzelaars in. Wij vertrekken denkelijk 10 Mei van hiernaar Jokohama; deze reis wordt berekend op vijftig dagen, en van daar regelregt naar Atsjin.» Financiers die in 't Zuiden van Wales wonen en volkomen bekend zijn met fabriek- en mijnwerken aldaar, schatten de ten gevolge der strikeen lock—outgeleden verliezen op 60 millioen gulden. - In Klein-Azië heeft een verschrikkelijke aardbeving gewoed. Een groot verlies van menschenlevens en eigen dommen is te betreuren. In het dorp Streikli zijn van de 320 huizen 200 ingestort en de 100, die bleven staan, zijn zoo gehavend, dat zij onbewoonbaar zijnde inwoners van dit dorp werden gedood en 17 gewond. Te Tchoril werden van de 300 huizen 285 verwoest, 130 lieden stierven tenge volge van de ramp en men telde 170 gewonden, In vele steden en dorpen was het even treurig gesteld. Volgens een telegram uit Konstantinopel van jl. Zaturdag begroot men het aantal personen, door de aardbeving gedood, op 2000. Vele dorpen zijn vernield. Uit Valparaiso wordt dd. 26 Mei gemeld: Een vreeselijke windhoos veroorzaakte alhier in den morgen van den 24 dezer het verlies van 50 menschen levens en van 4 schepen. Een exemplaar van den Bijbel, gedrukt door Gutten- berg te Mainz, tusschen 1450 en '56, werd 11. herfst in de consistoriekamer der kerk te Klein-Bautzen (Saksen) ont dekt. Het is deels op papier, deels op perkament gedrukt. In 1677 werd het aan de kerk geschonken, en is nagenoeg 200 jaar lang voor een manuscript gehouden. Een Engelsch- man heeft het thans voor ongeveer f 5400 aangekocht. BEOTSïAKEltf. Jl. Woensdag is voor het hof te Groningen behandeld de zaak van twee veldwachters, genaamd Doddema en Begeman, die, naar het gerucht wilde, in Dec. 11. een Duitscher, die zij over de grenzen moesten brengen, hadden doodgeslagen. Volgens liet verhaal, door een hunner (Begeman) in de instructie en ter teregtzitting gedaan, heeft de zaak zich als volgt toegedragen. «Toen ik,» zoo verhaalt Begeman, «met Doddema en den vreemde, Albers genaamd, de tapperij van Kramer te Nieuwe-Schans verliet in den avond van den 0 Dec., na aldaar verscheidene glazen anisette te hebben gebruikt, heeft Doddema dien vreemde, dien wij over de grenzen moesten brengen, al stompende voor zich uitgedreven. Toen de vreemdeling ons daarop ontvlugten wilde, heb ik hem dat belet, door hem met een degenstok van voren een slag toe te brengen, bij welke gelegenheid de schede van den degen wegvloog. Toen ik met den vreemde weder bij Doddema terugkwam, is deze weêr herhaalde malen door Doddema geschopt en geslagen met een dikken stok. De vreemdeling bad en smeekte Doddema, hem geen kwaad te doen, en hij bood daarbij Doddema een Pruissischen thaler aan, den eenigen dien hij nog had overgehouden van het geld, waarmede hij uit Duitschland was gekomen. (Volgens de verklaringen van den getuige Kramer en diens dienstmeid L. Bakker hadden de beschuldigden met den vreemde in de herberg van Kramer te Nieuwe-Schans voor 4 thaler sterken drank gebruikt, welke som door den ver slagene alleen was betaald.) Doddema bekommerde zich niet om het smeelten van den vreemde en zeide daarbij gij hebt nog wel meer dan één thaler, en sloeg hem van voren af aan met zijnen stok, terwijl ik iets achteraan kwam en Doddema nog af en toe toevoegde, dat hij den Pruis niet zoo behandelen zou. De Duitscher, blijkbaar beangst, liep als een woeste van den eenen kant van den weg naar den anderen en slingerde zoodoende in de sloot, aan den noordkant gelegen. Ik heb den vreemde toen nog mijn hand toegestoken en hem zoodoende er uitgetrokken. De vreemde riep toen: moord, moord, help, help! Doddema sloeg, onder den uitroep: «houd je mond», weêr op den vreemde, zoodat deze op den grond zakte. Doddema bukte zich toen over hem heen en sloeg hem wat hij kon met de vuist in het gezigt. Ik hoorde op dat oogenblik den postwagen aankomen. Deze heeft ook even bij ons stilgehouden en met Hartman, conducteur op den postwagen, heb ik nog een paar woorden gesproken. Hartman is spoedig weggereden en wij zijn weldra met den vreemde den weg verder opgewandeld. Doddema heeft hem toen spoedig al slaande en schoppende voor zich uitgedreven en dientengevolge is de vreemde weder in de sloot geraakt, ditmaal aan den zuidkant van den weg. Toen Doddema den vreemde daaruit wilde halen op de nadering van een persoon, die later bleek II. J. Aaltuiker te zijn, is hij zelf in de sloot geraakt, doordien de vreemde, terwijl deze nog in de sloot lag en door Doddema geslagen en onder water gedrukt werd, hem Doddema, voor in den mantel greep. Bij die gelegenheid heb ik Doddema nog hooren zeggen tegen den Pruis: «ik verzuip je.» Toen de vreemde nu op den berm van den weg lag en Aaltuiker er inmiddels was bijgekomen, heeft Doddema wederom den vreemde geslagen en geschopt. Met Aaltuiker en Doddema ben ik naar Nieuwe-Schans gegaan, terwijl wij den vreemde op den berm van den weg achterlieten. Bij mijne vrouw te huis gekomen, heb ik mij ter rust begeven. Naar ik meen ruim 3 uur in dien nacht van den 9 op den 10 Dec. is Doddema bij mij aan het raam komen kloppen, om te vragen even met hem te gaan naar de plaats, waar wij den man hadden laten liggen. Ik ben met hem meêgegaan, maar zeide toen nog: die vreemde zal wel weggeloopen wezenwaarop Doddema zeide: daar kan geen sprake van zijn. Wij troffen op de plaats den persoon aan, nog Jiggende zooals wij hem ver laten hadden. Nadat wij ons overtuigd hadden, dat de vreemde dood was, begon Doddema vreeselijk te huilen en te klagen en wij overlegden wat wij met het lijk zouden aanvangen. W ij hebben dat toen te zamen een eind gedragen en het tusschen koolstruiken (moes) verborgen op het land, nabij de woning van de weduwe Holtkamp, onmiddelijk aan de grenssloot, nabij het Wijmeesterdiep. Daar heeft het lijk dien nacht en ook den volgenden dag gelegen. In den avond van 10 Dec, ongeveer om 10 uur, hebben wij te zamen het lijk van daar weggehaald en het toen in het Wijmeesterdiep geworpen, van de brug af, op de plaats, waar het moet gevonden zijn, nu eenigen tijd geleden. Ik heb den vreemde geen leed hoegenaamd aangedaan, want de slag, dezen toegebragt bij de poging tot ontvlugting, had niets te beteekenen. De vreemde is bepaald gestorven tengevolge van de schoppen, slagen en stooten, hem door Doddema toegebragt. Uit ontzag en vrees voor Doddema heb ik het gebeurde met den vreemde niet aangebragt; maar het heeft, mij lang genoeg gehinderd, dat ik mij heb laten vinden om het lijk in het water te gooijen en de zaak geheim te houden.» De besehuldigde Doddema heeft steeds in de instructie en ook ter teregtzitting pertinent ontkend hetgeen de beschuldigde Begeman te zijnen laste heeft verklaard. Hij ontkent den verslagene in eenig opzigt mishandeld te hebben de verklaringen der getuigen hieromtrent verklaart hij voor onwaarheid. De ambtenaar van het O. M. heeft evenwel gerekwireerd schuldigverklaring van Doddema aan manslag en zijne veroordeeling deswege tot tuchthuisstraf van 20 jaren; van Begeman aan het als agent in de uitoefening zijner bediening zonder grond toebrengen van slagen, stooten of wonden en zijne veroordeeling deswege tot gevangenis straf van 10 maanden, in eenzame opsluiting te ondergaan, tot betaling eener geldboete van f 100, met solidaire ver oordeeling in de kosten. Vergadering van Vrijdag 28 Mei 1875. Afwezig de heeren W. Hillenius, P. Langeveld eu Jb. Klz. Vlaming, de eerste met kennisgeving. Na opening der vergadering worden de notulen gelezen en goedgekeurd. 1Worden eenige Provinciale Bladen voor kenuigeving aangenomen. 2. Wordt berigt dat het besluit van verkoop van grond aan Jan Pz. Smit goedgekeurd, is terug ontvangen. Aangenomen voor kennisgeving. 3. Wordt kennisgegeven dat het besluit tot het in erfpacht geven van grond aan P. Hz. de Waard, te Oudeschild, met eene kleine wijziging van hh. Gedeputeerde Staten is terug ontvangen. I)e Voor zitter doet inededeeling van de wijziging die daarin is gebragt, waarna het besluit wordt goedgekeurd, om aan hh. Gedeputeerde Staten ter goedkeuring te worden opgezonden. 4. Wordt gelezen eene misive van den heer Commissaris des Konings, betreffende de herstelling van den toren te Oosterend. Aangenomen voor kennisgeving. 5. I)e Voorzitter deelt mede, dat inejufvrouw Hillebrand van Koog aan den Zaan voor de op haar uitgebragte benoeming van hulponderwijzeresse te Waal heeft bedankt. G. Wordt medegedeeld dat op 8 Junij a. s. mede eene verkiezing zal plaats hebben voor een lid van de Tweede Kamer der Staten- Generaal, in de plaats van wijlen jhr. mr. C. van Poreest. 7. Wordt gelezen eene missive van HH. Gedeputeerde Staten, betreffende de geldleening ad f 9200 en de te doene aflossingen. De Voorzitter stelt namens het Dag. Bestuur voor, de termijn van aflossing, zooals HH. Gedeputeerde Staten zulks verlangen, vast te stellen. Dienovereenkomstig wordt besloten. 8. Wordt gelezen een verzoek van Jan Kalf Hz. om in het Park achter zijne woningen eenigen grond in erfpacht te mogen erlangen. Wordt besloten de taak aan te houden, 9. De Voorzitter brengt ter tafel de door B. en W. ontworpen instructiën voor begrafenisregten op de nieuwe algemeene begraaf plaats. Wordt na eenige discussiën besloten, het ontwerp op de secretarie ter lezing voor heeren leden neder te leggen, en in eene volgende vergadering te behandelen. 10. Wordt ter tafel gebragt een verzoek van P. Koning Cz., om een gedeelte van het oude schoolgebouw in huur of koop te mogen erlangen. Wordt besloten aan te houden. 11. De Voorzitter brengt ter tafel een rekest van de hoofd onderwijzers, verzoekende om verhooging van tracteinent.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2