1875. N°. 68.
Zondag 6 Junij.
33 Jaargang.
Wien zult gii kiezen?
Uitgever A. A
BAKKER Cz.
Mr. J. L. DE BRUYN KOPS.
Mr. W. VAN DER KAAY.
Binnenland.
HËLDERSCHË
EN NIEUWEDIEPER COURANT
„W ij huldigen het goed e."
Verschijnt Diugsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.]
Abonnementsprijs per kwartaal1 30.
H u franco per post - 1 65.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 1«3.
Prijs der A d ver te a t iën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of rignetten worden naar plaatsruimte berekend.
101 l.cn Uoridrrdng ver trekt «Ie muil iixinr
Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds G uur.
De sluiting der mail naar Atsjin, Padang en Batavia
te verzenden per Mailboot HOLLANDgeschiedt den 8,
per KONING DEIt NEDERLANDEN den 11 Junij a. s.,
drukwerken na aankomst van trein III (N. Holl. Spoorweg)
ten 10.56 des avonds; brieven na aankomst van trein I
den volgenden dag ten 9.47 des morgens.
Twee plaatsen in de Tweede Kamer moeten worden
vervuld. Zes namen worden genoemd. Twee liberalen,
twee conservatieven strijden met twee antirevolutionairen
om den voorrang. Gewigtiger strijd was hier nimmer.
In de laatste jaren was steeds de vertegenwoordiging in dit
district gedeeld. Naast den conservatieven jlir. mr. van
Foreest vaardigde liet district steeds een liberaal-gezinden
afgevaardigde af.
Deze allerwonderlijkste verhouding werd alleen door den
persoonlijken invloed van nu wijlen mr. van Foreest moge
lijk gemaakt.
Hoe moeijelijk en gevaarlijk het ook is om zich te wagen
aan eene voorspelling van hetgeen de stembus brengen zal,
dit ééne staat, dunkt ons, vast, voortaan zal het district
door twee afgevaardigden van gelijke kleur worden ver
tegenwoordigd. Alle partijen hebben bij den strijd een
dubbel belang, zij hebben alles te winnen of alles te
verliezen
Onze politieke vrienden mogen het bedenken, en het ter
harte nemen! Want onder ons schuilt de meeste laauwheid,
onder ons de meeste, laat ons de waarheid zeggen, de
meeste eigengeregtigheid. Waar de conservatieve en de
kerkelijke partijen stemmen als één man, afgescheiden van
persoonlijke wenschen en belangen, laat der liberale partij
harer leden meerdere, ja geheele vrijheid. Haar beginsel
brengt het mede, zij kan niet anders. Wat bij de andere
partijen verkregen wordt door politieke tucht, kan de
liberale partij alleen verwachten van de vrije overtuiging
harer leden «dat eendragt nood doet.» Zij kan slechts
zeggen: weet wel, dat ieder die te huis blijft uit gemak
zucht, die niet stemt, omdat hij liever een ander candidaat
zoude hebben gezien, die zijn burgerpligt verzuimt, omdat
hij meent, «dat die ééne stem er ook al niet op aan
zal komen,» zijne eigene zaak, die van het district, en die
van het land in de waagschaal stelt.
Voor nu en voor langen tijd misschien. Want zelden
waren onze kansen zoo gunstig, nu wij een aftredend lid
hebben te herkiezen, en in een opengevallen plaats te
voorzien.
Alles schijnt thans de zege te beloven aan de partij, die
de ruime uitlegging onzer grondwettige beginselen, de hand
having der neutrale school, en gelijk regt voor allen in
haar banier heeft geschreven.
Tot nog toe had zij, zij alleen, den strijd te voeren tegen
de andere partijen te zamen. Thans zijn de tegenstanders
verdeeld. Dat die verdeeldheid bij eene herstemming weêr
eendragt worden zal, mogen wij ons niet verbergen. De
antirevolutionaire partij acht het van belang door het stellen
van eigene candidaten hare kracht te toonen, hare bond-
genooten te doen gevoelen, hoeveel zij haar verpligt zijn
zoo alleen kan zij dat worden, waarnaar zij met allen ijver
streeft, de aanvoerdster der drie verbondene partijen, mag
zij hopen voortaan de plaats te zullen innemen, die tot nog
toe in het verbond de conservatieven vervulden. Maar zij
doet dat, rekenende op eene herstemming. Eigen kracht
te toonen, medestanders te tellen, is haar doel, maar hare
leiders zijn te practisch, hebben te juisten blik in den
toestand, om dit te wagen, als zij niet meenen het ongestraft
te kunnen doen. Zij willen niet dat hare zelfstandigheid,
haar uittreden uit het drievoudig verbond den liberalen ten
goede komt. Zij weten zeer goed, dat van eene conser
vatieve meerderheid in de Kamers voor haar meer, dan
van eene liberale te verwachten is.
Laat ons nu zorgen niet te vallen in den gespannen strik,
laat ons nu niet doen, wat men van ons verwacht. Niet
redeneeren, «onze candidaten komen er, nu de tegenpartij
verdeeld is, toch wel!» Want al stonden onze vrienden
tegenover één, twee of tien candidaten, het aantal stemmen,
dat voor de volstrekte meerderheid (eene meer dan de helft
der, op wie ook, uitgebragte stemmen) noodig is, wordt er
geen enkele minder om. Inspanning van alle krachten,
dadelijk blijft pligt.
Wij noemden onze kansen gunstig, ook niet het minst
om de namen dergenen, die tegenover ons staan.
De candidaten der antirevolutionairen, zoowel jhr. Lohman
als prof. de Geer, zijn mannen die geene andere aanbeveling
medebrengen, dan dat zij bereid zijn de neutrale school
door de kerkelijke school te vervangen. Vreemd aan
Noordholland en het district, niets ter wereld te maken
hebbende met onze behoeften en belangen, komen zij alleen
en uitsluitend vragen om de stemmen van hen, voor wien
't sloopen van de openbare school 't begin en 't einde aller
politieke wijsheid is. Welnu, die stemmen zijn hun gegund.
Of ze weinigen of velen zijn, wij begeeren ze niet. Die
den moed heeft in een land met gemengde bevolking, waar
roomsch en onroomsch, modern en orthodox naast elkaar
leven moeten, de zaden der godsdiensttwist in 't onbedorven
kinderhart te zaaijen, hij moge deze mannen stemmen
De conservatieven kozen twee namen, die al een zeer
wonderlijken indruk maken. Daarmede bedoelen wij niets
ten nadeele van die beide heeren te zeggen. Wij gelooven
gaarne, dat jhr. van Hogendorp indertijd een verdienstelijk
Indisch ambtenaar is geweest, hoewel de Noordhollandsche
kiezers er nooit iets van gehoord hebbenwij zijn gaarne
bereid om ter wille van zijn eervolle loopbaan als zee
officier te vergeten, hoe weinig jhr. de Casembroot als lid
van de Tweede Kamer gepraesteerd heeft. Zijn ondeugend
idéé om bij de wet de huwelijken van zeeofficieren met
bakkersdochters te verbieden, is zoo wat het eenige, wat
van die werkzaamheid in het geheugen der natie is blijven
hangen.
Maar wij hebben tegen die candidatuur een ander ge-
wigtig bezwaar. Wij zijn, en vele kiezers met ons,
afkeerig van een sprong in 't duister. Deze candidaten
zijn den kiezers, en het district is hnn onbekend. Wij
willen aannemen dat beiden conservatieven zijn van de
beginselen van bijv.den afgevaardigde mr. Wintgens, eene
vergelijking, die voor beide partijen eervol is. Aannemen,
dat zij met ons voor de handhaving dor openbare school
zijn, anders hadden zij toch tegenover de antirevolutionairen
geen candidatuur aangenomen. Maar wat dan? Is dan
niet de vraag- geoorloofdwat zal het dit district baten,
als het die beide vreemdelingen een mandaat geeft, om niets
anders te doen, dan wat de liberale candidaten, mr. de
Bruyn Kops en mr. van der Kaay ook zouden doen, pal
staan voor de openbare school, en gelijk regt voor allen
handhaven? Is het dan noodig, dat de conservatieven door
het stellen van eigene candidaten het spel der antirevolutio
nairen speten? Wij zien het niet in. Eene autoriteit, die
zeker bij die partij niet verdacht is, de graaf van Zuylen
had gelijk, toen hij beweerde, dat het geschil tussehen die
partij en de liberale zich overleefd heeft, en een verschil
van personen is geworden.
Is het dat, dan verdienen de personen van mr. van der
Kaay en mr. de Bruyn Kops verre de voorkeur. Mr. W.
van der Kaay kent dit district, en heeft jaren van onver-
moeiden arbeid aan de bevordering van alle regtmatige
helangen van Noordholland gewijd. Ieder onzer weet, hoe
hij door studie en eigen onderzoek de kennis van onze
behoeften en wenschen heeft versterkt, die het grootste deel
van zijn leven ook de zijne zijn geweest. Zijne politieke
beginselen zijn bekend, hij is een liberaal man uit de school
dier staatslieden, die het belang van allen, boven het belang
zijner partij stellen. Dezer dagen kwam ons een strooibillet
(ongeteekend natuurlijk, o Nederlandsche burgermoedin
handen, rondgedeeld bij de vorige verkiezing, waarbij mr.
van der Kaay werd voorgesteld, als een revolutionair, een
man van geweldige omkeering en ultra-radicale begrippen.
Dat is een oude. maar altijd even lage tactiekmen bestrijdt
den tegenstander, door hem beginselen toe te dichten, die
de zijne niet kunnen zijn.
Dat mr. van der Kaav wel verre van te behooren tot
hen, die revolutie prediken en de maatschappelijke banden
trachten te verzwakken, bij zijne politieke beschouwingen
nooit den bodem van het bestaande regt verlaat, weten alle
lezers van de welgeschreven hoofdartikelen der Alkm.
Courant. Wij weten wel, dat weinige kiezers de moeite
zullen nemen van die na te lezen, daarom kan een enkel
sprekend voorbeeld niet ongepast zijn. Wij vestigen er de
aandacht op onzer medekiezers van katholieke beginselen
en te ontkennen is het niet, dat te regt of te onregt
door sommige katholieken aanstoot is genomen aan de wijze,
waarop door mr. van der Kaay het liberale beginsel van
scheiding van kerk en staat is verdedigd en op den voor
grond gesteld, en bij vroegere candidaturen ontleende de
oppositie tegen mr. van der Kaay daaraan een deel harer
kracht. Echter de geschiedenis gaat snel, en waar zij op
zich neemt iemand te regtvaardigen, doet zij 't beter dan
menschen vermogen. De loop der gebeurtenissen heeft
mr. van der Kaay de gelegenheid gegeven, diezelfde begin
selen, die hij meende te moeten uitspreken, toen zij der
katholieke partij ongelegen kwamen, ook te handhaven nu
die partij gedwongen is zich daarop te beroepen. Op grond
dierzelfde beginselen bestreed hij in de laatste nummers
van de Alkm. Courant de Prnissische Mei-wetten, en waar
schuwde hij met ernst tegen de invoeringeener dergelijke ultra
pro testrfntsche, Pruissisch-liberale wetgeving in Nederland.
Wij willen de vraag gesteld hebben, en geven haar onzen
katholieken medekiezers in overweging: zijt gij even zeker,
dat de conservatieve en de antirevolutionaire afgevaardigden
zich tegen kerkelijke wetten in Pruissischen zin zullen ver
zetten, als gij zeker weet, dat mr. van der Kaay dat doen
zal? Een merkwaardig verschijnsel des tijde is het, dat
de Leidsche katholieke kiesvereeniging «Recht voor Allen»
den liberalen G. J. Grashuis steunt, in plaats van den con
servatief van Wassenaer. Waarom? Hoe vraagt gij dit?
Met mannen als Grashuis, met mannen als van der Kaay
en de Bruyn Kops maakt men geen Mei-wetten
Minder woorden zijn ter aanbeveling van het aftredend
lid, mr. J. L. de Bruyn Kops noodig. Men zoude moeten
vragen, welke reden kan er zijn om hem het mandaat te
ontnemen? Was hij niet steeds bereid voor ons te arbeiden,
heeft hij iets verloren van den roem als wetenschappelijk
denker en schrijver over volksbelang, die hem vroeger
onze stemmen verzekerd hebben? Evenmin als mr. van
der Kaay een partijman is in den slechten zin des woords, en
evenals hij een warm aanhanger is dier beproefde liberale
beginselen, even ver van stilstand, als van doldriftig jagen
naar het onbereikbare, verdient hij in volle mate het ver
trouwen, dat wij in hem hebben gesteld. En meer dan dat;
meer dan vroeger is hij thans te huis onder ons, meer dan
vroeger is hij in staat de harmonie te vinden, waarin zich
de Noordhollandsche belangen oplossen in de algemeen
Nederlandsche.
Die 't wel meent met het vaderland, stemme:
(Wit of Blaauw stembriefje), en
Rosé stembriefje).
Latere berigten doen vermoeden, dat deze kiesvereeniging er
bezwaar in ziet, althans openlijkbaron van Wassenaer tegen te werken.
HELDER en NIEUWEDIEP, 5 Junij.
Zr. Ms. raderstoomschip de Valk, komm. kapitein-luit.
ter zee A. Dronkers, wordt gereed gemaakt om H. M. de
Koningin eerstdaags van Rotterdam naar Engeland over te
brengen.
De landbouw moge den landman groote voordeelen
opleveren, de visscherman, die, als tegenhanger van den
ploegenden boer, met zijn vaartuig de golven doorklieft,
profiteert niet minder van zijn arbeid. Van 17 tot 24 Mei 11.
zijn in de Zuiderzee niet minder dan 60 millioen stuks
ansjovis gevangen, waardoor den visscherlieden een ontvangst
bereid werd van f 275,000. De daaraanvolgende week
was wel is waar minder gunstig, doch er werden nog 16
millioen dezer zeediertjes gevangen. Van goede vangst
door onze Heldersche visschers kunnen we ditmaal geen
melding maken; naar het schijnt heeft de aanhoudende
felle wind daarop invloed gehad, en zijn de vischjes of
niet, of slechts in de diepte onze kusten gepasseerd.
De Noordzee-visscherij is, in tegenstelling van vroeger
jaren, thans zeer gunstig. De enkele schuiten, die op
vangst uitgaan, brengen tong, schelvisch en scholletjes aan
en maken aardige besommingen. Deze zijn heel wat belang
rijker dan die van den Katwijkschen visscherman, die anno
1700 uit zee terug kwam en op de vraag of hij nog al
een goede vangst had, ten antwoord gaf: «We moesten
ophouden, uit vrees dat we zinken zouden. Behalve
eenige tongen en tarbotten, heb ik meer dan 7000 schel-
visschen.» De prijs was toen echter 40 schelvisschen voor 5
duiten en ten laatste werd bij bekkenslag door den omroeper
medegedeeld, dat men schelvisch gratis kon bekomen.
In genoemd jaar was, volgens den ouden cronykschrijver,
alles zeer overvloedig, zoodat de bevolking van het weeshuis
te Leiden, 500 monden sterk, een geheelen dag voor één
gulden gespijzigd werd.
Gisteren kwam hier van Amsterdam binnen de eerste
der mailbooten van de Koninklijke Stoomboot-Maatschappij
«de Stad Middelburg», bestemd voor de vaart tussehen
Vlissingen en Harwich. Zoowel uit- als inwendig ziet
dit raderstoomschip er zeer net uit. Het bevat een
heeren- en damessalon; in de laatste zijn zeer comfortable
hutten voor vier dames. Daaronder bevindt zich nog een
heerensalon. Ook voor tweede klasse passagiers is het
schip zeer goed ingerigt en op het dek is de rookkamer.
Door het in dienst stellen dezer booten komt er eene
dagelijksche gemeenschap tussehen Nederland en Engeland.
De overtogt zou 7 uren duren.
Na afgelegd examen zijn benoemd tot machinist
leerlingen der tweede klasse de jongelingen G. H. Brakke,
H. H. Mackay, J. Visser, J. v. d. Brugh en M. Zwart.