B u ite n I a n d. Frankrijk. Engeland, Duitschland. Oostenrijk. te Haarlem. De afwijzende conclusie werd aangenomen, na ver- werping van een amendement van den lieer Six, om 10 jarenlang f 1000 toe te staan. 3. Het adres van het Nederlandseh Israëlitisch armbestuur te j Amsterdam om verhooging van de bijdrage voor het verplegen van behoeftige krankzinnigen. De conclusie is afwijzend. Dienovereen- j komstig werd besloten. 4. Het adres der commissie voor de indijking van het Wierin- j germeer, om subsidie. De conclusie strekt om een subsidie van f 750,000 te verleenen, uit te betalen als het werk gereed is. Aangenomen, in strijd met het gevoelen van Gedeputeerde Staten, j die f 500,000 wilden stellen. 5. De afwijzende conclusiën op de adressen van T. C. Schol, om subsidie van een stoombootdienst TerschellingVlieland Harlingen en van A. H. Meursing om subsidie voor zijn stoom- böotdienst van Amsterdam op Nieuwendam. Overeenkomstig deze conclusiën werd besloten. 6. De conclusie op het adres van het gemeentebestuur van Vlieland, strekkende om de subsidie van de zeevaartkundige' school aldaar met f 300 te verhoogen. Aangenomen. 7. Het adres van de Tuinbouwmaatscliappij „Linnaeus," om bestendiging van het subsidie van f 2000. De conclusie strekt om dat subsidie nog voor twee jaren te verleenen, mits het onder wijs verbeterd worde. Aangenomen. De door de Hollandsche Maatschappij van Landbouw gevraagde subsidie voor wandelleeraars werd geweigerd. De goedkeurende conclusiën op adressen van de gemeenten Huizen, Krommenie, Egmond-aan-Zee, Buiksloot en Graft om toepassing van artikel 36 der wet op het lager onderwijs, benevens de voordragten omtrent wijzigingen in de Polder-reglementen zijn aangehomen. Daarna is de zomervergadering door den commissaris des Konings gesloten. Verslag der verrigtingen door de zeemagt in de wateren van Atsjin; vervolg. Zr. Ms. stoomschip Watergeus, den 16 April naar de Westkust vertrokken, keerde in den avond van den 22sten op Atsjins reede terug. Slechts één handelsvaartuig, een onder Engelsche vlag varende schooner, was door dien bodem ontmoet. Zr. Ms. stoomschip Pontianak kwam den 24 April van de Westkust terug. Den 27 Maart van Atsjin vertrokken, bezocht die bodem de baaijen van Koerong-Raba, Siddo, Kloewang en Patty en bekruiste overigens het noordelijk gedeelte der Westkust. Nadere instructiën ontvangen hebbende van het tot de overbrenging daarvan naar de Westkust gezonden stoom schip Deli, volbragt de kommanderende officier van de Pontianak eene hem opgedragen zending naar Patty en Analaboe en keerde daarna naar Atsjin terug, werwaarts '"oe Lampassei, te Kloewang geëmbarkeerd, werd over- ■roerd. Den 24sten waren mede ter reede geankerd Zr. Ms. stoomschepen Deli en Palembang, komende eerstgenoemde van Poeloe-Bras en laatstgemelde van zijnen post nabij Poeloe-Boeroe, werwaarts het den daaraanvolgenden dag terugkeerde. Tot tuchtiging van het gebied van Toekoe Nanta en om te trachten de versterkingen te vernielen, waaruit den 16den te voren op Zr. Ms. stoomschip Metalen Kruis was geschoten, namen Zr. Ms. stoomschepen Metalen Kruis, Watergeus, Sambas, Deli en Pontianak in den morgen van den 26 April positie voor die versterkingen en openden zij daarop hun vuur. Dit vuur, door den vijand zonder succes beantwoord, werd na verloop van een paar uren gestaakt, doch door de drie eerstgenoemde stoomers in den a. m. weder her vat, toen van de zijde van den vijand, die zich tot op dat oogenblik rustig had gehouden, op nieuw een drietal schoten op de schepen gelost was. Aan Zr. Ms. stoomschip Deli werd opgedragen om ge durende den nacht den vijand te verontrusten, wanneer men kon bespeuren, dat hij de aan zijne versterkingen toegebragte schade trachtte te herstellen. Den volgenden dag werden door den vijand op nieuw eenige schoten gelost, waarvan één Zr. Ms. stoomschip Metalen Kruis beneden de waterlijn trof. Dit vuur werd onmiddellijk door genoemd stoomschip beantwoord en tot zwijgen gebragt, terwijl de Watergeus eenige granaten in de nabijheid der woningen van Toekoe Nauta wierp. Zr. Ms. stoomschip Pontianak, inmiddels naar Poeloe- Bras gestoomd, om den steenkolenvoorraad aan te vullen, kwam den 29sten ter reede terug, terwijl de Aart van Nes zijnen post nabij Pedro-punt en Koeala-Gighen ging hervatten. Van de stations-kommandanten ter Noord- en Oostkust werden geene nadere berigten ontvangen. Een berigt uit Parijs van jl. Donderdag luidt: «Te Lisieux en omstreken, in Normandië, hebben plot selinge overstroomingen plaats gehad; er zijn huizen vernield en bruggen weggeslagen; zeven menschen zijn verdronken. Het water is aan het afnemen.» Dezer dagen heeft in het Journal des Débats de heer Henri de Parville eenige mededeelingen gedaan omtrent de oorzaken, welke de plotselinge rijzing der rivieren ten gevolge van eenige dagen regen en de onmetelijke rampen in het zuiden van Frankrijk mogelijk hebben gemaakt. Het min of meer berekenbare van zoodanige rijzing, zegt hij, hangt grootendeels af van de meerdere of mindere doordringbaarheid van den grond, welke de bedding en de óevers der rivieren vormt. Het regenwater over de opper vlakte van een ondoordringbaren grond vloeijende, loopt langs de hellingen regtstreeeks af in den stroom, Is de grond doordringbaar, zoo wordt het water opgeslorpt, zinkt tot zekere diepte in de aarde en komt van lieverleê, lang zaam, langs een omweg in de rivier. In het eene geval stijgt het water van deze met groote snelheid, om spoedig weder te vallen; in het andere is de rijzing minder groot, maar van langen duur. Van de bedding der Seine b. v. loopen 20,000 kilometer door ondoordringbaren, 59,000 door doordringbaren grond cn dientengevolge kan de water stand steeds worden voorzien. Geheel anders is het gelegen met de rivieren in het zuiden, waar voorap.de bergketen der Gerennes oorzaak is van de meeste onheilen. De toppen dezer bergen tusscben de bronnen der Loire en van den Hérault zijn 1200 meters hoog en de geheele oppervlakte is er met graniet bedekt, waarover het regen water met eene ontzaggelijke snelheid heenbruist, zonder natuurlijk iets van z'ijne hoeveelheid te verliezen. De hoofdrivieren, welke er ontspringen, zijn: de Dour, de Ervieux, de Ardèche en de Gardon, neven-rivieren van den Rijn; ten westen de Lot en de Tarn, die in de Garonne uitloopen; ten noorden de Loire en hare neven-rivier, de Allier; ten zuiden de Hérault. De laatste overstroomingen nu zijn uitsluitend te wijten aan de aanhoudende regens in de Pyreneën en de Cévennes, waar een regen van 200 millimeter, hoedanige elders geen noemenswaardigen invloed uitoefent, plotseling een hoogen waterstand veroorzaakt. Valt nu de regen in Junij, in plaats van, zooals gewoonlijk in Mei, dan komt het betrekkelijk warme water op de nog niet gesmolten sneeuw der hooge bergtoppen, welke, daarmede zamenvloeijende, rampen aanrigt als die, welke den 21sten Junij geheel Frankrijk en Europa hebben ontzet. De heer de Parville, oordeelende, dat geën enkel middel mag worden veronachtzaamd, hetwelk in staat kan stellen om zich tegen onheilen als de bovenbedoelde te wapenen, doet opmerken, dat ook in 1855, 1825 en vroeger, met een vrij geregelden tusschentijd, overstroomingen hebben plaats gehad. De tijdperken verschillen in de onderscheidene gewestenwat de Loire en de Rhóne b. v. aangaat, schijnen de overstroomingen telkens een jaar later te komen, immers voorgevallen te zijn in 1846, 1856, 1866; zoodat de oever landen van de Loire welligt in het aanstaande jaar worden bedreigd. Deze wenk, ook van andere zijden gegeven, is niet te loor gegaan en heeft, zoo het schijnt, de ernstige aandacht van de overheid in sommige belanghebbende plaatsen getrokken. Inmiddels blijven de gaven voor de noodlijdenden te Toulouse en de overige geteisterde plaatsen mildelijk vloeijen. De eene gemeente voor, de andere na verleent credietenKamers van Koophandel, regtbanken en geregts- lioven, omnibus- en spoorweg-maatschappijen hebben in schrijvingen geopend; tooneelvoorstellingen en concerten worden ten bate der ongelukkigen gegeven; de verschil lende dagbladen wedijveren in het verzamelen van giften; in de Nationale Vergadering, aan de verschillende minis- teriën liggen lijsten ter inteekening, enz. Zoo men weet, heeft mevr. de Mac Mahon zich aan het hoofd gesteld eener algemeene commissie en te haren huize alleen was, volgens het Journal Officiel van jl. Maandag, reeds 1,075,381.80 fr. ontvangen. De gemeenteraad van Lyon heeft Vrijdag 50,000 fr. toegestaan. Eene voorstelling, Zaturdag avond in de groote opera gegeven, bragt 35,477 fr. op. Ook in het buitenland blijft men voor de ellende niet ongevoelig. Zaturdag had h. v. de lord-mayor van Londen reeds 1665 p. st. ontvangen, het Fransche consulaat ongeveer 1054 p. st. In Schotland, Zwitserland, Italië, België, Nederland, overal vormen zich comités en stroomen de bijdragen toe. Te Toulouse zelf is men nog altijd bezig met het puin der ingestorte huizen op te ruimen, bouwvallen te slechten, enz. Van de voorstad Saint-Cyprien is weinig meer overgebleven en de vrees voor besmettelijke ziekten wordt door den reuk, door de nog ni^t opgespoorde lijken van menschen en dieren, waar onder honderden paarden, verspreid, maar al te zeer ge wettigd. Ook moet in het militaire hospitaal, werwaarts men de geredden uit de gasthuizen heeft overgebragt, reeds typhus uitgebroken zijn. Voor het overige zijn de uitdeelingen van brood en levensmiddelen, welke met milde hand geschieden, naauwelijks toereikende om de aan alles gebrek lijdenden te voorzien, die, het behoeft naauwelijks vermelding, door het in de stad zich zamenhoopende land volk uit den omtrek op onrustbarende wijze worden ver meerderd. Mag men den berigtgever der Köln. Zeitung gelooven, dan legt de bevolking in de tegenwoordige omstandigheden een beklagenswaardig gebrek aan geestkracht aan den dag, buiten alle verhouding tot hare rederijkheid. De troepen, wier houding bij de overstrooming zelve vol gens het algemeen getuigenis boven lof verheven was, arbeiden ook thans van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, en zonder hen zou het overal nog vrij wat treuriger geschapen staan dan reeds het geval is. De ex-Koningin Isabella heeft jl. Zaturdag een bewijs van groote kloekmoedigheid gegeven bij een ongeluk dat haar rijtuig overkwam. Terugkeerende van een bezoek aan gravin de Janzé, te Louveciennes, passeerde in een met vier paarden bespannen rijtuig de brug van Courbevoie, avenue de la Grande Armée, toen een der paarden schichtig werd door het gebrul van de leeuwen van den dierentemmer Pezon en op hol sloeg, waarop natuurlijk de drie andere paarden dat voorbeeld volgden. Gelukkig viel het paard dat schichtig was geworden en het rijtuig werd omverge worpen. De Koningin, die in gezelschap was van hare nicht, Prinses de Beauffremont, hertogin de Castries, hertogin de Valence en hare eeredame, verloor geen oogenblik hare tegenwoordigheid van geest. Na mevrouw de Valence, die een hevigen zenuwaanval kreeg, alle hulp te hebben verleend, bragt zij deze naar het rijtuig van haar gevolg en keerde met haar naar het hotel terug. Mevrouw de Valence is nog niet hersteld. Jl. Dingsdag heeft de Seyyid van Zanzibar, in ant woord op een dronk, hem door den mayor van Liverpool hij een banket ten gemeentehuize aldaar toegebragt, eene toespraak gehouden, waarin hij zijn land in de moederlijke zorgen van Groot-Britfannië aanbeval en de hoop te kennen gaf, dat, zoo Engelsch kapitaal en Engelsche geestkracht met den gloed der Afrikaansche zon zamenwerkten, de voedster weldra geene reden hebben zou om zich over haren kweekeling te schamen. Voor het overige hield de Seyyid zich overtuigd, dat de edelmoedige Engelsche natie, de moeijelijkheden op hare waarde zou weten te schatten, waarmede hij te kampen had in het onderdrukken van eene instelling als de slavernij, welke eeuwen lang bestaan had en zoo winstgevend was voor hare voorstanders. Met Gods hulp, zonder welke niets kan gedijen, was hij echter besloten, op den ingeslagen weg voort te gaan. Blijkens een officieel rapport, zijn verleden jaar in het Vereenigd Koningrijk, op de verschillende spoorweglijnen, 1424 personen omgekomen en 5041 gewond. Van de dooden waren 211 passagiers en 788 geëmployeerden; van de gewonden 1981 passagiers en 2815 geëmployeerden. De overige 425 dooden en 215 gewonden kwamen om door ongelukken, die overal elclers hadden kunnen gebeuren, (toevallen, zelfmoord enz.). In de afgeloopen week heeft te Berlijn de algemeene vergadering plaats gehad van de Vereeniging van Huis vrouwen, onder de leiding van mevrouw Lina von Morgenstern. De Vereeniging had zich in den laatsten tijd aanmerkelijk uitgebreid, en zelfs uit New—York en Alexandrië waren aanvragen om toezending van de statuten ontvangen. De aanvragen om dienstboden waren zoo talrijk geweest, dat het bestuur niet aan de helft had kunnen voldoen. Het centraal bureel der Vereeniging had in zijn magazijn van levensmiddelen in April voor 41000 Mark en in Mei voor 530C0 Mark verkocht. De aanbiedingen der grossiers geschiedden tot steeds lager prijzen, zoodat de prijzen der verduurzaamde groenten reeds 15 a 20 pCt. waren gedaald. In het najaar zal het bestuur middelen beramen om aan meisjes onderwijs te verstrekken in de kookkunst, huishoude lijke bezigheden en handwerken. Een in de jaarboeken van het regtswezen hoogst zeld zaam, misschien voorbeeldeloos, feit heeft zich thans in Berlijn voorgedaan. De heer Karl August Kramer, een bemiddeld koopman, te Rio—Janeiro gevestigd, was onlangs op een reis voor zaken in het verre zuiden van Zuid- Amerika, op zeer grooten afstand van genoemde stad, toen hij bij toeval een Berlijnsch blad in handen kreeg, waarin hij las, dat hij van meineed beschuldigd en tegen 1 Julij gedagvaard was. Sterk door zijn goed geweten, ontziet hij zich niet een lange, gevaarlijke en kostbare reis af te leggen en over den Oceaan naar de Spree te trekken, om zich voor zijne regters te stellen. Vrijspraak of tuchthuis; een derde mogelijkheid bestond niet. Hij volbragt den togt en kwam eenige dagen véór het bepaalde tijdstip te Berlijn. De beschuldiging was een gevolg van een proces tusschen Kramer en zijnen gewezen associé Eichhoff. De firma W. Eichlioff Co. hield zich bezig met den verkoop van geelkoperen gewigten; Kramer was met de technische, Eichhoff met de com- merciëele leiding der zaken belast. De fabriekant Wilhelm, te Elbing, had, op grond van een bestelling, aan Eichhoff koperen gewigten geleverd, welke, om ze goedkooper te kunnen geven, met ijzer of lood gevuld waren. In het proces dat hierover ontstond werd den 17 Mei 1871 door Kramer, toen reeds uit de firma getreden, onder eede verklaard dat juist zulke (met ijzer of lood gevulde) koperen gewigten in tegenwoordigheid van Eichhoff besteld waren geworden. Na vele vertraging viel het proces in de hoogste instantie ten voordeele van Wilhelm uit, en daarna diende Eichhoff een klagt tegen Kramer in, als zou deze een valschen eed hebben afgelegd om zich op hem (Eichhoff) te wreken. Het nieuwe regtsgeding werd opgevat; Kramer werd gedagvaard en twintig getuigen waren opge roepen. De voorzitter van het geregtsliof had twee dagen voor de behandeling der zaak bepaalddoch pas waren de eerste drie getuigen gehoord, of het bleek zoo overtuigend en onwederlegbaar dat Kramers onder eede afgelegde ver klaring in alle opzigten juist en naar waarheid was geweest, dat het hof, in overeenstemming met het openbaar ministerie, het hooren van de andere getuigen onnoodig achtte. Het openbaar ministerie eischte vrijspraak, deze volgde onmid dellijk en de Duitsche Braziliaan zal met een vrolijk hart weldra naar Rio-Janeiro terugkeeren. Alphonse Karr, die onlangs Rome bezocht, geeft in zijn «Wespen» een verslag van zijne ontmoeting met Koning Victor Emmanuel. Hij had slechts reiskleêren en verontschuldigde zich, dat hij geen officiëel costuum kon aantrekken. «Dat is niets,» zeide de Koning, die niet zeer officiëel is, «als gij mij eens weer bezoekt, kunt gij des noods zonder jas komen, zoo gij dat gemakkelijker vindt.» Daarop vroeg Victor Emmanuel, die hem vroeger dikwijls te Nizza gezien had, hoe het hem gegaan was. Karr antwoordde: «Ik heb mijn beroep als schrijver voortgezet, gelijk gij uw beroep als Koning, maar gij hebt het vrij wat verder gebragt. Gij zijt inmiddels Koning van geheel Italië en korporaal bij de Fransche zouaven geworden.» «Ach,» antwoordde de Koning, «hoe dikwijls heb ik gedacht, dat het vrij wat aangenamer is korporaal bij de zouaven, dan Koning van Italië te zijn. Ik heb vreeselijk veel zorg gehad. Maar nu gaat het beter met alle dingen, zelfs met de schatkist.» Daarop zeide Victor Emmanuel, dat, hoewel hij niet de bondgenoot van Frankrijk had kunnen zijn, hij toch altijd de vriend van dit land zou blijven. Hij had Napoleon dikwijls voor den «dollen en strafbaren» oorlog gewaar schuwd; de Keizer had ook beloofd niets te zullen doen zonder hem te raadplegen, en toch had hij, Victor Emma nuel, plotseling de oorlogsverklaring vernomen, terwijl hij op de gemzenjagt was. Hij prees Frankrijk, omdat het zich zoo goed herstelde van zijne rampen, en eindigde met de woorden: «Wij, Franschen en Italianen, wij zullen altijd goede vrienden blijven.» Het vermogen, door Keizer Ferdinand van Oostenrijk aan roerende en onroerende goederen nagelaten, wordt op 150 millioen gulden begroot. Door het uitstekend beheer zou de waarde der vaste bezittingen van den overleden Monarch gedurende de laatste 25 jaren meer dan verdub beld zijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2