1875, N°. 87. Woensdag 21 Jnlij, 33 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 163. SCHUTTERIJ. Binnenland. ilËLDËlSCHË MËUVERIËPËR COURANT „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1 30. h franco per post - 1.65. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. lülken Donderdag vertrekt de mail naar Oosl-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur. De sluiting der mail naar Batavia en Padarig, te ver zenden per mailboot MADURA, geschiedt voor drukwerken en brieven den 23 Julij a. s., na aankomst van trein III (Noord-Holl. Spoorweg), ten 10.58 des avonds. Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder brengen ter kennis van de belanghebbenden, dat de Commissie, bedoeld bij art. 15 der wet op de Schutterijen, zitting zal houden aan het Raadhuis, op VRIJDAG den 23sten JULIJ e. k., des namiddags ten zes ure, tot het onderzoeken der redenen tot vrijstelling van dienst, die bij de onlangs gehouden loting en naloting zijn ingediend, zoomede tot het onderzoeken der redenen, tot vrijstelling of uit sluiting, die de reeds ingelijfde Schutters mogten hebben voor te dragen, en tot onderzoek van hen, die bij nommerver- wisseling voor anderen verlangen op te treden. Wijders wordt in herinnering gebragt, dat degene, welke voor die Commissie niet verschijnt, gehouden wordt geene redenen tot vrijstelling te hebben. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Helder, STAK MAN BOSSE, Burgemeester, den 13 Jnlij 1875. L. VERHEY, Secretaris. HELDER en NIEUWEDIEP, 20 Julij. Blijkens een jl. Zaturdag bij het departement van Koloniën ontvangen telegram van den gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië, heeft de kolonel Wiggers van Kerchem den 12 dezer uit Atsjin aan de Indische regering herigt, dat niets bijzonders voorgevallen, de gezondheids toestand gunstig en de sterfte gering was. Nadat er in 13 dagen geene cholera was voorgekomen, waren er den llden drie lijders, waarvan er een is overleden. Den 15 dezer zou de vuurtoren op Poeloe-Bras worden ingewijd. Volgens een bij het departement van Marine ontvangen telegram is de oefenings-divisie, onder bevel van den kapt.-ter-zee J. van Grogh, den 18 dezer te Madeira aange komen. Aan boord was alles wel. Jl. Zaturdag avond is alhier uit Hellevoetsluis aan gekomen de 11de comp. van het lste reg. vesting-artillerie onder kommando van den kapt. Boerighter, ter bijwoning van de ernst-oefeningen met het geschut, die gisteren op het fort Kijkduin zijn aangevangen. Wie jl. Zondag avond een bezoek bragt aan de De tegenwoordige Spnansclic roover. De Andalusische bandiet heeft ter wereld zijns gelijken niet; reeds zijn uiterlijk is karakteristiek. De Andalusiërs, eigenaardige mengelingen van verschillende volksstammen en godsdiensten, zijn evenals de Arabieren fatalisten. Wordt de Andulasiër door den stroom des levens op avontuurlijke wegen gevoerd, hij troost zich met het denkbeeld, dat het aldus beschikt was. Hij kan langen tijd kalm en rustig geleefd hebben en geacht zijn geweest, tot een overijling hem op voet van oorlog brengt met de maatschappij. Hij heeft een beminde, een ander ontvoert hem haar. Hij brengt zijn medeminnaar om het leven, vlugt naar het gebergte en stort zich in de armen der bandieten. Hij drijft een kleinen handel, maar een bedrieger maakt hem zijn vermogen afhandig, en hij jaagt hem een kogel door het hoofd. Hij gaat met groente of olie ter markt, en leeft met iedereen in vrede, tot een leêglooper hem beleedigt, uitdaagt en in een eerlijk gevecht door hem gedood wordt. Hij was veehoeder. De pachter geeft hem een oorvijg, en hij doorsteekt hem. Want de Andalusiër heeft een sanguinisch temperament en is bovendien een fantast, een dweeper. Ijverzucht, wijn, overdreven gevoel van eigenwaarde en Verregaande trots brengen hem ligt tot ondoordachte handelingen. Zijn opgewekte, maar onbeschaafde en met verkeerde inzigten vervulde geest, zijne gloeijende fantasie, zijne ziekelijke prikkelbaarheid, vereenigd met zijne natuurlijke zucht naar het buitengewone, het gevaarlijke, zijn neiging tot tegenspraak en zijn aangeboren gelijkheidsgevoel, dat alles doet hem in de maatschappij bijna onvoorwaardelijk schip breuk lijden. De maatschappelijke verhouding van dit wel niet kwaadaardige, maar toch ligt geraakte en opbruisende karakter voert hem van zelf zeer gemakkelijk op glibberige en hellende paden. Lediggang is zijn natuurlijk kwaad, en dit reeds is de rotte aarde, waarin alle mogelijke onkruid welig opschiet. De arbeid toch schenkt hem weinig loon; hij die niets bezit, kan met hard werken nog slechts zeer moeijelijk eenige verbetering brengen in zijn lot. Als hij op den eerlijken weg wil blijven, is hij voor zijn leven gedoemd, een arme drommel te zijn. Het dagloon van veldarbeiders bedraagt twee of drie realen behalve den kost. Hoe kan men zich daar met vrouw en kinderen mede redden? Dan moet hij bovendien nog aanzien, dat anderen, die den grooten weg opgaan en den roof met de rijke heeren deelen, zeiven groote pieten worden, en het hoofd zoo hoog mogelijk gaan dragen. Maar ook andere dingen werken mede, om hem ontevreden te maken en in opstand te brengen tegen zijn lot. De conscriptie drukt den arme zwaar. Jonkerstraat alhier, vond daar een buurt die geheel een stemmig was in feestvreugde. De grijze Postma vierde met zijne mede hoogbejaarde ega het gouden bruiloftsfeest, terwijl hun zoon met zijne echtgenoot het zilveren ju bi lé van hun huwelijk vierden, een hunner kleinkinderen in ondertrouw opgenomen, zich gereed maakte voor den groenen bruiloft en nog een der familie-leden verjaarfeest vierde. Zooveel aanleiding tot feestvieren vond deelneming bij de bewoners der genoemde straat, die vooral des avonds, een regt feestelijk aanzien had. In 't midden dier straat was een eerepoort opgerigt, onderscheidene vlaggen wapper den en het feestterrein was met lampions verlicht. Schoon zomerweder begunstigde het feestgenot, waarin door alle aanwezigen, in kringen vóór de woningen gezeten, werd deelgenomen. Het geheel gaf den prettigen indruk, dat onder de bewoners dier straat een zeer goede verstand houding heerscht. Jammer dat de vreugde aldaar door eene zeer smarte lijke gebeurtenis werd gestoord. Een kind van 16 maanden van een der buren, alleen in huis achtergelaten, is verbrand. Waarschijnlijk zijn de gordijnen van 't ledikant, waarin het sliep, in brand geraakt door het vuur, dat bestemd was tot het warm houden der spijs voor den man, die met de stoomboot moest aankomen. De brand werd door de aanwezigen in verderen voortgang spoedig gestuit. De stoomboot Burgemeester Zijlstra kreeg Zaturdag namiddag bij het stoomen uit de haven, een defect aan de schroef, zoodat de reis naar Harlingen niet kon worden doorgezet. Ruim 100 passagiers waren alzoo genoodzaakt hier logies te zoeken en te wachten tot den volgenden middag, toen een en ander weder was hersteld en de boot de reis op nieuw kon aanvaarden. Eenigen zijn echter terstond, per spoor over Amsterdam, huiswaarts gegaan. Men meldt aan het U. D., dat Z. M. de Koning niet voor 26 Aug. te 's Hage terug verwacht wordt. Z. M. geniet tot nog toe de beste gezondheid en maakt dagelijks pleiziertogtjes in den omtrek van Montreux. Door het Indisch bestuur is aan de regering hier te lande de uitzending gevraagd van een honderdtal 2de luitenants der infanterie, deels om de open plaatsen aan te vullen, door sneuvelen of overlijden ontstaan, maar voor namelijk met het oog op den terugkeer van een aantal kapiteins, lste en 2de luitenants van het leger hier te lande, die bij dat in Oost-Indië sedert 1873 voor twee jaren gedetacheerd waren. Van daar de bepaling, dat nog in do maand November a. s. te 's Hage een buitengewoon examen zal gehouden worden van onderofficieren van het leger hier Hij kan voelen en tasten, dat hij bedrogen wordt en hij eigenlijk altijd de ongevraagde plaatsvervanger van den rijke is. Niet weinigen brengt dan ook de vertwijfeling naar „de bergen," die hun steun verloren hadden vaak geen ander toevlugtsoord. Voorts is de regtspleging zelve een school der misdaad. Wie in de gevan genis geraakt, doorloopt een cursus, aan het einde waarvan hij een geraffineerde booswicht is geworden. De gevangenissen toch zijn ware hoogescholen met alle faculteiten der ondeugd, de kweek plaatsen van misdadigers, in wier borst alle eergevoel en eigen waarde stelselmatig worden verstikt, in het kort de broeinesten der ondeugd in al haar vormen. Nog andere invloeden maken den armen man tot een booswicht. Dag aan dag te zien hoe de dienaars van het geregt de wetten schenden en ongeregtigheden plegen, te zien hoe alles, het voedsel, de kleeding, de geneeskunst zelfs wordt aangewend om den staat te bedriegen, wie den invloed van het geld ondervindt, wien het duidelijk wordt hoe alles mogelijk gemaakt wordt door het bezit daarvan, bevrediging van lusten, vlugt en bevrijding, en dat trots alle wetten op papier, zulk een moet ten slotte wel in de dragers van het regterlijk gewaad gezworen vijanden zien. Op die wijs kan de beste in den slechtste verkeeren. Natuurlijk ontbreekt het onder deze heete zon ook niet aan woeste fantasten, die door een waanzinnige drift worden aangezet om bloed te vergieten, enkel reeds als zij een moordtuig in de hand hebben. Zulk een was o. a. de beruchte Chingua, die op een mooijen dag de woning van zijn peetoom binnentrad en hem toevoegde: „Bid een credo, peetoom, ik schiet u dood!" De man smeekte om genade ter wille zijner vijf kinderen, maar Chingua velde hem met één schot. Een andermaal was Chingua te Linares en nam daar de noten, die een arme drommel te koop aanbood, uit den mand zonder ze te betalen. Toen deze zich daarover be klaagde, kloofde hij hem den schedel. Eens op een nacht hinderde hem het gezang van den nachtwaker. Hij laadde zijn geweer en sehoot den naan neder. En niettegenstaande dit alles is en blijft de roover de groote man en een volksheld; een rijke anonyme litteratuur bezingt zijn roem in populaire liedjes, die, door een onbekenden dichter ver vaardigd, op geheime drukkerijen gezet en met versleten letters op ellendig papier gedrukt, door geen censuur bemoeijelijkt, door reizende kleinhandelaars allerwegen verkocht worden en op die wijs Viin band tot hand gaan, de fantasie van het volk prikkelen en zijn oordeel over de dingen op een dwaalspoor leiden. Zijn neiging tot het buitengewone en zijn medelijden met de armen en ver- stootenen vinden hier hunne gading en bestendig voedsel. De te lande, ter verkrijging eener benoeming als 2de luitenant der infanterie voor het Oost-Indisch leger. Behalve een 30tal sergeanten, die zich van den hoofd cursus 's Boscli en Maastricht tot het afleggen van het gewoon officiers-examen hebben aangemeld, zijn er nog een aantal sergeanten en sergeanten-majoors bij de grenadiers en jagers en de acht regimenten infanterie, die deels het gewoon, deels liet verligt examen, wenschen af te leggen; ook hun getal kan op 30 gesteld worden. Wanneer de regering vrijgeviger wordt in de bepalingen omtrent den diensttijd, zoowel voor gewoon als voor verligt examen en de gratificatie voor uitrusting niet zóó laag stelde, dat daarvoor ter naauwernood de helft der uitrusting kan bestreden worden, dan zou het gevraagde getal zeker meer dan ten volle verkregen worden. (Hld.) Beroepen hij de Ev. Luth. gemeente te Doetinchem de heer J. H. Helper Sesbrugger, hulppred. te Kampen. Aangenomen liet beroep bij de Ev. Luth. gemeente te 's Hage door ds. S. Domela Nieuwenhuis, pred. te Beverwijk. Bedankt voor het beroep naar de Herv. gemeente te Amsterdam door ds. C. J. Brijce, pred. te 's Hage; naar Utrecht door ds. K. F. Creutzberg, pred. te Arnhem. Op voordragt van de afdeeling Texel is door het hoofdbestuur van het Nederlandsch Onderwijzers-Genoot schap tot honorair-lid van dat genootschap benoemd de heer P. S. Bakels, schoolopziener in het 9de district van Noordholland, te Hoorn op Texel. In een jl. Dingsdag avond gehouden vergadering van het departement «Terschelling» der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen te Terschelling, is door den voorzitter op de groote voordeelen gewezen, verbonden aan de geregelde stoom- bootdienst, die tuaschen Terschelling en Vlieland met Harlingen is tot stand gekomen. Het brievenvervoer is, onder toekenning van eene jaarlijksche rijkssubsidie, sedert den 1 dezer aan die dienst opgedragen, waarvoor aan de regering groote lof toekomt, omdat zij het isolement van de beide eilanden opgeheven en eene zeer bespoedigde en hoogst regel matige correspondentie met de noordelijke provinciën gewaar borgd heeft. Weleer toch kon in den zomer, tengevolge van windstilte, het postzeilvaartuig dikwijls niet naar Harlingen vertrekken, en waren er herhaaldelijk voor de heen- en terugreis 2 a 3 dagen noodig. Het ware tevens in het algemeen belang wenschelijk, dat de brieven voor Helder, Amsterdam en het oostelijk gedeelte van ons land bestemd, niet meer over Vlieland en Texel werden geëxpediëerd, maar via Harlingen, ook omdat bij roover is de koene lield, die een fantastiselien weg bewandelt, de vurige minnaar, wiens liefje door den weêrschijn zijner daden met een benijdenswaardigen aureool omgeven wordt; hij is de groot moedige weldoener, die de armen beschermt en zijn buit met hem deelt. In den mond dezer troubadours is de misdadiger onder alle omstandigheden een held. De bandiet heeft altijd een gewigtige reden om juist dat te doen, wat hij doet. Een fatalistische levens beschouwing regtvaardigt zeer gemakkelijk zijn handelingen; zij bewijst u immers, dat zijn noodlot hem dwong tot stelen, tot moorden en branden om ten slotte op het schavot te sterven. Levend of dood, hij wordt een mythologische figuur, die in den geest van het volk blijft voortleven; zelfs brengt alles wat van hem verhaald en verdicht wordt te weeg, dat zijn beeld in een steeds geheimzinniger licht verschijnt. Allengs toch komt ook de godsdienst er hij te pas. Geen goede bandiet, die niet is gebleken een vroom christen te zijn. De bandolero vereert minstens geno men een der in zijn buurt het meest gevierde madonna's als zijn schutspatrones. Hij bidt bij het kruis, waaronder de door hem verslagen kameraad begraven ligt, voor diens zielenheil. In elk geval is de roover, zooals de liedjesdichter hem voorstelt, altijd, en dikwijls ook in de werkelijkheid, een krachtige, geniale natuur, waarin de stof zat voor een groot man als hij een goede school gehad had. Hij is grootmoedig, kleedt zijn beminde als een Koningin of zorgt als een goed huisvader voor vrouw en kind. Hij moordt ook niet uit bloeddorst, maar uit noodzakelijkheid, en schenkt zelfs al ligt zijn weêrloozen gevangene het leven tot eigen nadeel. List en geweld kent hij slechts tegen de ongeregtigheden der maatschappij, en waagt daarbij zijn eigen leven. Den zwakke is hij tot steun, den arme tot weldoener. En zuur inderdaad wint de roover zijn brood, want het is geen kleinigheid, om als een opgejaagd wild in de bergen te leven en daar in elke schuilplaats verraad en een hinderlaag ts moeten vreezen. In de uitbreiding toch, die hij aan zijn connecties gegeven heeft, ligt het gevaar; het aantal medepligtigen dat hij heeft, wanneer er een vet offer te sequestreren valt, is des te grooter geworden. En Belzebub verbroedert zich soms met het geregt om den duivel te verbannen. Vóór het in allen deele gelukt is een grondeigenaar in te palmen, hem, aanvankelijk 's nachts, van de eene pachthoeve naar de andere over te brengen, dagen lang met hem in een kolenbrandershut of in schapenstallen te vertoeven, hem in een rotsspleet in te graven, de familie met den losprijs bekend te maken, de nasporingen van ijverige beambten te verijdelen en de losgelden te innen, alvorens al deze ingewikkelde en netelige zaken goed en wel geregeld zjjn, kan een 'verrader

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 1