stormweder, de zoogenaamde Eijerlandsche post stagneert en daarentegen de stoomboot beletselen van weêr en wind geregeld trotseert. Bovendien is de briefwisseling van de eilanden onderling zeer onbeduidend. De Staat zou door eene dergelijke wijziging eene belangrijke som kunnen besparen. Na een en ander te hebben toegelicht, stelde de president voor, den heer T. C. Schol, te Amsterdam, namens het departement een telegram van hulde en dank te zenden voor zijne met zooveel énergie ontworpen en tot stand gebragte stoomboot-onderneming, waardoor zoo veelzijdige belangen van handel en verkeer zijn bevorderd en de plaat selijke welvaart is verhoogd. Het voorstel werd met bijval begroet. Even als vorige jaren vergaten ook dezen zomer de vreemde bezoekers Broek-in-Waterland niet. Onder diejlVrij- dag dit dorp bezochten was Prins Johann II, regerend Vorst van Lichtenstein, benevens Prins Frans van Lichtenstein. Beiden bezigtigden ook gedurende eenigen tijd het museum van antiquiteiten van mej. A. Fregeres aldaar, met de grootste belangstelling, en gaven ondubbelzinnig hunne goedkeuring te kennen. Aangaande de landbouwfeesten, in September te Zaandam te houden, verneemt men dat er o. a. een harddraverij op de Spoorstraat zal plaats hebben, om een prijs van f 250 en premiën van f 100 en f 50. De tentoonstelling van vee zal op een weiland worden gehouden, terwijl het terrein op de Gedempte-gracht geheel wordt afgesloten voor tentoonstelling en feestterrein. Het subsidie van de gemeente bedraagt f 700. Een agent van een Engelsch huis in land bouwwerktuigen is van plan zijne in werking zijnde machines 0. a. een stoomdorsch-machine, te exposeeren. In het Amstel-Hötel te Amsterdam zijn aangekomen, om zich onder behandeling van dr. J. G. Mezger testellen, de Prins Wassiltcliikoff met gevolg, van Rusland, en de Prins van Mecklenbnrg met gevolg en familie van Zweden. Een der dromedarissen van Artis, te Amsterdam, overleed jl. Zondag. Op den 27 dezer zal in het stationskoffijhuis te Haarlem de 17de jaarlijksche vergadering gehouden worden van de vereeniging voor Paedagogiek. Er zal een verkiezing plaats hebben van twee leden van het bestuur, in plaats van de aftredende heeren A. M. Kollewijn Nz. en C. Julius C.Fz. De volgende onderwerpen zullen in beraadslaging worden gebragt1de beoefening der zielkunde is voor den onder wijzer noodzakelijk. In te leiden door den heer A. M. Kollewijn Nz.; 2. de uitbreiding der leervakken van het 1. o., voor de volksontwikkeling zoo vaak en zoo dringend geëischt, noopt soms de school om enkele leervakken ter zijde te stellen of in te krimpenhoe dient die uitbreiding of beperking der leerstof bij het 1. o. uit een paedagogisch oogpunt te worden beschouwd In te leiden door den heer H. Bouman 3. het voorgezet volksonderwijs of de Duitsche Fortbildungs-Schule. In te leiden door den heer D. de Groot; 4. is de tijd gekomen om bij het onderwijs in vreemde talen niet meer met de Fransche, maar met de Duitsche taal aan te vangen? In te leiden door den heer G. J. Vos Az.5. moeten wij weêr aandringen op of medewerken tot verandering van spelling? In te leiden door den heer B. J. P. van der Horst; ti. Is het woord waar, dat men Karei V toeschrijft: «Zooveel talen men spreekt, zoo menigmaal is men mensch!» dan moeten de Neder landers het meest ontwikkelde volk van Europa zijn, want nergens worden meer dan bij ons vreemde talen geleerd. Had daarentegen Thorbecke gelijk, toen hij beweerde dat de burgerstand in de naburige landen hooger staat dan bij ons, waaraan moet dat verschijnsel dan zijn toe te schrijven? In te leiden door den heer P. H. Dewald. Jl. Donderdag is door den krijgsraad te Haarlem wederom getuigenverhoor gehouden in de zaak van den van moord beschuldigden sergeant Kleijan. Alle getuigen reeds -sedert lang op den loer liggen, om zich meester te maken van de winst der onderneming, of een twist onder de belang hebbenden de geheele zaak in duigen doen slorten. Het is een hondenleven, terwijl er bovendien zelfs van den grootsten buit niet veel overblijft, als het over zooveel schij ven moet gaanterwijl juist zij, die hun leven op het spel zetten, er het minst van profiteren, omdat de gegoede handlangers, de spionnen en helers en de omgekochte regters en escribanos, die er voor zorgen, dat de justitie den blinddoek niet verliest, niet met weinig tevreden zijn. De vijand die het meest gevreesd wordt en die ook onver biddelijk is, zijn de gendarmes, de guardia cicil, die niet met zich laten sollen en van geen omkoopen willen weten. In hen is het koude en vreeselijke proza der wet verpersoonlijkt; voor de roman tische afdwalingen van het bandolerismus hebben zij slechts één antwoord gereedkruid en lood. Moge al de volkspoëzie den roover als een populair ideaal afschilderenmogen zijne daden in de schouwburgen vertoond worden; al teekenen zelfs schrijvers van eenigen naam den bandiet als een waar held af, de guardia civil, de „steek" zooals men hem noemt, ziet in hem slechts maat schappelijk onkruid, dat onverbiddelijk uitgeroeid moet worden. Hij neemt geen pardon aan van een roover, maar geeft het ook niet. Bij hem heet het, wanneer het erg loopt, zooals indertijd in Estramadura: Turksche justitie voor Turksche toestanden. De militaire gouverneur bemerkt, dat de regtbanken veranderd zijn in levensverzekering-maatschappijen voor de misdadigers, dat zij niet de maatschappij beschermen, maar hare vijanden, en hij geeft zijne gardias eeu wenk, hij Beveelt hen dezen of genen aan. Men kan dan zeker zijn binnen eenige dagen in de dagbladen te lezen, dat deze of gene verdachte door de gendarmes gegrepen is, terwijl hij reeds uit de gevangenis ontsnapt was, en bij die gelegen heid bij ongeluk door eeu doodenden kogel getroffen werd. Menig gevaarlijk individu ondervindt het ongerief eener dergelijke aan beveling, en boet zijne denkbeeldige poging om te ontvlugten met een kogel, die ongelukkigerwijs hem vlak voor het hoofd treft. Toen eenige jaren geleden de Spaansche regering vrijwillig het losgeld uitbetaalde voor in de Siërra Morena gevangen gehouden Engelscheu, kon men spoedig daarna in de dagbladen een berigt lezen, dat velen waarschij-dijk niet begrepen hebben. „De bandieten, die, onder belofte dat hen persoonlijk geen leed zou geschieden, het geld in ontvangat hadden genomen, hadden toevallig op hun terugweg een piket gendarmes ontmoet, waren toevallig in een woordenstrijd geraakt, en ten gevolge van een ongelukkig toeval allen neergeschoten." waren a charge. De beschuldigde blijft nog altijd bij zijne ontkentenis volharden. In het huis van een landbouwer te Molenaarsgraaf, heeft men onder een steenen vloer f25,000 aan rijksdaalders gevonden. Deze som was in aarden potten geborgen. -- Uit Meppel schrijft men aan het U. D., dd. 16 dezer: «De late hooijing in onze environs staat er uitmuntend bij. Een massa gras als zelden te voren wordt er gemaaid; ja zelfs overtreft de voorloopige opbrengst den oogst der lste snede, anders altijd het hoogst gewaardeerd. Bij den belangrijk uitgebreiden aanfok van runderen, wegens de liooge prijzen die sedert eenige jaren voor jong en dragtig vee zijn besteed, is een opbrengst als deze van 't grootste belang voor den aanzienlijken boerenstand, in onze omlig gende rijke landbouwgemeenten. Men schrijft uit Domburg aan de N. Midd. Crt. het volgende: Naar ik verneem wordt er in het badhotel binnen kort een hooggeplaatst Duitsch personage met gevolg gewacht; men zegt von Bismarck. Buitengewone toebe reidselen worden er gemaakt om den te wachten badgast waardig te logeeren. Het personeel moet aanmerkelijk worden uitgebreid. De nog niet besproken kamers zullen ongetwijfeld weldra bezet zijn, althans algemeen zegt men, dat tal van Engelschen voornemens zijn Domburg te bezoeken, tijdens het verblijf van bedoeld personage. Reeds eenige dagen was een gerucht in omloop. Men beweert dat Bismarck incognito een bezoek zou willen brengen aan de havenwerken te Vlissingen. Hij zou komen met eene stoomboot van den heer Krupp, die te Vlissingen een kantoor heeft, en verder eenige dagen te Domburg gaan doorbrengen. Hoe dit zij, het is zeker, dat de naam van den vreemdeling, voor wien kamers besteld zijn, zelfs den hotelhouder nog niet bekend is. Zoo luiden andere berigten. 't Geheel heeft veel van eene reclame voor Domburg, zegt het. U. D.: Over het zendingsfeest te Winschoten schrijft het Zondagsblad van de Standaard o. a. «Men had te Win schoten naauwelijks een paar schreden op het terrein gezet, of men kon reeds bemerken, dat, wat de bezoekers betreft, het feest een geheel ander aspect had, dan de beide andere. Aan bet «vogels van alle vorm en veeren» mogt men bij het zien der voertuigen van allerlei fatsoen en omvang, die van heinde en ver bezoekers aanbragten, herinnerd worden, met de feestgenooten zeiven was dit niet het geval. Zuiver noordelijk waren de mannen en vrouwen, de maagden en jongmannen, die het Winschoten boscli uit alle oorden van Groningen, Friesland, Drenthe en gedeeltelijk Overijssel voor dezen dag kwamen bevolken. Ge kondt u daarin niet vergissen, ook al bad het geestig zonnetje niet telkens door de blaren op een Friesch «oorijzer» gespeeld; ook al zou de meer steedsche kleedij der Groningsche «juffers,» die dit voorouderlijk sieraad versmaden, u een oogenblik in hare herkomst hebben misleid. Een blik op die kloeke gestal ten, zoowel mannelijke als vrouwelijke, op de meer ovale gelaatstype, op het blonde haar en de blaauwe oogen, bij het scboone geslacht hier ver in de meerderheid, maar bovenal de zachtere, meer smeltende toonen van het Gro- ningsch en gedeeltelijk ook het Friesche dialect, bragten uw dwalend geheugen onmiddellijk weêr teregt. Neen, het is wel het noordelijk zendingsfeest, dat in onze noordelijke provinciën wordt gevierd. Een enkel Amsterdammer, onder de duizenden verdwaald, en wiens spraak hem openbaar maakt, is slechts een omgekeerd bewijs voor de waarheid van het feit. Wij voor ons trekken er deze moraal uit, dat het een hoogst gelukkig denkbeeld was van de mannen, die aan het hoofd der noordelijke feesten staan, dat ook in dit gedeelte van ons land de elders zoo uitstekend geslaagde poging met vrucht kan worden beproefd. Terwijl in de andere staten van Europa aan de ver sterking der legerkrachten de grootste zorg wordt besteed, heeft de Vorst van Lichtenstein, Johann II, aan zijn leger onbepaald verlof gegeven; zijn uit 90 man bestaand leger kan beter bij den veldarbeid gebruikt worden. Inmiddels bevindt de Vorst zich te Amsterdam, zoodat de rust in het staatje wel verzekerd schijnt. In het hotel du Louvre, te Parijs, houdt zich een Engelschman, mr. Walker, op, die tegen een zijner land- genooten, sir James Keard, een bekend sportsman, een weddingschap a diecrétion verloor. Volgens de door de tegenpartij daarop gemaakte bepalingen moet mr. Walker nu gedurende een maand lang iederen morgen ten 9 ure, den eersten den besten heer die op dat uur van uit de ruc de Valois op de place du Palais Royal komt, in de armen vallen en met uitbundige vreugdeblijken uitroepen: «Mijn broeder, mijn lieve broeder, vind ik u dan na twintig jaren weder!» En hierna zijn excuus maken over zijne vergissing. Sedert 14 dagen vervult de heer Walker deze taak, maar het heeft hem al menigen vuistslag gekost. Jagt op Nijlpaarden. Er is moeijelijk ecnjagt te vinden, waarbij meer behendigheid, moed en kracht ver- eisóhten zijn dan bij die op zoogenaamde nijlpaarden. Er is een stam, de Makombwe geheeten, welker leden bepaal delijk van ouder tot ouder hypopotamus-jagers zijn. Livingstone geeft in zijn laatste aanteekeningen de volgende beschrijving van een jagt in de Loaugwa. De booten waarin zich twee man bevinden, zijn 18 tot 20 voet lang, niet meer dan 18 duim breed en naauwelijks duim dik. In deze kano's, welke door lange, breede riemen voortbewogen worden, naderen zij de slapende nijlpaarden zoo onmerkbaar, dat niet de geringste golfslag het dier in zijn rust stoort. Niet ver van de prooi, laat de harpoenier zijn riem liggen en gaat regtop staan. Daar staat hij, roerloos, met den harpoen in zijne hand boven het hoofd, gereed om het wapen te zwaaijen. Als hij vlak bij het dier gekomen is zwaait hij het met alle kracht in de rigting van het hart. Terwijl hij dezen beslissenden worp doet, moet hij naauwkeurig oppassen zijn evenwigt te bewaren. Zijn metgezel roeit dadelijk terug om in veiligheid te komen. Zelden zal het verraste, gekwetste dier in dat oogenblik tot den aanval overgaan, maar het gevaarlijkste moet nog komen. Aan den harpoen met weerhaken is namelijk een touw met dobber bevestigde 1 zoodra nu het dier onder water verdwenen is, grijpt de 1 jager den dobber en haalt het touw strak aan, totdat hij weet dat hij zich juist boven het dier bevindt. Als hij 1 eensklaps gevoelt dat het touw slapper wordt, houdt hij i zich gereed een tweeden harpoen te werpen op het oogen blik, dat de reusachtige kaken van het dier boven het water zullen verrijzen. Dan gebeurt het vaak, dat het monster de ligte boot aangrijpt en in splinters doet vliegen of ze ineendrukt door een trap met zijn plomp achterbeen. Onmiddellijk duiken de schipbreukelingen in zoo'n geval onder en zwemmen onder water naar den oever, zoodat dan het woedende dier te vergeefs op de oppervlakte van het water naar zijne vijanden omziet. Als het dier door onderscheidene harpoenen getroffen is, worden de dobbers weer gegrepen en rukken de jagers uit de verschillende booten het dier heen en weer, totdat het door bloedverlies uitgeput, eindelijk den geest geeft. De gevaarlijkheid der jagt wordt in niet geringe mate verhoogd, doordat tal van krokodillen op den reuk van het bloed komen aansnellen. Voor deze jagt, welke met uitzondering van den tijgerjagt wel de gevaarlijkste is, zijn dapperheid en behendigheid noodzakelijke vereischten; daarom heeft het prachtig gevormde menscbenras der Makombwes in dit opzigt weinig concurrenten. Opening der stoomvaart Vlissingen—Slieernes. Men meldt uit Vlissingen aan de Amst. Crt. dd. 18 dezer: De reis van Amsterdam naar Vlissingen heeft geen bijzonder incident opgeleverd, dan dat men aan het station Breda, een buitengewone drukte opmerkte. Aldaar stonden twee muziekkorpsen, de kapel van het 6de regiment inf. en die der schutterij, om een afdeeling van het Metalen Kruis, met een muziekkorps uit Dordrecht, te ontvangen, welke korpsen aldaar heden een concert gaven, waarmede de festiviteiten der jongste dagen zijn gesloten. In Vlissingen bekwamen wij, dank zij de inschikkelijkheid van een vriend, logement, want dat alles bezet zou zijn, was ligt te vermoeden. De noodige inlichtingen werden ons welwillend door de aanwezige leden der commissie verstrekt; de Stad Middelburg, waarmede wij overmorgen de reis naar Sheerness hopen mede te maken, was lieden morgen ten 5 ure vertrokken om de Engelsche genoodigden af te halen, en wordt morgen ten 10 ure van Sheerness terug verwacht, waarna de genoodigden aan Z. K. H. Prins Hendrik zullen worden voorgesteld, en daarna zich aan het diner zullen vereenigen. Dat dit voortreffelijk zal zijn, daarvoor staat de naam van den heer Zomerdijk Bussink borg. De zaal voor het diner is in de onmiddelijke nabijheid van de Pontonbrug, en zal in het vervolg dienen om de passagiers te ontvangen en de goederen in ontvangst te nemen, die vandaar dan direct per spoor zullen verzonden worden. Neemt men in aanmerking den korten tijd daar aan besteed, dan moet ik zeggen dat onze overdekte plaats in een nette sierlijk en smaakvol ingerigte zaal is herschapen, versierd met de wapens der verschillende provinciën, tropheën van vlaggen, groote spiegelruiten met jeugdig en frisch groen omgeven, terwijl op onderscheidene plaatsen geurige bloemen het geheel een feestelijk aanzien schenken. De gasverlichting belooft schitterend te zijn. De eer van deze versiering komt toe aan den heer P. Picard, decorateur et artificier du Roi et du Prince Henri des Pays Bas a Bruxelles. Tot mijn leedwezen blijven wij verstoken van het genot om de muziek van de grenadiers en jagers onder den maaltijd te hooren. In plaats daarvan zal de kapel van het 7de regiment infanterie, onder directie van den heer Sonneman, uit Amsterdam, zich doen hooren, die vervolgens de reis naar Sheerness medemaakt. Onder de 180 genoodigden tot het diner nemen de volgende autoriteiten enkel deel aan het diner: Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden, de minister van Binnenlandsche Zaken, de commissaris des Konings in de provincie Zeeland, de directie van de Rheinische Eisenbahn, de redactie van den Précurseur, te Antwerpen en de heeren Milvanie en Robinson. Aan de invitatie om ook de reis naar Sheerness mede te maken hebben gevolg gegeven: De secretaris-thesaurier van Z. K. H. Prins Hendrik, de ministers van Buitenlandsche Zaken en van Financiën, de Nederlandsche gezant in Engeland, graaf van Bylandt, de attaché van het Duitsche gezantschap, de generaal graaf von YVrangel, de kommandant der marine te Hellevoetsluis, de officieren van het wachtschip te Vlissingen, de vice- admiraal Fabius, de burgemeesters van Middelburg, Amster dam en Tilburg, eenige presidenten van onderscheidene Kamers van Koophandel, de kommandanten van het gar nizoen en de schutterij te Vlissingen, de Nederlandsche consul te Londen, de heer May, de redactiën van de Frankforter Zeitung, van den Moniteur des interets matériales, de Kreuz-Zeitung, deDeutschAllgemeineZeiting, deLeipziger Illustrirte Zeitung, alsmede de voornaamste binnenlandsche dagbladen, als de Amst. Crt., het Handelsblad, het Nieuws van den Dag, de Standaard en de Tijd, uit Amsterdam, het Dagbl. van Zuidh. en 's Grav., het Vaderland, de Nieuwe Rott. Crt., het Utr. Dagbl., de Middelburgsche, de Vlissingsche, de Goessche en de Zierikzeesche Courant. Onderscheidene directiën van spoorwegen en stoomboot maatschappijen uit Engeland, Duitschland, Oostenrijk, België, Luxemburg, benevens vele leden der Eerste en Tweede Kamer, en vele civiele en militaire autoriteiten. Het groote gewigt van deze nieuwe stoomvaart, die zooals Z. K. II. Prins Hendrik nog onlangs aan het diner in Baarn mededeelde, na vele bemoeijingen op Neder- landschen bodem, onder Nederlandsche vlag is tot stand gebragt, springt in het oog als men let op de tijdige aan komst van de post te Keulen. Van de verschillende stations die uit Londen, van Ludgate Hill, Holborn Viaduct en de Victoria station, gelijktijdig met de booten in deze nieuwe

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2