Benoemingen, enz. B u i te n 1 a n d. Efigelacd, bijv. in te stellen, daarvoor bet meest in aanmerking kwamen, op !s lands kosten voor een vijf- of zestal jaren naar een buitenlandsche academie werden gezonden, evenals thans van wegc Z. M. den Koning kweekelingen voor do muziek bun opleiding in bet buitenland genieten. Natuurlijk zouden invloedrijke mannen die leerlingen na volbrenging hunner studiën behooren te steunen, ten einde hun de intrede in de Nederlandscbe bouwwereld zooveel mogelijk te vergemakkelijken, en ben dus voor Nederland te behouden. Voorts zou men, als directe maatregel ter wering van het groot aantal wangewrochien, de uitvoering van bouwplannen, een zeker kapitaal overschrijdende, van de toestemming der regering afhankelijk kunnen maken; terwijl men de toeneming van het aantal onbekwame bouwmeesters zou kunnen beletten, door een verordening uit te vaardigen, waardoor men zich niet zonder toestemming der regering als architect zou mogen vestigen, waartoe men een voor afgaand examen noodzakelijk zou kunnen maken. Men schrijft aan de Locomotief: «Er loopt een gerucht, dat bet lijk van den fuselier Lagerman, die in zijn laatste oogenblikken bekend bad den moord op mevr. de wed. v. d. Kouwen te 's Hage gepleegd te hebben, ten overstaan eener commissie zou worden opge dolven. Het is een bekende zaak, dat nu ten naasten bij twee jaar lang een sombere sluijer over dien in der tijd zooveel gerucht makenden moord beeft gehangen. De Chinesche klerk meent ook te weten dat een Europeescli soldaat, die hem vroeger in Nederland gekend moet hebben, opzettelijk van Batavia bier zou zijn gekomen om eens te zien, of hij hem, Lagerman, nog aan zijn lijk zou herkennen.» Men leest in de Java-Bode: «De fuselier Vos van het 12de bataillon, alhier in garnizoen, is naar Djokjo opgezonden oin liet lijk van Lagerman te zien. Vos heeft gediend bij het regiment grenadiers en jagers en was te 's Hage in garnizoen tijdens den moord op mevrouw van der Kouwen en hare dienstmaagd gepleegd. Hij was oppasser van een officier, die een kwartier bewoonde eenige huizen van de woning van mevrouw van der Kouwen verwijderd. Vos, die p. m. 18 jaren bij bet regiment grenadiers en jagers heeft gestaan, moet verklaard hebben, dat hij geen grenadier of jager kende die Lagerman heetto, maar wel een grenadier wiens naam was Lager, en deze wa9 op het tijdstip van den moord met groot verlof, dan wel met paspoort. Hoe Lager als Lagerman dienst kon nemen voor Indië, is niet regt duidelijk. Misschien zal dit later wel worden opgehelderd. Zooveel is zeker, dat bij bet departement van Oorlog alhier geen moeite wordt gespaard oin de zaak tot klaarheid te brengen.» «In den nacht van 1 op 2 Julij beeft er een lievige storm gewoed, waardoor een tak van een zwaren boom is afgerukt en op een der hospitaal-zalen is nedergekomen, 't geen het leven aan 7 menschen beeft gekost; ook te Longbattah-missigit is een boom omgewaaid, die den dood van den luitenant W. J. Michaelis en 1 minder militair beeft veroorzaakt. Groote schade is aan de gebouwen toegebragt.» Volgens de berigten uit Batavia van den 3 Julij blijft de cholera vooral op Java nog altijd vele offers eischen. In de oostelijke districten zijn weder verscheidene gevallen van die ziekte met doodelijken afloop voorgekomen. Uit een overzigt, door de Javasche Crt. gegeven, blijkt, dat gedurende de maand April in onze Indische bezit tingen 3866 personen door cholera zijn aangetast, waarvan alleen in de residentie Soerakarta 2243. Van 't aantal aangetasten zijn 2183 of 561 pCt. overleden. Te Soerakarta beeft den 2den een hevige brand gewoed, waardoor een groot aantal huizen eene prooi der vlammen zijn geworden en belangrijke schade is aangerigt. Van Atsjin geen nieuws van belang. In brieven uit Teheran wordt de toestand van Perzië met zwarte kleuren geschetst. De schatkist is ledig en de leveranciers willen geen crediet meer geven. De ambtenaren en het leger hebben in achttien maanden niets ontvangen de belastingen van het vorige jaar zijn nog niet geïnd en zullen nog niet geïnd worden, omdat de provinciën niet bij magte zijn iets op te leveren. Het weinig geld, dat de fiskus vermag bijeen te brengen, wordt ter beschikking van den shah gesteld om in de behoeften van het hof te voorzien, en op deze wijze blijft de ware toestand des Rijks een geheim voor den souverein, die verbaasd zal staan wanneer hij door volksoproeren zal te weten komen dat zijne onderdanen niet tevreden zijn. De legatiën zijn zeer ver ontrust en nemen in het geheim maatregelen, met het oog op hetgeen in geval van rustverstoring zou kunnen gebeuren ten nadeele van de Europeanen. De bevolking van Perzië is zeer dweepziek, en mogt een opstand uitbarsten, dan zouden misschien de in het land gevestigde Europeanen de eersten zijn die den terugslag er van ondervondende gevolgen daarvan zouden verschrikkelijk kunnen wezeir. Herhaaldelijk komen ter post briefkaartformulieren, zonder postzegelstempel, doch die door de afzenders van een franceerzegel van een cent zijn voorzien, met het doel om bet aan de achterzijde geplaatste gedrukte berigt op den voet van drukwerk te verzenden. Vermits echter bij art. 21 der wet van 22 Julij 1870 (Staatsblad No. 138), bet port der brief kaarten, voor de binnenlandscbe verzending op 2 5 cent is vastgesteld, en het voor de toepassing van dat port geen verschil uitmaakt, of het op de briefkaart geplaatste berigt gedrukt dan wel geschreven is, kunnen er geene briefkaarten ter verzending worden toegelaten, waar voor niet het volgens de wet verschuldigde port van 2 J cent is voldaan. Onvoldoend gefrankeerde briefkaarten, die niet vóór de verzending aan de afzenders zijn kunnen terug gegeven worden, worden met briefport belast. Benoemd tot hulponderwijzer te Achlum, gemeente Franekeradeel, de lieer J. Onnekes, te Oudeschild. De minister van Marine heeft ter kennis van belanghebbenden gebragt, dat nog een vijftal plaatsen worden opengesteld voor jongelieden, die wenschen om, in verband met het hooger onderwijs, dat te Amsterdam wordt gegeven, liij het earnizoens-hospitaal aldaar Ie worden opgeleid tot olf. van gez. 2(le kl. bij de zeemagt. Nadere bijzonderheden behelst de Staatscourant van 20 Aug. TwcoiiP Kamer. Uit liet verslag der commissie van rapporteurs over liet wetsontwerp tot wijziging der wet van 19 Aug. 1861 (Staatsblad No. 72) betrekkelijk de Nationale Militie blijkt, dat de onderstelling juist is. dat de minister van Oorlog de door zijn voorganger met de ministers van Binnenl. Zaken en van Marine ingediende voordragt handhaaft. Met de strekking dier voordragt kan hij zich alleszins vereenigen. Eukele veranderingen, die de voordragt in hare hoofd beginselen ongedeerd laten, worden door hem noodig geacht. Zij strekken om de belangen van de dienst en meer billijkheid en regelmaat in de toepassing en uitvoering van de wet te bevorderen en te verzekeren. Eene van de voorname wijzigingen welke de regering nu in de wet wenscht gebragt te zien betreft de bepaling van het tijdstip van inlijving der ligting. Die inlijving heeft thans in de eerste helft der maand Mei plaats. Aan inlijving in September wordt echter door den minister van Oorlog de voorkeur gegeven. Nadat de minister de bedenkingen, die tegen het ontwerp waren gemaakt, breedvoerig had wederlegd, verklaart de commissie van rapporteurs, dat die antwoorden der regering niet het noodige licht verspreiden over de punten, waarop het bij de beoordeeling dezer voordragt aankomt. Zij kan zich niet ontveinzen, dat in de gewisselde stukken van regeringswege weinig wordt aangevoerd tot verdediging van het voorstel tot verhooging van het militie-contingent. De com missie is van oordeel dat de vertegenwoordiging mocijelijk hare goedkeuring kan geven aan eene verhooging van dat contingent, wanneer het voorgedragen verhoogde cijfer niet voldoende wordt geregtvaardigd en wanneer niets bekend is omtrent de iinanciëele gevolgen. Zij verwacht flat de toegezegde nadere mcdedeclingen der regering de noodige gegevens tot beoordeeling der voorgestelde c ontingent-verhoogin g zu 11 en verscha ft'en Frankrijk. Du hoer Vivielle, gezagvoerder van het adviesjagt Forfait, onlangs in de Middellandsclie Zee gezonken, is met alge- mecne stemmen vrijgesproken. Er is göen tijd geweest waarin zooveel geklaagd is over de insecten en de verwoesting die zij aanrigten als tegenwoordig. Alle aardvruchten, alle gewassen, alle boonen worden er op hunne beurt door bezocht. Terwijl de aardappel door den Amerikaanschen bug of kever, het graan door de Ituliaansche luis en de wijnstok door de philloxera wordt geteisterd, wordt de boom, vooral de vruchtboom, door den acarus TiUiana vernield. Dit is althans hier het geval, gelijk de heer Rivière, chef-tuinman van het Luxembourg, heeft geconstateerd. Dat bij den laatsten orkaan zooveel boomen te Parijs zijn omgewaaid zegt bij is de schuld van dat insect, hetwelk alle boomen ziek heeft gemaakt. Een naanwkeurig microscopisch onderzoek heeft hem de aanwezigheid van den acarus op alle bladen der appel- en perenboomen aangetoond. Men heeft thans een staat opgemaakt van de huizen, tengevolge vn:i de laatste overstroomingen te Toulouse ingestort, of bouwvallig geworden. Daaruit blijkt, dat er in de voorstad Saint-Cyprion alleen negenhonderd drie-en- vijftig geheel vernield en tweehonderd zeven-en-vijftig onbewoonbaar geworden zijn. De in de overige wijken verwoeste woningen zijn omstreeks tweehonderd in getal. Een moorddadige scène, die aan de zeden in de goud velden van Californië herinnert, veroorzaakte jl. Donderdag groote ontsteltenis op de beurs te Parijs. Twee personen hadden twist gekregen en een hunner sloeg den ander zoo hevig met zijn stok, dat di»ze brak, waarna de aanvaller het op een loopen zette; maar de ander liep hem na en loste onder weg twee schoten uit oen revolver, die echter misten, waarop de vervolging op nieuw begon. Toen beiden elkaêr op vier schreden genaderd wai-en, schoot de met een revolver gewapende op nieuw en ditmaal trof hij zijn tegenstander in het hoofd. Beide personen werden nu door de politie gearresteerd; de gewonde werd ter verpleging in een naburige apotheek gebragt en de moordenaar naar een bureau van politie. Omtrent de oorzaak van dit bloedig tooneel verdiept men zich nog in gissingen. Bij den overtogt van II. M. de Koningin, met Prins Leopold en Prinses Beatrice, naar het eiland Wight, is het koninklijk jagt, Royal Albert, ter hoogte van Gosport in aanvaring gekomen met een particulier jagt, Mistletoe, hetwelk onmiddelijk zonk. Drie personen vonden daarbij den dood. De Court Circular geeft een omstandig verhaal van dezen ramp. De Mistletoe was het eigendom van den heer Heywood, een bankier van Manchester. Bij de ramp kwamen om miss Peel, de schoonzuster van den eigenaar, een man van de ekwipage, terwijl de Lof- meester, tengevolge van de bekomen wonden, overleed. De onmiddelijk door de ekwipage van de Royal Albert aangewende pogingen tot redding baatten niet. Het ongeval geschiedde te plotseling. De pers in het algemeen, hoewel innig leedwezen betuigende met de slagt offere, kan zich niet weörhouden den dank der natie uit te spreken, dat de Voorzienigheid de Koningin voor die ramp bewaarde. De Koningin, naar zich denken laat, was zeer ontsteld, maar deed nogthans haar best om de zuster der verdronken dame te troosten, en toonde de levendigste belangstelling in :t lot der nagelaten betrekkingen van de slagtoffere. 't Ongeluk schijnt hierdoor veroorzaakt te zijn, dat de Alberta als stoomschip, naar den regel, voor 't zeilscheepje wilde uitwijken, en de stuurman van de Mistletoe, uit eerbied voor de Koninklijke vlag, eveneens 't roer wendde. Zóó kwam 't tot een aanvaring. De Court Circular, verhaal doende van het gebeurde, geeft Hr. Ms. diep leedwezen daarover te kennen en Haar deelneming met de slagtoffere. H. M. heeft de noodige bevelen gegeven om al het moge lijke te doen tot verzachting van hun leed. Een streng onderzoek naar de oorzaak van de ramp zal worden ingesteld. De Times zegt, dat de onthulling van het beeld van Herman op nieuw de aandacht vestigt op de vraag, hoe ver men gaan moet in het herdenken van het voorgeslacht. Ieder geeft toe, dat het verleden het heden niet moet overschaduwen en ieder geeft evenzeer toe, dat de her innering aan helden en weldoeners van het menschdom levendig moet gehouden worden. Het tegenwoordig geslacht zal weinig uitrigten, als het niet dankbaar is voor hetgeen vroeger gedaan is; maar de dankbaarheid moet niet belet ten verder te gaan dan onze voorgangers. Er is nog een bezwaar, dat zich telkens opdoet, als wij trachten de her innering aan groote mannen te vereeuwigen. Een groot man kan een groote rol spelen in een gewigtig tijdperk der wereldgeschiedenis, maar het is onmogelijk, dat hij de geheele beteekenis kan overzien van een strijd, waarin hij gewikkeld is, en dikwijls zijn wij gedwongen te erkennen, dat zijn val en teleurstelling noodig waren voor de over winning van de zaak die hij voorstond. De herdenking der deugden van zulk een man heeft eigenaardige moeije- lijkheden. Zoo Herman den geest van onafhankelijkheid vertegenwoordigt, die do zegeningen des vredes niet ten koste der vrijheid wil koopen, is er op zijn vereering niets aan te merken, maar wanneer zijn beeld opgesteld is als liet eerste van allen, die zich onderscheiden hebben in de worsteling van de twee groote rassen van Europa, dan zou het jammer zijn, dat het voltooid is. Men schrijft uit Madrid aan de TimesWanneer men door een der grootste steden van Spanje, Barcelona, Sevilla, Cadix of Madrid trekt, dan kan men er zich geen denkbeeld van maken dat er iets verkeerds in 't land is, dat er een burgeroorlog woedt, die in weerwil van het succes der regeringstroepen zoover van 't einde af schijnt als immer te voren. (Dat is al vrij pessimistisch.) In Cadix trokken een week geleden een 400tal Carlisten, die met hunne officieren naar Cuba gezonden werden, niet meer aandacht dan een hoopje recruten in een garnizoensstad. En waarom? Wel het was la Feria en in die 14 dagen van kermispret denkt men in Cadix alleen aan amusementen. Tienduizenden guldens zijn verdaan aan decoraties, muziek, illuminaties enz., maar al de nooden en ellenden van het land waren vergeten. In Madrid is het geheel hetzelfde; geen opgewonden menigte vergezelt de troepen om ze een laatsten groet te brengen wanneer zij naar 't oorlogsterrein vertrekkengeen juichkreten of illuminatie hoort of ziet men na eene over winning; het hart van het volk is koud, alle geestdrift dood zelfs als de jonge Koning verschijnt, hoe blaamloos, ver standig en beminnelijk hij is, is het volstrekt niets vreemds dat men geen enkel hoofd ziet ontblooten. Madrid heet ledig te zijn; het saizoen begint er den 15 Oct. om met het carneval te eindigen; de ministers zijn meest allen heengegaan; Canovas del Castillo intusschen is op zijn post. Doch al is de aristocratie naar de baden, het vroolijke, woelige leventje gaat in de hoofdstad zijn ouden gang. De schouwburgen en politieke tinnegieters, trekken er de algemeene aandacht. Elke andere natie zou zich onder dezelfde omstandigheden in rouw kleeden, maar in Madrid bouwt men een nieuw amphiteater voor stieren gevechten, en babbelt men over eene nieuwe ligting en eene nieuwe leening, als 't mogelijk is die te sluiten. Op het platte land is het echter anders, daar is het eenige wat men hoopt: vrede; het arme boerenpaar bidt God, de Heilige Maagd en alle heiligen dat toch een nieuwe quinta (loting) hun zoon van 18 zomers niet vvegneme; de werkzame, zuinige neringdoende hoopt dat het gouvernement hem niet de eerste duizend gulden, die hij hijeen heeft weten te sparen, als losprijs komt afdwingen. «Geef ons in Godes naam toch vrede,» is de algemeene kreet. Maar in Madrid, dat geen gevoel heeft voor het lijden van die ongelukkigen, in het hartelooze Madrid maakt men pret en bazelt over nieuwe conscripties en leeningen, als golden zij niet het hartebloed van de natie. Aan het slot van een beschouwing over den staat van liet graangewas in Europa en Amerika, zegt een der City-bladen het volgende: «Een blik over den geheelen graan-verbouw kan ons ontslaan van vrees voor den a. s. winter. Zoo wij al betere jaren hebben gehad, we hebben er daarentegen ook vele gehad, die heel wat slechter waren en er is reden in overvloed tot dankbaarheid, dat, in weerwil van de stormen die in Engeland, Europa en Amerika hebben gewoed, de oogst in ruime mate aan onze verwachtingen beantwoordt.» Kapt. Webb stelt zich voor op den eersten dag dat het mooi weer is, zijn poging om van Dover naar Frankrijk te zwemmen, te herhalen. Hij beweert, dat hij bij gunstig weder het gemakkelijk doen kan. Gedurende het jaar 1874 zijn te Londen niet minder dan 7764 nieuwe huizen gebouwd en 145 nieuwe straten. Ook werden twee nieuwe pleinen (squares) aangelegd. De lengte der nieuwe straten bedraagt 22 Eng. mijlen en 862 yards. Nog in aanbouw zijn 3,542 huizen, en 't is te voorzien zegt een officiëel rapport dat de bouwlust eer toe dan af zal nemen. Na zeventien jaren arbeids en na uitgifte van 54 millioen gulden is het nieuwe rioolstelsel voor geheel Londen gereed gekomen. Hooge, ruime, gemetselde buizen, waardoor een rijtuig met vier paarden kan rijden, brengen diep onder den grond, beneden onderaardsche spoorwegen, water- en gaspijpen, de faecaliën en al de onreinheden en gebruikte zaken van een rijk van 4 millioen inwoners op onschadelijke, onzigtbare wijze ver buiten Londen naar zee. De ingenieurs, die dit werk volbragt hebben, verdienen grooten lof voor hun arbeid. De magtige eb, die aan den mond van den Theems het water deinen doet, sleept te Crosness, als de sluisdeuren van het riool geopend worden, de stoffen mede, ver in de Noordzee, waar zij gezuiverd en over een onmete- lijken afstand verspreid, onschadelijk in de diepte wegzinken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2