33 Jaargang. 1875. N°. 104. Zondag 29 Augustus. Uitgever A. A. BAKKER Cz. PUB LI CA T I E. Binnenland. HELDERSCHE EN MEI WEDIEPËR COURANT. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.80. nu franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. KUken Dondcrdas vertrekt de mail naar Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur. De sluiting der mail naar Padang en Batavia, te ver zenden per mailboot CONRAD, geschiedt voor drukwerken den 3 September a. s., na aankomst van trein III (Noord- hollandschen Spoorweg) ten 10,58 des avonds, voor brieven den 4 September a. s., na aankomst van trein I ten 9,47 des morgens. De COMMISSARIS DES KONINGS in NOORD HOLLAND, Brengt ter kennis van belanghebbenden dat, wegens het inhangen van deuren in de schutsluis Willem III aan het Noordhollandsch Kanaal tegenover Amsterdam, den 30 Augustus eerstkomende en volgende dagen, met die sluis niet zal worden geschut, zoodat de schutsluis Willem I gedurende dien tijd alleen als zoodanig zal dienst doen. Haarlem, 25 Augustus 1875. De Commissaris des Konings voornoemd, R O L L. VERGADERING van den RAAD der gemeente ANNA PAULOWNA, op Dingsdag den 31 Augustus 1875, des namiddags ten 2 ure. Anna Paulowna, 28 Augustus 1875. De Burgemeester, C. E. PER K. Onderwerpen ter behandeling: 1. Vaststelling Gemeente-Rekening, dienst 1874. 2. Aanbieding Gemeente-Begrooting, dienst 1876. 3. Benoeming Hulponderwijzer. 4. Mededeeling ingekomen stukken. HELDER en NIEUWEDIEP, 28 Augustus. Woensdag den 1 Sept. zal van Rotterdam, Schiedam, Delft, 's Hage en Leiden een goedkoope volkstrein naar hier vertrekken, om des avonds ten 6 ure weder te retourneren. De witte Roos. (Slot.) Zoo kwam de lente. Er werd een buitenfeest gevierd gisteren is het vijftig jaar geleden. Ik had mij gekleed om hem te bevallen, maar uur op uur verliep zonder dat hij kwam. Ik was diep ongelukkig, ofschoon ik uit wendig vroolijk scheen. Eindelijk, toen ik reeds alle hoop verloren had hem nog te zien, kwam hij. Een vriend, die op zeer grooten afstand woonde, had hem opgezocht en opgehouden. Baar ik me gewend had zelfzuchtig te denken en te gevoelen, gold dit bij mij niet als een verontschuldiging. Het krenkte mij dat ik bij een vriend had moeten achterstaan. Nu wilde ik toonen, dat ik ook zonder hem vroolijk kon zijn. Ik negeerde hem bijna geheel en al; en lachte en praatte des te meer met de andere jonge heeren, die aan onze tafel zaten. Ja, ik was uitgelaten vroolijk. Toen ik echter bemerkte met welk een diepe treurigheid mijn gedrag hem vervulde, was ik spoedig verzoend en reeds wilde ik een vriendelijk woord tot Leo spreken, toen ik plotseling bemerkte, hoe zijne oogen op mij rustten met een hartstochtelijkheid, die ik tot dusverre niet bij hem waargenomen had. „Ach," dacht ik, „nu eerst weet ge hoe onuitsprekelijk gij bemind wordt. Welk een kracht, welk een diepte moet zijne liefde niet hebben, dat een kleine veronachtzaming hem zoo kan opwinden. Ik werd duizelig, ik moest mijn beide handen op mijn luid kloppend hart leggen; ik vreesde tdat men het kon hooren kloppen. Het was tot nu toe een rustige liefde geweest, die mij gelukkig maakte; het was niet gekomen tot een hartstochtelijkheid, zooals ik ze wel eens in boeken beschreven had gevonden. Daartoe waren de omstandigheden te gunstig, er werden ons geenerlei hindernissen in den weg gelegd. Nu had ik voor het eerst een druppel van het vergif der hartstocht genoten en ik werd er dronken van. Ik wond mijzelven. meer en meer opik wilde eens beproeven hoever mijn macht reikte. Ik beminde Leo op dat oogenblik meer dan ooit. Het geluk door hem, den ernstigen man, bemind te worden en zoo bemind te worden, deed mij geweldig aan. Ik gevoelde mij ongekend gelukkig. Maar ik wilde nu ook den beker van het geluk tot op den bodem ledigen en hoe donkerder zijn blik werd, hoe vaster zich zijne lippen als bij bittere smart sloten, des te meer werd ik bedwelmd door het gevoel van zijne liefde. Zoo gebeurde het, dat ik een steeds vriendelijker toon aansloeg tegen de heeren, die mij in den grond toch zoo onver schillig waren en dat ik hoe langer hoe onvriendelijker tegen den geliefde werd; en toen we scheidden, had ik slechts een korten kouden groet voor hem. Ik kon op dien avond nauwelijks het oogenblik afwachten, waarop het mij vergund zou zijn me naar mijn kamer te hegeven om in In het lokaal Tivoli alhier liacl gisteren avond eene ver gadering plaats, bijeengeroepen door de commissie tot stichting van bewaarscholen voor kinderen uit Protestantsche gezinnen. De heer Bron opende de zeer talrijk bezochte bijeenkomst met een gepast woord en gaf ter mededeeling van de tot nu toe verkregen resultaten op de aangewende pogingen het woord aan den heer Vrendenberg, die in zijn verslag het volgende ter kennisse bragt: Aan bijdragen in ééns is ontvangen plns minus f 2400; aan jaarlijksche bijdragen circa f 800. Met het bestuur over het lokaal op de Vischmarkt is onderhandeld over bet afstaan van dit gebouw, tot inrigting van eene bewaarschool. Dit gebouw zal echter daarvoor moeten ingerigt worden, hetgeen volgens begrooting f 1700 a f 1800 zal kosten. Achter het gebouw is een vrij groot terrein, geschikt om tot speelplaats te worden inge rigt. Voor meubelair zal eene som van f 700 a f 800 noodig zijn. Stelt men het getal leerlingen op 200 en het zuiver bedrag der schoolgelden op f 800, de uitgaven voor personeel enz. op f 1500, dan is de mogelijkheid van het tot stand brengen eener inrigting geboren, betgeen door eenige belangstellenden nog meer bevorderd is door het ten geschenke aanbieden van aandeelen in liet bedoelde gebouw. Deze mededeeling wordt met algemeene toejuiching beantwoord. Vervolgens geschiedt voorlezing van een concept-reglement, waarbij geregeld wordt de verhouding, die er zal bestaan tusschen de commissie van beheer en hen, die tot stichting en onderhoud der inrigting bijdragen. Het belangrijkste uit de discussiën, die daarover gehouden werden, was voorzeker over den naam, aan de vereeniging en aan de bewaarschool te geven. De voorloopige commissie bad voorgesteld te lezen: «Vereeniging tot stichting van Bewaar scholen, hoofdzakelijk ten behoeve van kinderen uit Protes tantsche huisgezinnen.» En ofschoon nu in een der artikelen de volkomen neutrale strekking van het onderwijs in die inrigting was verzekerd, werd van onderscheidene zijden aangedrongen op liet wegnemen van liet uitsluitend karakter, dat door de woorden«hoofdzakelijk te behoeve van kin deren uit Prot. gezinnen» werd aangeduid. Ten slotte werd het woord Protestantsche uit het ontwerp geligt en voorgeschreven, dat de school of de scholen in de eerste plaats bestemd zullen zijn tot opneming van kinderen, aanbevolen door hen, die aan de stichting hebben bijge dragen. Op voorstel van den heer Bron werd vastgesteld, dat de herinnering de laatste uren nog eenmaal te doorleven. Toen de opgewondenheid een weinig bedaard was, gevoelde ik wel een weinig wroeging bij de gedachte aan het onrecht, dat ik Leo had aangedaan maar met dubbele liefde zou ik het goed maken. Op het punt staande naar bed te gaan moest ik de deur van mijn kamer nog eens voor het dienstmeisje openen. Ze vertelde mij, dat ze zoo even den luitenant Günther gesproken had, die naar haar toegekomen was, toen ze bij de bron water haalde en haar had doen beloven mij dienzclfden avond nog een briefje en twee rozen en beide bracht ze mij te overhandigen. Daardoor in verwarring gebracht, nam ik het gezondene aan, en nog in dit oogenblik zie ik de witte en de roode roos in den voor mij liggen. Met bevende hand opende ik Leo's brief. O Lucie!" zoo schreef hij, „reeds sedert eenige dagen gevoel ik een angst in mij, dien ik te vergeefs tracht te overwinnen en waarvan ik me te vergeefs reden tracht te geven. Zou dat gevoel een vermoeden zijn geweest van datgene, wat uw gedrag van heden mij bevestigde en zou ik, die op deze wereld slechts nog door u gelukkig gemaakt kan worden, te vroeg gehoopt hebben en voor liefde hebben gehouden, wat niet meer dan een voorbijgaand wel gevallen, of nog erger, slechts een spel met mijne liefde was? Doch neen, ik wil geen voedsel geven aan deze gedachte, die uwer onwaardig is; ik kan echter den twijfel, die mij pijnigt, niet langer verdragen. Daarom bezweer ik u mij morgen ochtend vroeg ik zal, zoodra de dag aanbreekt, voorbijrijden een teeken te geven of mijne liefde beantwoord wordt of niet. Zie ik de roode roos voor uw venster, dan weet ik dat ik komen mag om u van uwe ouders te vragen; zie ik de witte roos, dau is mijne toekomst vernietigd. Lang bleef ik nog zitten en las en herlas deze regels. Wie weet niet in welk een verrukking de eerste woorden der iieide een jong, nog niet ontwijd hart brengenEn op dien dag, in mijne reeds opgewondene stemming, overweldigde die indruk mij. Ik genoot met volle teugen van het gevoel, dat ik voor den man van mijn eigene liefde zoo oneindig veel was. Waarom was hij niet aanwezig, opdat ik hem dadelijk kon omhelzen en hem bekennen, hoe vurig ik hem beminde, hoeveel berouw ik had over mijn gedrag van dezen dag, en dat ik van nu af verstandig en bedaard wilde zijn, zooals dat aan een bruid past. „Verstandig, bedaard," herhaalde ik in gedachte; maar waar bleef dan het gevoel, waarvan ik dien avond zoo volop genoten had? Nog eenmaal wilde ik het genieten, nog eenmaal wilde ik in zijn blik het ontketende vuur van zijn hartstocht lezen dan wilde ik vroolijk al het kinderlijke afwerpen om voor hem en voor ons geluk te leven. Vroolijk lag de toekomst voor mijgeen schaduw, geen zorg, geen twijfel deed haar droevig zijn. En Leo zou deze toekomst deelen; dan kon hij dezen korten tijd nog wel in vrees en angst leven. de te kiezen commissie van beheer over eene som van f 600 4 f 700 kan beschikken als jaarwedde eener directrice, terwijl voor liet hulppersoneel eene som van f 400 werd toegestaan. Ten slotte werd overgegaan tot de keuze van leden tot zamenstelling eener commissie van beheer. Aan die stemming werd door 76 personen deelgenomen. Gekozen werden de beeren G. E. Bron, H. Vrendenberg Cz., G. E. Kloosterhuis, H. L. Oudenhoven, S. Braaksma, J. J. Tinkelenberg en A. G. F. van Nieuwenhuijse. Met dank aan de aanwezigen voor hunne belangstelling en met opwekking om het belang der zaak steeds te blijven behartigen, sloot de heer Bron hierop deze vergadering. - Gisteren avond met den trein van 6 uur 30 min. vertrok van hier het muziekkorps van het 7e reg. inf., dat gedurende een 5 tal dagen zich herhaaldelijk had doen hooren. Gisteren morgen begeleidde het het hier garnizoen houdend bataillon op een militaire marsch. Genoemd muziek korps laat bij zijn vertrek de herinnering achter aan genot volle oogenblikken. Algemeen wordt dit korps geroemd en zijn directeur, de kapelmeester Sonneman, mag waarlijk roem dragen op eene kapel, die eene gunstige plaats inneemt onder de muziekkorpsen des lands. Naar wij ver nemen zal dit korps heden en morgen uitvoeringen geven te Hoorn. Sedert eenige dagen hoort men hier van vele zijden spreken van plaats gehad hebbende ongesteldheden, na het gebruik van visch. Of de reden daarvan aan de aanhoudende en belangrijke zomerhitte, dan wel aan andere oorzaken is toe te schrijven, waardoor de visch kan geïnfecteerd worden, schijnt nog onzeker. Een visscher verzekerde, dat de in sommige waters gevangen paling, voor de rookerij bestemd, in den bang leegliepen, zoodat er niets dan liet vel overbleef, ook zelfs wanneer ze bijna levend boven den mot was opgehangen. Naar men verneemt, wordt Z. M. de Koning den 11 of 12 Sept. in de residentie terugverwacht. Z. K. H. de Prins van Oranje zal waarschijnlijk Donderdag a. s. van zijne buitenlandsche reis te 's Hage terugkeeren. Hoewel de prijzen van de inlandsche tabak merkelijk lager zijn ('t verschil is wel 40 pCt.) belooft de oogst zoo ruim uit te vallen, dat door de verbouwers een goed jaar zal worden gemaakt. Naar het D. verneemt is door den minister van Binnenl. Zaken bepaald, dat voortaan de zomerdienst-rege lingen voor de spoorwegen zullen aanvangen met 15 Mei en de winterdienst-regelingen met 15 October. Voor den Een roos, niet mijn eigen mond zou hem zeggen, dat ik hem beminde? Ik zou het schitteren zijner oogen niet zien, als ik hem mijn jawoord gaf? Hoe dikwijls had ik me dat tooneel voorgesteld en nu zou het zoo geheel anders worden? Neen, dat mocht niet gebeuren, hij moest komen; ik wilde van hemzelf hooren, hoe vurig hij mij begeerde. Wat zou ik dan mijn leven lang aan dat oogenblik denken; ik wilde niet alleen gelukkig worden, maar ook gelukkig maken. Zulke gedachten bestormden mij. Ik deel ze u nu zoo uitvoerig meê, niet om mij te verontschuldigen, neen, ik wil u slechts toonen, hoeveel uitvluchten en verschooningen den mensch ten dienste staan, als hij zijne wensehen wil rechtvaardigen. Ik legde de witte roos voor het venster. Langen tijd kon ik den slaap niet vatten en toen dit eindelijk gebeurde, sliep ik tot laat in den morgen. Ik herinnerde mij, dat ik in mijn slaap eenmaal verschrikt opgesprongen was, daar het mij voorkwam, dat een paard voor mijn venster stilstond en zich daarna weder pijlsnel verwijderde. Ik was volkomen wakker geworden; eerst toen ik eenige uren later opgestaan was cn me herinnerde, wat er gister was gebeurd, vermoedde ik, dat het Leo geweest was, die voorbij was gereden. Ik was dien dag minder zeker van mijn zaak dan den vorigen; want herhaaldelijk vraagde ik mijzelven af, of ik wel goed gedaan had de witte roos voor het venster te leggen. Alles vergetende wat mij gister tot die wreedheid gedreven had en slechts aan de inspraak mijner liefde gehoor gevende, nam ik, nog voordat ik naar mijn ouders ging, de witte roos weg en legde de roode er voor in de plaats. Ik keerde zoodra mogelijk naar mijne kamer terug en plaatste mij in het venster achter het gordijn, angstig wachtende of Leo niet voorbij zou komen. De voormiddag verliep, hij kwam niet. De roode roos begon reeds te verwelken. Ik zou nu wel gaarne alles aan mijne moeder verteld en haar om raad en hulp gevraagd hebben, maar ik vreesde door haar berispt te zullen worden en schaamde mij ook over hetgeen ik gedaan had. Van minuut tot minuut begon ik mijn gebrek aau hart en mijne misdadige lichtzinnigheid meer in te zien. Hoe had ik ook zoo kunnen handelen Nooit, nooit meer, die belofte deed ik aan mijzelve, zou ik met iemands gevoel spelen. De vreugde en het lijden mijner medemenschen zouden mij voortaan heilig zijn en ik zou ze niet meer gebruiken tot mijn eigen genoegen. Ja, in bange en moeielijke oogenblikken doet men gemakkelijk beloften, maar ik kon niet meer goed maken, wat ik gedaan had. Voor mij bleef niets anders over dan berouw en boete. Het was tegen den avond mijn onrust, mijn lijden had zijn toppunt bereikt toen ik bemerkte, dat er zich op straat groepjes vormden, waar levendig gesproken werd. Het moest iets treurigs zijn, hetgeen het onderwerp der gesprekken uitmaakte. Dat zag ik aan de neerslachtige gezichten. Een klein meisje, de dochter

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 1