Eene BOERENPLAATS,
PUBLIEKE VERKOOPING,
ADVERTENTIËN.
^OPROEPING
Afloop der openbare verkooping-
Stoomvaart-Berig-ten.
Burgerlijke Stand. Gemeente Helder.
Marine-Haven Nieuwediep.
s i
PURMERENDER MARKT van HEDEN.
H
li
individu behoeft niets te doen, maar al wat verricht moet worden,
wordt overgelaten aan het bond; immers daarvoor geeft men zijne
jaarlijksche contributie. Waarvoor lid van een vereeniging, als men
zelf nog handelen moet; het bond neemt de werkzaamheden van
het individu over; dat behoeft niets meer te doen. Wat dunkt
u, is deze niet de overtuiging van menig lid, die tot eenig bond
toetreedt? Helaas! deze meening heerscht maar al te veel! Schrijver
zou personen kunnen aanwijzen, die leden van het Schoolverbond
zijn, en als lid de verplichting op zieh genomen hebben geen
kinderen beneden de 12 jaren in dienst te nemen, maar zooveel
in hen is te zullen medewerken, dat ze ten minste tot dien leeftijd
de school bezoeken, maar nauwelijks lid zijnde, toch geen zwarigheid
maken kinderen bij zich in dienst te nemen. De stichters van
zulk een bond meenen het goed en eerlijk, maar men moet schrijver
niet kwalijk nemen, dat hij van de leden van het bond weinig
heil voor de maatschappij te gemoet ziet. Nauwelijks staat het
lidmaatschap in strijd met het eigenbelang, of het eigenbelang
behaalt de overwinning. Dit zien wij. Want wat is het lot van
alle bonden Met ambitie wordt de zaak opgevat, leden stroomen
toe, overal verrijzen afdeelingen, een tijd lang bloeien de bonden,
maken furore; weldra echter breekt de tijd van kwijning aan, op
de overspanning volgt de natuurlijke verslapping en doorgaans
sterven ze aan de tering. Schoolverbond, Weerbaarheidsbond en
vele andere, waar zijn ze? Velen zijn reeds overleden of liggen
in hunne laatste stuiptrekkingen.
In de laatste dagen is nevens alle nog bestaande of reeds bestaan
hebbende bonden een nieuw bond in het leven geroepen, dat den
barbaarschen titel draagtAnti-dienstvervanging-bond en dat thans
bij Neêrlands ingezetenen de volle sympathie schijnt weg te dragen.
Honderden treden tot dat bond toe. Door de couranten is ons
reeds de vierentwintigste lijst van deelnemers medegedeeld. Nog
eenigen tijd wachten en misschien zijn dan alle bewoners van
Nederland leden van dat bond. De sympathie voor dat bond schijnt
onverdeeld te zijn, want studenten in de theologie en dominé's
behooren er toe. Modernen en orthodoxen, liberalen en clericalen,
en conservatieven, welke tegenvoeters ze in vele opzichten ook
wezen mogen, hier staan hunne namen vredelievend naast elkander
naar welke verschillende kanten de burgers van onzen Staat door
hen heengetrokken worden, hier is een punt van overeenkomst, hier
wijzen ze ons één weg. Of het waar is, weet schrijver niet, maar
hij heeft vernomen, dat meest alle onderteekenaars, die geen mili
tairen zijn, kinderloos zijn of geen jongens hebben. Dat zou recht
grappig wezen.
Wat het doel van de ijveraars voor dat bond betreft, wij moeten
erkennen, het is schoon. De soldatenstand is in ons land wel in
diepe vernedering en wel mag het noodig genoemd worden, hem
wat uit zijne ellende op te heffen. De middelen daartoe dienstbaar
verdienen alle aanprijzing en ondersteuning. Het Vaderland lief te
hebben, in nood voor het Vaderland de wapenen op te vatten en
te strijden, dat is dure burgerplicht; goed en bloed voor het
Vaderland niet te willen opofferen, voor ons dierbaar Nedeiland,
dat land waar we geboren en opgevoed zijn, waar we vrijheden en
zegeningen genieten in ons maatschappelijk leven, waarvan anderen
volken van Europa geen begrip hebben, dat mag genoemd worden
de vrijheden en zegeningen onwaardig te zijn. Bij alle flauwheid
en onvaderlandschen geest, die in ons land bestaat, en die zich
gedurende den Eransch Pruissischen oorlog in Noord-Holland maar
al te zeer in woorden openbaarde, toen men tot walging toe hooren
moest: nu, als de Pruissen ook ons land annexeeren willen, is het
maar het best, dat wij ons zonder bloedvergieten overgeven,
houdt schrijver zich toch verzekerd, dat wij Noord-Hollanders, als
de knijper ons eenmaal op den neus werd gezet, wel een anderen
geest aan den dag zouden leggen. Ik geloof niet, dat de Pruissen
zoo maar met kousen en schoenen ons uit onzen Nederlandschen
hemel zouden verdrijven, dat wij hen dien maar zonder kleerscheuren
zouden binnenlaten. Ik denk, dat wij vooraf onze tanden weieens
zouden laten zien. Zoover zijn wij nog niet ontaard van den
geest onzer vaderen. Maar om lid te worden van het anti-
dienstvervanging-bond, daartoe is schrijver dezer letteren nog lang
niet bereid, daarvoor heeft hij nog de minste en geringste sympathie.
Integendeel, gaarne legt hij de verklaring af, dat zoo één zijner
zonen bij de loting een dienstplichtignommer trekt, hij liever jaren
lang met zijn huisgezin geen vleesch eet en de boter over zijn brood
schraapt om voor dat uitgespaarde geld een plaatsvervanger voor
zijn zoon te koopen, dan hem als soldaat te laten uittrekken. Hij
heeft een afkeer van het soldatenleven. Niet omdat hij tot die
laffen en flauwen behoort, die zeggen: als de Pruissen komen is
onze landverdediging toch een hersenschim, de Pruissische wapenen
zijn onweerstaanbaar; ook niet omdat hij tot de vreesachtigen
behooren, de moed hem in de schoenen zou kruipen als de kogels
beginnen te fluiten; ook niet omdat hij een onverschillig vaderlander
is en geen offer van tijd en bloed voor de vaderlandsche vrijheden
heeft; maar om gansch andere redenen. Het komt schrijver
voor, dat, eer men overgaat om de dienstvervanging af te schaffen,
er eerst iets geschieden moet, dat veel noodzakelijker is. Men
doet veel voor de doode strijdkrachten, maar wat doet men voor
de levenden? Op twee zakeu wenscht schrijver te wijzen, die vooraf
noodzakelijk verbeterd dieoen te worden, voordat men met eenigen
grond op een goed resultaat mag hopen en met vrijmoedigheid het
„anti-dienstvervanging-bond" aanbevelen kan.
Vestigen wij eerst het oog op de plaatsen waar onze soldaten
genoodzaakt worden hun verblijf te houden. Die verblijfplaatsen
noemt men kazernen. Hoe zien die gebouwen er uit? Alles
behalve liefelijk. De gebouwen, waarin de personen geborgen
worden, die zich aan de maatschappij en hare wetten vergrepen
hebben, zien er op het oog (want geloof me, met het inwendige
heeft schrijver nog nooit kennis gemaakt!) veel liefelijker en gezelliger
uit, dan de kazerne, waarin de levende strijdkrachten voor het
lieve vaderland een verblijf wordt aangewezen. Gaarne erkent
schrijver (want het soldaatjespelen geniet nu maar eenmaal de
sympathie van Neerlands inwoners niet,) het soldaat zijn wordt nooit
anders, dan als een noodzakelijk kwaad beschouwd, het is voor het
ouderlijk gevoel van den behoeftige hard, als zijn zoon, die bijkans
onmisbaar is voor de onderhouding van het gezin, soldaat moet
worden, terwijl de zoon van zijn buurman, die iets meer geld in
de wereld bezit, een plaatsvervanger aanstelt. Het is waar, daardoor
is in den militairen stand geen burgerlijken en wetenschappelijken
kern, en het peil van redelijkheid en zedelijkheid van den soldaat
daalt langzamerhand. Als nu de dienstvervanging wordt afgeschaft,
en elk, die een dienstplichtig nummer trekt, als soldaat optreedt,
is het duidelijk dat er in den militairen stand een anderen kern
wordt gebracht, en het gevolg daarvan moet zijn opheffing en
veredeling van dien stand. Schoone redenering, die wel grond
heeft en waarheid bevat. Is het eenmaal wet geworden, dat er
geen dienstvervanging mag plaats hebben, dan worden zonen van
de aanzienlijken uit den lande, zonen van goed gezetene burgers en
kindereu van den arbeidenden staud gezamelijk militairen. Dat
moet, zoo dweept men, tot verbroedering aanleiding geven. Misschien
zal het waar zijn, als er bij de superieuren geen „zien door de
vingers" plaats heeft. Maar dit is de zwarigheid niet, die
schrijver heeft tegen het anti-dienstvervanging-bond. Gesteld,
een vader heeft een zoon, die aan de academie vertoeft. Deze moet
loten en trekt een dienstplichtig nummer. Zulk een jongen zit
midden in zijn studie, de ijver is op zijn vurigst, de vatbaarheid
het bekwaamst en nu moet hij de academie verlaten om voor
soldaatje te spelen. Zijn kamer, waar hij in zijne eenzaamheid met
lust, ijver en opgewektheid zat te werken om zich voor een maat
schappelijke betrekking bekwaam te maken, moet hij verlaten, en
dat liefelijk opgesierde vertrek moet hij verruilen voor de duffe en
vochtige kazerne. Wat kan daar van zijn studie worden? Hoe
kan hij zich daar voor zijne toekomst voorbereiden Het vaderland
is toch alleen niet om militairen verlegen, het heeft meer behoeften
dan aan soldaten, of moet alles opgaan in het militaire leven?
Beoetent iemand eenig studievak, voor hem zal het wel een eerste
en de voornaamste behoefte zijn een plaatsje te hebben, waar men
alleen kan zijn, waar men zich kan afzonderen. Het kan wezen,
dat er in de kazernen vertrekken zijn waar men kan lezen, waar
men een brief zal kunnen schrijven, maar ik geloof niet, dat in de
kazerne vertrekken zijn, waar men zich tot studie kan afzonderen,
en studie is geen zaak die in een bevolkte zaal verricht kan worden.
Wordt nu het doel van de leden van het anti-dienstvervanging-bond
bereikt, dan zullen niet enkelen, maar velen de academie moeten
verlaten om het lieve kazerneleven te leiden. Schrijver gelooft ook,
dat het dringend noodig is zich op de verbetering van de levende
strijdkrachten toe te leggen, maar voor men nu overgaat om de
dienstvervanging af te schaffen, dient vooraf gezorgd te worden, dat
het betere element, dat men in den soldaat brengen wil, geherbergd
kan worden; vooraf dient men te zorgen dat men zulke personen
kan ontvangen, die niet begeeren militair van ambacht te worden;
men dient vooraf te zorgen dat jongelingen, die zich tot eene andere
levensbestemming geroepen gevoelen voorbereid kunnen worden en
niet door het luie en vormlijke leven, dat de soldaat thans gedwon
gen is te leiden, voor de toekomst verloren gaan. Hoe menig
jongeling is er, die als fatsoenlijk burger of ambachtszoon in
dienst moest, maar na verloop van een jaar of anderhalf jaar
bedorven de ouderlijke woning binnentreedt, en den lust tot gezétten
arbeid verloren heeft. Even sterk als schrijver er voor is, dat
ieder burger ziju vaderland diene, de behandeling der wapenen
leere, opdat, als de nood aan den man komt, ieder het zijne kan
bijdragen tot verdediging van den vaderlaudsehen grond, even sterk
is hij thans nog tegeu het anti-dienstvervanging-bond, omdat
voorat gezorgd dient te worden, dat personen, die zich aan eenig
studievak wijden, de gelegenheid hebben niet slechts hunne studiën
bij te blijven, maar verder te kunnen komen in het vak, dat zij
zich voor hunne levensbestemming gekozen hebben. Schrijver
dunkt, dat het anti-dienstvervanging-bond handelt als een man,
die voornemens is een prachtig huis te bouwen, die heengaat om
schoone en prachtige meubelen te koopen, en die, omdat het huis
nog gebouwd moet worden, ze gaat bergen in een vochtigen kelder
of stoffig turfhok. Slot volgt.)
van Onroerende Goederen, gehouden in 't lokaal 't Centrum, te
Helder, op 6 September 1875, ten overstaan van den Notaris
J. W. HATTINGA RAVEN:
1. Een Huis en Erf aan de Weststraat, te Helder, gemerkt L,
No. 58. Koopers de heeren S. Keet en D. Keet, voor f 2720.
2. Twee Huizen en Erven, aan de Achtergracht, te Helder,
gemerkt L, Nos. 180, 181. Kooper de heer P. Keet, voor f2000.
3. Een perceel Weiland, gelegen in den Helderschen Polder,
kad. Sectie A, No. 738. Koopers de heeren S. Keet en D. Keet,
voor f 3525.
4. Een perceel Weiland, gelegen als voren, kad. Sectie A,
No. 2194. Kooper de heer S. Braaksma, voor f 700.
5. Een perceel Weiland, gelegen als voren, kad. Seetie A,
No. 702. Kooper de heer S. Kikkert, voor f 2165.
6 en 7. Twee perceelen Weiland, gelegen in den Huisduiner
Polder, kad. Sectie B., Nos. 201 en 202. Kooper de heer
S. Braaksma qq., voor f 5865.
De Conrad vertrok den 4 dezer van hier, via Suez, naar Batavia
en arriveerde den 5den des avonds ten 8 ure te Southampton.
De Prins Hendrik, van Batavia naar hier, is den 5 dezer des
namiddags Gibraltar gepasseerd.
De Maas vertrok den 4 dezer van Maassluis naar New-York.
De P. Caland is den 4 dezer te New-York aangekomen.
Opgave van af Zaturdag middag tot Dingsdag middag.
ONDERTROUWD: A. G. F. van Nieuwenhuijse, leeraar inde
aymnastiek, weduwnaar van E. Verfaille en T. Metselaar.
GETROUWDGeene.
BEVALLEN: H. J. Kissing, geb. Krul, (D.). K. J. Booij,
geb. Molenaar, (D.). H. M. Janssen, geb. van Es, (D.).
Bommel, geb. Koning, (D.).
OVERLEDENS. Blom, 6 maanden. J. de Wit, 20 jaren.
F. Muller, geb. van Wijk, 71 jaren. L. Lijding, 7 maanden.
J. Baken, 74 jaren. A. Dorlijn, circa 19 maanden. C. J. van
Hees, geb. Dernison, 38 jaren.
r<4TKH« nEBI6TG!ï.
Naar men verzekert zal Zr. Ms. ramscliip de Stier
gedurende deu a. s. winter in dienst blijven, terwijl de
Guinea buiten dienst wordt gesteld.
De huismeester van het Binnen-Gasthuis te Amsterdam,
die voor eenigen tijd, tengevolge van een aanslag op zijn
leven, deerlijk verwond werd, is reeds zooveel hersteld,
dat het eerste verhoor door den officier van Justitie heeft
kunnen plaats hebben.
Naar gemeld wordt, heeft Garibaldi in Nederland
berigten laten inwinnen omtrent de kosten, waarop de
droogmaking van de Zuiderzee geraamd wordt, en mededeeling
gevraagd van de plannen tot uitvoering van dat reuzenwerk.
Een en ander wordt door hem verlangd met liet oog op het
door hem ontworpen plan tot droogmaking van den Tiber.
Zeilklaar liggende en vertrokken Schepen Groote Vaart.
Aankomst. Vertrek. Schip. Gezagvoerder. Bestemming.
4 Sept. 7 Sept. Telanak. J. R. Lusink. Batavia.
5 7 ii Ocean. D. E. Stuart. New-Y ork.
Binnengekomen Koopvaardijschepen Groote 1 'aart.
Binnenk. Schip. Gezagvoerder. Cargadoor. llerkotns'.
4 Sept. Salvatore. R. Merello. ZurMühlen&Co. Taganrog.
5 Facito. G. Dodero. Duink.&Goedk.
5 PellegraFigaro.L Zino. Bassein.
6 TreeiDubrovacki.L.Saitz. ZurMühlen&Co. Taganrog.
Binnengekomen Schepen bestemd hunne lading in de
Buiten— of Binnenhaven te lossen.
Schip. Gezagvoerder. Herkomst. Lading. Cargadoor.
Seaham. J. Berwick. Seaham. Steenk. Duink.&Goedk.
JamesSoutheru.J.Manhood. Newcastle. ZurMühlen&Co.
Chip Chase. T. Reed.
AlcidaMaria. R.Verbeek. Riga. Hout. Amons Co.
Minerva. II. A. Maas. Sundswall.
Beta. C. M. Dobson. Odessa.
Marathon. J. Jones. Akyab.
BrotherlyLove.C. Burrough. Shields.
G raan. Duink.&Goedk
Rijst.
Steenk.
Weerkundige Waarnemingen te Helder (Landskeet)
Windrigting
en
Kracht.
wtu. 4.4k.
otz. 0.2„
zo. 0.1
zo. 4
Barometer
mm.
Stand.
766.33
770.52
768.64
Afw.
f 5.42
f 9.60
t 7.71
Thermometer
C.
Stand.
17.0
17.7
14.5
18.0
Afw.
- 1.8
- 0.4
- 1.5
0.0
!§>o'
Toestand
van
de zee.
0.93 Slecht.
0.74 Vlak.
0.89
0.76 Slechtw.
767.73 f 6.80
Weêisgesteldheid: 5 Sept. 12 u. Ligtbewolkt, mooiweer.
6 Sept. 12 u. Helder, schoonweer.
7 Sept. 8 u. Helder, schoonweer.
7 Sept. 12 u. Helder, mooiweer.
PER TELEGRAAF.
14 stuks Paarden.
383 Runderen.
141 vette Kalveren f 0,70 a 0,90 per kgr. (vlug)
46 magere dito - 11,a 25,per stuk. (vlug)
1743 Schapen.
Lammeren.
30 vette Varkens - 0,60 a 0,63 perkilog. (vlug)
50 magere dito - 14,al8,per stuk.(vlug)
240 stapels kleine Kaas, f a per 50 kilogram.
3 middelbare dito f per 50 kilogram.
Boter f l,37ia 1,50 per kilogram.
Kip-Bijeren f 3,75 a per 100 stuks.
Eend-Eijeren- -,a
Vijf-en-twintiginrige Echt vereeniging
VAN
CORNELIS JONKER
EN
TRIJNTJE SMIT.
Hoorn op Texel, 5 September 1875.
Hunne dankbare Kinderen.
9O0 OOOOOOQ030.CO OC'OO O TTi OOQO O O poon QOQO QOS
O
I
Cl
Vijf-en-twinUgjnrige Echt vereeniging
VAN
JACOB DE BOER, Rijksambtenaar
EN
ANNA MARIA MARGARETHA BECKER.
Helder, 8 September 1875.
Uit naam hunner dankbare Pleegdochter
en Echtgenoot,
M. S. SnooijPeerenboom Voller.
Jb. Snooij.
Eenige en algemeene kennisgeving.
Ondertrouwd:
W. BAKKER Hz.
en
M. O. LAN GEVELD.
Burg op Texel, 3 September 1875.
Ondertrouwd
A. G. F. VAN NIEUWENHUIJSE
EN
T. METZELAAR.
Helder, 4 September 1875.
Geen receptie.
Volstrekt eenige kennisgeving.
van allen die iets te vorderen hebben van
of verschuldigd zijn aan C. KALISHOEK, vroeger
Kastelein te den Helder-, worden verzocht daarvan OPGAVE!
of BKTAIiOfG te doen vóór den 13 dezer.
Oudesluis, 6 September 1875.
W. KALISHOEK, geb. GOOTJES,
Executriee.
ten overstaan van den Notaris J. VAN
DER TANG, gevestigd te Schermeer,
op MAANDAG den 27 SEPTEMBER 1875, des middags
ten 12 ure precies, in het Logement DE JAGER, aan de
Kaasmarkt, te Alkmaar, van:
genaamd NOOIT VERWACHT, bestaande in eene goed
onderhouden HUISMANSWONING, waarin Stalling voor
26 Koeijen, voorts BOET met VARKENSHOKKEN,
vervolgens ruim ERF met WELWATERPOMP, TUIN
en onderscheidene perceelen zeer vruchtbaar WEILAND,
alles aan en bij elkander gelegen in de Egmondermeer,
gemeente Alkmaar, tusschen den Meer- en den Groenen-
of Schulpweg, kadaster Sectie D, Nos. 6, 10 tot en met 18,
groot 22 bunders 41 roeden 10 ellen.
Te aanvaarden de Landen met Kersmis 1875 en de
Woning en het Erf den 1 Mei 1876. Betaling der koop
penningen 29 December 1875. Bij toewijzing van de
Plaats in ééne massa kan de helft der kooppenningen
daarop gevestigd blijven, tegen 41 °/0 's jaars, op overeen
te komen voorwaarden.
Behoorende aan de Weduwe en Erven van den Heer
Cs. HANSEN.
Nadere inlichtingen zijn te verkrijgen ten kantore van
gemelden Notaris.