Benoemingen, enz.
Buitenland.
Frankrijk.
Voor ti, feestvierende West-Friezen de vrome wensch
en vooral de overtuiging van uw goed regt, op wat gij
vraagt; de bitterheid en de satire voor hen, die, direct of
indirect, u uw goed regt onthouden!
En thans teruggekeerd binnen onze goede veste. Wij
gaan de zee weer verlaten, zoo als ik in den aanvang gezegd
heb, met vliegende vaandels en schallende trompetten.
Wacht, maar, Zuiderzee, die met uwe krullende golfjes
onze dijken kust en met de steenen koost en dartelt of uw
hart van goud uw gemoed zonder wrake ware wij
kennen uw sirenenzang, uw honigzoet murmelen, als een
golfslag breekt op de glooijing onzer kostbare noodweer en
het koeltje zilveren vlokken en blinkende parels op onze
weiden en gaarden blaast. Wij kennen uw meerminnen-
liefde, wat gij ons brengt is schuim en pekelnat, dat slechts
de bloesem onzer boomen kan verderven, wat gij ons ont
nomen hebt is kostbaar grondgebied! Waar thans uw ver
waterd pekel ter noode voedsel geeft aan een enkele zeekrab
of een verdwaalde haring, stonden eens steden en dorpen,
dwaalde het ever door de wouden of kliefde het kouter de
vruchtbaren grond!
Wacht maar, is eerst deze wensch vervuld, heeft de
stoomhamer een gordel gesmeed, die het fiere West-Friesland
gaarne zal torschen, het zuchten van het stoompaard zich
gemengd met het krassen uwer meeuwen, dan
Dan komen we terug op deze plaats met vlaggen en
wimpels en feestgejoel dan zal het stoomros in onzen
optogt de eereplaats vervullen en onze wenschen voor de
toekomst u gelden!
Ik verklaar dezen feestdag geopend.»
Naar de Tijd verneemt, zou mgr. Martin, bisschop
van Paderborn, zich thans te Katwijk-Buiten bevinden, om
aldaar de zeebaden te gebruiken.
Sedert eenige dagen rijdt een honden-equipage (brood-
kar, van achteren van een soort tralievenster voorzien)
door Amsterdam, begeleid door eenige politie-agenten en
hondenvangers. De laatste pakken de honden, onder toezigt
der agenten, en plaatsen de viervoeters in de kar. Daar
vinden de honden een déjeuner dinatoir dat ze bezig houdt,
zoodat ze niet blaffen. Nu en dan belet men de honden
te vangen. Eenige dier weerspannigen zijn gearresteerd.
Onlangs is gemeld, dat het lijk uit het water was
opgehaald van een polderjongen, die des avonds met den
poldergast was uitgeweest, welke kort daarop door een
spoortrein was verpletterd. Naar men thans mededeelt was
dat berigt onjuist en is er geen ander lijk gevonden dan
dat op den spoorweg bij Haarlem.
Jl. Maandag heeft te Utrecht een schutter-kanonnier,
die in beschonken toestand was, bij gelegenheid dat de
compagnie op het Hieronymusplein was aangetreden, zich
zóó tegen den bevelvoerenden officier verzet, dat beiden
met uitgetrokken sabels tegenover elkander stonden. De
kanonnier is door de politie gearresteerd.
Jl. Dingsdag is te Vlissingen tot wethouder gekozen
de heer Kleijnhens, in plaats van den heer Hector. Alge
meen is men met deze benoeming zeer ingenomen.
De pleizierreis van Engeland over Vlissingen naar
eenige der voornaamste steden in ons land heeft slechts 11
deelnemers gehad. Toch zal een tweede reis, thans op
ruimer schaal, ondernomen worden.
Door het gebruik van garnalen is te Rijsen een geheel
gezin zeer erg ongesteld geworden. Waarschijnlijk wisten
deze lieden nog niet, dat het gevaarlijk is in dezen tijd
van het jaar garnalen te gebruiken, gelijk onderscheidene
geneesheeren verklaren en veelvuldig voorkomende onge
steldheden dagelijks aanfoonen.
Voor weinige dagen stierven te Kolderveen plotseling
twee zoontjes van een arbeider, een van 4 en een van bijna
2 jaar. Daar deze kinderen gespeeld moeten hebben met
zoogenaamde slangekruid-bessen, houdt men het er voor,
dat zij hiervan hebben gegeten en zich zoo hebben vergiftigd.
Een slagter te Linne (Limburg) had, onder het villen
van een aan miltvuur gestorven koe, het ongeluk zich met
het mes een kleine wond aan een der vingers toe te brengen;
vier dagen later overleed hij aan de gevolgen der smetstof,
terwijl ook zijn vrouw, die hem had opgepast, werd besmet
en stierf.
Uit Java komen in den laatsten tijd bijna geen berigten,
of er wordt ook melding gemaakt van ketjoepartijen. De
onveiligheid op dat eiland neemt hoe langer zoo meer toe
en de dagbladen waarschuwen allernadrukkelijkst, dat het
tijd wordt daartegen afdoende maatregelen te nemen, hetzij
dan door de wederinvoering van het passeustelsel en de
rottingstraf, hetzij op andere wijze.
Ook de laatste betigten uit Java van den 28 Julij zijn
weer gevuld met gevallen van roof en diefstal in vereeni-
ging gepleegd. Zoo schrijft men uit Djokdja aan de Samar.
Ct.: «Van den 30 Junij tot den 7 Julij jl. en dus in
een week hebben hier ter hoofdplaats of in de onmiddel
lijke nabijheid niet minder dan vier ketjoepartijen plaats
gehad. Bij alle vier gelegenheden behaalden wij eenen
goeden buit, zonder dat het der politie gelukte ook maar
één enkelen roover te vatten.
Ook uit Soerakarta klaagt men over groote onveiligheid.
Onlangs werd nog per anoniemen brief een Solosche land
huurder gewaarschuwd, dat spoedig 25 ketjoes hem met een
bezoek zouden vereeren. Diefstallen en roofpartijen behooren
volstrekt niet tot de zeldzaamheden. De Javaan durft zich
tegen dergelijke nachtelijke aanvallen niet verzetten, uit
vrees van afgemaakt te zullen worden. Voor hem blijft dus
niets anders over dan op de waakzaamheid der politie te
vertrouwen, maar dit vertrouwen wordt door hare werkeloos
heid even zoo vele malen beschaamd.
De maatregelen der Negerie hebben tot dusverre nog
geen ander gevolg gehad, dan dat de stoutmoedigheid der
roovers verdubbelde.
Uit dergelijke berigten, zoowel officiële als particuliere,
zullen onze lezers in Nederland kunnen oordeelen, hoe het
met de veiligheid op Java is gesteld en hoe noodzakelijk
het is, dat de volksvertegenwoordiging, die toch ook geroepen
is onze belangen te behartigen, bij den minister van Koloniën
aandringt op eene goede, afdoende, verbetering van het
politiewezen in de O.-Indische koloniën.»
Zweedsehe bladen maken melding van eene uitvinding
van zekeren doctor Damin, die een schrift heeft uitgevonden,
bruikbaar niet alleen voor alle talen, maar ook voor iedereen,
van welke natie ook, verstaanbaar. Bijzonderheden omtrent
de uitvinding worden niet medegedeeldalleen wordt gezegd,
dat bijv, een brief', in het Zweedsch in dit schrift opgesteld,
door een Italiaan gelezen kan worden en dat de uitvinder
zich voorstelt, op de tentoonstelling te Philadelphia opgang
met de zaak te maken.
itntiisny van Iiecnweukorli.
Delft 1632—1875.
Men meldt uit Delft dd. 8 dezer aan de Amst. Crt.
Delft is in feestdosch; van alle openbare en vele parti
culiere woningen wappert de vaderlandsche vlag. Het
carillon laat zich hooren, met de nationale liederen. Om
het huis van van Leeuwenhoek beweegt zich eene groote
menigte. En geen wonder, want onderscheidene binnen-
en buitenlandsche geleerden hebben zich heden binnen deze
echt oud-Hollandsche stad verzameld, om de groote diensten
te herdenken, die door een harer voormalige burgers aan
de wetenschap zijn bewezen, door zijn belangrijke ontdek
king der microscopische wezens. Meer dan ooit is onze
tijd een tijd van standbeelden en van gelegenheidsfeesten,
maar ook nimmer zijn de verdiensten van uitstekende
mannen, zóó erkend en gewaardeerd geworden als tegen
woordig. De natuur-philosoof doet dit dagelijks, als hij
bedenkt, over hoe weinig hulpmiddelen de groote mannen
van vroeger eeuw hadden te beschikken en daarbij op de
toen reeds verkregen resultaten let; met bewondering staart
hij op de moeijelijkheden die toen te overwinnen, op het
geduld en de volharding waarmede door hen moest gearbeid
worden. Wat Anthony van Leeuwenhoek voor de natuur
kundige wetenschap gedaan heeft, kunnen zij alleen beseften,
die de diepte dezer wetenschap weten te peilen. Was het
dan wonder dat ook onlangs een stem opging in Nederland
om de groote verdiensten van dezen scherpzinnigen anto-
didakt feestelijk en op eene zijner waardige wijze te gedenken?
En die roepstem vond weêrklank zelfs tot buiten onze grenzen.
Onderscheidene vreemdelingen zijn daar om een waardige
hulde te brengen aan de nagedachtenis van den man die
door geen zijner tijdgenooten is overtroffen in de natuur
kunde. In zeevaart— en sterrekunde werd hij door weinigen
geëvenaard, en in de scheikunde vond hij volgens de authen
tieke bescheiden zijn weêrga niet. Deze groote geleerde en
diepzinnige denker, waarop Nederland teregt roem draagt,
ter gedachtenis van wien men heden feestviert, werd den
24 Oct. 1632 te Delft uit deftige en achtenswaarde ouders
geboren, en overleed aldaar den 26 Aug. 1723 op 90jarigen
leeftijd.
Aanvankelijk voor de studie der regtsgeleerdheid opge
leid, werd hij evenwel, 16 jaren oud, als boekhouder en
kassier op een handelskantoor te Amsterdam geplaatst, maar
liet ook weldra deze betrekking varen, om zich in zijne
geboorteplaats geheel aan zijne lievelingsstudie en zijne
natuuronderzoekingen te wijden. Den lof dien hij hier
inoogste, was zoo groot, dat hij voor een wonder van
geleerdheid werd gehouden. De Koninkl. Sociëteit van
Londen benoemde hem in 1679 tot haar lid, en tot aan
zijnen dood was hij een sieraad van die vereeniging.
In 1716 liet het te Leuven gevestigd collegie 't Wilde
Zwijn te zijner eere een zilveren gedenkpenning slaan, met
de spreukIn tenid labor, at tenuis non gloria. Zijn sterk
en gezond ligchaam stelde hem in staat tot kort vóór zijnen
dood nog de wetenschappen te kunnen beoefenen, zoodat
teregt van hem werd gezegdoblectant studia senectutem.
Zestien jaren na zijnen dood deed zijne dochter Maria
van Leeuwenhoek op zijn graf een naald oprigten, waarop
menuitlietLatijn vertaald het volgende leest: Ter liefderijke en
waardige en eeuwige gedachtenis van Anthony van Leeuwen
hoek, lid van de Koninklijke Engelsche Sociëteit: die,
door de schuilhoeken der natuur en de verborgenheden
der natuurkunde, door middel van microscopen, door hem
uitgevonden en met verwonderlijke kunst vervaardigd, ten
gevolge van gezette studie en navorsching te ontdekken
en in het Nederlandsch te beschrijven, zich jegens de
gansche wereld zeer verdienstelijk heeft gemaakt. Geboren
te Delft 24 Oct. 1632 en aldaar overleden 26 Aug. 1723.
Zijne treurende dochter Maria van Leeuwenhoek heeft voor
haren zeer beminden vader dit gedenkteeken opgerigt.
Ten 1 ure nam de eigenlijke feestviering een aanvang
met eene redevoering in de Waalsche kerk, door prof.
P. Harting, van Utrecht. In welsprekende taal schetste
hij den gelukkigen tijd waarin Leeuwenhoek leefde met
Huygens en Boerhave; daarna gaf hij 's man biografie
zijne leefwijze en sloeg een blik in zijn studeerkamer. Zijne
ontdekking opende nieuwe denkbeelden over de chemie,
de phvsiologie, en pathologie, later door Miller, thans door
Ehrenberg (Duitscliland) uitgewerkt. Hij zeide: laat ons
den grooten denker gelijk en door te denken uitvinders
worden.
De heer van Bemmel, voorzitter der commissie, wijst
de medaille toe aan Christiaan Godfried Ehrenberg te
Berlijn. Het Medaille-fonds werd overgedragen aan de
Kon. Acad. van Wetenschappen, voor welk bewijs van ver
trouwen prof. Donders dank betuigde. Daarna werd de
gedenksteen in den gevel van Leeuwenhoeks huis onthuld,
waarop staat: Antony van Leeuwenhoek. 1675 1875.;»
daarboven een ster, zinnebeeld van het licht. Op de medaille
staat aan de eene zijde. «Toegewezen door de Koninklijke
academie van wetenschappen te Amsterdam»aan de andere
zijde«Antony van Leeuwenhoek, ontdekker der miscros-
copische wezens. Sept. 1875.»
De feestgenooten bezigtigden de tentoonstelling van
Leeuwenhoekiana in de voormalige schepenskamer (thans
het kantongeregt), waarvan Leeuwenhoek bewaarder is
geweest van 16601696.
Prof. Oudemans hield eene rede bij Leeuwenhoeks graf.
Met een feestmaaltijd, waaraan ongeveer 80 personen
deelnamen, werd de dag besloten.
Onder do aanwezigen merkten wij op de lieeren Plateau,
v. d. Mensbrugge en Morel, uit Gent; prof. P. J. van
Beneden uit Leuvenprof. Staatsraad Litzman uit Kiel
benevens zeer vele hoogleeraren uit het vaderland en den
minister van Binnenl. Zaken, den heer J. Heemskerk Az.
Benoemd tot 3den hulponderwijzer te Wijhe de heer W. Visser,
van hier.
Als derde hulponderwijzer aan de school letter 1), te Haarlem,
is benoemd, de heer 1'. Dammes, te Burg op Texel.
Aan den Oost-Ind. ambtenaar, den heer jhr. J. C. II. Clifford Cocq
vau Breugel, laatstelijk havenmeester, tevens commies-ontvanger der
ink. en uitg. regten te Anjer, thans met verlof hier te lande, is op
zijn verzoek, met ingang vau den 1 dezer, eervol ontslag verleend
uit Bijks dienst, met toekenning van pensioen.
Daar de ten behoeve van de slagtoffere der overstroomingen
in het zuiden van Frankrijk ontvangen liefdegaven reeds
een zeer aanzienlijk bedrag hebben bereikt, heeft de hoofd
commissie tot het verleenen van hulp besloten, dat aan de
personen, wier woningen door de overstroomingen zijn
verwoest, in stede van 30 (gelijk aanvankelijk bepaald was)
reeds nu 60 percent van het bedrag der door hen geleden
schade zou worden uitbetaald.
Esgeiand.
Tengevolge van den ondergang van de Vanguard is de
«Ram,» zooals te verwachten was, in Engeland aan de
orde van den dag. The Times en andere bladen wijden
hoofdartikelen aan dit onderwerp, dat wel der moeite waard
schijnt nader bezien te worden, vooral tegenwoordig, nu
bijna iederen dag een nieuw vernielingswerktuig wordt
uitgevonden.
Vergeleken met een schot uit het zwaarste geschut, is
de «Ram» het vreeselijkste projectiel, dat tot dusver bekend
is. De kracht van een schot van 600 pond, uit een stuk
geschut van 25 ton, bedraagt, wanneer het den mond
verlaat, ongeveer 6000 ton per voet. De heer Reed berekent
de kracht van de Rupert, die 1000 ton ligter is dan de
Iron Duke, welke de Vanguard in den grond boorde, bij
een vaart van 10 knoopen op 22.300 ton per voet. Er
wordt nu in Engeland een geschut van 50 ton vervaardigd.
Daarmede hoopt men 20 duitns pantserplaten te doorboren,
maar een eenvoudige Ram van zeer weinig beteekenis
oefent drie malen meer kracht uit. Welligt gaat men
weldra oorlogsschepen zonder geschut naar zee zenden.
Men heeft veel gesproken over en veel gelagchen
om de keukenschool in de lokalen der tentoonstelling te
Kensington opgerigt, waar de dames der hooge aristocratie
met een grof linnen voorschoot en opgestroopte mouwen,
onder leiding en opzigt van ervaren kookkunstenaressen,
koken, bakken en braden. Het spreekt van zelve, dat die
jeugdige gravinnen, hertoginnen enz., in hunne hötels terug
gekeerd, de opgedaue kennis toch niet in hare keukens
gaan toepassen. De kok blijft wat hij is, en de dames
wat zij zijn. Die excentriciteit echter heeft tot iets goeds,
iets beters aanleiding gegeven: de oprigting van kook- of
keukenscholen voor de dochters van handwerkslieden. Daar
die meisjes den geheelen dag werkzaam zijn, uitgezonderd
des Zaturdag middags, wordt dan alleen les gegeven. De
prijs van elke les is zeer gering, en de leerlingen genieten
daarvoor het door haar bereide middagmaal. Het is dus
eene geheel filantropische instelling. De lessen beginnen
met het begin. Op de beurt gaan eenige meisjes met
eene door en door kundige huismoeder naar de markten
om inkoopen te doen, en leeren op die wijze de eetwaren
kennen, de prijzen beoordeelen, zich tegen bedrog vrijwaren,
en loven en bieden ook. In de keukenschool terugge
keerd, krijgt ieder een schotel te bereiden, nadat gemeen
schappelijk de grondstoffen schoongemaakt of toebereid zijn.
Na afloop van den maaltijd, moeten zij alles schoonmaken,
naar behooren wegbergen, zoowel keukengereedschap, als
vaatwerk enz. en daarmede is de les afgeloopen. Iedere
week verandert de menu, die de leerlingen moeten gereed
maken. De eerste school van dien aard telt 15 leerlingen.
Miss Beckwith is reeds overtroffen door de ook veer
tienjarige miss Emily Parker, die van Londen-Bridge naar
Blackwall gezwommen is, en in één uur en 35 minuten
een afstand van zeven Engelsche mijlen heeft afgelegd; zij
won daarmede een weddingschap van 50 p. st., waartegen
zij 30 had moeten inzetten. Eene groote menigte was op
de been om haar te zien; meer dan honderd bootjes volgden
en omgaven haar op haren togt. Zij scheen volstrekt niet
vermoeid te zijn.
Duitschland.
De bekende militaire correspondent van de Köln. Ztg.,
de heer von Wickede, deelt eenige interessante bijzonder
heden over de Turksche armee mede. Men moet haar,
zegt hij, uit een geheel ander oogpunt beschouwen dan een
gedisciplineerd Europeesch leger. «Indien wij het uiterlijk
aanzien, de geoefendheid der soldaten en de opleiding van
de officieren van een Turksch regiment met Europeschen
maatstaf meten, dan moet het oordeel zeer ongunstig uit
vallen. Op een open terrein, waar goed manoeuvreren
tegenwoordig het hoofdvereischte is om te slagen, zou de
Turksche armee tegenover goed gedisciplineerde Europesche
troepen ten eenemale onbruikbaar zijn. Een enkel Duitsch
legerkorps zou in het open veld 100,000 Turken verslaan.
Maar de slecht gekleede, slecht gewapende, nietige Turksche
.infanterist bezit vele eigenschappen, die onder goede leiding
hem tot den besten soldaat der wereld zouden kunnen maken.
In de eerste plaats heeft hij verbazend weinig behoefte en
is hij tegen de grootste ontberingen gehard. Een kop zwarte
koffij, een kleine, harde maïsbeschuit en een handvol rijst,