1875. N°. 113. Zondag 19 September. 33 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 163. Binnenland. HELDERSUHE EN NIEl WEDIEPER COURANT „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1 80. franco per post - 1.65. Prijs der Advertcntiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Klken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur. De sluiting der mail naar Padang en Batavia, te verzenden per mailboot PRINSBS AMALIA, geschiedt voor druk werken den 1 October a. s., na aankomst van trein III ("Moordhollandsche Spoorweg), ten 10.58 des avonds, voor brieven den 2 October a. s., na aankomst van trein I, ten 9.47 des morgens. HELDER en NIEUWEDIEP, 18 September. Jl. Donderdag is het Marine-etablissement alhier bezocht door drie Russische officieren, den kapt. luit. ter zee de Nèvakhowitch, den kapt. der artillerie Strigeff en den luit. ter zee Raskasoff. Genoemde officieren hebben een proeftogt gemaakt ter reede van Texel met de Hydra, welk vaartuig van Amsterdam was gezonden. De generaal Pel zal, volgens berigt uit Batavia, den 1 No v. a. s. weder naar Atsjin gaan om aldaar het civiel en militair bevel van den kolonel Wiggers van Kerchem over te nemen. Aan een correspondentie uit Atsjin ontleenen wij de volgende regelen: Het land is hier overal een paar uur van de kust hoog en bergachtig. Dagelijks komen er Atsjinezen aan boord, die pisang, klappers en andere vrucht verkoopen. Soms brengen zij ook wel kippen en en eijeren, alles zeer duur. Het is over 't algemeen flink uitgegroeid volk, dat vrij brutaal uit de oogen kijkt, maar overigens vrij veel respect voor ons heeft. Zij bekijken met bewondering de groote stukken en de Beaumont-geweren, waarvan zij maar niet begrijpen dat men er zoo vlug meê schieten kan. Slechts weinige zijn gewapend, andere dragen groote klewangen en krissen. Behalve Atsjineesch spreken zij ook Maleisch. Gewoonlijk zijn het ook de hadjis of priesters, die hen tegen ons opzetten door hen allerlei ver halen op te disschen van de wreedheid der Hollanders. In den grond geloof ik niet, dat de Atsjinezen eraan twijfelen dat tusschen de bevolking en de oorlogschepen meer toenadering zal komen. De hoofden, die meer verlicht zijn, zijn ons dan ook niet ongenegen, doch zij durven niet voor het gepeupel en de heethoofden, die op Groot-Atsjin den strijd volhouden. Voor een paar dagen is hier nog een hoofd aan boord geweest met den titel van Toekoe en heeft bij ons aan tafel gegeten. De man was tamelijk wellevend, natuurlijk zijn betrekkelijk geringe beschaving in acht genomen. Hij keek ons af, hoe wij vork, lepel en mes gebruikten, en deed het vrij handig na. Hij rookte ook een sigaar met veel smaak. Wij bedankten allen voor zijn invitatie om hem eens aan den wal te komen opzoeken, daar zulks met levensgevaar gepaard gaat. Niet dat hij zelf vijandige be doelingen had, maar men heeft maar eens een Atsjinees tegen het lijf te loopen, die onder den invloed staat van een of andere hadji, die hem het hoofd op hol bragt, en dan zou men best op onaangename manier kennis kunnen maken met zijn klewang ot kris. Koningins verjaardag hebben wij ter reede van Passangan gevierd met een saluut van 21 schoten en eenige feestelijkheden onder de equipage, zooals prijsroeijen, mastklinnnen, zakloopen, stroophappen enz., die door ons beloond werden met sigaren, wijn, bier en andere versnaperingen, 's Avonds werd er vuurwerk ontstoken, bestaande uit eenige blikvuren, vuurpijlen, Romeinsche kaarsen enz. Op eenigen afstand van het schip, in een sloep drijvende, aanschouwden wij het. Het was een doodstille, heldere avond; de donkerblaauwe tropische hemel weerkaatste zijn sterrenpracht in liet spiegelgladde watervlak, dat een phosphoriscb licht van zich gaf en als een vuurregen omhoog spatte bij de slagen der riemen. Het vuurwerk, hoe eenvoudig ook, verhoogde het effect, en in het verschiet vertoonde zich de kust met haar bergen, in een flaauwen schemer gehuld. De vin van een haai rimpelde den waterspiegel. Het was een eenvoudig feest, dat toch op de meesten van ons indruk maakte, vooral wanneer men daarbij bedacht, hoe wij hier als het ware van alle verkeer met de beschaafde wereld uitgesloten en het land der barbaarscliheid in het verschiet, de eenige vertegen woordigers waren der beschaving op deze eenzame kusten aan den noordoostelijken hoek van Sumatra(HetVad.) De Landb. Crt. verneemt, dat reeds 110 stuks rundvee, na voorafgegane inspectie, in het stamboek ingeschreven zijn; het aantal daartoe aangegeven runderen is iets grooter. Dezer dagen is te Valkenburg overleden de heer A. F. Siedenburg, gepensioneerd schout-bij-nacht met den rang van vice-admiraal. De overledene was o. a. versierd met de Militaire Willemsorde en de orde van den Nederl. Leeuw. Bedankt voor het beroep naar Egmond aan Zee, door dr. A. R. Ruitenschild, pred. te Oegstgeest. H. J. De Jong en echtgenoote te Alkmaar zijn benoemd tot vader en moeder in de binnenkort open te stellen Prins Hendrik-stichting te Egmond aan Zee. Ook te Hoorn is dezer dagen een dolle hond gezien, en daarom afgekondigd, dat de honden van een muilkorf moeten voorzien zijn. - Aan de lijst der bekrooningen van de tentoonstelling te Zaandam, zijn nog de volgende ontleend Veeteelt. Kar- of chaispaard3de prijs J. Dam, Alkmaar. Rijstieren, 5 jaren2e pr. H. de Haagd, Oosterblokker 3e pr. J. M. Koeleinan, Wieringerwaard. Idem, 6 jaren 2e pr. W. Koning, Oosthuizen. Pinkstieren 1874: le pr. P. Glijnes Pz., Oterleek. Kuispink: le pr. F. Slot, Twisk'; 2e pr. D. Breebaart Kz., Winkel. Melkkoe: 3e pr. F. Slot. Drachtige koe: 2e en 3e pr. G. Sevenhuijsen, Warmen- liuizen. Vaars: le pr. J. Wit, Midwoud. Drachtige vaars: pr. bestuur J. Laan, Twisk. Stierkalf: le pr. D. BreebaartKz.; 3e pr. J. Wit. Graskuiskalf3e pr. K. Koster Hz., Mid woud. Springrammen2e pr. L. v. Herwerden, N.-Niedorp 3e pr. K. Rezelman, Winkel. Springrammen, geb. 1874, van Lincoln-ras: le pr. H. Schimmel, Oosterblokker, 2e en 3e pr. J. Hulleman, Twisk. Idem van Leicester-ras le pr. 11. Schimmel; 2e en 3e pr. J. Hulleman. De beste ram, gefokt in Nederland, geb. 1874, onverschillig van welk ras: le pr. K. Rezelman. Het beste fokschaap, gef. in Ned., geb. 1874 onv. van welk ras: 2e en 3e pr. dezelfde. 3 Ooijen, geb. 1874 of vroeger, van Texelsch ras: le pr. P. K. Bremer, Oosterend op Texel; 2e en 3e pr. K. Rezel man. 3 Ooijen, geb. 1875 of vroeger: le pr. H. Schimmel. Idem van gekr. ras: 3e pr. K. Rezelman. 2 Ramlammeren, geb. 1875: 3e pr. L. v. Herwerden. 5 Ooilammeren, geb. 1875: 2e pr. D. Breebaart Kz. De beste vette koe2e pr. J. M. de Sonnaville, Alkmaar. De beste vette schot, geb. 1872: le pr. J. Wit. Het beste gemeste kalf, niet ouder dan 14 weken: le pr. H. Lammerschaag, Koedijk. 2 stuks vette Ooijen: le pr. H. Schimmel. Prijs van 't bestuur: Merrie met veulens, D. Breebaart Kz. Omtrent den gruwelijken moordenaar Jut wordt aan het Dagbl. v. Zh. en 's Gr., van een geachte zijde, nog het volgende gemeld: «Bij den diep gevallen misdadiger, die bekend heeft de moordenaar te zijn van mevrouw van der Kouwen en haar dienstbode, zijn geschriften gevonden, waarin hij vele bijzonderheden van zijn buitenlandsehe reizen heeft opgeteekend. De stijl getuigt van veel meer beschaving en belezenheid, dan men bij personen van zijn levenskring zou verwachten. Hij las veel zedeloos geschrijf en ook veel rooverromans. Weder een waarschuwing zoo voegt onze geëerde berigt- gever er aan toe voor die schrijvers, welke hun vernuft en geestesgaven misbruiken ter ondermijning van zedelijk heid en godsdienst.» Van een anderen, mede zeer geloofwaardigen kant, schrijft men nog, met betrekking tot deze zelfde vreeselijke ge schiedenis: «Onder de bijzonderheden van het beruchte minnend paar, mij dezer dagen ter oore gekomen, behooren ook deze, dat hun huwelijk, in 't einde van Maart 1873 vol trokken, in afzonderlijke beurt in de Kloosterkerk, door ds. Hoevers werd ingezegend. De moeder van Jut was dit komen bespreken. Welk een voorbeeldelooze onbeschaamdheid, om drie maanden na den dubbelen moord, door beiden bedreven, met een ongeloofelijke stoutmoedigheid en verstoktheid des harten zich alzoo openlijk te durven bewegen in de stad, die nog dagelijks over de gruweldaad sprak, en dan op te gaan voor Gods aangezigt, om een zegen te vragen op die echtverbindtenis Als het een verzonnen verhaal gold, dan zou men zeggen: dat is nu al te onwaarschijnlijk. en hier is dit ondenk bare de droevige werkelijkheid geworden. Het zijn de vreeselijke toestanden van het menschelijke hart en van onze maatschappij, welke in dergelijke feiten aan het licht worden gehragt.» Even voor het afdrukken van ons laatste nummer zegt het Vad., kwam een dame uit Rotterdam ons het verhaal brengen dat Jut zich door ophanging van het leven zou hebben beroofd. Het verhaal kwam ons terstond reeds zeer ongeloofelijk voor, waarom wij het dan ook slechts onder de meeste reserve mededeelden, met de belofte nadere inlichtingen te zullen inwinnen. Die reserve blijkt thans dan ook alleszins noodig geweest te zijn. Jut is thans naar omstandigheden zelfs vrij kalm, maar desniettemin wordt hij zeer streng bewaakt. Iemand, die hem in de gevangenis gezien heeft, schrijft: «Het portret, dat in den handel is gebragt, is gelijkend, doch hij ziet er thans iets ouder uit, en hij is niet meer zoo vol in het aangezigt. Zijn blaauwe oogen drukken een ontzettende vastberaden heid en onverschilligheid uit. Men kan er uit lezen, dat hij tot alles in staat is.» Zijn moeder (met een dochter uit Schiedam gisteren aan 't parket gekomen om haar zoon te mogen spreken) is voorloopig nog niet bij hem toegelaten. De regter-com- missaris had daartegen op dit oogenblik bezwaar, uit vrees dat zijn buijen van razernij weer zouden terugkomen. Terwijl de vrouw veel berouw toont en blijde is dat zij haar hart heeft uitgestort, schijnt Jut nog berouw te hebben dat hij zich heeft laten overhalen te bekennen. Zeer opmerkelijk is het, dat de voornaamste reden waarom hij ten slotte bekend heeft, ismedelijden met zijn vrouw. De ontaarde booswicht, die in koelen bloede twee weerlooze slagtoffers doodstak, schijnt Christine inderdaad lief te hebben. Hij wilde niet, zeide hij, dat zijn vrouw zich zou bezwaren om zijnentwil. Ook hier blijkt het dus weer, dat geen karakter zoo slecht is, of het is voor enkele goede indrukken nog wel vatbaar. Nog zijn wij in staat gesteld mede te deelen, dat de eerste directe aanleiding om de verdachten voor den regter- cominissaris ongezocht werd gegeven door een verwonding, welke in de herberg van Jut had plaats gehad en waarover hem inlichtingen werden gevraagd. De arrestatie volgde eenige dagen later, toen de justitie had vernomen dat zij weg wilden. Was de politie Jut niet op 't spoor gekomen, waarschijnlijk zou zijn moordlust nog meer slagtoffers hebben gemaakt. Want dat hij zeer boosaardig en bloeddorstig is, blijkt meer en meer. Zoo is o. a. aan het licht gekomen, dat hij alleen uit bloeddorst zijn kleine zusters bij herhaling heeft gebeten, geprikt en gesneden. Een getuige heeft verklaard, dat hij een kind stukjes van het oor heeft afgesneden, een ander dat hij de kinderen van vrouw Haffner dikwijls achter volgde en dan zoolang in de armen beet totdat het bloed er uitsprong. Liet de bron, waaruit wij deze bijzonderheden putten, ook maar eenige mogelijkheid van twijfel over, wij zouden ze verzwijgen, maar het is, helaas! de treurige waar heid. Een moord te begaan schijnt langzamerhand voor hem als het ware een illusie te zijn geworden. Rijk of dood, zeide hij eenigen tijd voor den moord tot een vrouw op de Langegracht, want zooals ik nu leef is het niet uit te houden. Ja, zelfs deed hij in dien tijd aan een zijner patroons de confessie, dat hij voor een moord niet zou terugdeinzen, als er maar goed wat meê te verdienen viel. Uit het hotel Pico is hij weggejaagd wegens onzedelijk gedrag, tegelijk met zijne aanstaande. Tijdens den moord woonde behalve Christine ook nog een zuster van Jut bij den heer van Vleuten. Die zuster, Cato Haffner genaamd, is later ook meê naar de Kaap geweest. Mogelijk is het dat deze haar zuster 's nachts na den moord heeft opengedaan en zoodoende de heer van Vleuten van het lang uitblijven van zijn dienstmeid niets gemerkt heeft. Bij het voorloopig onderzoek, dat dezen winter, onder leiding van den hoofdcommissaris te 'sHage heeft plaats gehad, moet een zekere B., barbier uit Delft, goede diensten bewezen hebben. Van dien barbier woont een neef in Afrika, met wien de familie Jut tijdens haar verblijf aldaar kennis maakte. Toen Jut in het vaderland terug was, zocht hij den heer B. op, die na eenige bezoeken over en weer al spoedig merkte, dat de zaak niet in den haak was. Vooral als de familie een borreltje te veel gedronken had, liet nu eens de een en dan weer de ander zich woorden ontvallen die argwaan moesten wekken. Het eene lokte het andere uit en in Febr. 11. waren de vermoedens tegen Jut en zijn vrouw reeds zeer zwaar. Dat echter de zaak in het stadium gekomen is, waarin zij zich thans bevindt, dat hebben wij zonder aan de verdiensten van de andere ambtenaren iets te kort te willen doen voornamelijk te danken aan het moedige initiatief van den officier van justitie te Rotter dam, den heer Patijn. Hij begreep, dat er gehandeld moest worden en zette door, toen anderen nog weifelden. Had hij niet, de resultaten van het onderzoek der Haagsche politie tot basis nemende, doortastende maatregelen genomen, waarschijnlijk zouden de moordenaars thans nog op vrije voeten zijn. Voor zijn moedig optreden komt hem een woord van dank en hulde toe. Zie hier de omstandigheden waardoor de justitie den draad in handen heeft gekregen, die tot de ontdekking der schuldigen heeft geleid. In het begin van Febr. jl. verscheen in de N. Rott. Crt. eene advertentie, waarbij een koftijhuis en logement te koop werd aangeboden. Op deze advertentie regardeerde de lieer Jenck, houder van het hoofdbureau van informatie, in de Hoogstraat te Rotterdam. Hij schreef er op, aanbiedende door zijn bemiddeling weldra een kooper te zullen vinden, wanneer de eigenaar hem met vertrouwen de zaak in handen wilde stellen. Dit aanbod bleek wel gevallig te zijn en als eigenaar maakte zich bekend H. J. Jut, wonende op het Haagsche Veer, No. 37, te Rotterdam, voor wien de heer Jenck dan ook den 17 Febr. procuratie houder voor den gewenschten verkoop is geworden. Hieraan was intusschen meer dan één mondeling onderhoud

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 1