1875. N°. 114.
Woensdag 22 September.
33 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Binnenland.
HELDERS!HE
EN MEtWEDIEPER COURANT.
„W ij huldigen het goed e."
Verachijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.80.
u h franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN BP. 163.
Prijs der Advertentiën: Yan 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaats-ruimte berekend.
Klkeii Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Indlë. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
De sluiting der mail naar Padang en Batavia, te verzenden
per mailboot PRINSES AMALIA, geschiedt voor druk
werken den 1 October a. s., na aankomst van trein III
(Noordhollandsche Spoorweg), ten 10.58 des avonds, voor
brieven den 2 October a. s., na aankomst van trein I,
ten 9.47 des morgens.
HELDER en NIEUWEDIEP, 21 September.
De 2de comp. van het 3de reg. vesting artillerie is
gisteren morgen weder van hier naar hare garnizoensplaats,
Willemstad, teruggekeerd.
De taalschool voor jongejufvrouwen van mejufvr.
Schuurman is thans aanmerkelijk verbeterd en uitgebreid.
Gisteren zijn de vernieuwde lokalen in gebruik gesteld.
Tijdelijk was de school gevestigd in de lokalen der Industrie
school boven het bureau van de spaarbank.
Aan den schietwedstrijd op 12, 13 en 14 dezer werd
deelgenomen door leden van 21 vereenigingen of corporatiën.
Op 300 passen namen aan den wedstrijd deel 113, op 200
passen 164, op 100 passen 68 en met pistool op 25 passen
92 schutters. Op 300 passen was het aantal treffers 3582,
op 200 passen 6868, op 100 passen 3362 en met pistool
1142 treffers. Hierbij zijn niet gerekend de schoten op de
vrije banen gedaan.
Beroepen te Sneek ds. Lasonder, pred. te Oldebroek;
te Zutphen, ds. G. van Herwaarden, pred. te Loosduinen.
Aangenomen het beroep naar Hoogwoud door ds. L.
W. de Grient Dreux, pred. te Scharwoude.
Bedankt voor het beroep naar Utrecht, door ds.
H. V. Hogerzeil, pred. te Arnhem.
Speelhuizen te Parijs.
Toen Frankrijk met zijn financiën zoo in de klem zat, dat het
twijfelachtig was of het niet zich gedwongen zou zien zijn toevlugt
te nemen tot het middeleeuwsehe hulpmiddeltje, om leêren munt
stukken met geweld in de wandeling te brengen, toen trad plotseling
een sympatiseerend Amerikaan te voorschijn met het aanbod, om
Saint Cloud en allen door den brand verwoeste monumenten van
Parijs te herbouwen, op voorwaarde dat het hem vrij zou staan een
speelhuis in de Rue de Rivoli op te rigten. Hij werd met dat
aanbod afgewezen. Toch vond zijn plan bij velen bijval en een der
meest klemmende argumenten, daarvoor in het midden gebragt,
was, dat Parijs alreeds zoo veel speelhuizen telde, dat één groote
hel, die al de andere kleine zou opslikken en onder toezigt van
het gouvernement werken zou, eerder voordeelig dan schadelijk zou
wezen. Dit argument was voor een deel zeer waar en is zulks
nog altijd; want zondert men Peking uit, waar Chineezen vreedzaam
in de koelte van den nacht hun hemd verspelen, dan is er geen
stad, waar kaarten en dobbelsteenen zulk een besten tijd hebben,
als Parijs. Om te zwijgen van de fashionable clubs, die veelal niet
anders dan vermomde speelholen zijn, en van de gelegenheden,
waar men aan den hartstogt voor weddenschappen kan voldoen,
wordt meestal te Parijs gespeeld in private gezelschappen, in zooge
naamde kipots. Sommigen daarvan worden oogluikend door de
politie toegelaten. Men meent dat zij zeer veel gemak geven om
spitsboeven en vreemde avonturiers in het net te krijgen. De rest
bloeit daarentegen in stilte, tot op zekeren dag het een of ander
slagtoffer zijn beklag bij de politie komt indienen, wat gewoonlijk
binnen drie maanden na de opening van zulk een etablissement
geschiedt. De heer Renault, de tegenwoordige prefect van politie,
houdt zijn oog op die kipots gevestigd, en geen week gaat voorbij,
zonder dat zijn agenten een daarvan aan het daglicht brengen en
de ondernemers doen straffen. Aangezien in het tegenwoordige
saizoen, nu vreemde toeristen en reizigers uit de provincie als het
ware een aanval doen in Parijs, de Parijsche speelholen hunne
meeste slagtoffers maken, is het niet van belang ontbloot om te
zien, hoe de politie te werk gaat, wanneer zij een spaak in het
wiel van zulk eene onderneming steekt; iets wat men met den
kunstterm een razzige pleegt te noemen. We zullen het zien aan
de hand van een correspondent van de Times.
We hebben verlof ontvangen, schrijft deze, om de „detectieven"
(„stille dienders" zou een Amsterdammer zeggen) te vergezellen.
Te middernacht zitten we in de Rue de Jérusalem te praten met
mijnheer Claude, den chef van het departement der veiligheid.
Een verschikkelijk stoutmoedig man is mijnheer Claude; kort, dik
en barsch, met een grijzen snor en blaauwe oogen, helder als die
van een havik, verheugt hij zich in een ligehaamskraeht, die aan
het wonderbaarlijke grenst, en bezit hij een zoo ontzettend sterke
memorie, dat, wie eenmaal door hem is gevangen genomen, als het
ware voor altijd zijn photographie in het brein van mijnheer Claude
ophangt. In andere opzigten is de heer Claude een welwillend,
spraakzaam man, en niets is minder schreeuwerig dan de wijs
waarop hij zijn beamten beveelt en hun uiteenzet, voor welke affaire
zij opontboden zijn. Er zijn elf van die agenten aanwezig. Ze zijn
ongewapend, maar elk heeft in zijn zak een stukje hout, ongeveer
een paar duim lang, om beter de vuist te kunnen ballen, voor het
Op den 24 en 28 dezer wordt de inschrijving open
gesteld op eene door de prov. Noordholland te sluiten geld-
leening van f 55,000, rentende 4 pCt., met aflossing binnen
21 jaren.
Met krachtige hand wordt te Texel dagelijks gewerkt
aan de versterking en voltooijing van den zeedijk aan het
noorden. Men heeft het binnenwater reeds afgetapt, zoodat
eene uitgestrekte grondvlakte zich aan het oog voordoet.
De vijand, het water, is overwonnen. Men verwacht nu
spoedig de aanbesteding van het graafwerk.
-Men meldt uit Alkmaar, dd. 17 dezer:
«Gisteren zijn de heeren van het geregt met twee doctoren
naar de gemeente Callantsoog vertrokken, waar verleden
week een geval van zelfvergiftiging schijnt te hebben
plaats gehad.
Een geacht en oppassend man, vader van acht kinderen,
had zich reeds sedert eenige dagen bezwaard gevoeld over
een kleinen aankoop door hem gedaan en waarvoor hij
de gelden niet bijeen kon krijgen. Door angst gedreven
schijnt hij, naar het land gegaan om te arbeiden, aldaar
door rattenkruid een einde aan zijn leven te hebben gemaakt.
Zijn dochtertje was haar vader koffij gaan brengen, maar
hem niet vindende, liep de moeder naar het veld en vond
den ongelukkige reeds stervende.
Dingsdag werd hij begraven en gisteren had na opgraven
een lijkschouwing plaats, die tot de ontdekking van de
oorzaak van den dood leidde.
De vrouw, die in hoogst zwangeren toestand verkeert,
is zoo diep geschokt door deze vreeselijke ramp, dat men
voor haar zinnen vreest.»
De eerste verpleegden in de Prins Hendrik-stichting
te Egmond aan Zee zullen iu de volgende maand worden
opgenomen.
Op de te Zaandam gehouden 29ste algemeene ver
gadering der Holl. Maatschappij van Landbouw, waren
bijna alle afdeelingen vertegenwoordigd. Besloten werd,
de 30ste algemeene vergadering en tentoonstelling in 1876
geval dat het tot slagen komen mogt, en eenige ellen stevig
weepkoord. Wanneer allen aangekomen zijn, verlaten we het huis
en gaan we naar de kade, waar zes huurrijtuigen op ons wachten.
Paar aan paar vertrekken de agententelkens gaat één paar in
elk rijtuig. Wij begeven ons in het voorste rijtuig, dat behalve
den heer Claude een zes voet langen, gebaarden deteetievc met
zich voert. En voorwaarts ging het, over de eerste brug en zoo
naar den regteroever der Seine en naar een der aanzienlijkste
gedeelten van Parijs. Men zegt dat de voorzorg, om de detectieven
eerst in het laatste oogenblik bekend te maken met het doel van
den togt, noodzakelijk is, opdat niet een hunner door de zwakheid
der menschelijke natuur verleid worde, om de verkregen kennis
aan de betrokken partijen te verkoopen. En alles wordt inderdaad
geheim gehouden, dat geen der agenten weet welk huis de eer van
een bezoek genieten zal, vóór zij aan de deur daarvan gekomen
zijn. De heer Claude is evenwel niet zoo geheimhoudend tegenover
liefhebbers, en zooveel we kunnen opmaken uit zijne in het Engelsch
eene taal die de zesvoetige dienaar niet begrijpt gefluisterde
mededeelingen, is het huis in kwestie zoowat twee jaar aan het
werk en werd de affaire altijd op een eerbiedwaardige wijs uitge
oefend. De eigenares beschrijft zichzelve als een Poolsche weduwe,
eene gravin Datuurlijk, en ontvangt gasten van gioot fortuin en
aanzien. Of de politie haar vroeger gedrag door de vingers zag,
deelt de heer Claude, gelijk van zelf spreekt, niet mede, maar wel,
dat er thans maatregelen worden genomen, omdat een jong edelman
van twintig jaar onlangs 70,000 fr. daar had verloren en er toe
gekomen was die schuld te bekennen bij zijn vader, een zeer aan
zienlijk edelman, die deze mededeeling niet met wijsgeerige kalmte
had ontvangen. Terwijl wij deze uitlegging krijgen, hebben we de
straat bereikt, waar de gravin „resideert," maar we houden niet
stil voor haar deur! Ons rijtuig draait den hoek om van de eerst
volgende straat, de vijf anderen volgen dit voorbeeld en dan houden
wij stil. Op hetzelfde oogenblik komt ongeveer een dozijn politie
dienaren in uniform bedaard uit de sluiphoeken van eenige koets
poorten te voorschijn, waar zij blijkbaar op ons stonden te wachten,
en zoodra de detectieven uit de rijtuigen te voorschijn komen,
nemen zij de plaats van dezen in en laten zij de gordijnen der
rijtuigen zakken, doch alles op zoo stille manier, dat hun verschijning
volstrekt geen opeenhooping van volk teweegbrengt. Van dat
oogenblik af wordt er geen tijd verloren alles wordt met den
stormpas gedaan. De heer Claude opent den trein; de agenten
volgen in dezelfde orde, die onder het rijden werd in acht genomen,
Het is een vast afgesproken zaak, dat het laatste paar op straat
blijft, voor het huishet daaraan voorafgaande paar in de eerste
vestibule van het huis, het volgende paar op de onderste trap
terwijl de overige vijf den heer Claude vergezellen, overal waar hij
gaat; maar altoos gepaard en op een afstand van eenige ellen
van andere paren verwijderd blijvend, zoodat er geen gedrang
en geen verwarring ontstaan kan. Het zon eene handige schelm
zijn, die door zulk een keten van schildwachten heenbrak en geen
mensch, die zich hier in huis bevindt, breekt daar door heen. Ze
zijn allen bestemd om gevangen genomen te worden.
De eerste, die in het net valt, is de keurig gekleede en statige
congierge. In antwoord op het luiden der bel heeft hij den ketting
van de deur genomen, de deur springt open, en eer hij van zijne
verbazing kon bekomen, zag deze dorpelwaehter acht man, die koel
zijne loge voorbijgingen en zich niet verwaardigden notitie van hem
"te Rotterdam te houden. Voor het aftredende lid van het
hoofdbestuur, den heer J. P. Bredius, is gekozen de heer
C. J. v. d. Oudermeulen, te Wassenaar. Verder is besloten
eenige prijsvragen uit te schrijven en welvan stoomdorscli-
machines voor koolzaad, tevens geschikt voor andere granen,
(prijs f 1000, benevens een gouden medaille); toestel om
latgrienden te wieden; voor een middel tegen tongblaar
en klaauwzeer onder het rundvee.
Verder is besloten een onderzoek in te stellen wegens
de bereiding van boter en kaas in Denemarken en Zweden.
De rekening over het afgeloopen jaar bedroeg in ontvang
f 22,023.17J, in uitgaaf f 21,251.01en had dus een
goed slot van f 772.16.
Het hoofdbestuur zal zich tot de regering wenden, om
afschaffing van zoutbelasting, en vergoeding voor de geheele
waarde van onteigend en geslagt vee, en verder eenige
toelage te vragen voor landbouwonderwijs.
De Zaturdag avond was een genotvolle feestavond. Op
de Acbterzaan, voer de muziek op een verlicht vaartuig
rond, gevolgd door een onafzienbare menigte in roeibootjes
en andere vaartuigen. Overheerlijk weêr begunstigde dit
feest, opgeluisterd door een goed geslaagde verlichting met
electrisch licht door Maju. Alles is in de beste orde
afgeloopen; in het Café Suisse is een bal gehouden, dat
zeer druk bezocht was en tot laat in den nacht duurde.
Volgens het Dagblad gaat de heer Dunkier de muziek
korpsen der verschillende regimenten inspecteren. Men
spreekt er van dat de acht korpsen, te zamen met dat der
grenadiers, eerlang een gemeenschappelijke uitvoering zou
den geven.
Bijna dagelijks ziet men tegenwoordig, behoorlijk
bewaakt en geboeid, te Arnhem militairen van het koloniaal
werfdepot binnenbrengen; in den regel zijn dit vreemde
lingen, die door deserteeren getracht hebben hun Vaderland
weder te bereiken, dat zij, verlokt door het hooge handgeld,
hadden verlaten. Dat de mensclilievende pogingen van
Harderwijkers en andere Nederlanders hen soms helpen
te nemen. Eerst wanneer de negende en de tiende aankomen, die
in de vestibule moeten wacht houden, verneemt hij, dat hij een
gevangene is en dat hij geen voet van zijn plaats verzetten, geen
enkelen schreeuw moet doen hooren, zoo hij geen zin heeft om
den naeht op de prefectuur door te brengen. Het tweede slagtoffer
is een bediende in een zwarten rok, die een blad met wijnglazen
de trap opdroeg. Een beteekenisvolle, schoon zwijgende beweging
voor mijnheer Claude maakt, dat hij bijkans van schrik het blad
laat vallen; maar hij keert zich om zonder een woord te spreken,
hij sluipt bleek en onthutst naar omlaag en wordt daar de prooi
van de twee agenten, die de trap bewaken. Wij gaan voort, over
de dikke tapijten, langs de beeldengroepen en de bloemen in de
hoeken der portalen, langs keurig bewerkte muurschilderingen met
onderwerpen a la Watteau, en verlicht door een zacht licht, dat
uit gekleurd glazen ballons neervalt, en zoo komen we op de eerste
verdieping. In het portaal der eerste verdieping zit evenwel een
bediende, belast met hét in ontvangst nemen der hoeden en het
afborstelen der kleêren. Naauwelijks krijgt hij mijnheer Claude in het
gezigt, of hij springt overeind, hij werpt de deur van het salon
open en roept met een stem, die van ontroering knalt als een
zweepslag, „La Rousse," („RooversDoor die waarschuwing
berooft hij ons van den eoup de théatre, die het gevolg er van is,
wanneer de politie zichzelven indroduceertmaar mijnheer Claude
laat den spelers geen tijd om veel te profiteeren van dien schrik.
Hij heeft liet portaal bereikt, vliegt, den bediende digt op de
hielen, de deur in en schreeuwt op een toon, die geen gekscheren
toelaat: "Au noin de la loi, que personne ne bouge
Niemand verroert zich, althans niemand beproeft het huis te ver
laten, want bij instinct hebben zij gevoeld, dat vlugten onmogelijk
is. Eenige heeren zijn onder den eersten indruk van den schrik
naar belendende kamers gevlogen en een sierlijk gekleede dame is
over een voetenbankje gevallen, toen zij over het haardkleed wilde
lieenwippen; maar de meerderheid is enkel opgerezen en staat nu
daar als een groep wassenbeelden met starende oogen en bleeke
gelaatstrekken. Er zijn vier dames aanwezig en ongeveer twintig
heeren; de meesten daarvan zijn net gekleed en opeengedrongen
rondom een tafel, waarop baccaret werd gespeeld. De heer, die de
kaarten gaf, heeft een grooteu hoop goud en banknoten voor zich
liggen en, toegevend aan het zeer natuurlijke gevoel van die te
willen beschermen, breidt hij zijn handen daarover uit. Hij ziet er
inderdaad heerachtig uit; hij is zwart van uiterlijk en zijn accent
klinkt eenigermate vreemd; maar hij maakt geen zwarigheid om
den hoop geld aan een paar detectieven over te geven, die hem
dit bevelen, en hij lijkt werkelijk niet te begrijpen, dat hij zich
aan een onuitsprekelijk vergrijp heeft schuldig gemaakt. Sommige
andere heeren schijnen in hetzelfde geval te verkeeren en het
binnenkomen der politie te beschouwen als een niet te verdedigen
binnendringen in eene particuliere woning. Dit zijn onschuldige
reizigers uit Zuid- of Oost-Europa, die hunne gastvrouw werkelijk
au scrieux hebben opgevat, of zeer jonge Franschen er zijn er
twee, die er uitzien of ze nog geen achttien jaar zijn die wel
zoo vriendelijk geweest zijn van te meenen, dat zij zich in hoogst
fatsoenlijk gezelschap mogten verheugen. Maar nagenoeg een half
dozijn der mannelijke spelers en de vier dames, die „O, mon Dieu!"
jammeren, zijn blijkbaar minder onschuldig. Vooral een baardig
heer, met een geranium in zijn knoopsgat, staat een weinig al te
zeer bekend bij mijnheer Claude, en op zijn gelaat toonen zich de