Benoeming-en, enz. STATEX-GËXERAAL. om uit Nederlanclsche dienst te deserteeren, bewezen twee zaken, die dezer dagen voor de regtbank te Arnhem werden behandeld. Twee Belgische jeugdige soldaten, gekleed in de uniform van het Indische leger, deelden in hunne eigenaardige Vlaamsche taal der regtbank mede, hoe twee Harderwijksche schippers (vader en stiefzoon) hadden aangenomen met hun schip hen naar België te vervoeren voor f 175, welke som zij aan de schippers ter hand hadden gesteld; hoe zij, aan boord gekomen, zich spoedig aan den medegenomen drank te buiten gingen en hoe, na twee uren varens, de schippers, na met hen van hoofddeksels geruild te hebben, hun ver telden, dat men bij de Belgische kust was, dat zij nog een eind door do zee moesten waden, dan eenige uren loopen, en zoodoende den toren van Antwerpen in het gezigt zouden krijgen. Zoo gezegd, zoo gedaan; moedig begaven de beide deserteurs zich te water; tot aan hun buik werden zij nat; zij wandelden vervolgens eenige uren en kwamen toen niet te Antwerpen, maar te Putten opdeVeluwe. Om hunne uniform te verbergen, hadden zij hunne roode hemden over hunne mouwvesten aangetrokken, maar, daar hunne blaauwe broeken misschien nog hunne herkomst zouden kunnen verraden, kochten zij van een tapper te Putten voor 8 francs twee oude broeken. Intusschen was hunne komst aldaar spoedig aan den rijksveldwachter bekend ge worden, die hen arresteerde. Vooreerst stonden dezer dagen de twee schippers teregt, die het gebeurde niet ontkenden, maar van welke de oudste beweerde, dat hij door het gebruik van veel drank niet goed begrepen had, wat hij misdeed, terwijl de jongste opgaf, dat het hem niet bekend was geweest, met welk doel de togt werd ondernomen. De officier van justitie eischte tegen den eersten beklaagde 12, tegen den tweeden 4 maanden gevangenisstraf. Mr. E. Scheidius trad als ver dediger voor beide beklaagden op. Daarna stond teregt bovenvermelde Putter tapper, die beweerde volstrekt niet geweten te hebben, aan wie hij de broeken verkocht. Een der Belgen vertelde echter, dat hij, voordat de koop gesloten was, eenige bezwaren had gemaakt, «daar het gevaarlijk was aan «Harderwijkers te verkoopen.» Tegen hem eischte de officier van justitie 6 maanden gevangenisstraf. Mr. J. Everts BIIz. droeg de verdediging voor dezen beklaagde voor. De uitspraak in beide zaken is bepaald op heden. (Arnh. C.) In een aan de Nijm. Nieuwsb. medegedeeld particulier schrijven van een ambtenaar te Atsjin ontleenen wij het volgende ....Het is hier voor hem, die gezond blijft en geen trek pleister elders heeft, wel uit te houden. Dagelijks worden de woningen vermeerderd en verbeterd; de ijsmachine werkt goedzij moet wel in de eerste plaats aan het hospitaal leveren, maar een particulier kan toch ook wel een stukje krijgende artesische put geeft nu goed drinkwater; iederen namiddag om 6| uur hooren we vrij goede militaire muziek in of buiten den kraton, en men kan aan de noord- en oostzijde van Kotta Radja heel aardige wandelingen te voet of te paard maken. Aan wandelen heb ik nog weinig gedaan; het land is wel mooi en heerlijk begroeid, maar het is zoo kolossaal sporen van een flaauw glimlachje, zoodra deze laatste hem, ten teeken van herkenning1, eens toeknikt. Wat de gravin betreft, ze is eene knappe, levendige vrouw, even over de dertig, zeer prachtig in blaauwe zijde gekleed en beladen met juweelen. Met bevende lippen en lijkkleurig gelaat geeft zij zich den schijn van zeer ver ontwaardigd te wezen over den inval in haar huis en binnensmonds dreigt zij een klagt bij den Russischen ambassadeur te zullen in dienen maar deze comedie-vertooning helpt haar niet veel en als ze vindt dat niemand gedisponeerd is om naar haar te luisteren, zakt ze op een sofa ineen en begint zij te schreijen. Intusschen gaan de vijf agenten met een papier en potlood in de hand rond en schrijven zij de namen op. Nadat deze formaliteit volbragt was, deed mijnheer Claude de volgende treurige mededeeling: „het spijt mij zeer, dames en heerenmaar ge moet allen naar de prefectuur komen. Wie voldoende getuigenissen kunnen geven, zullen terstond worden vrijgelaten; zoodat, hoe eerder wij heengaan, des te beter is het." Naauw had hij deze woorden gesproken, of er volgde eene nieuwe uitbarsting van protesten van allerlei aard. "Vooral kwamen zij van den kant der dames, die naar alle waarschijnlijkheid geen voldoende getuigenissen zouden kunnen geven; de heeren, die zich vrij gerust gevoelden wat hun persoon betreft, of die althans zulk een gevoel voorwendden, vergenoegden zich met eenvoudig te protes teeren. Nu kwam het oogenblik, dat het gezelschap paarsgewijs naar buiten werd gebragt. De dames werden het eerst in beweging gebragt. Zij mogten onder opzigt altijd haar mantels omdoen, en twee aan twee daalden zij de de trappen af. Toen zij de straatdeur bereikten, vonden zij daar de rijtuigen op haar wachten en zoo werden zij, onder bewaking van politiebeambten in uniform, naar de prefectuur gebragt. Hetzelfde lot wachtte de heeren, in welke mijnheer Claude gaauwdieven meende te zien; maar den overigen stond het vrij, bedaard naar het bureau te wandelen, elk in gezelschap van een defectief; buitenshuis riepen zij een huur rijtuig aan om hen naar de Rue de Jérusalem te brengen. Voorts dient nog vermeld te worden, dat de inzet van liet spel, die op de tafel werd gevonden, in een zakdoek gepakt en door mijnheer Claude in zijn zak werd gestoken en dat het gansche proces van in het huis te dringen en de gevangenen weg te voeren niet veel meer dan een halfuur gekost heeft. En wat zal er nu van de gevangenen worden? Dikwijls is dit een geheim, want de Parijsche politie bezigt magt genoeg om met spelers klaar te komen, zonder de regtbank daarin te mengen en zonder eenig gerucht 1e maken. Ware de gravin buitengemeen schuldig, zij zou vervolgd en voor twee jaren naar de gevangenis gezonden worden; maar het waarschijnlijkst is, dat de politie met haar en de drie andere dames kort proces maken en ze voor zes maanden in Saint Lazare opsluiten zal altoos wanneer de gravin niet in stilzwijgende verstandhouding met de politie stond. Met de gaauwdieven kunnen evenzoo korte wetten worden gemaakt; men houdt ze drie maanden in voorioopig arrest om naar hun antecedenten zorgvuldig onderzoek te doen en zet ze dan als land- loopers buiten Parijs. En wat de „duiven" betreft, ze worden vrijgelatenzijn zij minderjarig, zij worden aan hun familie weerge geven alles natuurlijk nadat ze zich voldoende hebben gelegitimeerd. Zij ontvangen bovendien de vriendelijke waarschuwing om in het vervolg wat voorzigtiger te zijn. Doch de ondervinding leert niet, dat zulke waarschuwingen veel geven. warm en zoo eenzaam, want men komt niemand tegen dan nu en dan een enkelen soldaat. De weg naar kampong Djawa langs de rivier en naar Olehleh door kampongMaraksa zijn vrij levendig, omdat die plaatsen onderworpen of zoo genaamd bevriend zijn. Maar het is toch altijd zaak voor- zigtig te zijn, want liet is onlangs nog gebeurd, dat eenige Atsjinezen op 10 minuten van hier in hinderlaag hebben gelegen en een korporaal hebben doodgeschoten. Na al hetgeen hier thans gedaan is voor onze vestiging, kunnen en mogen we niet meer heengaan; het is dus te hopen dat die dolle Atsjinezen maar spoedig inzien, dat ze ons zullen moeten dulden en vrede maken. Wel zal de grootste voorzigtigheid van onzen kant daarbij noodig zijn, want we hebben met een verraderlijk volk te doen, dat zich waarlijk nooit opregt met ons verzoenen zal; hun haat tegen de belandes is onsterfelijk, ten minste onder de hoofden. Aan onze zuidzijde ziét het er nog minder schitterend uit, daar kan men in een kwartier gemakkelijk de grens van ons gebied bereiken en het is voornamelijk aan dien kant dat we nu en dan gedurig worden aangevallen. We hebben nu 36 versterkte posten met den kraton als middenpunt, en ik geloof wel, dat we hier tegen alle serieuse aanvallen beveiligd zijneen eenigzins groote magt kan nimmer tot hier doordringen, eenige dolzinnigen, die hun leven moede zijn, kunnen door het bedekte terrein heen sluipen en eenige schoten in den kraton doen, maar dan zijn ze er ook bij. Onze tegenwoordige bevelhebber Wiggers van Kerchem is een zeer gemoedelijk, vriendelijk man. Hij inviteert de officieren op speelavondjes en zorgt voor de verbetering van het materiëele leven. Overigens denk ik, dat hij een kommandant d'affaires is, die geen groote dingen tegen den vijand zal ondernemen, ten minste niet voordat beslist is, of Pel terugkomt. Wiggers laat veel aan wegen in en buiten den kraton doen; de soldaten klagen al, dat ze zoo zwaar moeten werken, maar het zal wel zoo erg niet zijn, want ze blijven er nog al vrolijk bij en 's avonds hoort men uit menige kazerne een lustig gezang opgaan. Volgens de N. Zutpli. Crt. moet Woensdag, bij de inspectie voor de manoeuvres der infanterie te Zutphen, gebleken zijn, dat een soldaat twee scherpe patronen in zijn broekzak verborgen had. Om het mogelijk verband tot de herhaaldelijk voorgekomen ongelukken, is het medege deelde niet zonder eenig gewigt. In de Friesche kleistreken is de pokziekte onder de schapen tegenwoordig zoo algemeen, dat van Harlingen tot Groningen maar enkele plaatsen gevonden worden, waar ze zich niet vertoont. Jl. Zondag morgen had aan het spoorweg-station te Heerenveen een ongeval plaats, dat betreurenswaardige gevolgen had kunnen hebben. Een heer, die van Zwolle kwam, had aldaar even den trein verlaten en schijnt de waarschuwing «instappen» niet te hebben gehoord, althans hij liep den reeds vertrekkende trein achterna, haalde dien in en greep een handvat van een waggon, met het doel om op de loopplank te springen en alzoo in den waggon te komen. Zijn toeleg mislukte, en nu werd hij, deels loopende, deels gesleept wordende, een eindweegs voortgesleurd, daar zijn arm bekneld raakte en hij zich niet kon loswerken. Een wisselwachter, het ongeval bemerkende, wist den machinist te seinen, die nu onmiddelijk stopte. Opmerkelijk genoeg, is de roekelooze reiziger er met een geduchten schram over de hand afgekomen. De stationschef heeft van het gebeurde proces-verbaal opgemaakt. Op de buitenplaats Klein Jachtlust, te Oranjewoud, bij Heerenveen, bewoond door mr. P. Heringa Oats, heeft jl. Donderdag avond een der bedienden, de 24jarige D. G., uit Zutphen afkomstig, in een oogenblik van drift door plagerijen, waaraan hij in de keuken blootstond, eene der vrouwelijke bedienden, Yna Bakker, uit Leeuwarden, met wie hij verkeering aanknoopte, met een voorsnijmes zoodanig aan den hals gewond, dat zij kort daarop overleed. Betreffende den moord verneemt het U. D. nog de volgende bijzonderheden «Volgens ingewonnen informatie moet de huisknecht D. G. met de dienstmeid Y. B. verkeering hebben gehad, terwijl de heer C., bij wien zij beide in dienst waren, zich had uitgelaten dat hij geene verkeering tussclien hen onder zijn dak wilde toestaan en dat een van beide moest vertrekken, 's Middags moet de meid alleen in den tuin hebben gewandeld, zonder dat de knecht bij haar was. Daarover moet deze zeer ontevreden geworden zijn; althans toen de meid van hare wandeling omstreeks 6 ure terugkeerde, had hij haar gevraagd of zij kwaad was, waarop zij had geantwoord: «wel neen!» doch toen het tijd was van koffijdrinken, omstreeks 7 uur, en de boden met elkander en natuurlijk ook de dader aan één tafel zaten te eten en koffij te drinken, moet hij weder hebben gevraagd: «ben jij kwaad op mij?» waarop zij andermaal had geantwoord«wel neen!» Daarop stoof hij in woede van tafel op, liep er om heen, greep de ongelukkige meid bij het hoofd en sneed haat- met een broodmes den hals af. De verslagene heeft nog geleefd tot 's morgens en is toen aan de bekomen wonden overleden. De moordenaar is direct in hechtenis genomen, onder geleide der politie naar Heerenveen getranspor teerd en aldaar in verzekerde bewaring gesteld. Toen den moordenaar gevraagd werd waarom hij de misdaad had bedreven, moet hij gezegd hebben: «uit liefde.» De ver slagene was eenig kind van een kastenmaker te Leeuwarden. Bij gelegenheid van een feest te Réves, in Hene gouwen, heeft dezer dagen een treurig ongeluk plaats gehad. Een aantal jongelieden en kinderen, jongens en meisjes, hadden zich op de rails van de spoorweglijn, welke aldaar wordt aangelegd, in een wagen geplaatst en reden aldus in snelle vaart den glooijenden weg af tot ze onverhoeds tegen een van de tegenovergestelde helling aanrollenden, eenigszins hoogeren, met tien duizend kilogram spoorstaven geladen waggon aanbotsten. De stoutmoedigsten, die op de randen zaten,sprongen nog intijds den wagen af. De overige werden door de uitstekende spoorstaven op de schrikkelijkste wijze getroffen. Vijf dooden, van wie de oudste acht-en- twintig, de jongste zes jaren telde, werden opgenomen. Een meisje, wier ingewanden over den weg waren geslingerd, blies eenige uren later onder afgrijselijke smarten den adem uit. Verscheidene anderen zijn deerlijk gekwetst, van sommigen zijn armen en beenen letterlijk verbrijzeld. Een Engelsch blad beantwoordt de vraagwaar komen de hooge hoeden van daan? met de mededeeling, dat zij reeds vele eeuwen geleden in Thibeth gedragen werden. Dit land in Centraal—Azië is de geboorteplaats van de zoogenaamde cylinders. Men heeft in Thibet hooge hoeden van allerlei kleur. De gewone staatsburgers dragen witte, de ambtenaren zwarte, de monniken gele en de Grootlama, de hoogste geestelijke persoon, draagt een purperrooden. In de landen der Christenen komt dit regt uitsluitend aan de kardinalen toe. Tot stationchef te Beverwijk is benoemd de heer D. vau Wichen, van Zandpoort. Tot ridder in de Orde van den Nederl. Leeuw is benoemd de heer jhr. mr. H. I. van der Heim, minister van Financiën. Bij besluit van den 4 dezer heeft Z. M. goedgevonden tot beloo ning van hen, behoorende tot de Kon. Nederl. Marine, die zich hebben onderscheiden in den oorlog met het rijk van Atsjin tussclien den 1 Jan 1874 en 1 Maart 1875: a. te benoemen tot ridder der Militaire Willemsorde 4de kl. den luit. ter zee 1ste kl. J. H. Haakman en den luit. ter zee 2dc kl. G. de Eremery; b. toe te kennen de eeresabel met het opschrift: „Koninklijk eereblijk voor betoonde dapperheid" aan den luit. ter zee 2de kl. (sedert bevorderd tot luit. ter zee 1ste kl.) A. van Hengel; en c. eervol te doen vermelden bij afzonderlijke dagorder, zoo in Nederland, als in Nederl.-Iudie: den luit. ter zee 1ste kl. jhr. A. E. Meijer; den luit. ter zee 2de kl. J. A. Willink Ketjen en J. V. Wierdsma en den matroos 2de kl. J. H. Brugman. Het ramsehip Stier, liggende alhier, wordt met den laatsten dezer buiten dienst gesteld en de kapt.-luit. ter zee A. Rietveld eervol van het bevel ontheven en op non-activiteit gesteld. De kapt. ter zee J. van Gogh en de kapt -luit. ter zee J. B. A. Josseiin de Jong en H. van Goens, die als adjudant van Z. K. II. Prins Alexander der Nederlanden van het Militair Huis des Konings als gedetacheerd gevoerd is, worden met den laatsten dezer eervol ontheven van het bevel over de schroefstoomschepen Leeuwarden, Cornelis Dirks en Prinses Maria, en wordt dat bevel met den 1 Oct. daaraanvolgende opgedragen respeetivelijk aan den kapt. ter zee B. D. van Troijen, en aan den kapt.-luits. ter zee jhr. J. H. P. von Schmidt nuf Altenstadt en E. P. E. de Stuers. De ingenieur 1ste kl. bij de Marine P. J. Turk wordt met den 15 Oct. a. s. gedetacheerd aan boord van het schroefstoomschip Leeuwarden, onder bevel van den kapt. ter zee B. D. van Troijen. De luit. ter zee 2de kl. H. L. Cadet wordt, in stede van met den 1 Oct. a. s., met den 25 dezer geplaatst aan boord van het wachtschip te Hellevoetsluis, ten einde als 1ste officier gedetacheerd te worden aan boord van den monitor Tijger. De luit. ter zee 2de kl. C. Vreede, dienende aan boord van het schroefstoomschip Leeuwarden, wordt, met intrekking zijner overplaatsing aan boord van het schroefstoomschip Cornelis Dirks, met den laatsten dezer op non-activiteit gesteld, terwijl, de op non-activiteit-stelling, met dat tijdstip, van den luit. ter zee 2de kl. M. F. E. J. de Nerée tot Babberich wordt ingetrokken en beschouwd als niet te zijn geschied en hij alzoo geplaatst blijft aan boord van het schroefstoomschip Cornelis Dirks. De off. van adm. 2de kl. J. P. E'aubel, dienende aan boord van het schroefstoomschip Prinses Maria, wordt met den laatsten dezer op non-activiteit gesteld en met den 1 Oct. daaraanvolgende vervangen door den off. van adm. 2de kl. P. F. van Wage. De luit.-kol. bij het korps mariniers W. G. Tuning, laatst behoord hebbende tot het escader in Oost-Indië en van daar den 12 dezer teruggekeerd, wordt met dien datum gesteld ter beschikking van den commandant van voorschreven corps. In de vereenigde zitting van de beide Kamers van jl. Zaturdag, tot sluiting van de gewone zitting 1S74/75, benoemde de voorzitter eene commissie van acht leden der beide Kamers, om den minister van Binnenl. Zaken, bij koninklijk besluit met de sluiting belast, in- en uitgeleide te doen. De commissie, die den minister van Binnenl. Zaken ontving en in- en uitgeleide deed, bestond uit de heeren Sandberg, van den Berch van Heemstede, Nierstrasz, Ekibius, Coenen, 't Hooft, Borsius en Blussé. Kort daarna werd de minister, die zich op de gebruikelijke wijze naar de vergadering der Staten-Generaal begeven had, de zaal binnengeleid. De heer Heemskerk, minister van Binnenl. Zaken, plaatste zich voor den troon en hield de volgende aanspraak Mijne Heeren! Wilt de dankbetuiging ontvangen, welke ik U, overeenkomstig de bevelen des Konings, aanbied voor Uwe behartiging van 's lands belangen, zooals die in de afgeloopen Vergadering opnieuw is gebleken. Op wetgevend gebied was deze niet onvruchtbaar. Onder het aantal wetten, die de goedkeuring der Staten-Generaal mogten verwerven, zijn er die, in onze Staatshuishouding, van goeden en blijvenden invloed kunnen zijn. De wet omtrent het sluiten van uitleverings-tractaten, en de ver dragen met Portugal en den Oranje-Vrijstaat strekken tot verbetering onzer internationale betrekkingen. Onderscheidene wetten in het belang der volksgezondheid en betreffende de geneeskundige politie kwamen tot stand. De scheepvaart zal worden gebaat door de afschaffing der vuur-, ton- en bakengelden en de vermindering der onkosten voor loods- diensten. Het muntwezen werd voorioopig geregeld met wederinvoering der gouden munt; het toezigt op inrigtingen van nijverheid en op de dienst der spoorwegen werd verbeterd. Wat openbare werken betreft, zijn de zaken van het Noordzee kanaal en van het Zwolsche Diep op goeden voet gebragtde rigting van den spoorweg van Arnhem naar Nijmegen is vastgesteldandere zaken van minder groot belang zijn geregeld. Voor don aanleg van een staatsspoorweg op Java werd Uwe toe stemming verkregen. De nationale schuld is verminderd, het geldelijk beheer van den vestingbouw onder regelen gebragt, de wet op de pensioenen voor de zeemagt verbeterd. Er is veel onafgedaan gebleven, ook van hetgeen in de jongste Troonrede was vermeld. Uw voorbereidend onderzoek heeft ver scheidene onderwerpen rijp gemaakt voor beslissing in de volgende vergadering. In naam des Konings sluit ik deze vergadering der Staten-Generaal. De minister van Binnenl. Zaken werd, na het uitspreken dezer sluitrede, door de commissie uitgeleide gedaan, waarna de vereenigde zitting door den voorzitter werd gesloten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2