Benoemingen, enz.
STATEN-GENERAAl.
Buitenland.
België.
Frankrijk.
Engeland.
van een halve cent. De gruweldaad geschiedde door een
boerenknecht uit Nieuwer-Amstel, die den last van zijnen
baas had gekregen zulke kooien van een zijner bekenden te
halen Hij bleek echter wat lui uitgevallen, en vond het
gemakkelijker over de schutting van het naburige erf te
klimmen, daar de bewuste kooltjes weg te nemen en ze
op het erf van zijnen baas te plaatsen. De aanklagt
luidde: diefstal in de aanhoorigheid van een bewoond huis
door middel van o verklimming. Deeischwas: het minimum
der in deze bedreigde straf, namelijk een cellulaire gevan
genisstraf van drie maanden. De verdediger, mr. G. J.
Kive, maakte op dit belangrijk geval van toepassing de
spreuk: «de sop is de kool niet waard.» Hij twijfelde
zelfs of bier het bij de wet gevorderde voor opzet aan
wezig was, daar de knecht niet voor eigen winstbejag had
gehandeld. Hij concludeerde tot vrijspraak. Met groote
belangstelling zien wij de beslissing te gemoet, die over
acht dagen zal worden genomen.
Gisteren deed de kamer uitspraak in de zaak van
Haartje van Lingen, huisvrouw van Mohlé, uit Edam,
beschuldigd van moedwillige brandstichting met gevaar
voor mensclienlevens. Het hof heeft gemelde beschuldigde
vrijgesproken, op grond dat niet wettig en overtuigend
was gebleken, dat de in hare woning op 2 Dec.jl. ontstane
brand moedwillig was aangestoken. (Amst. Crt.)
De luit. der huzaren v. B. heeft zich eergisteren in
de kazerne te Amsterdam door middel van een pistoolschot
van het leven beroofd.
De regtbank te Deventer veroordeelde jl. Dingsdag
den molenaar G. J. S., te Olst, benevens zijne beide
zonen, tot 45 dagen eenzame opsluiting en geldboete van
f 25, ter zake van het fabriceeren en verkoopen van
lijnkoeken, gemengd met krijtwit. De eisch van het O. M.
was 4 maanden gevangenisstraf en geldboete.
Wegens de duurte van het hooi zijn onderscheidene
landlieden in Drenthe en Overijssel begonnen met het ver
koopen van hun vee, om hunnen voorraad hooi tegen hoogen
prijs van do hand te kunnen zetten en in het volgende
voorjaar nieuwe runderen op te doen.
De Leeuw. Crt. deelt omtrent den moord op den
huize Klein Jagtlust te Oranjewoud mede, dat de houding
van den dader in de voorloopige gevangenis bevreemding
wekt. Hij blijft koud en onverschillig. Zijn gevangeniskost
schijnt hem goed te smaken en als men hem in zijne leger
stede konde gadeslaan, zou men denken, dat hij den slaap
van een onschuldige had. Het getuigenverhoor, waarmede
terstond na den moord een aanvang is genomen, wordt
dagelijks voor den regter-commissaris en den officier van
justitie voortgezet. Er zal echter nog eenige tijd moeten
verloopen, alvorens de schuldige naar Leeuwarden wordt
overgebragt.
In de gemeente Mil heeft de in de afgeloopen week
gehouden kermis bijna aanleiding gegeven tot ongeregeld
heden. In navolging eener naburige gemeente wilde men
in plaats van 5, slechts 3 cent voor een dans betalen. De
muzikanten weigerden echter hiervoor te spelen. De kermis
gasten trokken daarop met hunne meisjes huiswaarts en
keerden spoedig met dikke knuppels gewapend terug, om
anderen, die genegen waren 5 cent voor een dans te betalen,
het dansen te beletten. Des namiddags kwam de geheele
brigade maréchaussee uit Grave aan om de orde te hand
haven. Des anderen daags hebben de muzikanten moeten
toegeven en werd de prijs van eiken dans op 3 cent gesteld.
Op IJslands bergen leeft een vogel, die alle eigen
en voorzichtig omkeek om te zien of wij ook achtervolgd werden.
We waren intusschen Unter den Linden langs tot bij den donkeren
tuin aldaar gekomen.
«Ik dank u nogmaals hartelijk," zeide ze toen, „ook voor uwe
rijke gift. O, het doet zoo zeer, aalmoezen te vragen, maar
het moet nu eenmaal zoo zijn. Nu zal ik mijn weg alleen wel
verder vinden; men zal mij niet meer lastig vallen."
„Gij zult begrijpen," aldus viel de verteller zich zeiven in de
rede, „dat dit alles mijne nieuwsgierigheid moest opwekken. Ik
liet dien ten gevolge den arm der bedelares niet los, maar ant
woordde haar op zoo innemenden toon mogelijk„Veroorloof mij
u tot aan uw woning te brengen. Ge zijt oud en zwak en kondet
nog het een of ander gevaar loopen. Verhaal mij het een en ander
uit uw leven. Misschien kan ik u nuttig zijn. In ieder geval
wil" ik, daar ik gaarne bereid ben te helpen, en mijne middelen
het mij veroorlooven, beproeven uw treurig lot naar mijn verinogen
te verzachten."
Deze door mij te kennen gegeven bereidwilligheid en het bloot
leggen mijner levensomstandigheden was eigenlijk tegenover een
vreemde een weinig voorbarig, vooral op den cosmopolitischen
bodem van Berlijn. Maar deze bedelares had nu eenmaal iets
aantrekkelijks voor mij en hare teruggetrokkene houding, die van
beschaving en eergevoel getuigde, deed mij geloover,, dat ik met
een fatsoenlijke arme te doen had.
«Ge zijt meer dan goed, mijnheer!" zeide de arme vrouw na
eenige pauze, nadat ze hare oogen had afgedroogd, „maar ik zou
al te onbescheiden zijn, als ik uw geleide aanhain. Ik woon in
het afgelegenste en armoedigste deel van deze schitterende stad,
die binnen haar rechtsgebied veel geluk, maar ook onbegrijpelijk
veel ellende omvat. Een elegant gekleed heer heeft in die kwar
tieren der armoede en somtijds van de misdaad niets te maken,
vooral in den nacht, zooals nu. Bij het naar huis gaan is het
mogelijk dat u gevaar bedreigt. Ik zou niet rustig kunnen slapen.
Neen, neen, dat neem ik niet aan; dat mag ik niet aannemen."
In hare woorden lag zooveel hartelijke ik zou bijna zeggen
moederlijke bezorgdheid voor mij, die mij aan mijne troostelooze
eenzaamheid denken deed, dat de bedelares niets beters had kunnen
doen om mij aan te sporen bij mijn eenmaal opgevat besluit te
blijven volharden.
„Waar woont ge?" vraagde ik daarom, bedaard met haar voort
gaande, om haar te kennen te geven, dat ik geenszins voornemens
was haar raad op te volgen.
„Daar buiten in Voigtland, ver, zeer ver naar buiten, in een
van de laatste alleen staande huizen in de A.straat, ze noemde
het nummer vier trappen hoog antwoordde zij, nog een
zwakke poging doende om mij te doen stilstaan.
Vier trappen hoog! dacht ik. En dat bij dat gebrekkige lichaam
der arme vrouw 1
Na een lange wandeling, want de afstand van de „Passage"
naar die afgelegene voorstad was vrij groot, bereikten wij eindelijk
het doel van onzen tocht.
schappen bezit om voor de duivenpost gebruikt to worden.
Hij is mak en zeer verstandig, vliegt met een snelheid van
150 mijl in 't uur en is in staat zijn huis terug te vinden
over zee en land, uit elk deel der bewoonde wereld. Een
paar dezer vogels bragten eenige dagen geleden depêches
van Parijs naar een eenzame plaats in een woest en rots
achtig oord in Kent, ongeveer 10 mijlen van Londen, in
den tijd van 1^ uur. Indien de proeven die men thans
neemt om hen aan te fokken en af te rigten, slagen, mag
men volgens de «Live Stock Journal» hopen, weldra een
Oceaan-post tussclien Amerika en Europa opgerigt te zien.
De geheele afstand kan afgelegd worden tussclien zonsop
gang in 't eene halfrond en zonsondergang in 't andere.
De Amerikaan Stanley, die Livingstone indertijd
gevonden heeft, maakt thans een reis door verschillende
streken van de binnenlanden van Afrika. Met Maart dezes
jaars was hij aan de Victoria Nyanza aangekomen, nadat
hij voor zijn togt van 720 Engelsche mijlen 103 dagen
had gebruikt. Een groot deel van zijn weg had liij door
digte rietbosschen moeten nemen. Verscheidene dagen moest
hij strijden met een woesten stam, dien der Watnras, waarbij
hij 21 man van zijn togtgenooten verloor. Twee zijner
Europesclie reismakkers waren aan de koorts gestorven.
Aan de Victoria Nyanza gekomen, heeft Stanley het plan
opgevat een naauwkeurige meting van den grooten water
spiegel te bewerkstelligen.
Aan deu kapt.-luit. ter zee P. J. Boseuwald wordt, met ingang
van den 1 Oct. a. s., opgedragen de betrekking van perm. lid der
commissie tot het examineren van zee-officieren en adelborsten.
De jongelingen L. A. E. Schakers, T. W. II. Paulussen, H. G.
Samson, J. W. 1'ortengen, M. M. Juug, P. E. van Twisk, I).
Wouters, E. E. Romeling en C. C. G. II. Möller zijn met den
1 Oct. a. s. benoemd tot student voor de militaire geneeskundige
dienst der zeemagt bij het garnizoenshospitaal te Amsterdam.
Tweede Mnmer.
Zitting van Woensdag 29 September. De voorzitter heeft
medegedeeld dat het adres van antwoord aan den Koning is aange
boden, die zijn dank betuigd heeft en verklaard dat het hem
aangenaam was de verwachting te zien bevestigd van het ernstig
voornemen dezer Kamer om ten nutte van het vaderland vele en
belangrijke zaken tot stand te helpen brengen. Voorts ziju ver
schillende commissiën benoemd, waaronder die tot onderzoek der
regerings-inlichtingen omtrent de spoorwegaansluiting te Botterdam.
Hoofdstuk I der Staatsbegrooting is met f 200,000 verhoogd
voor den aanbouw van stallen in den tuin van 's Konings paleis enz.
en daarmede gepaard gaande plannen.
Het voornemen bestaat, een nieuw gebouw voor het departement
van Justitie op te rigten, en wel ter plaatse waar thans het voor
malig gebouw van het departement van Koloniën staat. Voor den
stijl van het nieuwe gebouw zal de meeste zorg gedragen worden.
Voor de verbetering van het Haagsche Bosch is f 17,000 op
de Staatsbegrooting uitgetrokken.
Aan de Staatsbegrooting voor 1876 ontleenen wij het volgende:
Hoofdstuk VI (Marine) f 13,632,587.90, of f 542,615.10 meer
dan voor 1875. Volgens de memorie van toelichting is, evenals
de begrooting. voor 1875, ook die voor 1876 als eene nadere uit
voering te beschouwen van het programma, bij de memorie van
toelichting tot het ontwerp tot defiuitive vaststelling der begrooting
van 1874 blootgelegd. Beschouwingen van algemeeuen aard schijnen
derhalve overbodig en de bijzonderheden der vermeerderingen of
verminderingen worden opgehelderd in den toelichtenden staat,
zoomede in de memorie van toelichting. De groote verschillen zijn
bij het loodswezen f 209,625 meer. De voornaamste reden van
dit verschil is de meerdere uitgaaf, die voor aanbouw, uitrusting
en onderhoud van loodsvaartuigen wordt vereischt, als een gevolg
van de afschaffing van het distantiegeld voor de schepen, die in
het Engelsche Kanaal een loods nemen, en de daarmede verband
houdende vermeerdering van loodspersoreel. Voorts is het hooger
cijfer dezer afdeeling te wijten aan de aanvraag van de kosten
van aanbouw voor de helft, van een stoomvaartuig ten dienste van
de betonning en het loodswezen in bet district Texel, evenals zij
te Vlissingen en te Hellevoetsluis reeds aanwezig zijn; eindelijk
nog aan eene verbetering van de bezoldiging van enkele onderge
schikte beambten bij de loodsdienst en de kustverlichting.
Voor 1876 is ook de bouw voorgesteld van nog drie loods-
kotters, een ijzeren loodskotter en een schokker. Voor nog een
drietal woningen voor de loodsdienst aan den Hoek van Holland
zijn de noodige gelden aangevraagd; ook voor een loodskantoor
te Hellevoetsluis. Nog worden gelden aangevraagd voor de plaatsing
en ontsteking in het voorjaar van 1876 van twee geleidelichlen
bij Velsen, ten behoeve van de vaart op het Noordzee-kanaal.
Met het oog op de onzekerheid omtrent het tijdstip van gereedheid
der werken van genoemd kanaal, acht men het oogenblik nog niet
daar, om reeds de aanzienlijke sommen (drie tonnen gouds) benoo-
digd voor den bouw en de ontsteking van twee kapitale lichten
der 1ste orde, met bijbehoorende etablissementen, ten behoeve van
dien vaarweg, aan te vragen. De beide tijdelijke lichten zullen in
de eerste behoefte ruim voorzien.
Het materiëel in 1875 ad f 7,323,148.50 is voor 1876 geraamd
op f 7,411,150 of f 88,004 meer, vooral veroorzaakt door hoogere
sommen voor artillerie, stoomwerktuigen, onderhoudswerken en
arbeidsloonen. Dat alles alleen bedraagt reeds f 399,500 meer,
doch daar staat tegenover een lager bedrag van f 311,500 voor
het artikel aanschaffing van materialen door het wegvallen van de
laatste termijnen van afgebouwde of herstelde stoomkanonneerbooten
en ander materiëel. Wat den aanbouw betreft, daarmede kan
volgens het in dc begrooting van 1875 nedergelegd programma,
snelle voortgang worden gemaakt. De conservatie geschiedt naar
behooren en volgens de daarvoor vastgestelde bepalingen. Wat
aangaat de artillerie, na welwikkend onderzoek en vooral ook met
het oog op hetgeen buitenslands dienaangaande blijkt, ontstond
bij den minister de overtuiging, dat, zoo niet alle, dan toch de
meeste onzer oorlogschepen voortaan met stalen achterlaadgeschut,
volgens het stelsel Krupp, dienen te worden gewapend en bestaat
het voornemen om daaraan zoodra mogelijk gevolg te geven.
Evenmin als bij verbeteringen en andere zaken het bestaande altijd
onbruikbaar kan worden geacht, zullen ook onze voorlaadkanonnen
hunne waarde blijven behouden en, zoo noodig, goede diensten
kunnen bewijzen, ja zelfs komt liet wenschelijk voor, sommige
nieuw aan te bonwen oorlogsvaartuigen, o. a. die, bestemd voor
de Indische militaire marine, met voorlaad-geschut te blijven be
wapenen, aangezien voor die schepen de voordeelen van eenvormig
heid in wapeningen en dus van minutie en voorraadstukkeu met
bestaande schepen van gelijk charter en bestemming sterk spraken
en dc uitwerking van dit geschut, met het oog op de bestemming
van de vaartuigen, zeer voldoende is te achten.
In overleg met liet departement van Oorlog werd de torpedo-
dienst zoodanig geregeld, dat voortaan de defensive torpedo's tot
liet beheer van dat departement en de offensive tot dat van Marine
zullen behooren; men vertrouwt daardoor dien tak onzer verdedi
gingsmiddelen geregelder en spoediger op eene gewenschte hoogte
te zullen brengen dan wanneer, zooals aanvankelijk het voornemen
was, het geheele beheer onder één departement ware gebragt.
Voor de afdeeling Personeel is f 167,741 meer uitgetrokken.
Het active personeel is voor 1876 geraamd op 5796 koppen, uit
makende de bemanning van 46 schepen.
Onder dit aantal bodems zijn niet gerekend de dienstdoende
wachtschepen te Botterdam en te Vlissingen, noch de kleine oefe-
ningsvaartuigen, enz. Evenmin is de zeemilitie, sterk 600 man, in
het bovengenoemde gelal koppen begrepen. De binnenlandsche
dienst telt 2824, West—Indië 192, het auxiliair escader in Oost—Indië
900, de Indische militaire marine 1880 koppen. Ten einde het jeugdig
scheepsvolk spoedig en beter te ontwikkelen en op te leiden dan
tot nu toe geschiedt, wordt het noodig geoordeeld die opleiding
meer stelselmatig te doen plaats hebben. Een eerste vereischte
daartoe is een speciaal daarvoor bestemd en ingerigt schip, waarop
zij zich aan zindelijkheid, orde en tucht leeren gewennen en de
eerste beginselen van hun vak grondig leeren, alvorens op de zeil
schepen geplaatst te worden. Er zal dus een speciaal opleidings
schip voor jongens en ligtmatrozen te Amsterdam worden gestati
oneerd. De minister stelt zich voor, dat jongens, die op deze
wijze hunne eerste opleiding gedurende een of twee jaren hebben
verkregen en daarna op de oefeningsdivisie geplaatst worden, bin
nen veel kortereu tijd dan thans het geval is geschikte matrozen
zullen worden, en hij twijfelt ook niet, of de lust voor de zeedienst
zal door dien maatregel bij de Nederlandsche jeugd toenemen en
de bezwaren van ouders of voogden tegen de indiensttreding hun
ner kinderen en pupillen verminderen, indien gevoeld wordt, dat
de belangen dier jongens van den beginne af stelselmatig behartigd
worden. Niettegenstaande de werving van schepelingen vrij gun
stige resultaten oplevert (in het jaar 1874 werden 728 man
aangenomen, in de eerste helft van .1875 366 man), is toch de
generale sterkte van het personeel niet belangrijk toegenomen,
aangezien er een nagenoeg even groot getal de dienst verliet, hetzij
met pensioen, hetzij met ontslag; ongetwijfeld brengt de oorlogs
toestand te Atsjin, vanwaar velen, ongeschikt om langer te dienen,
in het vaderland terugkomen, veel bij om het verlies aan sterkte
belangrijk te doen blijven. Is de toestand van het personeel thans
nog onbevredigend, men kan met grond verwachten, dat hij, als
men op den ingeslagen weg voortgaat, binnen weinige jaren aan
merkelijk beter moet worden. De werving van vreemdelingen heeft
der Nederlandsche marine een tal van flinke matrozen verschaft;
aangezien echter sommige nationaliteiten zich dikwerf aan desertie
schuldig maken en andere wegens vroegere verbindtenissen door
hunne regering werden gereclameerd, is de werving van vreemde
lingen tot enkele natiën beperkt moeten worden. Eene proef om
jongelieden (inlandsche kinderen) uit de liefdadige gestichten op
Java aan te werven, heeft voorloopig geen resultaat opgeleverd. De
werving voor het corps mariniers levert, niettegenstaande geen
middel wordt verzuimd om haar aan te moedigen (de premiëu en
aanbrenggelden zijn in den loop van dit jaar weder aanmerkelijk
verhoogd), nog steeds weinig bevredigende resultaten op. Bovendien
heeft het corps door de diensten in Atsjin gevoelige verliezen
ondergaan. Verbetering van soldij is noodig.
Er is een corps torpedisten opgerigt en het voornemen bestaat,
ook de zeemilitie voor een deel in de behandeling van het torpedo-
materieel te oefenen. Niet genoeg kunnen de lofwaardige pogingen,
die het bestuur der Kweekschool voor de Zeevaart te Leiden aan
wendt om die inrigtiug tot nut der marine te doen strekken, ge
waardeerd worden.
Zeemilitie. Van de ligting van 1874 heeft zich voor de zee
militie aangemeld een getal van 1605, waarvan werkelijk zijn
opgekomen en ingelijfd 600. Van de ligting van 1875 hebben
zich, na aftrek van hen, die buiten oproeping blijven, 1641 perso
nen voor de zeemilitie aangemeld, waaronder 653 uit Noord- en
364 uit Zuidholland, waarvan voor de zeedienst bestemd zijn 600.
Bij de begrooting voor het departement van Oorlog is eene ver
hooging van het onderofficiers-kader voorgesteld, en wel als volgt:
bij de inf. de adj.-onderoffic. van f 1.25 op f2.00; de sergeanten
majoor van f 1.10 op f 1.25 en f 1.75 (tweede klasse); de serge
anten en fouriers van f 0.77 op f 0.80 en f 0.90 (tweede klasse).
Bij de overige wapens in dezeli'de verhouding'.
Het te Brussel gehouden congres voor medische weten
schappen is jl. Zaturdag met een schitterend feestmaal ten
gemeentehuize besloten, o. a. bijgewoond door den minister
Delcour, den burgemeester Anspach enz. Ook de hoogleeraar
Donders uit Utrecht zat daarbij aan. Het volgende congres
zal over twee jaren in Zwitserland gehouden worden.
Men zal zich herinneren, dat den 19 Aug. 11. de
Parijsche Beurs in opschudding werd gebragt, doordat
zekere heer Legrand, een ingenieur, den bankier Degas op
stokslagen onthaalde, waarna deze op den aanvaller zijnen
revolver afschoot. Jl. Vrijdag is in deze zaak uitspraak
gedaan en zijn veroordeeld: Legrand tot ééne maand, Degas
tot zes maanden gevangenisstraf en ieder in de helft der
kosten.
De Times levert een artikel over den oorlog van Neder
land met Atsjin, en komt tot de slotsom, dat Nederland
óf krachtiger moet toetasten óf zich terugtrekken.
Adelina Patti, markiezin de Caux, is van Dieppe
weder naar Londen vertrokken. Gedurende het laatste
saizoen te Londen heeft zij in negen weken 8 maal op
concerten gezongen, in 21 opera's gespeeld, 40 diners en
25 bals bijgewoond. Zij kent thans 34 rollen in verschillende
opera's zóó, dat zij elk oogenblik kan optreden. Voor het
instudeeren der grootste rol behoeft zij slechts twee
a drie weken.
De stoomboot Ad Ier, van Bremen naar Huil, is, niet
ver van den lichttoren bij Spurn Head, met de Zweedsche
stoomboot König Oskar II, van Grimsby naar Stockholm,
in aanvaring gekomen, en met verlies van den boeg aldaar
binnengeloopen. Het Zweedsche schip zonk in minder dan
vijf minuten, en van de 21 personen, die aan boord waren,
verdronken 14.
Jl. Maandag vierde men feest te Darlington en
langs de oevers van de rivier Tees. 't Was op dien dag