Benoemingen, enz. Buitenland, Engeland. Stoomvaart-Berig-ten. bilangan, een Atsjineescli Staatje, dat een paar uur stoomens van Gigben ligt. De inwoners van dat Staatje, die ons zeer vijandig zijn, hadden de brutaliteit gehad om op de Schouwen te schieten, een schroefstoomschip 4de klasse, dat hun het visschen had willen beletten en zoodoende hun netten had meegenomen. Toen zij, in die bezigheden ver diept, zeer digt onder den wal was gekomen, werd zij plotseling uit lil la's en donderbussen hevig beschoten, zoo dat zij verscheidene kogels binnen boord kreeg en bet een wonder te noemen is, dat er niemand werd getroffen. Aan deze zaak werd daarop verder gevolg gegeven, en een paar dagen later vertrokken wij, vergezeld van de Schouwen en de Palembang, naar Sambilangan, ten einde deze heeren eens een zachtzinnige vermaning te geven. De kampong van dit Staatje staat of liever stond zeer digt bij het strand, even achter het kreupelhout en de klapperbooinen, die soms hun takken tot in zee laten voortwoekeren; hier en daar kwam er een huisje tusschen uit. Wij hadden dus een goed mikpunt en begonnen daarop met ons drieën uit te zamen 14 stukken, waarvan 8 van de Citadel, 2 van de Palembang en 4 van de Schouwen, de kampong en omstreken te beschieten. De klapperboomen vlogen links en regts, cn spoedig zagen wij rook opstijgen, die weldra door vlam gevolgd werd, zoodat na een half uur schietens de kampong in hrand stond en twee uur later van de 50 of 60 huizen geen enkel mter overeind stond; alles lag in de asch. De bamboe en atap, waaruit die huizen bestaan, brandden als olie en vet, zoodat de vlammen hoog boven de boomen uitsloegen en een schrikbarend geweld maakten. Gij kunt u geen denkbeeld vormen, welk een vernielende uitwer king het granaatvuur heeft uit zwaar geschut. Wij schoten uit getrokken stukken van 16 a 18 cM., die een uur ver droegen, zoodat wij soms boven op de bergen, een heel eind het land in, nog de puntgranaten zagen springen. Als een klein staaltje hoe vernielend zulk een granaat werkt, dient dat in de 2de expeditie op een huis geschoten werd, dat aan het strand stond en dat de Atsjinezen als obser vatorium gebruikten. Een granaat trof het huis en sprong. Toen de troepen een dag later aan wal kwamen, vond men onder de puinhoopen van dat huis de lijken van meer dan 20 personen, allen op vreeselijke wijze door de scherven gewond. Van die granaten werden er omtrent zevenhonderd op Sambilangan en omstreken geworpen, zoodat de boel er aardig moet vernield zijn. De inwoners konden het dan ook niet meer uithouden en trokken ten getale van 4 a 5000 naar hunne buren te Murdoe. Terstond werd de Schouwen er heen gezonden, die er met goed succes met kartetsen onder speelde. Eenige voorvechters waren echter achtergebleven en hadden zich opgesteld achter een dijk, vanwaar zij ons met lilla's beschoten. Terwijl ik op de campagne rustig een sigaar zat te rooken, vlogen er suc- eessivelijk drie kogels over de tent heen, de derde, naar ik gis, een voet of drie van mij vandaan. Natuurlijk maakte ik het gewone saluut, toen ik het fluiten hoorde, doch vond het minder raadzaam mij noodeloos langer bloot te stellen en ging naar beneden. Naar ik gis, moeten het drie- of vierponds kogels geweest zijn, te oordeelen naar een, die in de verschansing van de Schouwen is blijven zitten. Intusschen kan ik u verzekeren, dat het lang geen aan genaam geluid is, wanneer men zoo'n sinjeur voorbij zijne ooren hoort gieren. Volgens gerucht, moeten er omtrent 30 a 40 Atsjinezen gedood zijn, waaronder twee hoofden; gekwetsten natuurlijk naar rato. Een granaat moet op den dieping een bezoek afleggen. Vervolgens besteeg ik den trap naar de tweede verdieping, waarvan de kleinste helft door mevrouw von Saremba bewoond werd. Na een pauze vervolgde von Persin zijn verhaal. Een aardig dienstmeisje opende, toen ik gescheld had, de deur en zeide, nadat ze mij bij de dame had aangemeld, dat het mevrouw zeer aangenaam zijn zou mij te ontvangen. Vervolgens bracht het aardige kind mij naar een kamer, waar niemand was, zoodat ik overvloedig den tijd had de nette meubeleering van het vertrek op te nemen, dat er echter wel een weinig versleten uitzag en van voorbijgegane weelde getuigde. Een kleiner kamertje grensde er aan. Daar werd eet^deur in dat kleine kamertje geopend en een dame naderde mij langzaam. Het was mevrouw von Saremba. Ze groette mij beleefd, ofschoon een weinig afgemeten, maar toch in ieder opzicht den goeden toon in acht nemende. Nadat ze mij een stoel had aangeboden, nam zij op de sofa plaats. Deze mevrouw von Saremba was een dame van ongeveer veertig jaren, met fijne verstandige gelaatstrekken, donker zwart haar en donker blauwe oogen, van een middelbare slanke gestalte, in één woord, met een niet meer jong, maar toch nog zeer bevallig en bepaald voornaam uiterlijk. Ons gesprek was in den beginne weinig beduidend, daar mevrouw von Saremba mijne visitie scheen op te vatten als iets, wat ik aan de beleefdheid verplicht was; terwijl ik van mijne - zijde nadacht over de beste middelen om tot mijn doel te geraken, dat wil zeggenhet gesprek op mijne kennis in de A.straat te brengen. Maar dit wilde mij maar volstrekt niet gelukken. Mevrouw von Saremba bleef voortdurend in dien lichten conver satietoon, die eigenlijk slechts onze spraakorganen bezig houdt, maar met het denkvermogen niets te doen heeft. Ook de dochter had ik gaarne gezien, maar ze verscheen niet. Ik had eigenlijk mijne visite reeds langer gerekt, dan men gewoonlijk een eerste visite doet en het was hoog tijd om op te staan en heen te gaan, als ik de beschuldiging niet op mij wilde laden onbeleefd te zijn. Onwillekeurig keek ik daarbij naar de deur, waardoor de dame was binnengetreden, maar nu bleef ze gesloten. Mevröuw von Saremba, dit zag ik, bemerkte het, maar haar gelaat werd nog koeler. Alles kwam mij in dit huis zoo ongenaakbaar voor, dat ik geneigd was te gelooven, dat mijne moeite vergeefs was geweest. Op de gewone wijze begon ik nu afscheid te nemen, toen de dame zeide: „liet zal Else, dat is mijn dochter, spijten, dat ze heden den nieuwen huisgenoot niet heeft leeren kennen; ze is een kleine wandeling gaan doen met een vriendin. Ik kan u onge lukkig geen uitzicht geven op groote gezelschappen in mijn huis, mijnheer von Persin, maar ik zie van tijd tot tijd eenige oude, vertrouwde vrienden bij mij; als zulk een kring u niet geheel ongevallig is, hoop ik u een enkele keer bij mij te zien. Wij zullen," hare woorden klonken zeer vriendelijk, „goede buurschap houden". Met deze woorden kreeg ik mijn afscheid. passar gesprongen zijn en verscheidene vrouwen en kinde ren gedood hebben. Plet lesje zal hun zeker nog lang heugen.» De «Standaard» geeft een statistiek van hetgeen men per hoofd hier te lande aan belasting betaalt. Per hoofd betaalt men in Nederland: In de grondbelasting f 2.81, in het I personeel dat aan het Rijk blijft f 0.53, aan patent, indirecte belasting enz. f 15.78, aan provinciale en gemeentebelasting f 5.04; te zamen f24.16. Dit cijfer moet nog een weinig verhoogd worden, wijl in dit overzigt enkele kleine provinciale belastingen zijn weggelaten, terwijl sinds 1873 het belastingbedrag naar rato sterker dan het inwonercijfer geklommen is, zoodat men in ronde cijfers met stellige zekerheid kan aannemen, dat in Nederland, ongerekend nog polder- en diiklasten, thans reeds vijf-en-twintig gulden per hoofd en per jaar aan belasting betaald wordt. Onder deze f 25 is zes gulden alleen aan gedistilleerd. Deze druk der belasting is intusschen niet in alle provin ciën des lands gelijk. De opbrengst is het hoogst in de gewesten met rijke koopsteden en vet bouwland, het laagst in landelijke provinciën met weiland, bosch of heide. In Zuidholland b. v. betaalt men: voor grondbelasting f 3.09, voor I personeel f 0.89, voor patent, accijnsen enz. f 22.65, voor provinciale en gemeentebelasting f6.73, te zamen f 33.36. In Noordholland klimt dit bedrag zelfs tot f 36.85 of met het surplus, waarop we boven wezen, tot p. m. f 40. Hiertegenover staan b. v. Drenthe met f 11.81, Limburg met f 12.31, Overijssel met f 12.27 en Noordbrabant met f 16.33. Natuurlijk wordt dit bedrag nogmaals gevarieerd, indien men in Noordholland een koopstad als Amsterdam met een dorp als Velzen vergelijkt. Vooral de hooge bedragen van de hoofdelijke omslagen komen schier uitsluitend ten laste der steden. In België betaalt de bevolking minder belasting. Op een bevolking van ruim 5 millioen zielen wees het Belgisch budget een totaal der middelen aan van 2201 millioen fr. Hiervan werd 103,066,000 fr. gedekt door inkomsten van spoorwegen, domeinen enz., zoodat slechts 126,577,000 fr. voor de directe en indirecte belastingen overbleven. Iedere Belg betaalde derhalve 25 fr., d. i. f 11,875, waar bij ons f 21,24, dus bijna het dubbele, tegenoverstond. Slecht door het overrijko Engeland wordt ons quotum overtroffen. Op een bevolking van circa 32 millioen werd in Groot-Brittannië in 1874 ruim 66 millioen p. st. opge- bragt, gevende f 24,80, tegenover de f 21,24, die ten onzent inkwam Tot telegrafist 3de kl. is benoemd de lieer W. G. Jekel, thans klerk 2de kl. De kapt.-luit. ter zee jhr. E. P. E. de Stuers is met den 30 Sept. jl. eervol ontheven van de waarneming der betrekking van permanent lid der commissie tot het examineren van zeeofficieren en adelborsten. De luit. ter zee 1ste kl. A. Hl Iluijsman wordt, op zijn verzoek, met den laatste!) dezer, eervol ontheven van de waarneming dei- betrekking van directeur der werkplaatsen van en magazijnmeester bij 's Itijks algemeen betonningsmagazijn te Eukhuizen en ter zake van langdurige dienst met 1 Nov', op pensioen gesteld. De luit. ter zee 1ste kl. L. F. II. Tuckerman wordt, op zijn verzoek, wegens ongeschiktheid voor de militaire dienst, tengevolge van in en door de dienst ontstane ligchaamsgebreken, met ingang van den 1 dezer op pensioen gesteld cu worden hem met den 1 Nov. bovengemelde betrekkingen te Enkhuizen opgedragen. De luit. ter zee 1ste kl. II. Schotborgh, laatst behoord hebbende tot de rol van het schroefstoomschip Kijkduin in de West-Indiën, en Van daar den 26 Sept. jl. teruggekeerd, is met dien datum op non-activiteit, gesteld. De luit. ter zee 1ste kl. D. J. Wcys en de off. van adin. 2de kl. J. P. Vasseur, behoorende lot de rol van het wachtschip te Helle- voetsslnis en respectievelijk gedetacheerd als commandant aan boord van de kanonneerboot No. 18, en belast met de functiën van administrateur bij de maritieme ziekeninrigting aldaar, worden met den laatsten dezer op non-activiteit gesteld en met den 1 Nov. daaraanvolgende vervangen door den luit. ter zee 1ste kl. W. J. van Loenen en de off. van adm. 2de kl. J. Gallas, terwijl met laatstgemelden datum geplaatst wordt aan boord van het wachtschip alhier, de off. van adm. 3de kl. P. D. Clarkson. De luit. ter zee 1ste kl. E. W. ITudig wordt met den 15 dezer gedetacheerd bij het departement van Marine, en toegevoegd aan den inspeetenr over de stoomvaartdienst. Frankrijk. Een zeldzaam regtsgeding zal dezer dagen te Parijs gevoerd worden. In den omtrek van Delize woont een oude veehoeder, Lamiral geheeten. Hij is ongetrouwd, en woont in een liut en vernam in den loop van dit jaar dat een rijke erfenis hem uit Dorck in Amerika is ten deel gevallen. In 1830 woonde te Nevers een anders Lamiral, een broeder van den veehoeder. Deze paste toen niet te best op. Na zijnen ouders veel verdriet aangedaan te hebben, verliet bij zijn land, zonder dat men wist waarheen hij getrokken was. Daar bet hem noch aan geestkracht noch aan verstand ontbrak, werd bij reiziger voor een belangrijk koopmanshuis in Amerika cn na verloop van 20 jaren werd bij do associé van zijn patroon. Het fortuin dat hij heeft nagelaten is 2g millioen francs. Maar, ongehoord, de oude veehoeder weigert de nalaten schap, en zoo hij niet meer mogt bestaan, vervalt ze aan de armen van Dorck. De veehoeder geeft voor, geen geld te willen hebben van den man, die zijnen ouders het leven verbitterd heeft. Tevreden met zijn lot, wil hij op 72jarigen leeftijd zich geen lasten meer op den hals halen. Zijn nabestaanden evenwel zijn eene andere meening toegedaan. Na op alle mogelijke wijzen beproefd te hebben om hem van besluit te doen veranderen, zijn zij besloten om hem gek te verklaren. Het argument dat zij daarvoor gebruiken is geheel in den geest van dezen tijd, want is iemand niet gek, die een erfenis van 2| millioen weigert? Te Parijs is jl. Dingsdag een kappersjongen, die bij den kapper Dubois in de rue de la Paix een tractement van 5000 fr. per jaar en een aandeel in de fooijen had, tot 7 jaren gevangenisstraf en 10 jaren politie-toezigt ver oordeeld, omdat hij zijnen meester binnen een half jaar voor meer dan 10,000 fr. had bestolen. De kappersjongen, Michel Carra, liet zich in zijn werk Michel noemen, doch hield als chevalier de Carra schitterende equipage. Uit zijne verklaringen is gebleken, dat verscheidene heeren te Parijs 20 francs geven voor het haarsnijden en 10 francs voor een frisuur. Men kan hieruit nagaan hoe geringe waarde het geld daar voor eenige menschen heeft. Uit de Lozere schrijft men, dat daar op een berg van een kudde van 1600 schapen 600 door den bliksem zijn getroffen. Uit naam van het «comité der Fransch-Amerikaan- sche Unie» heeft de heer Laboulaye, voorzitter van dat comité, den dagbladen eene circulaire toegezonden met een beroep op de vaderlandsliefde der Franschen ten behoeve van een gedenkteeken, dat men bij gelegenheid van het eeuwfeest der Ainerik. onafhankelijkheid wenscht op te rigten. Tc midden der reede van New—York, op een klein eiland tegenover Long Island, «waar het eerste bloed voor die onafhankelijkheid gestort werd,» zou een reusachtig standbeeld verrijzen, «in het verschiet omlijst door de groote stéden New-York, Jersey-city en Brooklyn» en voor stellende «de vrijheid, verligtende de wereld.» Des nachts zou «eene schitterende stralenkrans, uit zijn voorhoofd schietende, ver lichten over de onmetelijke zee.» Beide volken zullen tot de kosten bijdragen en aldus zal «door een onvergankelijk aandenken» de vriendschap worden bevestigd, «met het bloed, door onze vaderen geplengd, weleer tusschen de twee natiën bezegeld.» Tot de leden en eereleden van het comité behooren, behalve de heer Laboulaye, o. m. de Amerikaansche gezant te Parijs, Washburne; markies de Noailles, Fransch gezant te Rome; de heeren Bartholdi, Fransch gezant te Washington; Oscar de Lafayette, Cornelis de Witt, enz. De expeditie, die zal gaan onderzoeken of het plan van den lieer Mackenzie, om de Sahara tot een binnenzee te maken, uitvoerbaar is, zal in November uit Engeland ver trekken en zich naar de noordwestkust van Afrika begeven. Generaal sir Arthur Colion en andere wetenschappelijke mannen van naam zullen de expeditie, die veel ondersteu ning bij de regering vindt, vergezellen. Men zal ook beproeven met de inboorlingen handelsbetrekkingen aan te knoopen en tegenover de Kanarische Eilanden een geschikt punt kiezen om een factory op te rigten. In het Alexandra-paleis te Londen wordt een tentoon stelling van aardappelen gehouden, waarop drieduizend partijtjes aarappelen te zien zijn. Bij gelegenheid van 't spoorwegfeest te Darlington werd een tentoonstelling gehouden van spoorweg-materiaal, oud en nieuw. Het feest was echter meer bijzonder gewijd aan den kwaker Pease, die het noodige kapitaal 125.000 p. st. aanbragt om den spoorweg te bouwen. Men moest een aanzienlijke kromming maken, omdat de hertog van Cleveland den spoorweg niet op zijn grond wilde dulden, daar het gedruisch de hazen zou kunnen wegjagen. De hertog van Cleveland rekende het zich tot eer het standbeeld van Pease te onthullen. Meer dan 250.000 personen woonden die onthulling bij. Algemeene aandacht trok ook de tentoonstelling van locomotieven. Stephensons eerste locomotief, de Locomotion, had de eereplaats. Zij voerde slechts 240 gallons water en een halve ton steenkolen en liep tweemaal sneller dan een paard. De tegenwoordige locomotieven voeren tienmaal meer water en 12 maal meer steenkolen. Op het feestmaal voerde o. a. de heer 's Jacob van de Nederl. Rhijn-spoorweg Maatschappij het woord. De verwachting, dat de heeren Disraeli en Gladstone aan 't feestmaal zouden komen deelnemen, werd teleurge steld. Op dit feestmaal werd de profetie van George Stephen- son in herinnering gebragt, die hij in een kring van feestvierenden na de eerste spoonvegreis uitsprak«Gij zult,» zeide hij, «den dag nog aanschouwen, dat de spoorwegen in dit land alle andere reismiddelen zullen verdrongen hebben, en de spoorweg de groote weg zal geworden zijn voorden Koning en al zijn onderdanen. De tijd nadert, dat 't voor den werkman goedkooper zal zijn om per spoorweg dan om te voet te reizen. Ik weet dat er groote, bijna onover komelijke moeijelijkheden zullen te overwinnen zijn; doch wat ik gezegd heb, zal gebeuren, zoo zeker als wij leven.» De voorspelling is bewaarheid. Uit Fidji wordt aan den Sydneij Morning Herald geschreven, dat de mazelen-epidemie aldaar een 40,000 menschen moet hebben weggerukt, zoodat de bevolking thans nog maar een derde bedraagt van hetgeen zij vóór 25 jaren was. STOOMVAART-MAATSCHAPPIJ NEDERLAND. Prinses A m a l i a. 2 Oet. van hier vertrokken. prins van oranje. 7 Aug. van hier vertrokken. 18 Sept. te Batavia aangekomen. C o n r a d. 4 Sept. van hier vertrokken. 21 Sept. 'sav.Suezaang., 'sn.vertr. Koning der Nederlanden. 26 Aug. van Batavia vertrokken. 30 Sept. 'smorg. te Napels aang. vertrok 's avonds. V oorwaaets. 16 Sept. van Batavia vertrokken. prins hendrik. 1 Ang. van Batavia vertrokken. 12Sept.alhieraangek., vertr.30Oct. De Holland, van Batavia naar hier, is 30 Sept. des morgens van Aden vertrokken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2