Benoeming-en, enz.
STATK\-(«E\EI(AAL.
B u ite n I a n d.
België.
Frankrijk.
Engeland,
Het dezer dagen in Natura Artis Magistra te Am
sterdam geboren nijlpaard, is jl Donderdag overleden.
Het plan bestaat om den N. Z. Voorburgwal te
Amsterdam, van de Kolk tot aan het Spui te dempen.
Aangaande het conflict met Venezuela schrijft men
aan de Amst. Crt. uit de residentie, dat in eenige krin
gen aldaar getwijfeld wordt of Venezuela niet heeft toege
geven aan den eisch van Nederland tot openstelling der
havens van dat land voor Nederlandsche schepen. De
stand van zaken is deze: Nederland heeft geene eischen
gesteld aan Venezuela, de zaak van de Midas hier buiten
gelaten. Venezuela daarentegen verlangde van ons schade
vergoeding wegens beweerde inmenging van Nederlandsche
onderdanen in onze West-Indische koloniën, in de inwendige
aangelegenheden van die republiek. Op den deswege door
het Venezulaansche gouvernement gedanen eisch is onzer
zijds geantwoord dat, vóór het regt kon hebben iets te
vragen, eerst moest worden goedgemaakt wat jegens ons
misdaan was. Vóór alles werd verlangd de openstelling
der twee havens voor den handel van Curafao. Eerst
daarna zou er sprake kunnen zijn van het aanvangen van
onderhandelingen.
De berigtgever voegt er bij dat, bedriegt hij zich niet,
de opbrengst der havengelden in Venezuela verpand is
voor de betaling der schuld van die republiek. In hoever
nu de magthebbenden daar regt hebben om zich door slui
ting der havens indirekt aan aangegane verpligtigingen te
onttrekken, is eene vraag die misschien wel overweging
zou verdienen.
De Haagsche correspondent meldt: Wij vernemen dat
de gezant van Venezuela bij ons hof met zijnen secretaris
morgen uit de residentie zal vertrekken.»
Betreffende de veroordeeling van een boerenknecht
door het hof van Noordholland tot 3 maanden celstraf,
wegens diefstal van vijf koolplanten, deelt men aan de
KI. Crt. nadere bijzonderheden mede, die op het vonnis
een geheel ander licht werpen. Niet alleen toch is het
getal ontvreemde planten veel grooter, maar ook de beweeg
redenen voor den diefstal zijn niet dezelfde die opgegeven
zijn. Dat voor het toch nog onbeduidend feit eene aanklagt
werd ingesteld, is daarop gegrond, dat de betrokken
buurman herhaaldelijk en jaren achtereen, bij nacht en door
overklimming, is bestolen en op allerlei wijze gekweld.
Nu strekte de aanklagt om daaraan een einde te maken.
Een groot ongeluk viel jl. Woensdag avond voor in
de nabijheid van Weesp. Een gezelschap van 11 personen,
woonachtig in de Pieter-Jacobstraat te Amsterdam, had zich
dien morgen in een open rijtuig met twee paarden bespannen
naar Weesp ter kermis begeven, en keerde van daar
omstreeks ten 10 ure 's avonds in eene opgewekte stemming
naar Amsterdam terug. Op ongeveer een half uur afstands
van Weesp moet een der paarden geschrikt zijn, waardoor
het rijtuig met allen die er in zaten in de Nieuwe Wees-
pervaart geraakte, en waarbij 6 personen noodlottig om
het leven zijn gekomen. Toen den volgenden morgen ten
4 ure de noodlottige tijding kwam, vernam men dat twee
zoons en een dochter van den stalhouder Hesselink, de
vrouw en een zoontje van den kastelein Lubberts, bene
vens Frans Zaar waren verdronken. Een der paarden is gered.
voor hare herstelling, waaraan ik toch niet twijfel." Bij deze
woorden speelde er een eigenaardig medelijdend lachje om zijn
mond. „Ik raad u daarom aan, de zieke in een krankzinnigen
gesticht te plaatsen, er zijn zeer uitstekende in den omtrek van
Berlijn. Daar zal men zeker alles doen om haar zoo mogelijk
volkomen te doen herstellen."
Ik begreep den doctor. Arme Else! maar zij mocht die
verschrikkelijke tijding dadelijk nog niet geheel en al vernemen.
Mijne liefde lot haar maakte, dat ik haar de treurige boodschap
in de zachtste bewoordingen mededeelde. Buitengewoon bedaard
hoorde zij mij aan, terwijl ze mijne schikkingen goedkeurde.
Vervolgens zonk ze neer in mijne armen om aan mijn borst uit
te weenen."
Hier hield mijnheer von Persin met zijn verhaal op. Ik hield
het niet voor passend op dit oogenblik een oordeel over zijne
mededeelingen uit te spreken.
„Het arme kind!" zeide hij vervolgens op een zaehten toon,
„het was ook veel dat ze te verdragen had, te veel voor haar
teeder jong hart!"
„En daarna?" vraagde ik.
„Ja, mijn vriend," riep hij, met tranen in de oogen mij zijn
hand toestekende, „dat waren bittere dagen van lijden. Nu zullen
als God het wil heldere dagen van het zuiverste geluk
komen. Overmorgen voer ik Else als mijn geliefde vrouw naar
mijn huis. Nog is onze moeder ziek, maar volgens den doctor
is er toch een kleine verbetering in haar toestand merkbaar
misschien keert ze nog genezen tot ons terug. Dan zullen wij naar
de provincie gaan, waar ik geboren ben en al het verledeue zal
dan in haar geheugen uitgewischt zijn. Op haar verlangen krijgen
de armen der stad op onzen trouwdag een aanzienlijk geschenk in
geld; het is een zoenoffer.
Else mocht gedurende al dien tijd niet zonder bescherming zijn
daarom haastte ik mij zoo mijn geluk volkomen te maken. Het
was de hartewensch van het lieve kind, uit de armen harer moeder
in de mijnen over te gaan. Or.s huwelijk zal stil gevierd worden.
Gjj en mijn oude trouwe knecht, Albrecht, zult alleen bij de vol
trekking tegenwoordig zijn. Else heeft geen familie, moet die
niet hebben. Ik wil haar alles op de wereld zijn, evenals zij dat
voor mij is."
Op den trouwdag van mijn vriend begaf ik mij naar de woning
van mevrouw von Saremba. De jonge bruid, onbeschrijfelijk liefelijk
om te zien in haar wit kleed, met de maagdelijke myrthen in de
blonde lokken, groette mij vriendelijk, bevallig blozende.
De glans van geluk op haar gelaat werd echter somtijds door
een donkeren schaduw verduisterd. Haar moeder was ver van
daar. En toen de zegen van den Allerhoogste haar met den
geliefde verbond, toen gaf al het verdriet, maar ook al het geluk
dat zij ondervond, zich lucht in lieete tranen. Maar de gelukkige
echtgenoot kuste haar hartelijk op de vochtige oogen en sloot de
geliefde vrouw vast in zijn armen. Daar rustte ze een poos zwijgend,
vervolgens richtte zij zich moedig en versterkt weder op zij
voelde zich veilig aan het kloppende hart, in de sterke armen van
den geliefden man. Zij had haar echt, haar wezenlijk vaderland
gevonden.
Mijn vriend echter fluisterde mij met een lachje van geluk toe:
„En al mijn geluk heb ik te danken aande bedelares net den
tluier. (Slot.)
De lijken der drenkelingen zijn gisteren nacht ten I
3 ure te Amsterdam aangebragt en den volgenden
morgen ter aarde besteld. Ten blijke van algemeene deel
neming waren al de publieke uitspannings-lokalen dien
avond in de Pieter-Jacobstraat gesloten.
- Bij den heer H. de Jager, lid der commissie voor het
zeemans-asyl te Brielle, is weder een gift ingekomen van
een onbekende uit Amsterdam, groot f 150, met het bijschrift:
«Als een opregte hulde aan den Hollandschen matroos.»
«Hendrik de Zeevaarder», zegt de Midd. Crt., waar
zij aan 't feest van Z. K. H. Prins Hendrik een woord
wijdt, «is de eeretitel, met welke, de geschiedenis Hem, in
navolging van een doorluchtig naamgenoot, die voor meer
dan vier eeuwen in Portugal leefde, zal herdenken.» En
dan herinnert het blad hoe de Prins persoonlijk een bezoek
aan Indië bragt en uit eigen middelen krachtig bijdroeg
tot de ontwikkeling dier bezittingen, hoe Hij de man
was, die de stoomvaartmaatschappij Nederland tot stand
bragt en nu de steunpilaar van haar bloei is, en hoe ook
nu weder de stoomvaartlijn van Vlissingen op Engeland de
vrucht is van Zijn onvermoeide werkzaamheid en onver
droten volharding.
Ten gevolge van den aanhoudenden harden wind
staan de uitgestrekte lage landen langs den Friesclien spoorweg
ter weerszijden van den spoordijk, blank. Ook de afge
maaide weilanden tusschen Meppel en Zwartsluis staan
onder water.
De Luxemburgsclie feesten worden even schitterend
voortgezet als zij begonnen zijn. Nadat jl. Dingsdag voor
middag de Prins-stadhouder-jubilaris audiëntie had verleend
aan een groot aantal officiële personen en particulieren,
werd hem door de Kamer van Afgevaardigden een feest
maal aangeboden, waaraan ruim honderd personen deel
namen. Onder de genoodigden bevonden zich de heeren
de Labbeville, vertegenwoordiger van den Koning dei-
Belgen, graaf von Arnim, vertegenwoordiger van den
Duitschen Keizer, de heer de Riencourt, prefect van het
departement der Ardennes, de gouverneurs van Trier en
Metz, de heer van Damme, gouverneur van Belgisch Luxem
burg, de heer Adames, bisschop van Luxemburg, de
Protestantsche en Israëlitische geestelijken, benevens eenige
van 's Prinsen landgenooten. Tot de Nederlanders, die zich
naar Luxemburg begeven hebben om Prins Hendrik geluk
te wenschen, behooren gedelegeerden van de Stoomvaart-
Maatschappijen Nederland en Zeeland en van de Konink
lijke Nederlandsche Stoomboot-maatschappij, (de heeren
Ramann, Tak van Poortvliet, Vibout, Sprenger en A. van
Lennep.) De Prins bragt de eerste toast uit op den Koning
groothertog. Na hem stelde de voorzitter der Kamer een
heildronk in op den Prins-stadhouder van den Koning
groothertog, welke hiervoor zijn dank betuigde, en o. a.
(volgens de N. Rott. Crt.) zeide: «Vijf-en-twintig jaar is
het geleden, dat de Koning-groothertog mij tot mijne
tegenwoordige betrekking riep. Ik heb toen beloofd het
geluk van Luxemburg te bevorderen. Sedert dien tijd
heeft het groothertogdom zich steeds ontwikkeld, is het
onophoudelijk vooruitgegaan. Moeijelijkheden hebben nooit
ontbroken; maar ik was altoos van meening dat het oogen
blik van rust later komen zal. Bovendien gaven mij het
onbegrensde vertrouwen, de eindelooze liefde van den
groothertog sterkte bij onze talrijke beslommeringen. Te
midden van dat alles heb ik getracht de beginselen van
orde, vooruitgang en vrijheid te ontwikkelen. Want
zonderling! wanneer het Huis van Oranje wordt ge
roepen het lot eener natie te leiden, verlangt het niet zoo
zeer in de oogenblikken van voorspoed als in die van
tegenspoed te worden gewaardeerd en beoordeeld. Maar
in die moeijelijke oogenblikken heeft zich 's Konings ver
trouwen in zijn magtige naburen nooit verloochend.
Luxemburg moge slechts een kleine plek wezen, de vertegen
woordigers dier naburen hebben zich echter er van kunnen
overtuigen, hoe groot de gehechtheid der bevolking aan
haren vorst is.» De Prins dankte vervolgens de aanwezige
vertegenwoordigers der drie naburige mogendheden, met
welke Luxemburg te allen tijde in vrede heeft geleefd en
wil blijven levenwant Luxemburg met zijn glorierijk
verleden, wil blijven wat het is.» Vervolgens voerde het
woord de heer Piscatore, vice-president der Kamer, de heer
Blocliausen, die de vreemde mogendheden dankte, graaf
von Arnim, die in zijnen toast den Koning-groothertog,
den Prins-stadhouder en het groothertogdom gezamenlijk
heilwenschen uitte. Weder stond de Prins op om eenige
woorden te wijden aan de hoofdstad des lands. Hij herinnerde
wat het gemeentebestuur van Luxemburg gedaan heeft
sedert 1867, en de burgemeester beantwoordde dezen harte-
lijken toast.
Het nationaal geschenk, dat den Prins-stadhouder is
aangeboden, is een zilveren kunstwerk: allegorische voor
stelling van de stad Luxemburg, ontdaan van de knellende
banden der vestingwerken.
Leeren zwemmen op het drooge. Me dunkt
ik zie daarbij dezen of genen onder mijne lezers glimlagchen,
Toch is niets minder belagclielijk. Men oordeele.
Bij de nieuwe Fransche legerorganisatie is men er op
bedacht geweest, om vooral ook het ligchaam van den
soldaat te oefenen. Het was toch gebleken in den oorlog
van 187071, dat de Fransche soldaat, ondanks zijn
grootere aangeboren vlugheid, en hoewel hij minder zwaar
beladen was dan de Duitsche, niet zoo goed tegen vermoeijenis
bestand was. Het eenige antwoord op de vraag, waaraan
dit moest geweten worden, kon natuurlijk zijn, dat de
Fransche soldaat zijn ligchaam niet genoeg door de gym
nastiek had geoefend en gehard, en van daar dat hij thans
dagelijks een paar uren aan ligchaamsoefening moet wijden.
Ieder had het ook getroffen, dat zooveel Fransche soldaten
in de rivieren waren verdronken, en de reden daarvan was
evenmin ver te zoeken, want op de 10 soldaten kon slechts
1 zwemmen. Men achtte dat ongerijmd en werkelijk moet
het dus genoemd worden, als men bedenkt, dat zulke mannen,
die zinken als baksteenen, ieder oogenblik kunnen worden
geroepen, om, gelijk nog onlangs bij de overstrooming te
Toulouse, anderen te redden, en dat zij in den oorlog
telkens op water kunnen stuiten, een gevaarlijke vijand
voor wie het niet kent, maar een vriend voor wie het
meester is.
En men bepaalde dat ieder soldaat moest kunnen zwemmen.
Nu deed zich echter de moeijelijkheid voor, dat niet overal
geschikte gelegenheid was, om dat zwemmen in het water
te leeren, maar men kwam op het idee, om 't eens op het
drooge te probeeren, en zie 't marcheerde uitmuntend.
De eerste proef werd, als ik me wel herinner, in eene
gymnastiekzaal van de kazerne te Rouaan genomen40
onderofficieren, die nooit te water waren geweest, naar zij
zeiven verklaarden, leerden gedurende twee maanden, iederen
dag op den bok alle bewegingen van den goeden zwemmer
en toen zij daarna voor het eerst in het water kwamen,
zwommen 23 hunner onmiddelijlt als meesters en 9, toen
zij zich voor de tweede maal, en 8, toen zij zich voor de
derde maal te water begaven.
Dat voorbeeld was zóo overtuigend en afdoende, dat het
onmiddelijk werd nagevolgd en 't zou me niet verwonderen,
indien op 't oogenblik alle Fransche soldaten konden zwemmen.
En bij ons? Wel weet ik dat in den warmen zomerdag
onze helden een- of tweemaal per week worden afgespoeld,
wanneer er gelegenheid toe is, en dikwijls met het gevolg
dat de laatste bader nog vuiler is als hij uit het water
komt, dan toen hij er in ging, maar of zij allen zwemmen
kunnen, geloof ik op goed gezag te mogen betwijfelen.
't Is echter ook niet alleen de militair, dien ik op 't oog
heb, iedereen moet kunnen zwemmen, vooral in een land
als 't onze, waarin men geen 10 pas kan doen, zonder
voor een sloot, een gracht, een rivier of een zee te staan,
en waar de eerste de beste orkaan van belang geheele
streken onder water kan zetten.
Daarom neem ik de vrijheid ouden en jongen, en in het
bijzonder alle gymnastiek-onderwijzers en voogden over
scholen, te herinneren, dat, om te leeren zwemmen men
geen water noodig heeft. De theorie en de drooge praktijk
kunnen te huis geleerd worden. Kent men die, dan zijn
één of twee zwemoefeningen in het water toereikend, om
ons den naam van «waterrotten» of «bevers» waardig te
doen zijn, dien wij in het buitenland dragen, maar die ons
nu zoo dikwijls als schampere ironie in de ooren moet
klinken, omdat wij de overtuiging hebben, dat wij bij de
eerste onverwachte onderdompeling akelige drenkelingen
worden.(Amst. Cour.)
Tot ridder in de orde van den Nederl. Leeuw is benoemd de
heer J. M. Colletle, inspecteur, chef van het technisch beheer van
den rijks-telegraaf.
Met ingang van den 16 dezer wordt de luit. ter zee 2de kl.
P. Holtzapffel op zijn verzoek, wegens ongeschiktheid voor de
militaire dienst, ter zake van in en door de dienst ontstane
ligchaamsgebreken, op pensioen gesteldbevorderd tot luit. ter zee
lste kl. den luit. ter zee 2de kl. VV. C. A. Ziegenhirt von Rosenthal,
en tot luit. ter zee 2de kl. de adelb. lste kl. J. C. Veenhuijzen
en L. Kamphuis Suermondt.
De luits. ter zee 2de kl. P. Zegers Veeckens, A. G. J. Kroef
en C. J. G. de Booij, de off. van gez. lste kl. W. Littel en de
off. van adm. 3de kl. G. J. Guichard, dienende aan boord van den
monitor Adder, eerstgenoemde als lste off.; de luits. ter zee 2de kl.
J. L. Hordijk, II. van der Sande en J. H. L. J. baron Sweerts
de Landas Wij borgh en de off. van adm. 3de kl. J. C. van Reijn,
dienende aan boord van den monitor Tijger; de luits. ter zee 2de kl.
II. Nijgh, J. G. Snethlage, A. Voormolen en H. G. J. Wolterbeek
en de off. van adm. 3de kl. E. W. Sprenger, dienende aan boord
van den monitor Heiligerlee, eerstgenoemde als lste off., worden
met den 15 dezer op non-activiteit gesteld.
De off. van adm. 3de kl. W. E. Muller wordt met den 16 dezer
geplaatst aan boord van het wachtschip te Amsterdam.
Oost-Indië. Ontslagen: eervol, uit 's lands dienst, met
behoud van regt op pensioen, de gewezen havenmeester te Batavia
den heer F. H. W. van de Velde.
Tweede Kamer.
De uitvoerige memorie van antwoord op het afdeelingsverslag
der Kamer nopens het ontwerp tot aanleg van Staatsspoorwegen is
jl. Woensdag avond rondgedeeld.
De regering geeft toe aan het zoo eenstemmig uitgedrukt ver
langen der afdeelingen en der commissie van rapporteurs en breidt
het ontwerp uit door het opnemen van de lijnen: 1. van Groningen
naar Delfzijl2. van Rotterdam of Schiedam naar den Hoek van
Holland, in dien zin, dat (gelijk ook in het voorloopig verslag
werd geopperd) met den aanleg van het gedeelte der verbinding
van den Hollandschen IJzeren-Spoorweg bij Schiedam naar
Maassluis worde aangevangen; en 3. van den Bosch langs de
Langstraat naar Breda.
De regering blijft tegen Staats-exploitatie gezind; de onderhan
delingen met de exploitatie-maatschappij zijn eigenlijk niet afge
sprongen, maar de regering heeft bezwaar gemaakt tegen eene
aangebragte wijziging in de overeenkomst, en de directie heeft
alsnog bezwaar gemaakt eene nieuwe buitengewone vergadering
van aandeelhouders op te roepen. De overeenkomst met de Hol-
landsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij voor de exploitatie van
een deel der spoorwegen is bij de Kamer aanhangig.
Bij het regerings-antwoord is een gewijzigd ontwerp gevoegd,
waarin de drie bovengenoemde lijnen zijn opgenomen en waarbij
de aanwijzing van Zaandam als uitgangspunt van den spoorweg in
Noordholland, is vervangen door de meer algemeene„De Zaanstreek."
Jl. Donderdag is te Brussel een proef genomen met
een door stoomkracht voortgetrokken tramway-wagen,
die uitmuntend is geslaagd. De Indépendance verzekert,
dat hiermede, volgens het oordeel van alle bevoegde
aanwezigen, het vraagstuk van het gebruik der stoomkracht
op de tramway's is uitgemaakt.
De wijnoogst is dit jaar buitengewoon gunstig. In de
omstreken van Orleans heeft men zelfs geen vaten genoeg
om den wijn te bewaren. In Bourgondië is om dezelfde
reden de wijnoogst op verscheidene plaatsen gestaakt.
Op een door den burgemeester gegeven feestmaaal, heeft
lord Derby het woord gevoerd. Hij zeide, dat het hoofd-