plaatsen. Adressanten verzoeken de benoeming eener com missie uit uw midden, ten einde naar deze en talrijke andere soortgelijke leeningen een onderzoek in te stellen, zooals zulks in Engeland heeft plaats gehad. Daar dit adres welligt aanleiding zou kunnen geven tot een voorstel tot het instellen van een onderzoek (enquête) stelt uwe com missie voor, het ter inzage voor de leden ter griffie neder te leggen.» De Kamer heeft zich met het voorstel vereenigd, om het verzoekschrift ter griffie neder te leggen; nu is de vraag zegt het Hbl. of er leden in de Tweede Kamer gevonden worden, die het initiatief zullen nemen tot het houden eener parlementaire enquête, gelijk die onlangs in Engeland heeft plaats gehad. Beroepen hij de Chr. Geref. gemeente te Alkmaar ds. de Jong, van Schoonhoven. Ds. K. van Goor, pred. hij de Chr. Geref. gemeente te Broek op Langendijk, heeft bedankt voor de beroepingen naar 's Hertogenbosch en Spijkenisse. Aangenomen het beroep naar Egmond aan Zee dooi den heer J. van Loon, pred. te Warder; naar Cocksdorp op Texel door den candidaat B. H. Habbema; naar Dordrecht door ds. M. Sjoers, pred. te Oppenhuizen. Bedankt voor het beroep naar Wllsum door dr. N. Tydeman, pred. te Zuidscharwoude. De heer G. J. van den Bosch, hoofdonderwijzer te Wieringerwaard, is benoemd tot hoofdonderwijzer aan de gesubsidiëerde school voor uitgebreid lager onderwijs te Epe. Aan 't examen voor hulponderwijzers voor gewoon lager onderwijs, in de vorige week te Haarlem gehouden, is met gunstig gevolg deelgenomen door den heer M. J. Hillenius, van het Oudeschild op Texel. De opbrengst van den verkoop der goederen, gebor gen uit de te Terschelling gestrande stoomboot Vidar, is geweest als volgt: 27 Sept. beschadigde rogge f 420.80, 5 Oct. inventaris f 2420.65, 6 Oct. rogge f 6428.55, te zamen f 9270. Men schrijft ons uit de Belt, te Wieringen «Als eenbijzonderheid omtrent den rijkdom van wild, welke thans op Wieringen is, kan strekken, dat de eenige jager welke aldaar het jagtbedrijf uitoefent, van af de opening der jagt tot heden, één haas heeft geschoten.» Mej. M. BronsBoldingh te Hoorn is benoemd tot lste hulponderwijzeres te Middelburg. Aan de harddraverij te P urmerend, die door prachtig herfstweder begunstigd werd, namen 22 paarden deel. De prijs f 250 werd bebaald door de zwarte blesruin «la Vitesse» van den heer A. W. G. Reuser te Rotterdam, bereden door J. de Boer; de lste premie f 100 door de bruin stekel harige blesmerrie «Cornelia» van den heer W. Dorn te 's Hage, bereden door A. Bos, en de 2de premie f 50 door de zwarte ruin «Wilhelm» van den heer N. A. Was senaar te St. Jacobi-Parochie, bereden door W. de Boer. Het ongeval, mevr. KleineGartman overkomen, het bezeeren van haar voet, is van ernstiger aard geweest dan men aanvankelijk dacht. Men vreest dat het nog geruimen tijd zal duren eer deze begaafde actrice weder ten tooneele kan verschijnen. In de Amst. Crt. wordt in «Gekeuvel over alles en niets» het fooijen-stelsel besproken. Tegen dat misbruik, zoo wordt daarin gezegd, moet eens duchtig worden opgekomen. Een huurkoetsier geeft zijn knechts in den regel slechts zes gulden loon, waarbij evenwel gerekend wordt op een halven gulden fooi daags voor ieder. De gevolgen hiervan liggen voor de hand: De koetsier doet natuurlijk alles wat hij kan om tot dien halven gulden daags te komen, slechts één doode, den sergeant Croes, en vijf gewonden, waren wij aldus opnieuw en thans voorgoed meester geworden van dezen sleutel van Longbattah's gebied. Nadat van Zijll de Jong onmiddellijk de noodige maatregelen had getroffen tot het blijvend bezit van het herwonnen terrein, rende hij door de sawahs terug naar den opper bevelhebber, om deze het bericht der behaalde overwinning over te brengen en nadere orders- te vragen. Hij ontving van deze den gelukwensch over het behaalde succes en tevens de opdracht om de batterij en de ambulance binnen het heroverde gedeelte te brengen en daarna de achter de versterking gelegen steenen Messigit te nemen en te bezetten. Zonder verder verlies viel ons dat heiligdom in handen en evenzoo de vijandelijke versterking Toeankoe Hassim, waartegen volgens het plan van den opperbevelhebber eenige uren te voren de majoor van der Meer had moeten ageeren. Evengenoemd hoofdofficier kwam tegen den avond met zijn bataillon op de door van Zijll de Jong bezette punten terug. Maar in welken toestand Van alle zijden omringd door een overmachligen vijand, moest van der Meer zich met de zijnen een weg banen dwars door de natte sawahvelden heen. Hier en daar zonken zij tot over het middellijf in het moeras, en de Aisjineezen, daardoor overmoedig geworden, wierpen zich met de blanke klewang in de gelederen. Wonderen van moed en zelf opoffering werden door de onzen betoond; doch zulks kon niet -verhoeden, dat velen doodelijk getroffen werden, en hij die viel, vond in het moeras den dood. De overwinning van Longbattah heeft dien dag ons in het geheel een zeventigtal gesneuvelden en gewonden gekost. Doch gelet op het groote gewicht, dat de vijand hechtte aan dat gebied, zoodat hij sedert maanden al zijn krachten tot verdediging daarvan had geconcentreerd, is die zege nog buiten alle verwachting goedkoop gekocht. Kan het verwondering baren, dat van Zijll de Jong nog denzelfden avond in den kraton ook van zijn kameraden de hartelijkste deel neming ontving voor de roemvolle wijze, waarop hij dien dag de eer van onze wapenen voor een niet te herstellen échec heeft gevrij waard, en dat door alle aanwezigen op den vorstelijken grafheuvel, waarvan in den aanhef sprake was, menig glas op den held van den dag werd gedronken? Met recht mochten Vaderland en Koning geluk gewenscht worden met het roemrijk wapenfeit op dien laatsten dag des jaars, en zeer spoedig daarua ontving dan ook het expeditionaire' leger opnieuw het overtuigend bewijs van de waardeering daarvan door de per telegram aangebrachte blijde tijding dat de opperbevelhebber was bevorderd tot kommandeur van de Militaire Willemsorde. Moge het alsnu niet lang meer uitblijven, dat ook andere krijgers, die zich op dien dag evenals in den loop van het 4de kwartaal 1874 bij andere krijgsverrichtingen hebben onderscheiden, voor deze zaak een Koninklijke belooning worden waardig gekeurd. Augustus 1875. ja, kan het zijn, daarboven, en kruipende vriendelijkheid voor dengene, die als mild bekend staat en dikwijls tot onbeschoft heid overslaande onbeleefdheid jegens den reiziger, die het bij een sobere fooi laat, is hiervan het gevolg. Waarom de loonen der knechts niet verhoogd? De fooijen zijn eigenlijk geen douceurs voor den knecht, doch voor den baas, door wien, dank zij het goedgeefsch publiek, vier gulden loon per week op iederen knecht wordt uit gewonnen. Het fooijen geven aan koetsiers is dus eene verpligting geworden, maar die verpligting rust ook op hen, die bij iemand te gast zijn, want de meid is gehuurd op zooveel «verval;» op hen, die een jonggeborene komen bekijken, de baker is er op aangenomen; op hen, die lid van een sociëteit zijn, want anders kunnen zij zeker zijn, dat de knechts, die er op rekenen, hen slecht bedienen, en even slecht voor hun hoed, overjas of parapluie zorgen, enz.op hen, die in koffijhuizen komen; op hen, die ja, op wie niet? Men kan geen voet verzetten, of een uitgestrekte hand of een vleijend oog vraagt een fooi. Maar beseft dan de «mevrouw» niet, hoe weinig kiesch het is voor hen, die op haar dinée's en soupée's plegen genoodigd te worden, als zij een advertentie lezen in dezen vorm «Mevrouw X. vraagt een keukenmeid tegen honderd gulden loon en vijftig gulden verval.» Ha! moeten dan de kennissen denken, die op hun beurt hetzelfde doen, mevrouw X. rekent op vijftig gulden per jaar van ons. Heeft ook een aanstaande kraamvrouw nooit ingezien, hoe zonderling het is, dat zij, do baker aannemende op een zekere som in huur en fooijen, langs indirecten weg kijkgeld vraagt van hen, die er niet buiten kunnen, om haar min of meer paarsche spruit te bewonderen? Dit fooijen-stelsel moet zoo spoedig mogelijk afgeschaft worden, niet door de gevers, maar door de vragers. Deze moeten het dan met de derden maar vinden, als er reden toe is. De huurkoetsier dient zijn knechts het volle loon te betalen; de directiën van sociëteiten moeten de bedienden bezoldigen, gelijk het behoort; de «mevrouwen» en «kraam vrouwen» aan dienstboden en bakers geven, wat haar toekomt. Alleen hierdoor zal aan dit onredelijk misbruik een einde komen. Naar de Delftsche Crt. verneemt, bestaat bij mejufvrouw Mina Kruseman, die zich thans te Brussel bevindt, het voornemen, om dezen winter een door haar geschreven tooneelstukje voor drie personen, in Nederland te komen spelen. Zij zou daarbij worden geassisteerd door mejufvrouw Elisa Baart en eene andere harer élèves, ook eene Neder- landsche jonge dame. De eerste harer voorstellingen zou in de maand Nov. te Delft plaats hebben. Voor de vervulling der betrekking van directeur aan de gemeentelijke gasfabriek te Gorinchem, waartoe onlangs eene oproeping is gedaan in de verschillende dagbladen, hebben zich 48 sollicitanten aangemeld. Onder deze is er een, die het curieuse aanbod gedaan heeft van zijne jaar wedde, ad f 1500, jaarlijks f 500 te bestemmen voor de armen der stad, om te strekken voor voeding en brandstoffen! Of de Raad in 's mans ongekende barmhartigheid aanleiding zal vinden tot zijne benoeming, ligt nog in het onzekere. De persoon J. K. die te Epe den moord heeft gepleegd op den echtgenoot eener vrouw, met wie hij gezegd wordt in verstandhouding te leven, heeft zijne daad reeds volledig bekend en is jl. Vrijdag avond te Arnhem gevankelijk binnengebragt. In Friesland beginnen de aardappelen in waarde te rijzen. Te meer is zulks het geval, omdat de winterpro- visiën thans worden opgedaan en onder de Geldersclie soorten bederf wordt waargenomen, waardoor het opdoen van deze soort minder wenschelijk wordt geacht. Men besteedt thans voor de Friesche aardappelen f 1.30 a f 1.50 per mud. Het. berigt uit Sneek betreffende de terugkomst aldaar van een kapitein die 12 jaren onder zeeroovers zoude hebben verkeerd, blijkt geheel onwaar te zijn. Ziehier een staaltje van de geduchte vloot en het geduchte leger van Venezuela. De Haagsche correspondent van het N. en Adv.-bl. van Bergen-op-Zoom staat er voor in, dat het werkelijk is geschied in de laatste jaren. Een oorlogschip van Venezuela komt in een onzer West-Indische Koloniën. Aan boord van het kleine scheepje zijn een admiraal, twee vice-admiraals, 4 schout bij-nachts, 8 oversten, enz., enz., de geheele bemanning was ruim 60 man. Bij het manoeuvreeren moesten alle de kapiteins ter zee het want in, ongeacht de fraaije met goud beladen uniformen. Op zekeren dag werd aan den admiraal de toegang tot het schip geweigerd; er was een echt Spaansch pronunci- amento uitgebroken. Goede raad was duur voor den admiraal; met behulp van een gewapende sloep van onze zijde en een speech van zijne zijde wist hij echter het schip te heroveren en eenige hoofdofficieren werden in geleende Hollandsche boeijeu naar het ruim gebragt. Uit vrees, dat de admiraal met onze boeijen zou weggaan want goedschiks betalen doet Venezuela nooit werden ze den volgenden dag terug gevraagd en terug gegeven; de admiraal vond dat de officieren genoeg gestraft waren. Op een hangslot na kregen wij alles terug. Dat is nog te verrekenen. Een ander onzer schepen komt in een der kustplaatsen en vindt een stoomschip bezig met schieten op opstande lingen. De opstandelingen waren niet goed te onder scheiden, maar men hield wat regts aan, daar links de bevriende troepen moesten staan. Een onzer sloepen ging, gedekt door een Hollandsche vlag, naar land, waarvan het stoomschip profiteerde om ook een paar matrozen in een sloep naar land te laten gaan. Het leger der opstandelingen ging daarop op de vlugt, elk der legers was ruim drie honderd man sterk. Ziedaar de geduchte vloot en het geduchte leger van Venezuela.» De luit. ter zee 2de kl. Koolemans Beijnen, die de Engelsche Noordpool-expeditie medemaakt, heeft een brief gezonden aan kolonel H. M. Jansen, lid van den Raad van State, bestuurslid van het Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, waarin hij het wedervaren der expeditie tot op 9 Aug. verhaalt. Den poolcirkel gepasseerd, zijn de koene zeelieden den 6 Aug. te Disco aangekomen, waar zij een halven dag zouden blijven. De Engelsche gouvernements-ontdekking- schepen waren, met den Valorous, reeds 10 dagen te voren van daar vertrokken. Beijnen schrijft dat ieder vol ijver en lust is en dat hij zich zoo gezond en wel als ooit bevindt. Bij dezen brief waren gevoegd eenige letteren van kapt. Allen Young, kommandant der Pandora, nog eenige bijzon derheden omtrent den togt bevattende. «Een paar regels,» zoo begint de brief, «om u mede te deelen hoezeer wij 't op prijs stellen dat wij een zoo flink en ijverig officier als luit. Beijnen bij ons hebben. Inderdaad kan ik hem niet genoeg prijzen, want hij is zoo werkzaam en naauwlettend mogelijk en een zeer aangenaam kameraad. Wij zijn allen ten zeerste met zijn gezelschap ingenomen en hij bewijst ons zeer veel diensten.» Waardeering der Hollandsche ingenieurs. John. Hawkshaw heeft in een redevoering, uitgesproken bij gelegenheid der feestelijke opening van het Britsch genoot schap, en tot onderwerp hebbende eene beschouwing van 't ontstaan, de ontwikkeling en het uitgebreide nut der betrekking van ingenieur, o. a. het volgende gezegd. Het is dikwijls veel gemakkelijker het water Haarplaatsen te leidon, waar het ontbreekt, dan er zich van te ontdoen daar, waar zijn tegenwoordigheid gevaarlijk wordt of ver woestend werkt. Sedert eeuwen dankt een deel van Hol land zijn bestaan alleen aan de bekwaamheid van den mensch. Wij weten niet met juistheid wanneer men in dat land is begonnen den grond aan de zee te betwisten, maar zooveel is zeker, dat men sedert de 12de eeuw dijken heeft opgeworpen om de zee terug te houden. Naarmate de voorspoed van het land vermeerderde door de magtige uit breiding van zijn koophandel, steeg de grond in waarde en de noodzakelijkheid van grondbezit, om aan de behoefte eener digt zamengedrongen bevolking te voldoen, leidde tot aan zienlijke werken. Men won den bodetn van de golven; kanalen werden gegraven en werktuigen bedacht, om het water op te voeren. Wij zijn aan de Hollanders een groot deel van de tegenwoordige kennis, die wij bezitten ten aanzien van het maken van kaaijen, kanalen en droog makerijen, ^verschuldigdzij hebben ons door hunne oor spronkelijke en nieuwe methodes van werken den weg gewezen. liet Noordhollandsch kanaal is, tot op de graving van 't kanaal van Suez, het grootste geweest, dat gebruikt werd, en 't welk een verbinding tot stand bragt tusschen den zeearm voor Amsterdam en de Noordzee. Hoewel dit kanaal korter is dan dat van Suez, is het toch aan dit gelijk in diepte en breedte, en het heeft misschien meer kennis tot de voltooijing gevorderd. Gedurende een reeks van jaren heeft ons land de hulp van Holland ingeroepen, om zijne waterwerken tot stand te brengen. Gedurende de 17de eeuw zijn zeer uitgestrekte moerasachtige gronden van onze Oostelijke streken blootgelegd door Hollandsche werklieden; de ingenieurs waren ook Hollanders; men telde onder hen in de eerste plaats Cornelius Vermeijden, die den 30jarigen oorlog had medegemaakt en kolonel der cavalerie was geweest onder Cromwell. Toen de Hollanders eenmaal op weg waren zich van voldoende practische kennis te voorzien, ten einde het water te bestrijden, toen trokken wij, zoowel als eenige andere volken, voordeel van hunne kennis. Verwoestende overstroomingen in Italië, veroor zaakt door de van de Alpen komende rivieren, gaven aan de wetenschap, met den naam van hydraulica aangewezen, een nieuw gewigt. enz. (N. R. Crt.) Een schandaal te Parijs. Kortelijk is door ons medegedeeld, dat te Parijs een boek is verschenen, geschreven door eene Amerikaansche, die zich Fanny Lear noemt en die in naauwe betrekking tot een der Russische grootvorsten heeft gestaan. Zij woonde eenige jaren geleden in Rusland, waar bedoelde Prins een liaison met haar aan knoopte. De groote wereld sloeg met nieuwsgierigheid deze zeer in het oog loopende betrekking gade, totdat het bekend werd dat de Prins juweelen, toebelioorende aan de familie, van een heiligenbeeld had gestolen en tot over de ooren in de schulden stak. De Keizer van Rusland trok zich de zaak aan, de Prins werd als een krankzinnige beschouwd en behandeld, de miss Fanny Lear slaagde er in, na gedurende korten tijd in arrest te zijn geweest, Rusland te verlaten. Dit geschiedde twee jaar geleden. Voor eenige weken las men in de Fransche dagbladen, dat bij eene dame te Parijs was ingebroken en dat belangrijke documenten, betrekking hebbende op de intieme relatiën aan het Russische hof, waren ontvreemd. De justitie bemoeide zich met de zaak, die druk werd besproken, vooral toen het bekend werd, dat de dame in kwestie, miss Fanny Lear was. Hangende deze zaak, werd de verschijning aangekondigd van een boek, waarin een zeer uitvoerig relaas wordt gegeven van de betrekkingen, die tusschen de schrijfster en den Russischen grootvorst hebben bestaan, ja waarin zelfs brieven zijn opgenomen, die de Prins uit Kbiwa aan zijne maitresse schreef. De vrouw, die zich aan deze laakbare daad had schuldig gemaakt en de handelingen van een door hartstogt dolzinnig geworden jongeling op deze wijze publiek maakte, schaamde zich niet de aandacht van Parijs in nog grootere mate tot zich te trekken door dagelijks in een op Russische wijze bespannen rijtuig uit te rijden, en zij verkreeg dan ook de beruchtheid, welke zij scheen te wenschen. Hare appartementen werden de verzamelplaats van nieuwsgierige fatten, totdat vóór drie dagen, de politie last gaf, op het in België gedrukte boek beslag te leggen, en de schrijfster last kreeg Frankrijk te verlaten. Exemplaren van het werk, die de opmerkzaambeid der politie werden onttrokken, werden met 100 fr. betaald. Volgens het beweren van sommigen, was Fanny Lear naar Engeland getrokken, waar haar door Engelsche bladen groote sommen waren geboden voor de overige stukken in haar bezit, naar gezegd wordt, van diplomatieken aard en die Rusland eerst zou hebben getracht te koopen, en toen dit niet ging, zou hebben getracht te stelen. De Times spreekt echt tegen, dat Engelsche bladen geld geboden hebben en wijdt tevens eenige beschouwingen aan den eigenaardigen tak van handel, die in de laatste

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2