Benoeming-en, enz.
Frankrijk.
slechts deze enkele wordt nog yereischt: Hollandsche
energie en Hollandsche ondernemingsgeest. Zijn deze
gestorven, dan zal het ook met Nederland zelf spoedig
gedaan zijnzijn zij nog niet geheel uitgedoofd, dan kan
door het nieuwe terrein, dat hun ter exploitatie is aange
boden, onze nationale welvaart eene nieuwe bron worden
geopend, maar ook voor ons volk zelf een nieuw veld van
werkzaamheid en krachtsinspanning, dat eenige afleiding
geven zal van het eindeloos gezeur over abstracte begrippen.»
Een 35tal jongelingen, die zich tot plaatsing bij
het instructie-bataillon te Kampen hebben aangemeld,
zullen tegen den 17 dezer worden opgeroepen. Een daaraan
geëvenredigd getal korporaal-titulairs van dat korps vertrekt
op 16 dezer naar de verschillende regimenten, om daar als
korp.-effectief op te treden.
Door de melktappers in en om Leeuwarden is, daartoe
gedrongen door de veehouders, de prijs der melk ver
hoogd tot 9 cents per liter, een prijs, die nimmer daarvoor
werd betaald.
In het tijdperk van vier weken, 3 tot 30 Oct. 1875,
zijn, blijkens ingekomen ambtsberigten, door longziekte
aangetast
in Zuidholland62 runderen
Noordholland2
Utrecht13
Friesland 1 31
in het Kijk .108 runderen.
In het vorige tijdperk van vier weken waren 131 run
deren door die ziekte aangetast.
Jl. Zaturdag is het stoomschip Groningen te Batavia
ter reede gekomen. Gedurende de reis zijn van 400 aan
boord zijnde mindere militairen 20 gedeserteerd. In het
Kanaal sprongen er 18 tegelijk over boord. Aangezien de
rapporten van den kommandant, den kapt. Burgers, nog
niet bij het legerbestuur zijn ingekomen, valt het moeijelijk
te beslissen of die kapt. het deserteren al dan niet had
kunnen voorkomen.
Een knecht, die bij een vischhandelaar de oesters
openmaakt, hoe moet men diens betrekking noemen Een
Parijsch blad zegt, dat die vraag dezer dagen op een correc
tionele teregtzitting werd beantwoord. Toen namelijk de
regter vroeg: «Wat is uw beroep?» antwoordde de persoon
in kwestie: «Ik ben conchiliologist.»
Een punk zeekapitein. De Noordsche bark
Poussin, kapt. Adder Hansen, zeilde den 6 Oct. van Gefle
naar Engeland met eene lading ijzer en hout. Op den
19 stak een heftige storm op, terwijl de zee schrikkelijk
hoog liep; de golven rigtten op het dek de grootste ver
woesting aaneen deel van den opperlast werd weggeslagen
en aan het casco werd groote schade te weeggebragt. Ten
einde het schip voor zinken te behoeden, moest onophoudelijk
gepompt worden. Te middernacht werd de laatste pomp
onklaar; maar gelukkigerwijze werd het weder wat kalmer,
ofschoon het schip op de hevigste wijze rolde. In den
middag van den volgenden dag kwam een smak in het
gezigt en ofschoon kapt. Hansen de bemanning overreed
had om de noodvlag neêr te halen, besloten de matrozen
toch, toen de smak naderbij kwam, om het schip te
verlaten.
«De geheele bemanning, dus schrijft de kapt., bragt de
bagage in gereedheid en werd overgebragt -aan boord van
de smak, en wel met behulp van de boot van laatstgenoemd
vaartuig. Ik werd aan mijn lot overgelaten. Aangezien ik
het in strijd achtte met mijn pligt het schip te verlaten,
vooral omdat ik zag, dat het zonder groot gevaar binnen
kon gebragt worden, zette ik koers naar het westen, in de
hoop Grimsby te bereiken. Van boord der smak informeerde
men mij, dat ik mij op 25 mijlen N.O. van het Leon and
Ower vuurschip bevond. De wind stak opnieuw op, zoodat
de visscherlieden hun vlag heschen en trachtten mij door
deze en andere middelen te bewegen het ontredderde schip
te verlaten, maar 'k vervolgde mijn koers naar het westen
en met veel krachtsinspanning slaagde ik er in een paar
zeilen bij te zetten, terwijl ik ook de vuren ontstak. In den
loop van den nacht had ik met veel rukwinden te kampen,
terwijl het weerlichtte en regende.
't Was een verschrikkelijke nacht. De zee liep nog zeer
hoog en het schip kreeg veel water over, daar het zeer
diep lag. De hut was vol water, dat door het rollen van
het schip met een vreeselijk geweld heen en weer bewogen
werd en alles te pletter sloeg. Ik was bijna geheel uitgeput
door aan het roer te staan, daar het schip slecht stuurde en
verscheidene malen zakte ik door uitputting in elkander,
maar na eene wijle kwam ik weer tot mij zeiven en bleef
W.N.W. sturen.»
De manmoedige kapt. kreeg ten laatste loon naar werken,
doordien hij het vuur van Spurn in 't oog kreeg en
spöedig daarna kwam hem de bemanning van een Hulsche
kotter te hulp om den Humber op te sturen tot Grimsby.
Er moet hart in een man zitten om, door zijne matrozen
verlaten, gedurende een woesten nacht en in een lek schip
rond te drijven op een stormachtigen oceaan en desniettemin
vertrouwen te blijven stellen in zijn zeemanschap, hetgeen
trouwens ten volle geregtvaardigd was, zoo als bleek door
het schip in veilige haven te brengen.
Ben gevallen spoorwegkoning.
De Duitsche bladen zijn vol van den val van dr. Strous-
berg, den wereldbekenden spoorwegkoning. Er is wel
niemand die nooit van dien merkwaardigen man hoorde.
In 1870 had hij het toppunt van zijn roem- bereikt; zijn
naam was op aller lippen, evenzeer als nu die van von
Bismarck, en hij verkeerde met de aanzienlijksten des
lands. Hij was middelmatig van grootte, maar stevig
gebouwd; zijn hoofd was een weinig tusschen de breede
schouders gezakt, en zijn kleine grijze oogen vlogen loerend
heen en weêr. Een blonde knevel bedekte zijn bovenlip,
aan de onderlip groeide een begin van baard.
Reeds bij den eersten blik zag men, dat dit een ver
standig man, een man van energie was. En de wereld
ze was niet uitgepraat over Strousberg, den «spoorweg
koning,» en over zijn onberekenbare schatten. Kwam men
voorbij een boekwinkel, dan zag men de biograpbie van
den fabelachtigen millionair, door Ernst Kerfi; in het
venster van den photograaf viel het eerst de blik op het
portret van Strousberg; liep men een koffijhuis binnen,
men nam Die Post ter hand bet eigendom van Strous
berg. Strousberg's paarden waren de helden van de
renbaanin den Thiergarten bleef ieder staan wanneer
Strousberg, een even bekwaam rijder als ruiter, zwemmer,
gymnast, enz. met zijn vierspan voorbijsnelde. Als er van
armenzorg sprake was, werden de grootste weldoeners uit
de stad klein naast Strousberg, die bijv. bij gelegenheid
van den hongersnood in Oost-Pruissen geheele extra-
treinen naar de geteisterde streken zond, in Febr. 1869
voor een bedrag van 12,000 thalers aan hout onder de
armen liet verdeelen, en in 1870 eiken dag 10,000 portiën
soep liet koken. Zijne grootste lofredenaars echter waren
van meening dat liij slechts weldeed «in 't groot»maar
overigens alle armen afwees, dat het hem slechts te doen
was om opzien te baren.
Geheel Berlijn kende niet alleen hem maar ook zijne
- vrouw, miss Mary Swann, en zelfs de zeven kinderen die
miss Mary haren man in de vijf en twintig jaren van hun
huwelijk geschonken had. Strousberg's lof werd met den
mond en de pen verkondigder waren er die hem met den
edelen koopman van Venetië vergeleken.
De solide koopman echter haalde de schouders op zoodra
van Strousberg sprake was. Toen in 1870 de oorlog uit
brak, liep het gerucht dat Strousberg's crediet wankelde
en dat hij door voorname vrienden slechts ,op de been
gehouden was om op de Berlijnsche beurs geen schok
teweeg te brengen.
't Was niet enkel dat de «geldjoden» Barucli Iiirsch
Strousberg, uit Neidenburg in Oost-Pruissen, benijdden
dat hij het zoover gebragt had, 't was veel meer de om
standigheid dat men van zijn verleden zoo in het geheel
niets wist, die de handelaarswereld ten zijnen opzigte
wantrouwend maakte. Hij kwam, evenals «das Madchen
aus der Fremde,» men wist niet waar vandaan. Baruch
Hirsch was Bartel Ileinrich en ten slotte Bethel Ilenry
geworden. Eindelijk echter liet hij omtrent zichzelf het
een en ander bekend maken. In 1835, toen hij twaalf
jaren oud was en zijn vader verloren had, was hij op een
schip met lijnkoeken van Pillau naar Londen gestevend,
en daar in dienst getreden bij zijne ooms, die expediteurs
waren. Hij werd daar gedoopt en in de Anglikaansche
gemeente opgenomen. Hij leerde braaf en werd later
parlementsverslaggever van Engelsche dagbladen, doch in
1848 trok hij naar Amerika, was daar taalmeester en deed
er een goede zaak met eene lading snijwerk die averij
bekomen had. In 1850 keerde hij naar Londen terug,
verwierf op de een of andere manier ergens een doctors
titel en gaf van 1852 tot 1855 een handelsblad en later
Sharpes «London Magazine» uit. In 't jaar 1856 trok hij
naar Berlijn en stichtte het stuiversblad «Der illustrirte
Omnibus,» dat echter maar dertien nommers beleefde.
Hierop begaf hij zich in assurantiezaken en was zeven
jaren generaal-agent van de Engelsche maatschappij Waterloo.
Strousberg woonde destijds met zijn gezin op kamers in
de Louisenstrasseeerst iater kon hij een geschikte woning
betrekken.
Door zijn vroeger verblijf in Engeland wist hij met de
Engelsche ambassade betrekkingen aan te knoopen, waardoor
hij weer in aanraking kwam met Engelsche kapitalisten,
tengevolge waarvan hij als «algemeen-ondernemer» den
spoorweg van Tilsit naar Insterburg aanlegde. Hij begon
nu concessiën aan te vragen en wist zijnen vennooten den
Oostpruissischen Zuiderspoorweg te verschaffen. Kort daarop
trad hij zelfstandig als ondernemer op. In acht jaren tijds
zijn door hem voltooid of in aanleg gekomen de lijnen
TilsitInsterburg, de Oostpruissische Zuiderlijn, Berlijn
Görlitz, langs den regter-Oderoever, Markisch-Posen,
HalleSorauGuben, HannoverAltenbecken, de Hon-
gaarsche Noorderlijn (met vier takken,) de Rumeensche
lijnen en de Russische lijn GrajewoBialystok.
In 't jaar 1870 was in de ondernemingen van den
spoorwegkoning bijna zeshonderd millioen betrokken en ver
dienden honderdduizende werklieden door hem het brood.
Strousberg bepaalde zich echter niet tot het aanleggen van
spoorwegen, hij rigtte tal van industriëele ondernemingen
op en kocht huizen, landgoederen, bouwgronden. Zoo werd
hij eigenaar van de railfabrieken te Dortmund, metaal-
pletterijen en mijnen te Neustadt, een reusachtige machine
fabriek in Hannover, waaromheen zich tweeduizend
werklieden vestigden, ijzerertsgroeven te Altwasser, de
Zuidercitadel van Antwerpen om er een nieuwe wijk aan
te leggen. Te Berlijn legde hij de groote veemarkt aan,
met slagt huizen, veebeurs en spoorwegverbinding, de
marktplaats aan den Schiffbauer-Damm, een aantal huizen
en zijn eigen paleis in de Wilhelmstrasse. Voorts verwierf
hij tien groote bezittingen in Oost- en West-Pruissen, ridder
lijke goederen in Posen en Brandenburg en een graafschap
van 108,000 morgen in Russisch Polen. De parel zijner
bezittingen was voor Strousberg het Oostenrijksch staats
domein Zbirow, 102,000 morgen groot, 't welk hij voor
negen millioen gulden kocht. De Czechen zagen de Duitsche
kolonie van beambten van Strousberg met wantrouwen
en waren zeer ontstemd dat het oud-Czechische slot het
verblijf der Strousbergsche familie werd.
De hoofdzetel bleef echter in Berlijn. In het paleis
van den «genialen Strousberg,» of: «den avonturier,» naar
men hem al geliefde te noemen, zag men staatslieden en
generaals, wier namen aan de geschiedenis behooren; kun
stenaars van den eersten rang hebben het versierd. Eene
vestibule met bovenlicht loopt door twee verdiepingeneen
dubbele marmeren trap leidt naar de zalen. In het werk
vertrek van Strousberg valt het oog dadelijk op Vautier's
beroemde schilderij «Twist in de herberg,» op de «Hon-
gaarsche Zigeuners,» van Pettenkofen, op schilderijen van
Géróme, Fromentin enz. Uit het werkvertrek bereikt men
links de bibliotheek, een ovaal vertrek met glazen koepel;
men vindt er 12,000 werken. Regts daarvan is de biljart
kamer. Boven bevindt zich de eetzaal, met fabelachtige
weelde versierd. In den wintertuin vol tropische gewassen
vindt men heerlijke marmeren beelden van Begas. Ver
wonderlijk schoon is de muziekzaal, waarin de hooge glazen
koepel door reflectors daghelder verlicht wordt. De «kers-
roode zaal» bevat schilderijen, voor Strousberg opzettelijk
vervaardigd, voorts Calames, meesterstukken van Meisso-
nier, doeken van Rosa Bonheur en anderen. Toch wordt
dat alles nog overtroffen door de hooggeroemde schilderij
zaal, welke de schoonste werken van Achenbacli, Hildebrandt,
Louis Gallait, Knaus en anderen bevat.
Wie zal zeggen hoeveel van al die heerlijkheden Strous
berg nu nog de zijne mag noemen? Trouwens, zijne ster
is reeds sedert lang aan het tanen, de catastroplie werd
reeds sedert eenigen tijd verwacht. De zeepbel, die zoo
lang met de heerlijkste kleuren schitterde, is uiteengespron-
gen. In Praag, Bohemen, Hongarije zal de slag diep
gevoeld worden. Een drie weken geleden was het reeds
zóó dat Strousberg's zoon een betrekkelijk kleinen wissel
van de waggonfabriek te Bubna niet anders dan met een
uitstel kon voldoen. Kort daarop konden de werklieden
niet meer behoorlijk betaald worden. Nu zit Strousberg
in Rusland gevangen en is hij failliet verklaard. Dat is
voorshands het einde van de geschiedenis van Koning
Strousberg! (Zondagsblad.)
De kapt. der artillerie op non-activiteit II. A. Schneiders van
Greijffenswert, de 1ste luit. D. Spree, van het 7de reg. infanterie,
en de 1ste luit. der infanterie op non-activiteit W. A. Aijelts zijn
op pensioen gesteld.
STATEN-GENERAAL.
Eerste Kamer.
Zitting van Zaturdag 6 November. Alle aan de orde gestelde
ontwerpen zijn aangenomen; alleen over de goedkeuring der over
eenkomst tot verkoop van grond aan Amsterdam had eenige discussie
plaats.
Zitting van Maandag 8 November. De drie regterlijke wetten
zijn aangenomen: 1. de hovenwet met 31 tegen 4; 2. de ver
hooging der bezoldiging van de leden van den Hoogen Raad met
34 tegen 13. de intrekking der wet van 1849 (getal raadsheeren)
met 28 tegen 7 stemmen.
Tweede Kamer.
Het afdelingsverslag over het hoofdstuk Binnenlandsche Zaken
is thans rondgedeeld. In drie afdeelingen werd het algemeen
regeringsbeleid van den minister ter sprake gebragt en daarover
door zeer vele leden een ongunstig oordeel uitgebragt. Onder
aansluiting aan hetgeen deswege reeds in het verslag over de
algemeene beschouwingen was te berde gebragt, verklaarde men,
dat men den minister zonder weerzin had zien optreden. Men
vleide zich, dat de ondervinding van 1866/68 voor hem niet ver
loren zou zijn gegaan, dat hij dus zich zeiven tegenover politieke
tegenstanders zou weten te bedwingen en met kalmte en waardigheid
het gezag handhaven en de liberale meerderheid niet tegen zich in
het harnas jagen zou.
O. a. met opzigt tot de regeling van het lager ouderwijs had
de minister aan allen, wie dat groote volksbelang ter harte gaat,
bittere teleurstelling berokkend. Van het middel, dat hij scheen
te bezitten om aan de gemoedsbezwaren tegemoet te komen, is
niets hoegenaamd gebleken. Integendeel werd het vermoeden
geopperd, dat de minister vroeger die uitkomst heeft laten door
schemeren met 't oog op de verkiezingen van dezen zomer, en dat
hij thans niet meer daaraan denkt. Ook wat de houding omtrent
de spoorwegen en de niet-regeling van 't algemeen en bijzonder
waterstaatsbestuur betreft, werden grieven geopperd en bezwaren
ontwikkeld, die echter, ook wat 't algemeen regeringsbeleid betrof,
niet zonder tegenspraak bleven. Men kon van een enkel man,
hoe bekwaam en werkzaam ook, in een betrekkelijk korten"tijd
niet alles vergen. Het debat over 't onderwijs behoorde te worden
uitgesteld totdat de voordragt tot herziening der schoolwet van
1857 zelve ter baan kwam.
Nog werd van de andere zijde tot staving van het afkeurend
oordeel gewezen op 't gebeurde bij de jongste verkiezing te
Zutphen; op de besluiten nopens Kampen en Hedikhuizenop de
toenemende stijging der uitgaven; op de geringe toelichting der
begrooting van dit Departement, speciaal wat betreft het plan der
droogmaking van een deel der Zuiderzee en de verbetering van
den waterweg van Amsterdam naar den Rijn.
Daarna bespreekt het verslag de onderdeelen der begrooting, en
bij de afdeeling Onderwijs werd nog door zeer vele leden teleur
stelling aan den dag gelegd, dat de tegenwoordige begrooting zoo
weinig blijken draagt van ernstigen wil bij den minister om de
talrijke gebreken en leemten, die in ons lager onderwijs nog bestaan,
zooveel mogelijk weg te nemen, of daartoe althans den weg te
banen. Men had van hem meer ijver voor dit groote volksbelang
verwacht.
Buitenland.
Het blijkt thans, dat bij het in de lucht springen van
de Magenta zes personen zijn omgekomen. De regering
heeft een onderzoek naar de oorzaak van het onheil bevolen.
Te Parijs is het denkbeeld geopperd om een volks
schouwburg te bouwen, die 15,000 personen kan bevatten
en waar de entrée-prijzen hoogstens gemiddeld 3 frs. zouden
bedragen.
Aan een Fransch tijdschrift, Le Cultivateur du Midi,
ontleent men de volgende niet onbelangrijke bijzonderheden
omtrent de opbrengst van de kippenteelt in Frankrijk.
Wij tellen zegt het blad in Frankrijk ongeveer
40 millioen hennen, welke door elkander op 21 fr. per stuk
berekend, een waarde vertegenwoordigen van 100 ,,millioen
fr. Van deze hennen worden jaarlijks het vijfdepgedeelte
geconsumeerd, 't geen een opbrengst aan vleesch gieft van
20 millioen. Vijf millioen hanen worden, in gelijke ver
houding als de hennen, tot voedsel gebruikt, 't geen een
tweede opbrengst aan vleesch maakt van 5 millioen.