Benoeming-en, enz. Frankrijk. Engeland. oorlogsschip het Loo in de haven van La Guayra de tijding der terugroeping door het Nederlandsche gouvernement aan, en op den daaraanvolgenden dag ging de heer Brakel op het Loo scheep, met bestemming naar Curaijao. Ziehier de door het gouvernement van Venezuela open baar gemaakte missive van den minister van buitenl. zaken. De President der republiek komt de vastberadenheid te vernemen, waarmede dr. José M. Rojas, gevolmagtigd mi nister bij Z. M. den Koning der Nederlanden, aan het ministerie van buitenl. zaken van H. D. kabinet, de inter nationale betrekkingen tusschen de beide regeringen afge broken heeft verklaard. Aldus handelende, heeft de Venezuelaansche minister naauwgezet de bevelen en instructiën opgevolgd, die hem door mijne tusschenkomst en bij beschikking van Z. H. den President, in vollen kabinetsraad uitgegeven, zijn medegedeeld. Volgens die instructiën heeft de regering der republiek hare toegevendheid zoover uitgestrekt om aan al de eischen van het kabinet van 's Gravenhage te voldoen, met uitzon dering van een enkelen, namelijk dien, welke voldoening zou daargesteld hebben, gelijk zij ten allen tijde zou daar- stellen, een stilzwijgenden afstand van de volkssouvereiniteit van Venezuela, eene loslating van haar eigen gezag, een wegwerpen harer waardigheid en een verraad aan de heilige zaak harer onafhankelijkheid, die zij heeft weten te ver krijgen en te bewaren door eene heldhaftige worsteling van vijftien jaren door de dappere zonen van haar oud moederland. Dien afstand, die loslating, dat verraad zelfs zou de daad beteekend hebben of nog beteekenen om voor den buiten- landschen handel de havens te openen, die gesloten zijn ter uitvoering van de souvereiniteit, uitgaande van de republiek, en met de openstelling dier havens ter wille en op den eisch van de regering te 's Gravenhage of van iedere andere regering der wereld, met voorbijgang van het territoriaal gezag der Venezuelaansche natie, zou eene even ongehoorde als éénige vernedering begaan zijn, gelijk nimmer gezien is in de eeuwenoude geschiedenis van de internationale betrek kingen tusschen beschaafde volken. Met evenveel regtvaardigheid als volkomen regt, en als gebiedend opgelegde verpligting voor de waardigheid van het Venezuelaansche volk en het prestige der regering, zijn dientengevolge door onzen minister te 's Gravenhage bij eindverklaring de betrekkingen afgebroken, die tusschen de beide volken bestonden. De aanwezigheid van UEG. te Caracas als zaakgelastigde van Z. M. den Koning der Nederlanden is alzoo onver- eenigbaar geworden met den internationalen toestand van het oogenblik, en bijgevolg heb ik de eer, ter uitvoering van den last van den President der republiek, in vollen ministerraad verstrekt, aan UEG. hierbij uwe paspoorten te doen geworden, in den vorm zooals zulks door het regt en het gebruik in soortgelijke gevallen wordt voorgeschreven. In de St. Thomas Times van den 13 Oct. jl. leest men het volgende: «Volgens een gisteren alhier ontvangen telegram, gedag- teekend New York den 11 dezer, schijnt de hoop op eene minnelijke schikking tusschen Nederland en Venezuela zooals ontijdig in het telegram van den 7 dezer, in ons laatste nummer openbaar gemaakt werd trapsgewijs af te nemen. Latere berigten, heden ontvangen, geven evenwel hoop op het behoud van den vrede, daar zij melden«dat Neêr- land's ministers niet ongerust zijn wegens het afbreken der diplomatieke betrekking, en verstandige maatregelen hebben genomen tot vereffening van het geschil.» De handelsbetrekkingen tusschen Venezuela en Cura^ao zijn van groote beteekenis, vooral voor dit laatste; dat werd gestaafd door den laatsten opstand in Venezuela, welks gevolgen tot nu toe op het Nederlandsch eiland ondervonden worden. Voorts heeft de ligging dezer landen het volk daarvan, niet alleen in het commerciëel, maar ook in het maatschap pelijk verkeer, zoozeer met elkander in aanraking gebragt, dat een vredebreuk tusschen de twee gouvernementen wezenlijk schadelijk zal zijn voor het volk van beide landen. Daarom hopen wij, dat allerlei moeijelijkheden, door middel van de wijze maatregelen van beide gouvernementen uit den weg geruimd en een vreedzame verstandhouding tusschen hen beiden en hun volk hersteld zullen worden. Een liefhebhende gade te Cleveland (Ohio), die van tijd tot tijd met haar echtvriend overhoop lag, heeft zich het onuitsprekelijk genoegen verschaft, om, na eene vecht partij waarbij zij het onderspit moest delven, haar beminde en beminnende echtgenoot te chloroformeeren en hem daarna met een zaagzijn regterbeen af te zagen. Mevrouw werd naar de gevangenis, en meneer naar het gasthuis gebragt. Tot nog toe heeft mevrouw nog niet naar meneers gezondheid geïnformeerd. De detachering van den luit. ter zee lste kl. W. M. Visser bij het departement van Marine wordt met den laatsten dezer inge trokken, en die zeeofficier met 1 Dec. a. s. ter beschikking gesteld van het departement van Koloniën. De luit. ter zee 2de kl. H. J. J. de Kempe wordt met den 26 dezer geplaatst aan boord van het wachtschip te Amsterdam. Buitenland. Verleden week is te Parijs een zeer eigenaardige verkooping gehouden, namelijk van al de meubelen en allerlei overblijfsels, onder de bouwvallen van de Tuilerien, het Palais Royal en het paleis van St. Cloud gevonden. Het voornaamste bestond in 10,000 kilo metaal, brokken van luchters, Sèvres-porselein, enz. Het geheel heeft 52,000 francs opgebragt. De behoeftige moeders te Parijs, die voor haar levens onderhoud den geheelen dag buitenshuis moeten werken, kunnen hare zuigelingen in crèches (kribben) ter bewaring I geven. De crèches zijn liefdadige instellingen, om zuige lingen van werksters 's daags te bewaren en te verzorgen. Zij worden onderhouden door particulieren en staan onder het toezigt en de bescherming van dames-patronessen. Dat de wieg het voornaamste ameublement der crèches is, begrijpt men. Het getal er van verschilt voor iedere crèche van 30 tot 70. De hulpbehoevende werkster-moeder kan haar kind er den geheelen dag kosteloos laten, en heeft de vrijheid om het te komen voeden, terwijl men er voor 't overige de kinderen koe- of andere goede melk geeft. De kinderen die reeds zitten, kruipen of loopen kunnen, bewegen zich of spelen op den grond, in afdee- lingen door hekken afgesloten, zoodat zij gemakkelijk te bewaken zijn. De eerste crèche werd gesticht in 1844 door den heer Marbeau, president en oprigter van de Société des crèches, een waar menschenvriend, door wiens onvermoeide pogingen de meeste crèches tot stand kwamen, waaronder ook die van de Fransche pers. Den llden der vorige maand is de heer Marbeau te St. Cloud, in den ouderdom van 77 jaren, overleden. Zijn werk is echter nog niet voltooid. In ieder der 20 arrondissementen van Parijs bestaat slechts ééne crèche. Het gemiddelde getal wiegen is 45 per crèche, makende alzoo slechts 900 wiegen voor al de arrondissementen. Dit getal nu is ver van voldoende voor Parijs. De behoeftige werkende klasse is in sommige arrondissementen zeer talrijk en daar vooral dienen de crèches vermenigvuldigd te worden. In navolging der pers willen nu ook de Dames de la Ilalle hare crèche hebben. Die dames (marktvrouwen) hebben niet alleen een goede tong, maar veelal ook een goed hart en eene welvoorziene beurs. Gedurende de Commune beschermden zij de kerk St. Eustache tegen plun dering en verlosten zij den pastoor uit de gevangenis. Tot het oprigten van eene crèche zullen zij ook wel in staat zijn. Zij hebben het voornemen daartoe opgevat bij gelegenheid dat een jeugdig echtpaar zich naar de kerk St. Eustache begaf, om een kind te laten doopen. Het paar, dat tot den behoeftigen stand behoorde, had alles gedaan, om hun eerstgeborene netjes voor de doopplegtigheid te kleeden. Naar de kerk gaande, moest het paar door de Halles passeèrèn en daar trok de doopeling zoodanig de aandacht der Dames de la Ilalle, dat ieder aan de ouders een geschenk wilde geven. De ouders werden met bloemen, met allerlei vruchten, groenten, zelfs met visch en kreeften overladen en verder ruim in staat gesteld om 's avonds een heerlijk doopmaal aan te rigten. Dit voorval heeft de marktvrouwen het denkbeeld doen opvatten om eene bijzondere crèche op te rigten. Het proces te Brest in de zaak van het schip H. L. moord op den kapitein Blancliet, is eene nieuwe phase ingetreden. De regtbank van revisie heeft met algemeene stemmen het vonnis, waarbij het eerste maritieme geregtshof zich incompetent had verklaard, vernietigd en de beklaagden verwezen naar een tweede regtbank. De academie heeft den 11 dezer eene zitting gehouden, om de prijzen uit de schenking van Montyon voortvloeijende (schenkingen voor deugd, gelijk zij genoemd worden), toe te kennen. De eerste prijs, ter waarde van 2000 fr., is ten deel gevallen aan zekere weduwe, Annette Daumont, welke in dienst getreden was bij een Pool, Tarnowski, die ten gevolge van den Poolschen opstand in 1831 de wijk naar Frankrijk had genomen en aldaar in zijn onderhoud voorzag door het geven van muzieklessen. Tarnowski had twintig jaren lang een redelijk bestaan; maar in 1854 werd hij door een ziekte aangetast, die hem buiten staat stelde al zijne lessen aan te houden. Hij verviel daardoor in behoeftige omstandigheden. Annette Daumont verdubbelde nu hare zorgen jegens haren meester. Niet alleen deed zij afstand van haar loon, maar een sommetje van 900 fr., die zij in een spaarkas had, werd door haar opgevraagd, om Tarnowski te hulp te komen. Deze werd van liever lede zwakker, zoodat hij ook moest bedanken voor de weinige muzieklessen, die hij nog had overgehouden. Dit was voor Annette Daumont een prikkel te meer, om haar leven geheel en al te wijden aan den ongelukkige. Zij had een bezitting die zij te gelde maakte. Met de opbrengst, 1500 fr., verzachtte zij het lijden van Tarnowski. Toen de 1500 fr. uitgeput waren, nam zij hare toevlugt tot de gewezen leerlingen van Tarnowski. Te midden van de vele moeite die haar dit werk, gepaard aan den huisarbeid, verschafte, kon zij nog tijd genoeg vinden, om haar meester op zijn ziekbed, bij dag en bij nacht, liefderijk bij te staan en te verplegen. Eindelijk stierf Tarnowski. Hij had aan Annette Daumont zijne nalatenschap vermaakt, bestaande uit eene verzameling klassieke muziekwerken en 2 violen. De muziekwerken bragten nagenoeg niets op; daarentegen werden de beide violen tot betrekkelijk hooge prijzen verkocht. Annette kon daardoor althans gedurende eenige maanden in haar levensonderhoud voorzien. Maar zij dacht er niet aan, het geld te haren nutte te gebruiken. Zij herinnerde zich dat Tarnowski het denkbeeld had gehin derd, dat hij van wege de diaconie begraven zou worden. Uit de opbrengst der nalatenschap bezorgde zij hem een graf en eene vrij deftige begrafenis. Dit laatste bewijs van diep gevoel en kieschheid, zeide de heer de Vieil-Castel, de redenaar in de Fransche academie, treft mij misschien meer dan alles, wat ik in het leven van deze brave vrouw gevonden heb. De tweede prijs, insgelijks ter waarde van 2000 fr. werd aan Sebastiaan Basque toegekend. Vooral heeft deze zich onderscheiden door, met gevaar voor eigen leven, vele menschen te redden. Er werden voorts nog 25 medailles uitgereikt, 4 van de eerste klasse, elk ter waarde van 1000 fr.15 ter waarde van 500 fr. en 6 van 300 fr. Gelijk gewoonlijk, zeide de heer de Vieil-Castel, zijn het weer de vrouwen, die meerendeels eene bekrooning verdienen. Onder de 25 personen, aan wie wij eene medaille waardig gekeurd hebben, bevinden zich 23 vrouwen. Ten slotte deelde hij mede, dat de academie in staat gesteld is voor taan meer prijzen voor deugd uit te reiken. De hertogin van Otrante heeft namelijk eene som van 200,000 fr. aan de academie vermaakt. Volgens haren wil zullen er om de 3 jaren uit dit fonds prijzen ter belooning van goede daden worden toegekend. Jl. Woensdag ochtend is de Prins van Wales, een bezoek afleggende op eene der residentiën des Gouverneurs van Bombay, o. a. de «Torens des Zwijgens» langs gekomen, een gebouw waar de Parsische bevolking, naar een in de dagbladen voorkomend berigt, hare dooden aan de gieren overlevert, die zich in het gebergte van den omtrek ophouden. Het gebouw is vierkant en zeer hoog, maar zonder dak. De toppen der muren waren bedekt met reusachtige roof vogels, die zich met de daar bijeengedragen lijken voeden. Ook heeft de Prins het veld bezocht, waar de Hindoes hunne dooden verbranden en men voortdurend lijkstaatsiën ontmoet, die haren last te bestemder plaatse voeren. De lijken worden op baren gedragen, het met sterke kleuren beschilderd aangezigt ontbloot. Aan het hoofd van den stoet gaan dikwijls fluitspelers en trommelslagers, die een alles behalve welluidend geraas maken. De tegenwoordigheid van den Prins in de tempels bragt eene groote opschudding te weeg onder de Brahminen en de aldaar tegenwoordige godsdienstige schare. Ook bragt hij een bezoek aan de heilige begraafplaatsen der Hindoes, en bezigtigde daarna eenige markten en andere merkwaardig heden der stad, waaronder het Europesche ziekenhuis. Hij droeg burgerkleederen, bewoog zich zonder gevolg onder de menigte en werd overal regt hartelijk begroet. Tengevolge van de mededeelingen, door den heer Stanley omtrent Koning Mtesa en zijne regering in de Daily Telegraph gedaan, heeft een milde gever, wiens naam nog onbekend is, eene som van 10,000 p. st. gesteld ter beschikking van de Zendings Vereeniging te Londen, onder voorwaarde, dat deze Vereeniging eene deputatie zenden zal naar het gebied van den Africaanschen Vorst, ten einde er een middenpunt te vestigen van christelijke beschaving. De Vereeniging heeft het aanbod met groote bereidvaar digheid aangenomen, en de Daily Telegraph meent, dat de onderneming ontwijfelbaar gelukken moet en dat de eerste belangrijke gift weldra door meer zal worden gevolgd. Heden zouden op eene buitengewone vergadering de voor bereidende maatregelen worden beraamd. De Engelsche dagbladen zijn geheel vervuld van den oorlog, die zoo onverwacht is uitgebroken op het schiereiland Malakka, dat door de straat van dien naam gescheiden is van het rijk van Atsjin. Evenals de Atsji- nezen zijn ook de Maleijers, die Malakka bewonen, een dappere en in den oorlog zeer ervaren volksstam, en velen vreezen dan ook, dat het den Engelschen nog vrij wat moeite zal kosten om den «kleinen opstand» in Perak te onderdrukken. De Saturday Review erkent intusschen, dat de taak der Engelschen oneindig ligter is dan die der Nederlanders aan den anderen kant van de straat. In vergelijking van de Maleijers van Sumatra zijn de kustbewoners van Malakka of Malaya verbasterde wezens. Het land is weinig bevolkt en de steden, waar de meeste bewoners leven, zijn door de schepen te bereiken, wat natuurlijk Engelands taak veel gemakkelijker maakt. Omtrent de oorzaak van den opstand en het eerste beloop deelt men het volgende mede: «Toen de Engelsche gouverneur-generaal van Malakka sir Andrew Clarke in 1874 met de inlandsche hoofden overeenkwam, dat Sultan Abdullah erkend zou worden als het eenig opperhoofd der Maleijers in Perak, doch dan ook verantwoordelijk zou zijn voor de handhaving van orde, dacht men algemeen in Engeland, dat hij een ver standige daad had gedaan. In den aanvang ging het goed en Perak ging vooruit, doch ongelukkig was er een krachtige partij, die vond, dat men de onbesnedenen de Engelschen te veel naar de oogen zag. De Sultan Ismaïl, de pretendent, boven wien de Engelschen aan Abdullah de voorkeur gaven, maakte gebruik van dezen haat tegen de Christenen en riep de dweepzieke Maleijers te wapen. Als hun eerste slagtoffer viel de Britsche resident te Perak, de heer Birch. De gouverneur-generaal van Malakka, in Engeland genaamd de gouverneur van de Straits-Settle- ments, zond onmiddellijk troepen om de opstandelingen te straffen en het residentiegebouw te bezetten. Sir W. Jervais, de officier met deze expeditie belast, behoort tot de «hak er maar op los» school van militairen, die ook aan Engeland in Indië heel wat nadeel hebben gedaan. Niet tevreden met het residentiegebouw te bezetten, trok hij met zijn luttele magt de rivier de Perak op, om een benting, door de opstandelingen opgeworpen, te vernietigen. Hij werd teruggeslagen en verloor drie officieren en eenige manschappen. Onmiddellijk grepen nu de meeste Maleijers naar de wapenen, en drie opperhoofden riepen het volk te zamen om Sultan Ismaïl op den troon te verheffen en de Christenen te verdrijven. Een 1500 2000 man met geschut is thans in aantogt om sir W. Jervais bij te staan en een vloot kanonneerbooten is eveneens gezonden om de Maleijers met Engelsche bommen en granaten kennis te doen maken.» Men meent, dat in den storm van den 19 op 20 dezer 13 schepen vergaan zijn van de vijf- of zeshonderd, die in the Downs te Dover eene schuilplaats waren komen zoeken; 40 50 personen zouden daarbij het leven ver loren hebben. Kapt. Ch. Law, gezagvoerder van het Engelsche schip Constance, deelt eenige bijzonderheden mede over een mui terij op zijn schip op 20 Oct. jl. Het schip ging met 283 passagiers en 53 man van Antwerpen naar Philadelphia. Na eene in het begin voorspoedige reis kreeg het schip in den nacht van 12 op 13 Oct. door een hevigen storm groote averij. Onder anderen sprongen bijna alle watervaten en de eerste kok, tegelijk proviandmeester, zag zich genoodzaakt, de uitdeeling van het water drie dagen lang op een flesch per hoofd te beperken; toen hij nu zag, dat hij daarmede niet zou uitkomen, verminderde hij het rantsoen water op een halve flesch per man en per dag. Daarover ontstond

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2