1875. N°. 143.
Zondag 28 November.
33 Jaargang.
Laatste reis door Nederland!!
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 1«3.
Binnenland.
HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT
„W ij huldigen het goed e."
Verschijnt Dingadag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal 1.80.
franco per post - 1.65.
Prijs der Advertentiën- Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaats-ruimte berekend.
lSlken Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Indlë. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
Over den «Blik in de Kunstenaarswereld» van mejuf-
vrouw Kruseman kritiek te geven is een van de moeijelijkste
dingen, die men zich denken kan. Want terwijl gij de
pen opvat, gevoelt gij reeds, hoe uwe knieën beginnen te
knikken, loomheid u overvalt, en uwe oogleden te zamen
krimpen; als gij de hand naar den inktkoker uitstrekt,
bemerkt gij, dat uw haar en baard vuil grijs worden, en
op het oogenblik, dat uwe pen het papier aanraakt,
gevoelt gij eene onweerstaanbare begeerte om uw oordeel
te verkoopen aan de knapste actrice, die betalen wil met
kussen, en geene bezwaren heeft tegen afspraakjes «op
den hoek van de straat.» Want er is nu eenmaal geen
andere kritiek, dan die welke uitgeoefend wordt door aller
akeligste oude mannetjes, die anonym schrijven en omkoop
baar zijn. Althans mejufvr. M. K. kent geen andere, en
zij zal 't wel weten, 't Eenige goede, dat Meester kritiek
heeft, is, dat hij ergens onder oude couranten, valsche
baarden en bemorste inktkokers Aladin's wonderlamp
verbergt, waardoor hij in staat is de actrices, die hem in
het tweede bedrijf kussen, in het vierde eene villa in het
zuiden van Frankrijk, een paleis, zegt jufvr. Gerritsen,
en renommeën, die honderdduizend gulden gekost
hebben, te verschaffen. In onzen prozaïschen tijd is die
eigenschap van Mr. kritiek zoo zeldzaam, dat de man
alleen daarom wel wat meer consideratie verdient, dan
hem Woensdag avond te beurt is gevallen.
Des te beter kwam het publiek er af, dat geacht wordt
in hooger beroep de uitspraak van Meester kritiek te
vernietigen, maar toch niet verhinderen kan, dat de edele
talentvolle kunstenares aan het slot van den avond als gestor
vene ter nederligt, en zelfs niet door de bloote armen van
de liefde gered kan worden.
Kritieken worden geschreven door makelaars, kooplieden,
enz., in één woord niet-kunstenaars matigen zich een
oordeel aan over den arbeid van artisten. Dit schijnt
met de omkoopbaarheid, de groote grieve van mejufvr.
Kruseman, ook hierin, zooals in alles, in houding, stem
en gebaren, door hare leerlingen getrouwelijk nagebootst,
tegen de kritiek te zijn. Voor een gewoon verstand is
het niet wel te begrijpen, waarom het publiek, dat toch
ook uit andere makelaars en kooplieden, uit niet-kunstenaars
bestaat, dan een beter regt van spreken zou hebben.
Het schijnt echter, dat het niet-deskundige publiek
daarom boven de niet-deskundige kriticus staat, omdat dit
de schouwburgzalen vult, en toejuicht, en deze aanmer
kingen maakt, en zich rekenschap tracht te geven van
zijne indrukken en de middelen, waardoor die verkregen
worden.
Er is in deze tegenstelling tusschen het publiek, de
onpartijdige regter in hooger beroep en de kritiek, de van
omkoopbaarheid verdachte eerste beoordeelaar, iets zoo
onwaars, en tegelijk zoo onnoozels, dat wel verre van zich
te verwonderen, dat het werk van mej. Kruseman zoo
gebrekkig in elkander zit, men veeleer verbaasd staat, dat er
nog iets opgebouwd is geworden, dat, hoe dan ook,
vertoond kan worden.
Of iemand, die door het woord kritiek herinnerd wordt
aan Lessing's Dramaturgie, aan St. Beuve's Lundi's, aan
de geheele reeks van kritische overzigten en essays, die
de beste tijdschriften, de Bevue des deux Mondes, Quarterly
Review, Deutsche Rundschau, de Gids, om van zoovele
andere niet te spreken, over kunst en litteratuur hebben
geleverd, maakt het een onweerstaanbaar komischen indruk,
als hij getuige is van den naïven strijd van drie dames
tegen wat zij, en niemand anders, kritiek gelieven te
noemen, de ongemotiveerde uitingen van een om kussen
bedelenden ouden verleider in een of ander obscuur tooneel-
blaadje. Dat verwoede vechten tegen iets, wat niet
bestaat, of waar het bestaat door niemand geteld wordt,
dat gebruiken van alle hulpmiddelen, die het tooneel
oplevert, van het vallen in drieën en in schuine lijnen af
tot de kunst van de modiste, de poses van den beeldhouwer
en de stemmodulatiën van den rhetor toe, om omver te
werpen wat sinds lang niet meer staat, overtreft in grappig
effect inderdaad den beroemden windmolenstrijd van den
ridder de la Mancha.
Of mejufvr. Kruseman zelf gevoelt, dat de overdrijving
schaadt, en dat zij het beeld van Meester kritiek zoozeer
misteekend heeft, dat tegen hare bedoeling het publiek
haar schrijven alleen van den grappigen kant opvat?
Toen zij kunst en kritiek schreef, schilderde zij haren
vijand als «een bultje, met een houten arm, een lam been,
een glazen oog, een pruik, een valsch gebit en een hoorntje
in het oor.» De kritiek, die zij ons te zien gaf, had van
dat arsenaal van akeligheden alleen de pruik overgehouden,
en knikkende knieën in plaats van het lamme been gekre
gen. 't Is misschien een bewijs van beterschap, misschien
ook is zij tegen haar wil alleen door de onmogelijkheid
om zich zoo te mismaken, weerhouden om den Meester
kritiek uit het boek op het tooneel te brengen. Het
hoorntje heeft zich ons echter vrijwillig geschonken, en
dit is de gewigtigste reden, waarom haar dramatische
schets hooger staat dan haar boekje van voorleden jaar.
Wij zouden onbescheidenlijk wenschen, dat mejufvr.
Kruseman eens voor een oogenblik een man kon zijn,
alleen maar om te hooren, wat het publiek, de onpartijdige
regter, zeggen zou in de koffijkamer,als zij geene
dame was.
Publiek zou zeggen: als de kritici werkelijk zoo geesteloos,
zoo afgeleefd, zoo allernaarst zijn, als het staaltje dat gij
ons laat zien, dan bewijst het niets voor de deugd van
uwe blonde kunstenares, dat zij liever armoede lijdt, dan
het met dezen man aan te leggen; om dezen man kussen
en meer nog te weigeren, behoeft men geen talent te
hebben, geen kunstenares te zijn, geen eerbare vrouw
zelfs te wezen, de laatste overblijfselen van smaak, van
kieschheid, van vrouwelijk instinct zijn voldoende om
tegenover dezen kriticus afkeer te voeden, onoverwinnelijk
zelfs door armoede en gebrek; en als gij, zou het publiek
zeggen, een uwer zusters, let wel zuster niet alleen op het
tooneel, ten val laat brengen door dezen man, die niets,
letterlijk niets in zijn voordeel heeft, dan dat hij met eene
slecht versnedene pen onbeduidende praatjes schrijft, dan
voert gij daarmede eene zielkundige, onmogelijkheid op, en
als gij, zou 't publiek zeggen, eene dame waart, zoudt gij
die voorstelling gevoelen als eene grievende beleediging
voor uwe sekse.
Het publiek, aan wien gij zelf regt van spreken geeft,
zou, hoewel minder op de hoogte zijnde van de kunst van
vallen in gebroken lijnen, met een beroep op het dramatisch
instinct, dat gij hem wel wilt toekennen, u voorstellen
van uw Meester kritiek een geheel ander man te maken.
Hem te maken jong, schoon, geestig, scherpzinnig, zijne
courantenzonden ter goedertrouw bedrijvende, al mogt gij
doen doorschemeren, dat gemis aan ernst en kennis, dat
levenslust en genotzucht hem verhinderden een geheel
onpartijdig regter te zijn. Bij die voorstelling verloren we
ja! de soms welsprekende, maar buitengemeen vermoeijende
diatribes tegen de kritiek, die thans de brooze band vor
men tusschen de verschillende tooneelen, maar daarentegen
zouden de optredende personen, levende wezens, menschen
van ons vleesch en bloed geworden zijn. Wij hadden de
actrice begrepen, die naar de vleijerij en de verlokking
luistert, omdat ze den zedelijken moed mist, waardoor
hare armoede lijdende en stervende zuster onze sympathie
zou hebben gewonnen. Wij waren niet zooals thans vergast
op de liefde in 't blaauw en de haat in 't zwart fluweel,
wat erg mooi is en niet zonder voordeel concurreert met
madame Tusseaud, maar wij hadden iets gekregen, wat
volgens de uitspraak van den dichter, die tevens een
groot kriticus was n'en déplaise a stella altijd inte
ressant is, «ein Griff in 's volle Menschenleben.»
Ronduit gezegd betwijfelen wij of mej. Kruseman wel in
staat zou zijn om in deze het publiek ter wille te wezen.
Ze mist daartoe te veel die objectiviteit, die leven geeft
aan het kmistwerk. Zij is, zooals de meeste dames, bij
uitstek subjectief, wat zij meent acht zij de waarheid, wat
zij schoon noemt is haar de schoonheid, en voor haar is
de maatschappij zooals mej. K. haar ziet. Uit hare per
soonlijke ondervindingen, hare indrukken, hare opvattingen
van menschen en dingen bouwt zij zich eene voorstelling
van de wereld, en is dan volkomen ter goeder trouw ver
wonderd, als wij daarin geen spiegelbeeld, maar slechts
eene karikatuur zien. Vermoedelijk meent mej. K., dat
haar Meester kritiek inderdaad voor de kritici zijn kan,
wat de Vorstenschool voor gekroonde hoofden wil wezen,
een verdiende straf en een waarschuwend voorbeeld. En
dit is eene groote dwaling.
Wat is de kritiek anders dan eene stem uit het publiek,
die met of zonder regt hen voorlicht, die tot eigen oordeel
onbevoegd zijn of zich de moeite niet willen geven om
zich een eigene meening te vormen? Wat is de kriticus
anders dan een man uit het publiek, die voor en namens
hetzelve het woord voert? Dat niet ieder die kritiseert,
daartoe het regt ontleent aan kennis en talent is even waar,
als dat niet ieder die timmert, een goed timmerman, niet
ieder die doceert, een goed professor, niet ieder, die Excel
lentie genoemd wordt, een goed minister is. Er worden
dikwerf even slechte kritieken, als dramatische schetsen
geschreven. Maar daarom de kritiek te veroordeelen, ie
ridiculiseeren en te bestrijden, is even dwaas als de satirici
tentoon te stellen, omdat Kunst en kritiekgeen roman
of novelle, maar eene hoogst onvolkomene satire is. Welnu
ja! er zijn menschen die kritieken schrijven zonder liefde
voor de kunst! Maar met alle bescheidenheid gezegd, dat
wisten wij wel voor dat deze drie dames ons dit kwamen
vertellen, en als het nieuw stuk (het strooibillet zegt stuk!!!!)
nu niets anders moet leeren, dan houde men ons de oneer
biedige vergelijking ten goede, dan werd er Woensdag
een verbazend groot slagzwaard gezwaaid om een onschuldige
mug te dooden. Maar moet Meester kritiek een beeld
heeten van de kritiek, is de dikke, grijze, akelige type,
die mej. K. op het tooneel brengt, het beeld van ieder,
die zijne pen wijdt aan de beoordeeling van werken van
kunst, van smaak en van wetenschap, dan is dit tooneel-
product meer dan een slechtgebouwd drama, dan is het
eene slechte daad, de glorificatie van eene onwaarheid, een
wapen, dat geen ridderlijk gemoed gebruikt, onheilig vuur
op het outer.
Er is veel te doen in de wereld; als dames van talent
en beschaving zich aan het tooneel willen wijden, kunnen zij
der kunst en het publiek groote diensten bewijzen. Maar
dan maken zij hare gaven dienstbaar aan Apollo en de
Muzen, die niet tevreden zijn met halve toewijding en niet
aan de verkondiging van de grieven van die «arme
Marianne, die zoo veel geleden heeft, en toch goed
gebleven is.»
HELDER en NIEUWEDIEP, 27 November.
De voorstelling, door den heer Bamberg tegen gisteren
avond in het lokaal Tivoli aangekondigd, heeft, wegens
het zeer gering aantal bezoekers, geen voortgang gehad.
Welligt heeft de aankondiging der volksvoorstelling op
morgen (Zondag) avond beter succes.
De koninklijke goedkeuring is verleend aan de
statuten van het «Anti-dienstvervanging-bond,» aangegaan
voor den tijd van 29 jaren en 51 weken, te rekenen van
den dag der koninklijke goedkeuring (6 Nov. 1875). Het
heeft ten doel de verpligte persoonlijke dienst als grond
slag voor de regeling der levende strijdkrachten te ver
krijgen. Daartoe kan het Bond zich bedienen van: a
geschriften, b. meetings, c. verzoekschriften en d. alle andere
wettige en wettelijke middelen. Het Bond is gevestigd te
's Hage; het heeft algemeene en plaatselijke afdeelingen,
en bestaat uit leden en begunstigers. Elk lid betaalt jaar
lijks aan het bestuur zijner afdeeüng eene contributie van
25 cent, en elke begunstiger, hetzij in eens ten minste
f 10, hetzij f 1 of meer per jaar. Het Bond zal worden
ontbonden, zoodra zijn doel bereikt is. Bij de ontbinding
wordt het batig slot uitgekeerd aan het fonds tot onder
steuning en aanmoediging van de gewapende dienst in
de Nederlanden.
Beroepen te Ravestein, de heer J. W. Margadant,
pred. te Altforst en Appeltern.
Bedankt voor het beroep naar Callantsoog door
ds. W. A. Kuipéri, pred. te Overlangbroek; naar Sneek
door ds. E. E. Gewin, pred. te Abcoude.
Zestal bij de Evangel. Luth. te Beverwijk: ds.
Gonlag, te Harlingen; Helper Sesbrugger, te Doetinchem;
Kesper, te Woerden; Kinderman, te Helder; Limperg, te
Medemblik; Walch, te Breda.
Twaalftal te Oterleek: W. L. van Leeuwen Boom
kamp, te Heemskerk; J. H. L. Bouman, te Kolhorn;
dr. A. Bruining, te Etershem c. a.M. Buchli Fest, te
Hillegom; C. de Holl, te Bedijkte Schermer; A. Jentink,
te Petten; A. M. E. Jungius, te Andijk; J. A. van Ketel,
te Grosthuizen c. a.A. AV. van Kluive, te Schermerhorn;
L. van 't Sant, te HeiloJ. D. H. van Setten, te Heer-
Hugowaard; J. C. van Slee, te Oostzaan.
Te Akersloot herdacht jl. Zondag de heer A. B.
Schreuder zijne op den 15 dezer vervulde 40jarige Evan
geliebediening, waarvan eerst ruim 8 jaren te Callantsoog
en nu bijna 32 jaren aldaar, met eene leerrede naar aan
leiding van 2 Tim. 4. 7c, bij het eindigen waarvan hem
de bede, Psalm 134 3, door de gemeente toegezongen
en hij door den heer P. A. v. d. Laan van Castricum op
eene treffende wijze toegesproken werd. Op den dag zeiven
was hij door kerkeraad, kerkelijk- en plaatselijk bestuur,
waaronder ook R. Catholieken, alsmede door ringbroeders,
deze laatsten bij monde van den heer R. J. Koning van
Limmen, hartelijk begroet, terwijl hem van wege de
gemeente alsook van eenige ringbroeders en van elders aan
zienlijke geschenken tot aandenken zijn aangeboden.
Benoemd tot hulponderwijzer te Bergen, de heer
P. van Hoorn, te Haarlem.
De gemeenteraad te Purmerend heeft onlangs besloten,
bij gelegenheid van de groote voorjaarsmarkt des Dingsdags
tevens te houden de gewone wekelijksche kaasmarkt.
Op heden, morgen en overmorgen zal kapt. Boyton
in de zwemschool aan den AA'esterdoksdijk te Amsterdam
proeven doen met het door hem uitgevonden drijfpak.