1875. N°. 149.
Zondag 12 December.
33 Jaargang.
Verpachting van Duinen.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
PROVINCIE NOORDHOLLAND.
HELDERSCHË
E.Y MEUWEDIEPER COURANT
„w ij
huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal 1.80.
nu franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 103.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
lülken Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Indlë. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
Op Maandag den 20sten December 1875, des namiddags ten één
ure, zal van wege Gedeputeerde Staten der provincie Noordholland
in de woning van den opzigter van den provincialen Waterstaat
W. Ph. DE KRUYFF, te Helder, worden overgegaan tot de
publieke verpachting bij opbod en afslag van:
De Duinen, Valleijen en Voorgronden, gelegen
tusschen het zuideinde van de Heldersche zee
wering en de noordelijke grens van de gemeente
Callantsoog, tot 31 December 1881.
De voorwaarden der verpachting zijn, tegen betaling van 10 eents
per exemplaar, verkrijgbaar aan de provinciale griffie van Noord
holland te Haarlem, bij den Ingenieur J. M. E. WELLAN te
Alkmaar en bij den opzigter W. Ph. DE KRUYFF te Helder.
B i n n e n I a n d.
HELDER en NIEUWEDIEP, 11 December.
Voor de leden der afdeeling Helder van het Neder-
landsch Onderwijzers-Genootschap leverde de heer Joh.
Dyserinck jl. Donderdag avond eene inleiding tot eenige
door hem te houden voordragten over vergelijkende taal
studie. Ditmaal behandelde spreker de voortreffelijkheid
der Nederlandsche boven de Fransche taal, en toonde hij
door onderscheidene voorbeelden aan hoe, bij eenigszins
gezette beschouwing, de rijkdom en de oorspronkelijkheid
der eerste hoven de laatste uitblinkt. In tal van woorden
werd door spreker aangewezen, hoe ze uit Latijn en
Grieksch tot zamenstelling der Fransche taal zijn over
genomen, terwijl voor het^Nederlandsch geen aanleiding heeft
bestaan om zich door het overnemen uit andere talen te
s errijken. Bij deze voordragteu bestaat voor belangstel
lenden gelegenheid tot introductie.
Gisteren overleed plotseling te Haarlem, de heer
B. R. de Breuk. Vroeger inwoner dezer gemeente, was hij
o. a. jaren lang alhier een verdienstelijk raadslid.
S)
Klaas Lakemaeher.
Intussehen was de toestand van de gravin verbeterd. Klaas
werd bij zijne aankomst met dankbetuigingen overladen, en bij kon
er niets aandoen maar moest toegeven om ten minste een nacht
gaat op het slot te zijn.
Toen de bediende hem laat op den avond op eene der logeer
kamers alleen had gelaten, zonk hij vermoeid in een stoel en
sloot de oogen.
Maar het vreemde van zijn toestand, gaf hem stof tot allerlei
gedachten. Niemand was minder dan hij geschikt eene hoofdrol
te spelen. Hij werkte het liefst evenals de mol in het verborgene;
wanneer hij op den voorgrond moest treden, was hij een onhandig
en verlegen mensch.
De gedachte kwam bij hem op, in het holst van den nacht,
zieli heimelijk uit het slot te verwijderen; bij het aanbreken van
den dag kon hij dan ver weg zijn; en als men zijne afwezigheid
bemerkte zou men zich wel niet verder om hem bekommeren.
Hij opende het venster, maar hij bemerkte dadelijk, dat dit
hem geen uitweg aanbood. Hij had een kamer in eene der
slottorens, en onder het raam liep de muur loodregt naar beneden
tot aan de met water gevulde gracht.
Misschien was het mogelijk het huis stil uit te sluipen. Hij
opende de deur, maar bemerkte dat de bedienden met licht door
het huis liepen en hoorde dat weder om den geneesheer werd
gezonden, daar de knaap de koorts had gekregen. Klaas moest
nu dus minstens een kwartier wachten, totdat het in huis wat
stiller zou zijn geworden.
Hij ging weder in den leuningstoel zitten; maar voelde zich
meer en meer vermoeid. En toen den volgenden morgen de eerste
zonnestralen in de kamer vielen, vonden zij Klaas Lakemaeher nog
steeds in den leuningstoel zitten. Huiverend ontwaakte hij en
besloot eindelijk nog een paar uur te bed te gaan.
Toen hij voor de tweede maal wakker werd, was hij geheel
anders gestemd. De tuinen lagen in den vollen zonneschijn
lagohend voor hem, de glazen der broeikassen schitterden vrolijk,
cu boven het jonge groen van het park uit, groette hem de heuvel
als een oude bekende. Hij zag naar omlaag, waar het keffertje
van den tuinman nijdig blafte tegen de zwanen in den vijver, en
luisterde naar het geloei van het vee in de naburige hoeve. Het
was hier ongetwijfeld gezellig en uitlokkend.
Hij ging naar beneden en vond het grafelijk paar zeer bezorgd
over den knaap, die er bleeker dan gewoonlijk uitzag. Men ontving
hem met dezelfde hartelijkheid, en de graaf gaf hem iemand mede,
om hem het landgoed te laten zien. Op de wandeling was Klaas
onvoorzigtig genoeg behagen te toonen in een oud tuinhuis, dat
aan het eind van het park verscholen lag en sints lang niet meer
werd gebruikt. Zoodra hij weder bij den graaf terugkwam, die
intussehen van den bediende een en ander omtrent de wandeling
Aan het Parijsche dagblad Figaro wordt onder dag-
teekening van den 6 dezer uit Nice geschreven, dat H. M.
de Koningin der Nederlanden in het begin van Jan. te
Cannes wordt verwacht.
De Antwerpsche Précurseur bevat in zijn laatste
nummer een correspondentie uit Berlijn, handelende over
de zaak van de Phoenix. Dit stuk eindigt met de volgende
merkwaardige woorden
«Naar ik heb vernomen, heeft het Belgisch kabinet te
Berlijn het terrein reeds onderzocht en misschien ook wel
elders. Denemarken heeft zich nog niet doen hooren, maar
het zal wel een woordje meepraten, wanneer het maar
eerst aan den gang is gemaakt. "Wanneer de Nederlanders
volhouden, dat hun alléén op den stroom van Lillo tot
Vlissingen het politietoezigt toebehoort, dat zij alléén
meester zijn in die wateren, en dat zij er schepen kunnen
aanhouden, wanneer hun dit goeddunkt dan is het bijna
zeker, dat deze vreemdsoortige aanspraak door België aan
het oordeel zal worden onderworpen van de mogendheden,
die het Schelde-tractaat hebben onderteekend. De Schelde-
kweste staat dus op het punt om bij de diplomatie weder
te worden geopend. België heeft onlangs voor Duitschland
gedaan wat het maar kon, Duitschland heeft zijn tevre
denheid en dankbaarheid betuigd; laat ons dus hopen, dat
de heer von Bismarck dit niet zal vergeten, dat het voor
hem een reden moge zijn om te besluiten het twistgeding te
onderzoeken. Te Londen hebben wij lord Palmerston niet
meer, maar men heeft daar de gewoonte, om het oor te
leenen aan de stem van België....»
Naar men meldt, bestaat het voornemen, om in het
volgend jaar de epauletten bij het leger weder in te voeren.
Beroepen te Callantsoog ds. A. de Joode jr., pred.
te Bakkeveen; te Steenwijk ds. H. van de Hagt, pred. te
Genemuiden.
Bedankt voor het beroep naar Ravenstein door ds.
'JW. Margadant, pred. te Altforst c. a.
Ook te Hoorn is eene afdeeling van het Antl-dienst-
vervangingsbond opgerigt, aanvankelijk met 32 leden. De
'contributie is op 25 cents vastgesteld.
Ter gelegenheid van de voorjaars-paardenmarkt van
1876, die zamensmelt met de bloemententoonstelling in het
Paleis voor Volksvlijt, zal vanwege de afdeeling Amsterdam
had vernomen, sloeg hij hem voor levenslang op het landgoed
te blijven, dan zou hij het tuinhuis tot woning voor hem laten
inrigten, en ingeval Klaas wilde huwen, zou hij het laten vergrooten.
De eenvoudige wijze waarop de graaf zijn aanbod deed, miste
haren indruk op Klaas niet, en de aanbieding was uitlokkend
genoeg. Evenwel verzette hij zich er tegen.
„Dat kan niet, heer graaf; ik moet u voor uwe goedheid bedanken."
„Waarom niet? Wat hebt gij er tegen?"
Klaas zag verlegen voor zich. „Ik ben het liefst alleen en heb
niet gaarne dat men zich om mij bekommert."
„Nu, ik geloof dat die woning eenzaam genoeg is. Men zal u
het eten en wat ge verder noodig hebt brengen, en zal u verder
niet meer lastig vallen dan ge zelf verkiest!"
„Maar ik kan niet ledig zijn en het genadebrood eten."
„Dan zal ik, als gij zoo fijngevoelig zijt, voor werk zorgen,"
zeide de graaf. „Er is hier bij mij genoeg te doen dat in uw vak
valt, en waarschijnlijk zult gij menig stuk werk, dat ik anders
naar de stad zend, in orde kunnen brengen."
Klaas knikte onwillekeurig met het hoofd.
„Beraad u tot van avond."
De avond kwam, en Klaas Lakemaeher had zich laten vangen.
Wie kon het hem kwalijk nemen? Niemand. De arme Klaas had
niemand, die het raadselachtig spel van het noodlot kon door
gronden, om hem te waarschuwen. Hij had niemand, die het
einde voorzag.
Na een paar dagen vond Klaas dat hij nog nergens zoo aange
naam eD ongestoord gewoond had. Alle gereedschappen en werk
tuigen, die hij noodig had, werden hem bezorgd. Hij had eene
werkplaats en eene woonkamer.
Hij hamerde, vijlde en poetstealle mogelijke kleinigheden
repareerde hij. Zelfs in het dorp nam men, voor alles wat hersteld
moest worden, zijne toevlugt tot hem, en de stille schuwe man
in het park werd bij een ieder bekend, ofschoon het niemand mogt
gelukken, op een gemeenzamen voet met hem te geraken. Alleen
met den tuinbaas, een oud man, die evenals hij alleen op de
wereld stond, wiens vrouw was gestorven en wiens kinderen naar
den vreemde waren getogen, was hij op een goeden voet. Maar
ook deze begreep, dat Klaas zich niet geheel en al voor hem
ontsloot, dat in den wonderlijken man altijd iets geheimzinnigs
bleef, dat tot allerlei vermoedens aanleiding zou kunnen geven, als
Klaas niet zoo goed als een kind en zoo opregt als een heilige
ware geweest. In het dorp verhaalde men, dat hij een groot
ongeluk in zijn leven had gehad. Maar men wist van zijn verleden
even weinig als zijn vriend, de tuinbaas.
Het grafelijk echtpaar behandelde hem altijd even vriendelijk.
Zij bezochten hem dikwijls om naar zijnen welstand en zijne
wenschen te vernemen, en zij overlaadden hem met allerlei beleefd
heden en kleine verrassingen.
In het bijzonder zocht de knaap met zijn speelmakker het
gezelschap van Klaas. Bijna dagelijks tuurde de bruine krullekop
der Hollandsche Maatschappij van Landbouw aldaar een
tentoonstelling van vee worden gehouden.
Toen jl. Woendag avond mevr. KleineGartman
voor het eerst na het ongeval, haar bij de opvoering van
Rosé Michel overkomen, weder in het Grand Théatre te
Amsterdam optrad, werd zij door het talrijk opgekomen
publiek met hartelijke bijvalsbetuigingen ontvangen, en een
aantal bouquetten werden 'haar toegeworpen. Heden zal zij
weder optreden, en wel in de Maria Stuart, van Schiller,
waarin zij de titelrol vervult. Naar men verneemt, zal 't
eerlang 40 jarenf geleden zijn, dat mevrouw Kleine het
tooneel betrad.
Een huisgezin te Delft is in rep en roer geweest
over een bankbillet van f 60. De jufvrouw had 't aan
de meid te wisselen gegeven; alvorens aan dien last te
voldoen had het meisje een bord met hutspot aan den
bewoner der voorkamer gebragt entoen zij terugkwam
was hetjbilletjspoorloos verdwenen. Overal werd gezocht;
te vergeefs. ,De meid werd gevisiteerd; zonder eenig
resultaat. De knecht van den voorkamerbewoner; met
dezelfde uitkomst. Toen herinnerde die voorwoner dat hij
met zijn hutspot iets vreemds had doorgeslikt; zou 't het
bankbillet zijn? Een braakmiddel werd gehaald en inge
nomen; doch de zelfopoffering was nutteloos het billet
verscheen nietTot men het ten slotte opgevouwen
vond onder den ballon van de lamp; de meid had het voor
op tafel gelegd; de ballon stond niet stevig; de voorwoner
greep het eerste het beste papiertje, zonder te zien wat
het was, en zoo ontstond de intrigue voor deze comedie.
Het eenig kind van een timmerman te Kapelle,
(Zeeland,) een meisje van vier jaar, is ten gevolge van
een vergissing van den apotheker of zijn bediende door
het gebruik van zwavelzuur onder hevige pijnen bezweken.
De zaak is bij de justitie aangegeven.
Het hof te Leeuwarden heeft D. Gerritsen, beschul
digd van manslag op de dienstmaagd van den heer Heringa
Cats, te Oranjewoud, veroordeeld, tot 12 jaren tuchthuisstraf.
Het raadslid Simons, te Luinjeberd, is, wegens het aan
stukken slaan van het been van den hoofdonderwijzer te
Gersloot, veroordeeld tot 1 jaar celstraf en f 150 schade
vergoeding.
met zijn blozend gelaat en zijne schitterende bruine oogen, op de werk
zame handen van den tuinhuisbewoner met zooveel aandacht, alsof
hij hem de kunst wilde afkijken. Werkelijk leerde Klaas hem
dan ook zelf eenig speelgoed te makensoms waren het
uitvindingen van hem zeiven, want al ras was hij weder begonnen
met allerlei toestellen te vervaardigen. De knaap deed dan ook
hij Klaas meer kennis van de natuurkunde op dan bij den huis
onderwijzer.
Ook later nog, als de snel ontwikkelde knaap met vacantie te
huis kwam, was zijn eerste gang naar den kluizenaar in het park. Nog
eenige jaren en hij kwam als een rijzig huzaren-officier van Berlijn terug.
Hij zag er zoo mooi uit met den blaauwen dolman en den kleinen
knevel boven den sehalksehen mond, en hij had nog steeds die
goedige heldere oogen en hij sprak zoo verstandig! Hij vertelde
van Berlijn, en Klaas, de steeds ouderwordende man, werd dan
niet onrustig; en liet geen oogenhlik vermoeden dat hij vroeger
te Berlijn was geweest. Zelfs de naam van mevrouw von Simmern
en hare dochter werd genoemd, en Klaas vertrok geen spier. Wat
ging ook mevrouw von Simmern te Berlijn, onzen Klaas in liet
tuinhuis van Wachau aan!
Meer dan zestien jaren waren voorbijgegaan, sedert Klaas gast
te Wachau was geworden.
Het was op nieuw winter geworden; een blaauwe, zonnige
vriezende winterdag. Op een der wegen naar Berlijn vlogen een
aantal narresleden naar de hoofdstad. De schellen klingelden, de
bonte tuigen der paarden, de dierenhuiden der sleden, de toiletten
der dames staken kleurig af bij de witte sneeuw. De meeste
sleden werden door officieren gereden. In de laatste bevonden zich
twee dames, eene oudere en eene jonge, terwijl achter hen een
huzaren-luitenant de leidsels voerde. Van tijd tot tijd boog hij
zich voorover en sprak tot hen, of wel eene der dames keerde
zich een weinig naar hem om. De jonge dame droeg een blaauw
fluweelen kleed met zwanendons afgezet, een sierlijk hoedje met
witten sluijer, een struisveer tooide het weelderige blonde krullende
haar. Door den wind woei telkens de sluijer den officier in het
aangezigt, en bleef daar somtijds zoo lang tegen rusten dat hij er
met de hand naar greep. Het was natuurlijk dat hij dan een
weinig aan dien plaaggeest trok, waaarop het kopje van de eigenares
zieh ter sluiks zijwaarts boog en een zachtblozend gelaat liet zien,
dat even lachte.
Eens zelfs keerde het lieve gezigtje met de groote oogen zich
geheel om, en toen beider blikken elkander ontmoetten, kuste de
officier den sluijer, en beiden zagen er zoo gelukkig, zoo uiterst
gelukkig en zoo schoon uit.
De dames waren mevrouw von Simmern met hare dochter Jenny,
en hun. cavalier was graaf Frits Bartuch uit Wachau.
Wat was zij schoon geworden, de dochter van Klaas Lakemaeher
Zij zag er werkelijk uit als eene Prinses, eene echte, zooals in
het sprookje, liefelijk, grootsch en bevallig. En de jonge graaf