sedert eenigen tijd in het geheim verkeering hadden aan
geknoopt. De dame is minderjarig. De politie doet onder
zoek, maar is ze tot nu toe niet op het spoor. Het voorval
wekt daar veel opspraak.
-Jl. Woensdag avond zijp te Hengelo de spoorweg
reizigers aan een groot gevaar ontkomen. Er lag namelijk
op de rails een groot stuk ijzer. Gelukkig werd dat nog
tijdig ontdekt, zoodat de trein kon stoppen en het ijzer
verwijderd worden. Hoe het er opgekomen is en of het
er met kwade bedoelingen is nedergelegd, is nog niet bekend.
De directeuren der spaarbank te Heerenveen, gesteund
door de openbare hoofdonderwijzers, zullen een school-
«paarbank openen, voorloopig voor de hoogste klassen.
Het plan bestaat voor elke school een grooten platten bak,
verdeeld in een 60tal bakjes, te laten vervaardigen. Op
elk bakje wordt een nummer geplaatst, welk nummer ook
de leerling bezit, die sparen wil. Elke schoolles kan de
leerling in zijn bakje of spaarpot doen. Om de maand
wordt de bak geopend, elk bakje nagezien, het bedrag er
uit genomen en ingeschreven op een spaarkaart, die aan
eiken spaarder wordt afgegeven. Bedraagt de som één
gulden, dan wordt de gewone rente, die de spaarbank
geeft, ook op de kindergelden toegepast.
Naar aanleiding van een berigt over gebrek aan turf
in die streken, wijst de Ass. Crt. er op dat in het
Drentsche turf-Kalifornië op dit oogenblik ongeveer
100.000.000 turven te kijk staan. «Nu en dan een trein met
een 50 waggons Drentsche turf, zegt zij, zou op dit oogenblik
in de groote Hollandsche steden welligt attentie trekken.
Als onze volksvertegenwoordigers over de spoorwegen
spreken en zich 't hoofd ter dege warm maken over aan
sluitingen van Hollandsche spoorwegen en over de rails,
waarover men heel spoedig in Brussel, Berlijn en Parijs
kan komen, is er natuurlijk geen gelegenheid en tijd om
er eens aan te denken, of ook, ten allen tijde, de aller
noodzakelijkste brandstof uit de veenen in al onze steden
zou zijn te brengen. Die tijd zal komen, maar waartoe
zoo'n haast? Eerst maar wat kou geleden en wat fabrieken
laten stilstaanMen komt den winter, met hoeveel ellende
ook, wel door en als de zomer komt, wie denkt dan aan
de veenen en hare schatten in Drenthe! Spoorwegen in
Amerika en mijnen, een half uur buiten de schepping
felegen, zijn betere dingen voor onze geld-nabob's en voor
e papieren mannen op onze beurzen.»
In eene steenkolenmijn te Erameries, in Henegouwen,
heeft eene geweldige ontploffing plaats gehad; men meent,
dat 110 man gedood en 11 gekwetst zijn.
Ziehier eenige bijzonderheden, aangaande de jagt op
olifanten, door den Prins van Wales op Ceylon gehouden.
Hij was op een rotshoogte geplaatst, voorbij welke de
olifanten gejaagd moesten worden om in eene soort van
hinderlaag te vallen. Lord G. Beresford, de heeren Fisher,
Varian en Hall namen ieder hunne plaats op eene ver
hevenheid in. Er bevonden zich twee troepen in het bamboes,
boven; de eene bestond uit zeven olifanten, de andere
slechts uit vier, een oud-olifant die drie wijfjes onder zijne
bescherming nam en eene bijzondere mate van schrander
heid en moed aan den dag legde. Hij had vroeger vier
Europeanen gedood en een menigte vee. Bij deze gelegen
heid weigerde hij zich te laten jagen en liep op de inboor
lingen aau die de olifanten moesten opjagen, zoodat die
lieden zich in de boomen schuil hielden en hem met zijne
dnae volgelingen doorlieten. Uren verliepen zonder dat
men iets vernam, tot eindelijk het geroep: «Een troep
nadert!» opging. Het bamboes en de jonge boomen kraakten
en ieders oor was gespannen op het schot van den Prins,
toen alles weder stil werd. De oude had zich weder een
weg door de opjagers gebaand. Eindelijk begreep men de
olifanten te moeten opjagen met vuur, en men brandde
gedroogde planten. Het jagen begon op nieuw, en men
hoorde een paar schoten. Het geboomte trilde en het
rietwoud kraakte. Een groote olifant snelde op 20 ellen
afstand van den Prins voorbij, en werd door dezen in den
kop getroffen. De Prins bevond zich in het bamboes en
de heer Fisher verwittigde hem dat hij (Fisher) een olifant
gewond had en dat deze onder schot van den Prins zou
komen om door hem gedood te worden. Het geheele
gezelschap Engelschen was toen bijeen, de Prins kwam
het bamboes uit, toen men plotseling een kleinen
gewonden olifant ontwaarde. De Prins doodde, naar men
dacht, het dier met een schot, doch toen de heer Hall een
schets met potlood van den olifant begon te maken, bewoog
deze zich, schopte en stond op. Dit verhinderde het
schetsen en bewoog den heer Hall, die slechts zijn potlood
ter verdediging bezat, zich onverwijld uit de voeten te
maken. Intusschen hoorde men geruisch van olifanten, die
elk oogenblik door het bamboes konden dringen en den
Prins in groot gevaar zouden brengen, daar in zulk een
digt bosch slechts het kruipen doenlijk was. Plotseling zag
men een olifant, die op het gezelschap scheen te zullen
toeloopen, doch op 10 el afstand, door een schot van den
Prins, dat het dier in den kop trof, in het bamboes werd
teruggedreven. Een tweede olifant, die zich in een meer
opene vlakte vertoonde, ontving insgelijks een schot van
den Prins, en viel dood in een beek of stroom, zoodat
door het logge ligchaam, den waterloop belemmerd werd;
de Prins hakte toen den olifant, volgens gewoonte, den
staart af, en ontving, staande op het dier, de toejuichingen
van de bijeenvergaderde Cingalezen en Europeanen. Het
is te verwachten dat dit tableau niet verloren gaan zal
voor de Londensche schouwburgen.
Over de vervalsching van handelsmest deelt de
wandelleeraar Otto Pitsch o. a. mede: dat in de Rijn
provinciën eene scheikundige commissie bestaat, die koste
loos een gedeelte van elke bezending mest onderzoekt; de
handelaar, als bedrieger gesnapt, wordt aldaar publiek
gemaakt en verliest voor altijd het vertrouwen. Volgens
den heer P. koopen de landbouwers in de omstreken van
Laren en Lochem een 20,000 kilogram te gelijk, om later
onder elkander te verdeelen; door een scheikundige laten
zij dan een klein gedeelte onderzoeken. De kosten daaraan
verhonden wegen ruimschoots op tegen het nadeel van
bedrog, dat zoo dikwijls met kunstmest gepleegd wordt.
Naar aanleiding van het ongunstig advies van prof.
Petterkofer over het slapen in koude kamers, zegt Hygiena
«Ook voor zwakken, zieken, oude lieden en zeer jonge
kinderen behoort men de slaapkamers op een matige tem
peratuur te houden. Hun krachten worden verspild, wanneer
zij het al te koude slaapvertrek, door de warmte, die zij
te veel van zich moeten geven, eenigermate verwarmen.»
Een middel tegen koude voeten, en wel het beste
(naast goed schoenenwerk natuurlijk), is om de voeten in
papier te wikkelen. Courantenpapier doet evengoed dienst.
Over het papier worden de sokken aangetrokken. Slechts
't eerste oogenblik geeft het papier een onaangenaam gevoel
langzamerhand kleeft het aan den voet en houdt hem warm
en droog. Wie veel door de sneeuw moet loopen zal zich
spoedig van de voortreffelijkheid van dit middel kunnen
overtuigen.
Benoeming-en, enz.
Tot ridder der orde van den Nederlandsclien Leeuw is benoemd
de heer jhr. mr. H. van der Wijck, refendaris bij het departement
van Koloniën.
Benoemd tot heemraad voor het ambacht van Westfriesland,
genaamd Drechterland, van wege de Zuiderkogge, de heer J. C.
Bast, en van wege de Westerkogge, de heer P. H. Spaans; van
den polder Katwoude, de heeren J. Kelderman en P. Man Cz.
tot dijkgraaf van het waterschap de Purmer, de heer G. J. Versteegh
tot heemraden voor het ambacht van Westfriesland, genaamd de
Vier Noorder Koggen, van wege de Medemblikker Kogge, de heer
D. Langereis, en van wege de Hoogwouder Kogge, de beer J.
Paauw; tot hoogheemraden van den Hondsbossche en Duinen tot
Petten, de heeren J. C. Peeek, P. Schuurman en J. Brasser Jz.
tot hoofdingelanden-plaatsvervangers van Westfriesland, van
wege het ambacht van Westfriesland, genaamd Geestmerambacht,
de heeren P. Baan en J. Groot.
STATEN-GE3VERAAL.
Tweede Hamer.
fitting van Donderdag 16 December. Het budget vau
Financiën is aangenomen met 59 tegen 4 stemmen. Bij de
diseussiön over het hoofdstuk Oorlog hebben vooral de heeren de
Roo en Stieltjes het regeringsbeleid van den minister bestreden.
De minister heeft zeer uitvoerig daarop geantwoord.
Zitting van Vrijdag 17 December. De beraadslagingen over
het hoofdstuk Oorlog zijn voortgezet. Daarbij is aangenomen met
41 tegen 28 stemmen eeue motie van den heer van Houten, voor
stellende de regering uit te noodigen de Kamer nader schriftelijk
in te lichten omtrent het verband der instructie aan vesting-
commandanten omtrent den staat van oorlog en beleg met het
decreet van 1811 en de wet van 1791 en de beraadslagingen over
die instructie te sluiten. De heeren de Roo en Stieltjes hebben
nader hunne bezwaren tegen den minister ontwikkeld. De heer
van Nispen heeft hem verdedigd. De minister zelf eveneens. De
algemeene beraadslagingen zijn daarna gesloten.
B u ite n I a n d.
Engeland.
De zaak van het gestrande stoomschip Deutschland
is door de Engelsche jury heslist. De kapitein van de
sleepboot, die de overlevenden bij de schipbreuk uit het
want redde, heeft geen berisping verdiend wegens te laat
vertrek naar de plaats des onheils. Integendeel is zijn
gedrag geroemd.
Dat 30 uren nadat men de noodsignalen had gezien
voorbijgingen, voordat er ernstige poging tot redding werd
aangewend, schijnt bij de jury niet in aanmerking te zijn
genomen. Wel heeft de jury uitgemaakt, dat den kapitein
van de Deutschland geen verwijt treft, ofschoon bij in
't onzekere verkeerde waar hij zich bevond; dit is te
wijten èn aan den storm èn aan gemis van de best bestaande
instrumenten aan boord, om naauwkeurig den afgelegden
weg te berekenen.
Te Harwich werden jl. Woensdag de laatste 14 offers
der schipbreuk van de Deutschland begraven. De deel
neming was algemeen, alle winkels waren gesloten, alle
klokken werden geluid. De Duitsche consul, de kanselier
van het Duitsche consulaat te Londen en de vertegen
woordiger van Lloyd woonden de begrafenis bij. Te Londen
zijn 250 p. st. tot ondersteuning van de noodlijdenden
bijeengebragt.
Amerika.
Den 24 Nov. jl. stierf te New-York de rijkste man der
Vereenigde Staten, William Astor. Zijn vermogen wordt
geschat op meer dan 100,000,000 dollars. De heer Astor
werd geboren en ontving zijn opvoeding te Heidelberg.
Hij laat twee zoons en twee dochters na, dus 25,000,000
dollars voor elk.
Aangaande den ontzettenden brand, die in het laatst
der maand October jl. te Virginia-City gewoed heeft, en
waaromtrent wij bereids eenige bijzonderheden mededeelden,
ontleenen wij het volgend verhaal aan een Amerikaansch
orgaan
Gedurende den brand ging de toestand der stadbewoners
alle beschrijving te boven. Er heerschte een felle wind,
die de vonken ver voor zich uitdreef, waardoor alle pogingen
om het vuur te blusschen vruchteloos waren. Men maakte
vrijelijk gebruik van buskruid om de gebouwen in de lucht
te doen springen, en dikwijls deden de hevige ontploffingen
den grond dreunen. Het dak der R. K. kerk vloog minstens
honderd voet hoog de lucht in, en van het groote gebouw
bleef niets staan dan de naakte muren. Omstreeks 8 ure
was de opgewondenheid op het hoogst; de straten waren
opgevuld met menschen en voerlieden, welke naar alle
kanten door elkander kruisten, waardoor geene geringe ver
warring ontstond. Het geschrei van wanhopige vrouwen
en moeders, het geknetter der verterende vlammen, de
herhaalde knallen van vreeselijke ontploffingen, het gekraak
van vallende gebouwen, de doffe smak van instortende
muren en het huilen van den wind dat alles veroor
zaakte een toestand, die de verschrikkelijkste gevolgen na
zich sleepte.
Om elf uur den 29 Oct. had het vuur zijne ver
woestingen gestaakt, om welken tijd eene uitgestrektheid
gronds van driekwart mijl lang en een halve mijl breed door
het verslindende vuur was schoongeveegd.
Op het oogenblik is het nog onmogelijk de schade naauw
keurig te berekenen, doch algemeen wordt zij geschat op
ongeveer acht millioen dollars. De uitgestrekte goud- en
zilversmelterijen alsmede de kostbare bergwerken hebben
de grootste verliezen. Het verlies valt zwaar op eene
bevolking van ruim tien duizend inwoners. Onderscheidene
menschen hebben door den brand en de vallende muren
het leven verloren. Honderden huisgezinnen zijn zonder
dak en hebben aan alles gebrek. De schoolhuizen zijn de
eenige publieke gebouwen, welke voor deze ongel ukkigen
openstaan, en wanneer er geene oogenblikkelijke hulp van
elders wordt toegezonden, zal de ellende vreeselijk zijn. In
de stad heerscht eene complete regeringloosheid. Mannen,
vrouwen en kinderen dwalen door de straten en smeeken
om een onderkomen. Op de omliggende bergen kan men
allerwegen kampvuren zien.
Onderscheidene sterfgevallen hebben reeds plaats gehad
tengevolge van uitgestane gevaren, opgewondenheid en
zinkingkoortsen.
®og eenige bijzonderheden omtrent de ramp
te Bremerhaven.
De Weser-Zeitung gaat harerzijds voort eenige nadere
bijzonderheden mede te deelen omtrent deze gebeurtenis.
In den afgeloopen nacht zoo verhaalt het blad nog
heeft Thomas op nieuw getracht zich van het leven te
berooven. Hij heeft namelijk het verband van zijn wond
afgerukt, ten einde dood te bloeden. Om hem dit te
beletten heeft men hem nu gebonden. Over het algemeen
is hij zoo opgewonden, dat hij voortdurend moet worden
bewaakt. Dingsdag voormiddag heeft hij weder een verhoor
ondergaan, waarbij hij, naar men verneemt, weder in staat
was, duidelijk te spreken. Omtrent dit verhoor is overigens
nog niets naders bekend. Voor zoover men altijd
volgens de Weser-Zeitung kan nagaan, moet er echter
geen twijfel meer bestaan dat hij te Southampton een
partij goederen aan boord had willen doen bezorgen,
waarvoor hij, na het vergaan van het schip, de hooge
assurantie-gelden zou hebben opgeëischt.
De justitie heeft vóór het laatste verhoor van Thomas
een deskundige gehoord, mede-eigenaar eener groote
dynamietfabriek te Geesthacht, in het Lauenburgsche.
Deze geloofde niet, dat de ontplofbare stof dynamiet zou
geweest zijn, daar het vat op een zwaarte van 600 a 1000
pond werd berekend, terwijl dynamiet, bij verpakking voor
verzending over zee, een gewigt van 50 pond op de twee
kubieke voeten heeft, zoodat het vat van Thomas, hetwelk
een inhoud van 14 kubieke voeten had, met dynamiet
gevuld slechts ongeveer 350 pond zou hebben gewogen.
Hiertegenover staat echter zegt de Weser-Zeitung
dat men niet weet hoeveel het uurwerk woog en het
dynamiet met zware ijzerdeelen kan vermengd geweest zijn
om een krachtiger uitwerking teweeg te brengen.
Er zijn bij hem eenige brieven van zijne vrouw gevon
den en volgens de Weser-Zeitung kwamen er eenige
zinsneden in voor, die op eene voorgenomen misdaad
betrekking schenen te hebben. Zij waren in het Engelsch
geschreven.
Omtrent zijn persoon vindt men in het Dresdener
Journal het volgende:
William K. Thomas (volgens een ander berigtThomas
sen) is geboortig uit New-York, gehuwd met eene vrouw
uit New-Orleans en vader van vier kinderen. Reeds
vroeger, en wel van 1868 tot 1870, had hij te Dresden
gewoond. Ongeveer zes maanden geleden was hij aldaar
teruggekomen en had hij eene woning betrokken in het
naburige Strehlen, residentiestraat No. 14. Men weet
niet welk beroep of bedrijf hij uitoefende, of welke zaken
hij deed. Alleen is het bekend dat hij in de laatste zes
weken veel op reis is geweest. In den jongsten Ameri-
kaanschen oorlog moet hij als blokkade-breker aan stoute
ondernemingen Hebben deelgenomen. Hij schijnt vroeger
te Leipzig te hebben gewoond.
Dingsdag ochtend is de vrouw van Thomas, met het
kind van 4 a 5 maanden oud vergezeld van een
Warterinonder toezigt van de politie te Bremerhaven
aangebragt. Zij heeft een zeer gunstig uiterlijk en is
naar schatting ruim twintig jaren oud. Haar gelaat en
geheele voorkomen droegen de kenteekenen van diep, innig
lijden en hevige gemoedsaandoening.
Een aantal slagtoffers der ramp zijn Dingsdag ter
aarde besteld. Reeds des morgens ten 6 ure stond er vóór
het lijkenhuis van het hospitaal een reeks van dertig lijk
wagens, alle met rouwvlaggen en kransen overdekt. Yoor
de bespanning hadden de gezamenlijke rijtuigverhuurders
en voerlieden te Bremerhaven, Geestemünde en Lehre, op
verzoek der openbare magt, hun paarden beschikbaar gesteld.
Op de meeste wagens werden twee lijkkisten geplaatst, op
de overige slechts één.
Tegen half negen kwam oud en jong, rijk en arm, van
alle kanten opdagen om zich bij den treurigen stoet aan
te sluiten. Het stedelijk bestuur, de gemeenteraad, het onder-
wijzers-collegie, het corps officieren van het regement
artillerie te Lehre, de geestelijken der Christelijke en
Israëlitische gemeenten, kortom alle overheden en vertegen
woordigers van alle instellingen namen daaraan deel.
De Luthersche predikant Hashagen deed het gebed,
waarop de stoet zich in beweging stelde. De klokken
luidden en alle winkels waren gesloten. Op het kerkhof
werd treurmuziek uitgevoerd.
Op het kerkhof stonden de harmonie-vereeniging en de
militaire kapel. Bij de aankomst van den stoet deed de
eerstgenoemde de melodie van een koraal hooren, terwijl
de laatstgenoemde zich op het achtergedeelte van het
kerkhof posteerde. Aldaar waren vijftig graven op eene rij