Benoemingen, enz.
Buitenland.
Frankrijk.
Duitschland.
Amerika.
INGEZONDEN.
deswege ingesteld, had op nieuw de aanwezigheid van
zink in eenige soorten daarvan aangetoond. Algemeen
was men van oordeel, dat het publiek behoorde geraden
te worden, geene andere voorwerpen van dezen aard dan
de zwarte, dat is de natuurlijke kleur des elastieke gom
bezittende, te koopen, en aan de winkeliers om geene andere
dan deze te verkoopen, omdat, al is het ook, dat eene
andere, blanke, soort vooralsnog, vrij van zink is bevonden,
niets het publiek waarborgt, dat niet eenmaal eene
wijziging in het fabriceren van deze zal gebragt worden,
tengevolge waarvan ook deze zink zullen bevatten. Ook
werden breedvoerig besproken de middelen om fabrikaten
van algemeen gebruik, die met voor de gezondheid nadeelige
stoffen, zooals arsenicum, lood, enz. bewerkt worden, uit
den handel te weren. Daarbij had men in de eerste plaats
het oog op kleedingstoffen, bij het verven waarvan men
thans veel arsenic-houdende fixeermiddelen gebruikt. Ten
gevolge daarvan bezitten vele kleedingstoffen, o. a. katoenen,
vergiftige eigenschappen, al zijn zij juist niet groen geverfd.
Ten aanzien van behangselpapieren en papier voor rouleaux
werd opgemerkt, dat niet alleen de groene, maar ook de
overige kleurstoffen, waarmede zij geverfd zijn, zelfs ook
de grijze, zeer dikwijls arsenicum bevatten. Zes en zeven
verschillende grijze behangselpapieren, uit een grooten
voorraad gekozen tot het behangen van kamers, bleken,
toen ze onderzocht waren, allen arsenicum te bevatten, en
men mag gerust aannemen, dat dit met den geheelen voor
raad het geval is geweest. Men was het hieromtrent eens,
dat alleen door een wet, die het verkoopen van dergelijke
vergiftigde stoffen en papieren op strenge straffen verbiedt,
dit kwaad kan worden te keer gegaan. In Pruissen is
reeds het verwen van behangselpapieren, tapijten enz. met
groene, arsenic-houdende kleurstoffen, en het verkoopen, ja
zelfs het in voorraad hebben er van, verboden, behalve
tot verzending naar het buitenland, dus ook naar ons land.
Men behoort echter verder dan in Pruissen te gaan.
Bij arrest van het prov. geregtshof in Limburg, van
23 Dec. jl., is H. D. Verschuur, daglooner te Maastricht,
met vernietiging van het vonnis van vrijspraak, veroordeeld
tot vier maanden eenzame opsluiting, ter zake van ver
wonding, met een mes op zijn vader gepleegd.
Onder de zeldzame faillissementen mag zeker worden
gerekend dat eens landbouwers te Keer, wiens passief, naar
men zegt, meer dan een half millioen francs bedraagt.
Het verslag omtrent de geoefendheid der dienst-
pligtigen in Zweden ten vorigen jare, bevat deze opgave
van de 28.893 jongelingen konden 49 pCt. goed en 48 pCt.
een beetje lezen. De Schoolbode vraagt, naar aanleiding
hiervan: hoeveel pCt. had een tamelijk ontwikkelden geest?
Lezen is een middel om met die ontwikkeling op de hoogte
te komen, maar een betrekkelijk zeer onbeduidend middel,
zegt dat blad. Vele niet-lezers staan, Multatuli heeft er
reeds lang met nadruk op gewezen, in ontwikkeling ver
hoven hen, die, omdat ze eenige woorden achter elkander
hoorbaar kunnen maken, (verder gaat het onderzoek door
gaans niet!) een goed merk ontvangen. Er loopen onder-
de miliciens beklagens-, volstrekt niet merkwaardige ossen
en ezels met dat merk aan hunne ooren. En naar 't getal
zullcer merken wil men de ontwikkeling der natie afmeten
Men wil zich daarnaar verheugen over een voordeelig
procentencijfer? 't Wordt tijd, een ander, beter middel bij
de hand te nemen als meter dier ontwikkeling.
Verslag der verrigtingen door de zeemagt in de wateren van
Atsjin; vervolg.
Zr. Ms. stoomschip Aart van Nes vertrok den 24 Sept.
tot het volbrengen van eene den commandant opgedragen
zending naar Gighen en keerde den daaraanvolgenden dag
op Atsjins reede terug.
Den 26 kwamen ter reede Zr. Ms. stoomschip Merapi
en de gouvernements-stoomer Hertog Bernard, beiden van
Poeloe-Bras, terwijl Zr. Ms. stoomschip Deli van de west
kust terugkeerde. Laatstgenoemde stoomer, den 14den te
voren van Atsjin vertrokken, had Kloewang, Patty en de
baai van Rigas bezocht en overigens het noordelijk gedeelte
der westkust bekruist.
Vóór Tello-Kloempang werden op den 23 Sept. door de
Deli drie met peper geladen praauwen aangehouden, welke
niet van passen voorzien waren. Volgens verklaringen der
opvarenden, waren die vaartuigen afkomstig van Ranoe.
De Deli keerde den 27 daaraanvolgende weder naar de
westkust terug.
Zr. Ms. stoomschip Aart van Nes, den 26 weder naai
de noordkust vertrokken, keerde den 29 ter reede van
Atsjin terug.
Station ter oostkust. Omtrent de verrigtingen der scheeps-
magt in die station werd in hoofdzaak het navolgende
gerapporteerd:
De bewaking van dat gedeelte der kust bleef opgedragen
aan Zr. Ms. stoomschepen Timor, Amboina, Bommelerwaard
en Bandjermasin, de gouvernements-stoomers Siak en Boni,
terwijl daarbij voorts vier kruisbooten gebezigd werden.
Van de oorlogsbodems bleef voortdurend een ter reede
van Edi aanwezig, terwijl de stationering der gouvernements-
stoomers en kruisbooten op de Simpang-Olim- Djoeloh- en
Arakoendoer-rivieren ook voor die rivieren voortdurend
de aanwezigheid van een oorlogsbodem noodzakelijk maakte,
ten einde evenbedoelde vaartuigen bij een mogelijken aanval
te kunnen steunen en te zijner tijd behoorlijk van het
noodige te kunnen voorzien.
Zr. Ms. stoomschip Timor bezocht een paar malen het
zuidelijkste gedeelte van de station en vertoefde overigens
hoofdzakelijk voor de Arakoendoer- en Djoeloh-rivieren
en Simpang-Olim.
Door de landings-divisie van Zr. Ms. stoomschip Amboina
i werd den 28 Mei een verkenningstogt gemaakt bij de
i monding van de Simpang-Olim-rivier, ten einde een onder-
i zoek in te stellen naar het al dan niet bestaan van een
i voetpad, voerende naar de Kedei van Simpang-Olim,
zooals volgens ontvangen mededeelingen het geval zou zijn.
Geen voetpad werd echter ontdekt.
De Amboina bekruiste hoofdzakelijk het noordelijk
gedeelte van de station, daarbij herhaaldelijk de verschillende
rivieren en kreeken met gewapende sloepen onderzoekende.
Een paar praauwen, in de Ivoeala-Roesa ontmoet en
voorloopig aangehouden, werden na onderzoek weder vrij
gelaten.
Dat stoomschip vatte den 19 Julij post voor Simpang-
Olim en stoomde den 31 daaraanvolgende naar Edi, om
aldaar de wachtscheepsdienst te aanvaarden.
Zr. Ms. stoomschip Bommelerwaard kruiste gedurende
de maand Mei genoegzaam onafgebroken tusschen Djamboe-
Ajer en Djoeloh.
De rivieren en kreeken werden verscheidene malen onder
zocht en herhaaldelijk des nachts sloepen op brandwacht
gelegd.
Een drietal kleine vaartuigen werden door de sloepen
opgebragt.
Gedurende de eerste helft van Junij werd de wacht
scheepsdienst ter reede van Edi verrigt en verder het
gedeelte Djoeloh en Simpang-Olim bekruist.
De Bommelerwaard bezette overigens gedurende langeren
en korteren tijd de verschillende posten ter oostkust tot
den 22 Aug., op welken datum dat stoomschip naar
Pinang vertrok.
Zr. Ms. stoomschip Bandjermasin, den 22 Mei van Pinang
vertrokken, kwam den daaraanvolgenden dag in de station
terug en vertoefde hoofdzakelijk ter hoogte van Diamant-
punt en voor de Koeala-Mentoel, die herhaaldelijk door
de gewapende sloepen werd bezocht, ten einde daar liggende
vaartuigen te visiteren.
Den 17 Julij te Edi aangekomen om aldaar de wacht
scheepsdienst te aanvaarden, ging de Bandjermasin den 26
daaraanvolgende weder onder stoom ter opsporing van een
25tal schipbreukelingen, die volgens ingekomen berigten op
eene omgeslagen toop in levensgevaar verkeerden.
Na vier dagen den omtrek bekruist te hebben, keerde
het stoomschip onverrigterzake te Edi terug.
Bedoelde schipbreukelingen waren intusschen, zooals
later bleek, door de Aart van Nes gered geworden.
In den avond van den 9 Aug. vertrok de Bandjermasin
naar Deli en kwam den 11 daaraanvolgende te dier plaatse
aan, alwaar een viertal dagen vertoefd werd.
Daarna te Edi teruggekeerd, ging het stoomschip post
vatten voor de Simpang-Olim-rivier ter vervanging van
de Bommelerwaard.
De gouvernements-stoomer Siak, wiens bemanning versterkt
was met een militair detachement, lag steeds in de Simpang-
Olim-rivier.
Een paar sampans, door de Siak aangehouden, werden
na onderzoek weder vrijgelaten.
De omtrek werd herhaaldelijk met gewapende sloepen
onderzocht, terwijl de nabijliggende kreekjes versperd werden.
De gouvernements-stoomer Boni, eveneens met een
militair detachement versterkt, stoomde, na zooveel mogelijk
voor geweervuur geblindeerd te zijn, den 3 Julij de Ara-
koendoer-rivier in en ankerde aldaar op eene door den
stations-commandant aangewezen plaats.
Daarna werd de omtrek met gewapende sloepen onder
zocht, om te kunnen oordeelen over de meerdere of mindere
veiligheid der ligplaats en tevens om terreinkennis op
te doen.
Den 25 Julij werden een paar kleine sampans genomen
en den 17 Aug. eene met rijst en visch geladen praauw.
Den 25 Aug. werden doof twee gewapende sloepen twee
met peper geladen praauwen prijs gemaakt, waarvan de
opvarenden, na het wisselen van eenige schoten met de
bemanning der sloepen, over boord gesprongen en in het
bosch gevlugt waren.
Den 31 daaraanvolgende werd, bij gelegenheid van een
verkenningstogt op de AllorTjidoei, eene verlaten praauw
losgemaakt en medegenomen en daarna de kreek versperd.
Op den 1 Sept. werden de gewapende sloepen van de
Boni in een vrij hevig vuurgevecht gewikkeld met de
bezetting van eene in het hout verscholen versterking.
Nadat eenige granaatschoten op den vijand gelost waren,
werd na verloop van ongeveer drie kwart uur het vuur
der sloepen niet meer beantwoord, en keerden deze naar
boord terug, zonder verliezen geleden te hebben.
De inspecteur van adm. H. S. Bosschart wordt met 1 Jan. a. s.
gedetacheerd bij hel departement van Marine.
Oost-Indië. Benoemd: tot lsten machinist, tevens assistent -
dokmeester bij het ijzeren drijvend droogdok, de 2de baassmid bij
het marine-etablissement te Soerabaija J. Biedéetot 2den machinist
bij de gouv.-marine, de gewezen 2de mach. bij de Kon. Ned.
Marine J. E. Matthiestot 2den baassmid bij het marine-etabliss.
te Soerabaija, de ambtenaar op non-activiteit A. Hamwijk, laatstelijk
die betrekking vervuld hebbende; tot commandeur voor het vak
van scheepsbouw bij het marine-etabliss. te Onrust de vice-com-
maudeur voor dat vak bij het marine-etabliss. te Soerabaija
W. H. Berkhemer. Tijdelijk belast: met de waarneming der
functiën van mach. bij het marine-etabliss. te Onrust, de onder-
baasdraaijer, tevens bankwerker bij die inrigting C. J. van der Wolk.
De ongelukkige krankzinnige Leprêtre, wiens ontvlugting
en mishandeling te Saint-Omer zooveel opspraak verwekte,
is, naar het gesticht Sainte-Anne te Parijs vervoerd, aldaar
jl. Zondag avond uit zijne kamer ontsnapt en van eene
bovenverdieping uit het open venster gesprongen, tengevolge
waarvan hij de dij brak. Hij had, verzekerde hij, eene
poging gewaagd om aan zijne verbitterde vervolgers, die
hem zonder ophouden nazaten, te ontkomen.
Men tracht te Bremen eene som van 300,000 mark
bijeen te krijgen als ondersteuningsfonds voor de weduwen
en weezen der werklieden, die bij de ontploffing te Bremer
haven het leven verloren hebben. Hun aantal bedraagt
niet minder dan 56 weduwen en 135 weezen, terwijl nog
20 werklieden, hoewel in het leven gebleven, door deze
ramp buiten staat zijn gesteld om hun brood te verdienen
en dus mede op ondersteuning aanspraak hebben. Tot
dusver is een derde gedeelte van de benoodigde som
bijeengebragt.
Uit New-York verneemt men, dat de Paus er in heeft
toegestemd voorwerpen van kunst naar de tentoonstelling
te Pbiladelphia te zenden.
LATüBG BRRIGTMKT.
Heden, (28 December 1875), is door burgemeester en
wethouders dezer gemeente afkondiging geschiedt van de
raadsbesluiten van den 12 October 1875, tot heffing der
bestaande belasting op het gemaal en gedistilleerd tot
ultimo December 1876, zoomede van het raadsbesluit van
12 October 1875 tot heffing van een hoofdelijken omslag
voor 1876 tot een bedrag van f 20000, welke besluiten
zijn goedgekeurd bij Z. M. besluit van den 10 December
1875 No 28.
Te Delfshaven is gisteren te water gelaten Zr. Ms
ijzeren stoomkanonneerboot Sperwer.
- Ten behoeve van het rijk is jl. Zaturdag te Utrecht
aanbesteed: Het maken van kazerne, stallen, magazijn voor
artillerie, enz., op het terrein Damlust, te Utrecht. Aan
genomen in massa voor f 716,000 door den heer J. Steen
oven, van Dordrecht.
Het standbeeld van Napoleon op de Vendóme-zuil,
te Parijs, in 1871 omgehaald, is gisteren herplaatst.
Dr. Russel heeft geconstateerd, dat de 625 gevallen
van typhus, welke te Glasgow in de maand Aug. jl. zijn
voorgekomen, allen waren veroorzaakt door melk, afkomstig
uit eene hoeve, waar die ziekte heerschte. Eene wel
gecontroleerde rnelkerij blijkt daaruit voor iedere gemeente
wenschelijk te zijn.
De Daily News vestigt de aandacht op de afschuwelijke
gewoonte om kleine vogels levend te plukken, omdat men
meent, dat hunne vederen, die thans in het toilet der
dame zulk eene belangrijke rol spelen, in dat geval donziger
en beter blijven dan wanneer de vogels eerst gedood
worden. De Daily News spoort de dames aan, zich er toe
te verbinden, geene artikelen van toilet te koopen, die
met vederen van kleine vogels versierd zijn.
Naar de Milaansclie Pungolo meldt, is het «paviljoen»
voor de lijkenverbranding, ter stedelijke begraafplaats van
Milaan opgerigt, bijkans voltooid. Men berekent, dat in
den daarin geplaatsten toestel een graad van hitte zal
worden verkregen, waardoor een lijk in een uur tijd in
asch verkeerd zal worden. Den 15 Jan. zal daarmede het
ligchaam van den ridder Alfred Keiler worden verbrand.
Mijnheer de Redacteur!
Jl. Maandag, den 20 December, had er in de gemeente Anna
Paulowna een gebeurtenis plaats, die waardig is in wijder kring
bekend gemaakt te worden en daarom zou 't mij aangenaam zijn,
wanneer 't onderstaande in uw veelgelezen blad, mogt worden
opgenomen.
Op bovengemelden datum werd te Anna Paulowna het nieuwe
raadhuis feestelijk ingewijd, en al mag dit op zichzelf niet zulk
een belangrijk feit wezen, het wordt een gewigtige gebeurtenis,
wanneer dat nieuwe raadhuis in een nieuwe gemeente verrijst.
Het Nederlandsche volk is er trotsch op, een groot gedeelte van
zijn geboortegrond, als 't ware voet voor voet, aan de baren te
hebben ontworsteld en met regt wordt er in het buitenland gewezen,
op hetgeen van dien aard in ons land is tot stand gebragt. Onder
de voornaamste droogmakingen van den laatsten tijd, neemt voor
zeker, na de Haarlemmermeer, de Anna Paulowna-Polder de eerste
plaats in. Dertig jaren geleden was daar alles nog water en thans
is het een bloeijende en welvarende gemeente, ongeveer 5000 H.A.
groot en met een bevolking van bijna 3000 zielen.
Belangrijk was het, bij de inwijding van het Gemeentehuis, vóór
't openen der eerste raadsvergadering in de nieuwe zaal, de aanspraak
van den burgemeester te hooren. Het doet mij genoegen in
staat te zijn daaruit het een en ander te kunnen aanstippen. Hij
zeide o. a.
„In de geschiedenis van onze gemeente sluit zich met den dag
„van heden het eerste tijdperk, dat van wording en overgang. Kan
„het ongepast zijn, naar aanleiding daarvan, eens even stil te staan
„en een blik te werpen, terug en vooruit?
„Terug, dat is dertig jaren geleden, naar den strijd met golven
„en stormen, naar den zwaarderen strijd met kleinmoedigheid en
„geldgebrek. Hoeveel teleurstellingen er moesten worden geleden,
„hoeveel moeijelijkheden te boven gekomen, eer een lichtglans van
„beter toekomst daagde, de meesten uwer weten het beter dan
„ik en het best van allen weet hij het, ons hooggeacht medelid,
„de heer J. C. de Leeuw, thans nog dijkgraaf van den Anna
„Paulowna-Polder, die zijn naam met de wording van den Polder
„heeft verbonden en wiens geestkracht en volharding, voor zijn
„behoud even noodig zijn geweest als dijken en sluizen.
„Maar, al vorderde het langzaam, men vorderde toch en ziet het
„wonder geschiedde. Als eens in den grooten seheppingstijd, scheidde
„zich het water van de aarde, de zon lichtte over den nieuw
geboren bodem en wekte de sluimerende kiemen en leven ontstond.
„De vlakte werd bevolkt, wegen en vaarten deelden haar af,
„woningen verrezen en al de eischen die aan een geordende maat
schappij worden gesteld, vorderden langzamerhand voorziening.
„Werd daaraan tegemoet gekomen, voor zoover zulks het polder
bestuur betrof," vervolgde hij verder, ,,de zaken die van het
„gemeentebestuur behoorden te worden geregeld konden, door de
„indeeling van den Polder bij een bestaande gemeente, uit den aard
„der zaak, minder goed worden behartigd en gaven eindelijk eenigen
„ingezetenen aanleiding tot het verzoek, om den polder Anna Pau-
„lowna tot een zelfstandige gemeente te verheffen."
Ik weet het, ontveinzen deden de verzoekers zich de bezwaren
niet, aan de oprigting eener nieuwe gemeente verbonden, en met
veel moeite werd tot stand gebragt, hetgeen thans bestaat.
Ook spreker vestigde hierop de aandacht en 't was daarom een
genot te hooren, toen hij verder wees op dejtegenwoordige regeling
van het onderwijs, van de burgerlijke armenverzorging, van de
geneeskundige dienst, van de brandweer, van de stichting eener
nieuwe school en van zooveel dat, in de vijf jaren tijds dat de
gemeente Anna Paulowna bestaat, werd verbeterd of tot stand gebragt