Buitenland. hoogten te vinden en bouwt, er zijn eenvoudig nest opt Later in het jaar, als de jongen kunnen vliegen, begeef, de kievit zich naar de bemeste zand— en veengronden of de klei- en zwavelstreken, waar het dier van insecten, wormen en mollusken leeft, gedierte dat bijna zonder uit zondering voor den landbouw schadelijk is. In liet laatst van Aug. vereenigen zich de kieviten in koppels, en in Oct. trekken zij gezamenlijk zuidwaarts. Het nest van den kievit is zeer eenvoudig. Het mannetje krabt met de pooten, terwijl hij in de rondte loopt, het nest iets komvormig uit, terwijl het wijfje om hem heen loopt. In 't laatst van Maart, gewoonlijk niet voor den 23 of 24 Maart, begint het leggen der eijeren. De kievit legt niet meer dan vier eijeren en begint al dadelijk op het eerste te broeden. De broedtijd duurt 16 dagen. Men vindt somtijds meer dan 4 eijeren in het nest, maar dan mag aangenomen worden dat het eene wijfje hare eijeren bij die van een ander voegt. Bij het zoeken der nesten moet men steeds de oogen ver voor zich uit op den grond gerigt houden. De kreet die de mannetjes doen hooren als zij iemand in de nabijheid bespeuren, is waarschijnlijk het wijfje, dat op de eijeren zit, ter waarschuwing. Zij vliegt niet dadelijk van het nest op, maar verwijdert zich snelloopend een klein eind, om dan in de lucht haar heil te zoeken. Waar men dan een wijfje ziet loopen, kan men zeker zijn een nest aan te treffen. Niet altijd heeft het wijfje als zij opvliegt eijeren; zijn deze in het nest, dan vliegt het dier, nadat het zich eerst een weinig van het nest verwijderd heeft, ongeveer 20 h, 30 meter in een schuine rigting in de lucht omhoog, maar zet zich op eenigen afstand weder neder. Hoe meer eijeren er in het nest zijn, hoe minder hoog zij in de lucht stijgt en hoe korter zij bij het nest blijft. De kievit vindt een beschermer in onze wet. Volgens de wet van 6 Maart 1855 was het verboden kieviten met netten te vangen, en nu mag men na 5 Mei geen eijeren meer verkoopen of vervoeren. De wet van 13 Junij 1857 verbiedt het schieten of vangen van kieviten geheel. Daar het dier tal van kleine diertjes, die voor den landbouw schadelijk zijn, vernielt, is een dergelijke bepaling zeer verstandig. De verkoop der kievitseijeren brengt vele duizenden guldens op. Ten einde groote aardappelen te verkrijgen, vooi*al voor tentoonstellingen enz., neemt men in Engeland knollen van middelmatige grootte en steekt daaruit alle oogen, behalve één en wel het bovenste. In Duitschland heeft men ditzelfde middel ook reeds met goed gevolg aangewend. (Sempervirens). Koningin Isabella en hare dochters hebben de mazelen. Op de Salomon-eilanden is een blanke gevonden, die als krijgsgevangene onder de kannibalen leefde. Den 2 Aug. 11. deed de schoener Bob-Tail het eiland Malayta aan. Den volgenden morgen kwam een boot digt bij de schoener met een plank, waarop met steenkool geschreven was: «John Benton, een blanke, wenscht van het eiland medegenomen te worden.» Daar men voor de bloeddorstige bewoners gewaarschuwd was, zond men goedgewapende sloepen naar het strand; een bijna naakte blanke werd daar door twee krachtige inboorlingen bij de polsen vast gehouden aan het strand; de matrozen wantrouwden de lieden en onderhandelden uit de verte. Benton diende als tolk. Men kwam overeen, dat Benton voor zes bijlen zou teruggegeven worden. Nadat de bijlen geleverd waren, kreeg Benton verlof om naar de sloepen te zwemmen. Aan boord gehaald, vertelde hij, dat hij een Schot was en als matroos aan boord van een Britsch schip gediend had, 'twelk hij met 4 Amerikanen verlaten had. 25 dagen hadden zij met de boot op zee gezwalkt, en zich gevoed met den voorraad, dien zij met een zeil bij hun vlugt hadden medegenomen; 10 volgende dagen leefden zij van 't vleesch van een met harpoenen gevangen haai. Den 36sten dag bereikten zij de Salomon-eilanden. Toen de inboorlingen hen ontdekten, waren de Amerikanen uitgeput en stierven kort daarna. Benton werd door den zoon van het stamhoofd opgeëischt. Hij bragt hem naar zijn vader, die hem gedurende 8 jaren als lid van zijn gezin behan delde. Terstond na den verkoop had het oude hoofd berouw er over en wilde Benton overhalen, weder aan land te gaan. Hij zou een groot feest aanrigten, «met veel varkensvleesch.» Benton liet zich hierdoor niet ver leiden, en de schoener Bob-Tail bragt hem weder onder beschaafde natuurgenooten. Het taeateu der longziekte ï>ij liet Vee. Daar de besmettelijke longziekte nog altijd niet geheel uit Nederland verdwenen is, en de inenting, min of meer gedwongen, bij het uitbreken dezer ziekte wordt toegepast, neem ik de vrijheid de aandacht van de regering, van veeartsen en andere belanghebbenden te vestigen op het volgende artikel, vertaald uit Die Milchzeitung No. 163. Volgens een berigt van den inspecteur van het rundvee aan de Wetgevende Vergadering in Sydney, deelt de Land huishoudelijke Courant aan Eühling, Heft 10, Ao. 1875 mede, dat de Australische regering, welke de verpligte inenting bij het uitbreken der longziekte wenscht in te voeren, aan de gezamenlijke grootste veebezitters der 24 districten de vraag heeft voorgesteld, of zij vóór of tegen het inenten der longziekte stemmen. Van de 352 veebezitters, die bereids van de inenting gebruik hebben gemaakt, is de verhouding van hen, die vóór de inenting stemden tot hen die tegenstemden, als 18 L 51 veebezitters hebben verklaard,, dat zij jaarlijks al het gefokte vee laten inenten, zoodra zij entstof kunnen bekomen. In de Weener Landbouw-Crt. No. 43 1875 komen getuigenissen voor van Australische veefokkers, die bewijzen, hoezeer zij met de inenting zijn ingenomen, en welke niet zonder belang zijn, daar zij den indruk geven van op langdurige ondervinding gegrond te zijn. Zoo heeft bijv. zekere Donald Campbel zich in de Land- bouwmaatschappij van Nieuw-Wales aldus uitgelaten: «Toen wij voor het eerst het rundvee tot voorbehoeding tegen longziekte begonnen in te enten, ontvingen wij de stof uit de longen der zieke dieren. Schoon de grootste voorzigtigheid werd in acht genomen, en ofschoon wij de stof in den best mogelijken toestand bezorgden, hadden wij toch zware verliezen te ondergaan, omdat de daarmede ingeente dieren zeer te lijden hadden, tengevolge van het opzwellen van den staart en andere ligchaamsdeelen. Twee jaren lang zetten wij desniettemin dit inenten voort, tot wij tot de overtuiging geraakten, dat hier het voor behoedmiddel even gevaarlijk was als de ziekte zelye. Dit leidde er ons toe de entstof niet meer uit de long maar uit de borst te nemen, en sedert dien tijd hadden wij ons over weinig of geene verliezen meer te beklagen. Ik kan wel zeggen, dat één ten honderd de ware ver houding is. Ik wilde mij echter nog altijd niet overtuigd houden, dat de entstof uit de borst even werkzaam was als die uit de long was genomen, totdat ik zag, dat de runderkudden van onze meer verwijderde buren, die hun vee niet ingeënt hadden, meer dan getiendeeld werden, terwijl tegelijkertijd ons rundvee, hetwelk ingeënt was, gezond bleef en goed gedijde. Er is intusschen groote voorzigtigheid noodig, om de entstof uit de borst te erlangen. Vooreerst moet het long- ziek-exemplaar, waaruit men de stof wil ontnemen, in het passende tijdperk der longziekte worden gekozen. Het moet dan zoo rustig mogelijk gehouden worden en mag niet heen en weder worden gejaagd eer het gedood wordt. De beste wijze blijft nog altijd, dat men het dier doodt door een kogel in de hersenen en het dan door eene snede in den hals behoorlijk laat uitbloeden. Daarna wordt het op den rug gelegd en alle ingewanden zorgvuldig verwijderd. De vloeistof, die bij het openen der borstholte naar buiten vloeit, is tot inenten onbruikbaar*, daar zij onwerkzaam is. Wanneer echter het vee vet is, zoo bevindt men de longen met een uitslag eenigszins in den vorm van een honiggraat bedekt, en deze bevat eene zeer bruikbare entstof". Doch ook het hart bevindt zich in eene bijzondere huid (hartzak) ingehuld. Juist hierin is nu de allerbeste stof voorhanden en men kan daarvan dikwijls van een tot twee flesschen vol bekomen. De entstof moet de kleur hebben van maderawijn of nog beter van barnsteen. Ik heb reeds eene kleine flesch vol entstof uit de borst zes weken lang in glycerine bewaard en meer dan de helft der kalveren van mijne melkkoeijen met deze stof ingeënt, terwijl ik voor de andere helft versche stof nam. Daarna sloeg ik allen zorgvuldig gade, en ik heb als uitkomst verkregen, dat de bewaarde stof naauwkeurig de zelfde werking had als de versche stof, slechts met dit onderscheid, dat ik voor de bewaarde naald en wollen garen gebruikte, omdat ik geloofde dat de oudere stof niet zoo werkzaam zoude zijn als de versche. Voor het overige neem ik echter niets anders dan het lancet of het mes, wanneer ik versche stof wil inënten, ofschoon bij eenigszins koud weder naald en wollen garen doelmatiger zijn. In den regel kan de stof in grooteren voorraad worden gewonnen dan men behoeft te gebruiken, en kan men dus het overige tot toekomstig gebruik bewaren. Wel blijft de stof meestal niet langer goed dan drie dagen; doch wanneer men telkens juist zooveel in een klein fleschje doet, als men op éénen dag verbruikt, dan echter de flesschen luchtdigt toekurkt en ze in een emmer met koud water onder eene schaduwrijken boom laat staan of dezen emmer in een put aflaat, zoo is deze handelwijze de meest beproefde om de stof, zelfs in het lreete jaar getijde, te behouden. Een aangestoken stuk rundvee, hetwelk slechts een tiende (Engelsche) mijl (twee minuten gaans) ver gejaagd wordt, zal nooit goede entstof afgeven. Men kan veeleer steeds met gemak het geschikte dier voor het winnen van entstof uitvinden, zonder het uit den stal te drijven. Hoe sneller nu zulk een dier geslagt wordt, hoe beter en bruikbaarder de entstof zal wezen. Vooral de wenken over de regte keuze der entstof schijnen mij nieuw en alleszins behartiging te verdienen. Badhoeve, December 1875. Amebsfoordt. Benoemingen, enz. Tot ridder 4de kl. vau den Gouden Leeuw van Nassau is benoemd A. Schotborgh, gepensioneerd kapt. ter zee. De off. van gez. 1ste kl. C. J. A. de Groot, geplaatst bij het hospitaal der marine alhier, wordt met 1 Jan. a. s. overgeplaatst aan boord van het wachtschip alhier. De off. van gez. 1ste kl. M. C. Buijze, laatst behoord hebbende tot het cscader in Oost-Indië en van daar den 23 Dec. terug gekeerd, is met dien datum op non-activiteit gesteld. Met ingaug van den 16 dezer wordt de off .-mach. 1ste kl. A. Sol op zijn verzoek, ter zake van langdurige diensttijd, op pensioen gesteld, onder toekenning: van een jaarlijksch pensioen van f 1000, en van eene verhooging van het pensioen, ter somma van f 1200 's jaars, voor verblijf in militaire dienst in 's Rijks overzeesche bezittingen en koloniën en tusschen de keerkringen; en den mach. lste kl. in het vaste corps A. Jongkees wordt benoemd tot off.- mach. 2de kl. STATEN-GENERAAL. Eerste Kamer. Zitting van Donderdag 30 December. De aan de orde gestelde wetsontwerpen zijn aangenomen, waaronder hoofdstuk I der Staats- begrooting voor 1876 (Huis des Koniugs) hoofdstuk Vila (Nati onale Schuld) en de Wet op de Middelen. De verdere behandeling der Staatsbegrooting is verdaagd en de Kamer uiteengegaan tot Dingsdag avond 11 Jan. 1876. Frankrijk. Jl. Maandag werden de lijken der op 18 Maart 1871, bij het uitbreken van den opstand te Parijs, in de rue B.osier doodgeschoten generaals Lecomte en Clement Thomas plegtig bijgezet op het kerkhof Père la Chaise, waar krachtens een besluit van de Nationale Vergadering een gemeenschappelijk graf voor hen was ingerigt. Tot dusverre waren de lijken begraven op het kleine kerkhof Saint-Vincent. De lcisten werden onder toezigt eener commissie opgegraven en naar het hotel des Invalides over- gebragt, waar zij in eene kapel geplaatst werden. Gedurende den nacht waakten daarbij drie invaliden en bloedver wanten van de overledenen. Een groote menigte verza melde zich reeds vroeg in den morgen op het plein vóór het hotel, maar werd weldra verdreven door de militaire magt, die niet slechts het plein, maar ook de aangrenzende straten afzette. Ten negen ure werden de troepen, welke aan de plegtig- heid moesten deelnemen, ongeveer 15,000 man van alle wapens, opgesteld. De hoofdingang van het hotel des Invalides was met floers bekleed, waarop een L. en C. T. waren aangebragt. Aan beide zijden stond eene groote urn, waarin gele vuren brandden. Alle staatsambtenaren en de leden der Nationale Vergade ring waren tot de plegtigheid uitgenoodigd. De leden der regterlijke magt en andere collegiën kwamen in rijtuigen, die door kavallerie waren geëscorteerd, gelijk dit bij groote plegtigheden plaats heeft. Een gedeelte der afgevaardigden kwam te voet. Onder hen merkte men vele oud-repu blikeinen op, zooals Pascal Duprat, Langlois, Schölcher, enz., want ook Clement Thomas was een republikein van 1848, en in 1870 kommandant der nationale garde te Parijs. Ook de ministers waren aanwezig; Mac-Mahon liet zich vertegenwoordigen door zijn adjudant, kolonel Broye. Ten tien ure verscheen de kardinaal-aartsbisschop van Parijs met zijn geestelijken, en werd door de parochie-geestelijken ontvangen en naar de kerk geleid. De kerk was met zwart bekleed en met vaandels versierdin het midden stonden de twee doodkisten. Ten 11 u. 40 m., toen de aartsbisschop den zegen gaf, losten de kanonnen voor het hotel vijf schoten; de trom werd geroerd en de soldaten presenteerden het geweer. De beide kisten werden door de invaliden en de regements-kinderen naar den drempel gebragt, waarop zich de stoet in beweging zette. Achttien rouwkoetsen en 40 equipages waren in den stoet, die overigens uit militairen bestond. De lijkwagens werden elk door 4 paarden getrokken; op den geheelen weg naar het kerkhof stond eene digte menigte geschaard, maar nergens was een spoor van eenige demonstratie. Nogtans was er eene zeer aanzienlijke politie- magt op de been en vooral bij het kerkhof, waar men ten een ure aankwam, waren groote maatregelen genomen. Alleen de stoet werd toegelaten. Alle toegangen naar de graven waren door soldaten afgezet. Het graf is zeer eenvoudig. Op de zerk staat het beeld van Frankrijk met opgeheven handen, in elk waarvan het een lauwerkrans houdt. Op de beide zijden van het voet stuk staan de namen, titels, geboorte— en sterfjaar der generaals. Er werd geene redevoering gehouden; slechts de priester sprak zijn zegen. De Parijsche politie heeft zich, na lange vergeefsche pogingen, meester gemaakt van een vrouwelijke pick- pocket, die, na uit Saint-Lazare ontsnapt te zijn, als man verkleed, hare operatiën voortzette in gezelschap van een meer bejaarden deftigen Brit, die zich vader noemde van het jonge mensch. Een politie-agent heeft achterdocht gekregen, toen hij de manier zag, waarop de verkleede en in een Schotschen plaid gewikkelde in een rijtuig stapte. De zakken van de beide Engelschen waren een pakhuis van kleinoodiën. De vrouw had een revolver met zes schoten in den zak, maar bood niettemin geen weerstand. Te Havre, waar de bekende dierentemmer Bidel tegenwoordig voorstellingen geeft, had jl. Woensdag bij een daarvan een treffend schouwspel plaats. Op het oogenblik dat alle wilde beesten in het groote tooneelhok vereenigd waren en Bidel een schaap legde op de rug zijner leeuwin, sprong een leeuw uit het Atlas-gebergte, niet lang geleden in een val gevangen, onverhoeds op het onnoozele dier toe en nam het in zijnen muil op, in woede te midden der overige hokgenooten terugspringende. Er was geen seconde te verliezen. De geringste aarzeling, welke het woest instinct der dieren tijd zou gunnen om zich te verlevendigen, zou noodlottige gevolgen hebben gehad. Bidel snelde naar den oproerigen leeuw, bragt hem een geweldigen slag op den muil toe, hem aldus noodzakende om zijne prooi te laten vallen. Voorts, met blikken en gebaren alles om zich heen in bedwang houdende, herstelde hij de verbroken orde onder de daverende toejuichingen der aanschouwers, die van angst den adem hadden ingehouden. Daarop deed den temmer den bovenbedoelden leeuw in zijne eigene kooi teruggaan, maar op het oogenblik, dat hij de deur sloot, deed het dier een nieuwen sprong, als wilde het hem te lijf. Bidel keerde in het hok terug en diende hem eene geduchte kastijding toe. Wederom echter sprong het dier toen hij zich verwijderde op hem los; voor de tweede maal trad de onverschrokken temmer op hem toe en ditmaal kroop de leeuw sidderend in een hoek, om zich niet meer te verroeren. De krijgsraad te Toulon heeft kapitein Galibert, com mandant van het verbrande schip Magenta, van alle schuld aan dat onheil vrijgesproken. Engeland, De Amerikaansche gevolmagtigde te Londen heeft, namens [zijn gouvernement, aan de Britsche regering gevraagd, hoe zij denkt over eene gemeenschappelijke tusschenkomst der Europeesclie mogendheden, met het doel om aan het bloedvergieten op Cuba een einde te maken»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1876 | | pagina 2