HELDËRSOHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
1876. N°. 3.
Vrijdag 7 Januarij.
34 Jaargang.
Binnenland.
„Wij huldigen het goede."
Venehynt Dingsdag, Donderdag en Zatordag namiddag,
Abonnementsprijs per kwartaal
franco per post
1 80.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN BP. 163.
Prijs der Advertcntiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Klken Donderdag vertrekt de mail nnnr
Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
Vaststelling der 290ste Staatsloterij.
Het Gemeentebestuur van den Réider brengt ter openbare
kennis, dat door Z. Exc. den Minister van Financiën, bij resolutie
van den 7 December 1875, No. 32, krachtens de daartoe door
den Koning verleende magtiging, is vastgesteld de 290ste Staats
loterij, bestaande uit 21000 loten, 10500 prijzen en twee premiëu,
overeenkomstig het plan aan die resolutie gehecht.
Beide stukken, geplaatst in de Staatscourant, zijn ter Secretarie
der gemeente ter lezing nedergelegd.
Het Gemeentebestuur voornoemd,
Helder, STAKMAN BOS3E, Burgemeester,
den 3 Januarij 1876. L. VERHEY, Secretaris.
HELDER en NIEUWEDIEP, 6 Januarij.
Gedurende het jaar 1875 zijn alhier voor de ligting der
nationale militie van 1876 ingeschreven 192 jongelingen.
Dit getal is 25 meer dan dat van een jaar te voren.
Jl. Dingsdag werd in het lokaal Tivoli eene bijeen
komst gehouden van belangstellenden in eene feestelijke
ontvangst der mariniers, die uit Atsjin eerstdaags alhier
worden verwacht. De heer Spanjaard, president der
commissie die zich alhier heeft gevormd ter bevordering
van dat doel, opende de bijeenkomst en deelde mede, dat
zich deze commissie heeft gevormd naar aanleiding van een
in de Held. en Nieuwed. Crt. geplaatst artikel, waarin de
wenschelijkheid van eene feestelijke ontvangst werd betoogd.
Spreker deed uitkomen dat het, in afwachting der geldelijke
bijdragen van de ingezetenen, aan de commissie het meest
geschikt voorkomt om de aankomenden op te wachten,
begeleid door land- en zeemagt, hier aanwezig, een
optogt te houden door de gemeente, in vereeniging met
burgelijke corporatiën, verder aanbieding van den eere
wijn, en den volgenden dag hetzij diner, bal, of tooneel-
voorstelling in de onderscheidene zalen in deze ge
meente. Wat de zamenstelling der commissie betreft,
geeft spreker in overweging of het, daar er bezwaren tegen
zijn geopperd, wenschelijk zoude zijn, die op eene andere
wijze zamen te stellen.
Na gehouden discussie, wordt echter besloten aan de
bestaande commissie de voorbereiding van hetgeen tot eene
feestelijke ontvangst noodig is op te dragen, welke opdragt
wordt aanvaard.
Door een der aanwezigen wordt aan de commissie de
wenk gegeven om zich ter bevordering der zaak de mede
werking te verzekeren van Z. K. H. Prins Hendrik en
van ZExc. den minister van Marine.
Nog wordt de vraag gedaan of de met dezelfde gelegen
heid aankomende militairen van het koloniale leger in de
feestelijke ontvangst zullen deelen, waarop door den president
bevestigend wordt geantwoord wat betreft de koloniale
militairen, die in Atsjin zijn geweest.
De president deelt mede dat den volgenden dag de
inteekenlijsten zullen rondgaan en beveelt de aanwezigen
aan om van hunne belangstelling te doen blijken. Naar
hij vernomen heeft, worden te Amsterdam en te Rotterdam
maatregelen genomen om eene feestelijke ontvangst der
aldaar tehuis behoorende mariniers voor te bereiden; hij
hoopt dat de ingezetenen van den Helder niet zullen willen
achterstaan bij die van grootere gemeenten, daar waar het
geldt hulde te brengen aan hen, die hun leven veil hadden
voor de verdediging des vaderlands.
Wij vernemen met genoegen, dat mejufvr. Gerardine
de Koning, ex-pensionaire van Z. M. den Koning, den
17 dezer in Musis Sacrum zal optreden. We vestigen de
aandacht hierop van muziekliefhebbers, omdat het te geven
concert, waarvan het programma keurig is zamengesteld,
waarlijk iets goeds belooft.
Naar aanleiding van het koninklijk besluit van den
2 dezer wordt Zr. Ms. schroefstoomschip 4de kl. Aruba,
liggende alhier, met den 16 daaraanvolgende in dienst
gesteld en het bevel over dien bodem opgedragen aan den
luit. ter zee 1ste kl. jhr. J. A. Roëll.
Blijkens een jl. Dingsdag morgen bij het departement
van Koloniën ontvangen telegram van den gouverneur-
generaal van Nederl.-Indië, is den 31 Dec. jl. het navol
gende door generaal—majoor Pel aan de Indische regering
berigt
Den 27 Dec. werd Ketapang Doea, den 28 Loöng (de
plaats van het patrouillevecht van 4 Sept.) tusschen Lohong-
Mibouw en Longbattah, den 29 Djempit (zuidwestelijk van
Ketapang Doea) genomen en bezet. Bij het nemen van
Ketapang Doea werd, tengevolge van de daags te voren
door den vijand geleden verliezen, geen tegenstand onder
vonden. Ook de vermeestering van Loöng kostte ons geen
verlies. Bij Djempit bood de vijand eenigen weerstand.
Den 30 Dec. rukte eene kolonne op naar Pakan Badak;
zij kwam dien dag tot Lamhasan; hier was de tegenstand
hevig. De geest der agerende troepen is uitmuntend: de
gezondheidstoestand gunstig, behalve bij de oarissan van
Bangkallan. Van het begin der actie af had men droog
weder. Aan onze zijde sneuvelden 4 minderen, terwijl de
luits. Aeilkema, Verhofstad en Ahn ligt gewond werden.
Volgens ontvangen berigten, hellen Simpang Olim en
Tandjong Semantoh over tot onderwerping.
Tot dusver is aan 's Rijks munt voor ruim 41 millioen
aan tienguldenstukken geslagen.
Aangenomen het beroep naar de Doopsgez. gemeente
te Amsterdam, door ds. R. Brouwer, pred. te Zaandam.
Bedankt voor het beroep naar Sneek door ds. van
Lindonk, pred. te Heemstede.
Bedankt voor het beroep bij de Evang. Lutb. gemeente
te Schiedam door ds. J. A. Heiwig, Herst. Evang. Lutb.
pred. te Enkhuizen.
De bevolking der gemeente Schagen bedroeg op
31 Dec. 1874: 1465 mann., 1533 vrouw. In 1875 geboren:
57 m., 64 vr., van elders ingekomen: 120 m, 173 vr.,
totaal 177 m., 237 vr. In 1875 overleden: 45 m., 39 vr.,
naar elders vertrokken: 136 m., 170 vr., totaal 181 m.,
209 vr. De bevolking op 31 Dec. jl. beliep 3022, verdeeld
in 1883 Ned. Herv., 21 Evang. Lutb., 1 Herst. Lutb,
157 Doopsgez., 4 Remonstr., 5 Chr. afgesch., 899 Roomsch-
Cath., 4 Oud-Roomschen, 48 Ned. Israëlieten.
De bevolking der gemeente Haringkarspel bedroeg
op 31 Dec. 1874: 1046 mann., 969 vrouw. In 1875 gebo
ren42 m., 36 v., van elders ingekomen: 75 m., 81 v.,
totaal 117 m., 117 v. In 1875 overleden: 23 m., 27 v..
naar elders vertrokken: 77 m., 85 v., totaal 100 m.,
112 v. De bevolking op 31 Dec. jl. beliep 2037, verdeeld
in 1059 Ned. Herv., 7 Evang. Luth., 15 Doopsgez., 27
Chr. Geref., 929 Roomsch-Cath.
De bevolking der gemeente Barsingerhorn bedroeg
op 31 Dec. 1874: 1232 mann., 1182 vrouw. In 1875
geboren: 46 m., 45 v., van elders ingekomen: 87 m., 127 vr.,
totaal 133 m., 172 v. In 1875 overleden: 43 m., 33 v.,
naar elders vertrokken: 102 m., 120 v., totaal 145 m.,
153 v. De bevolking op 31 Dec. jl. beliep 2421, verdeeld
in 2115 Ned. Herv., 18 Evang. Luth., 184 Doopsgez., 4
Chr. Afgesch., 89 Roomsch-Cath., 10 Ned. Israëlieten,
1 behoorde tot geene der genoemde, gezindheden.
In 1875 zijn te Alkmaar geboren 236 jongens en
240 meisjes, te zamen 476 kinderen. Er stierven 183 mannen
en 183 vrouwen, te zamen 366 personen. Er huwden 117
paren. 2 Scheidingen van tafel en bed werden uitgesproken
en 1 echtscheiding werd ingeschreven. De bevolking bedroeg
op 1 December 1874, 11,980 personen; op 31 Dec. 1875,
12,069 personen, waaronder begrepen zijn 173 opvoedelingen
in het verbeterhuis.
Jl. Dingsdag heeft ten raadhuize te Alkmaar de aan
besteding plaats gehad van de navolgende gemeentewei'ken
1. Het onderhoud van alle gemeentegebouwen, scholen,
bruggen, riolen en verdere gemeentewerken, benevens het
uitvoeren van eenige vernieuwingen aan die gebouwen, ad
f 5900, door J. Metz Burkunk, te Alkmaar.
2. Het doen van eenige vernieuwingen aan de bruggen,
ad f 5200, door denzelfde.
3. Het leveren en vervoeren van de benoodigde mate
rialen voor de buitenwegen en voetpaden enz., ad f 6182,
door J. Oldenburg, te Bergen.
4. Het vernieuwen van eenige gedeelten walmuur, ad
f 2882, door C. Grootegoed, te Alkmaar.
5. Het onderhoud van den weg van den Bergerwegtot
in het dorp Egmond aan den Hoef, met de daarbij behoo
rende werken, alshet tolhuis en aanhooren, 2 bruggen en
7 duikers, ad f 1480, door J. Oldenburg, te Bergen.
Men meldt uit Nieuwe-Niedorp, dd. 3 Jan.:
«In het afgeloopen jaar was de gezondheidstoestand in
deze gemeente zeer gunstig. Tegenover 58 die geboren
werden, stierven slechts 31 personen. Bovenmate groot
echter is het getal der overleden kinderen; immers van
de 31, die op het register der overledenen staan, komen
niet minder dan 21 kinderen voor, beneden den leeftijd
van één jaar. Onwillekeurig rijst de vraag: van waar dat
hoogst ongunstig cijfer voor de kinderen, terwijl geen
besmettelijke ziekte heerschte?»
In de vorige week had te Kolhorn het volgend
ongeval plaats: Op een scheepje met steenkolen geladen
sloeg, tusschen hier en Wieringen, door een rukwind een
schippersknecht overboord en verdronk.
Jl. Dingsdag morgen heeft op het terrein der
Utrechtsche gasfabriek eene gasontploffing plaats gehad.
Een steenen loots is uiteengeslagen en vele werklieden zijn,
volgens het U. D., meer of minder gewond, doch gelukkig
niemand gedood.
Onder den titel: «Een onverzoenbare misdaad,»
(William Alexander King), leest men in het UtrechtschD.:
«Met den kogel des zelfmoordenaars in 't voorhoofd,
lag een man drie dagen en nachten tusschen leven en dood
in het hospitaal te Bremerhaven. Dezelfde zaal bevatte
de lijdenssponden van een aantal gewonden en stervenden.
Artsen en oppassers gaan en komen, hier om te verbinden,
ginds om de gruwzaamste smarten met opium te smoren;
hier een lijder de verzengde oogen te verkoelen, daar een
ongelukkigen geamputeerden te verbinden, ginds een ster
venden den laatsten waterdroppel toe te reiken, of een
anderen de oogen toe te drukken. Zoo ging het vier
dagen onophoudelijk door. En de man, die de schuld was
van dat alles, lag tot Donderdag te midden zijner slagt-
offers. Ontwaakte hij uit zijn wondkoorts, dan zag hij,
hoe zijn buurman, die gisteren nog als een verbrande
klomp, zich aan het leven vastklemde, thans het doodslaken
over het verstijfde gelaat werd gelegd, of hij zag, hoe op
het sterfbed van een lijder, die een uur geleden naar de
lijkenzaal was gedragen, een ander zooals een Yankee
uitdrukking luidt minus-, gezigts-, slag- en trap-
benoodigdheden werd nedergelegd. En in het vertrek
daarnaast, stapelde men ledematen bij ledematen van onbe
kende verscheurde menschenligchamen, in kisten op elkander!
Een akelig zoeken naar overblijfsels van honderd dooden!
Dit hoofd, dat nog een glimlach vertoonde, was met een
scherts op de lippen in de eeuwigheid geslingerd. Ginds
aan die fijne vrouwenhand, met den trouwring aan den
vinger, zou een gade dien zijner levensgezellin moeten
herkennen, ware hij zelf niet reeds gekist voor den stillen
doodenakker! Wie telt de dooden, die in de volheid des
levens aan gindsche kade hadden gestaan, om een laatst
hartelijk vaartwel te hooren van bloedverwanten en vrienden,
en die eenige minuten later, tot atomen vermorzeld, door
den Decemberwind zijn verwaaid, als ligt en waardeloos kaf.
En wederom brak een morgen aanDe klokken speelden
De schepen in de haven rouwden, duizenden vormden
weenend een dubbele heg langs de straat, waar veertig
doodkisten, vol van wat er restte van honderd dooden,
den droevigsten stoet vormden.
Een uur later klonken in den killen morgennevel de
treffendste woorden aan de geopende graven, en geen
forsche, door 's levens stormen verweerde man, of hij balde
de- vuist en pinkte een traan weg, van ontzaggelijken
weedom
Al dien tijd lag die eene man, zwaar ademhalend en
met helder bewustzijn, op zijn sterfbed, zelf slechts voor
enkele dagen aan de klaauwen des doods onrukt. Vrouw
en kind weenden aan zijne sponde, en drie andere onschul
dige kleinen, zullen welligt daarginds het kinderlijk gebed
ten hemel hebben gezonden, dat met de woorden eindigt:
God bless dear mamma
God bless dear papa,
And all my brothers and sisters.
Dear papa! Maar hij was op dit oogenblik de meest
gevloekte man uit Europa, hij was William AlexanderKing uit
New-York. Al die duizenden wonden schreeuwden het
schuldig over hem uit! Al die brekende oogen, zaal in,
zaal uit, klaagden hem aan. En die anderen, van zoo
even! Een zwijgend testament voor de nog levenden!
Ook hij is gestorven. Maar het edele bevel, om voor
de majesteit des doods zwijgend zich te buigen, blijft hier
werkeloos tegenover zulk een schuld!
Geen weerwolf uit een sprookje, was Alexander King
uit New—York. Hij had niet den blik des moordenaars,
was geen holoogige Cassius, geen bleeke, mensclienschuwe
Yankee met een boksbaard om den kin, hij was een deftig,
welgedaan man, met open gelaat en effen voorhoofd, een
man die leefde en leven liet, oogenschijnlijk een goedhartig
medeburger. Geen zaamgegroeide borstelige wenkbraauwen,
geen lantaarnvormige kin van een diermensch, zooals die
in de anatomische kabinetten worden vertoond, maar een
gentleman geleek hij, een smart maneen heldere kop,
«een selfmade manal is hij later ook zijn klein vermogen
in valsche assurantiën en helsche machines gaan beleggen!
Zoo beschouwden hem althans zijn vaderland, en het
kleine dorpje bij Dresden, waar hij zijn naamloos misdrijf
heeft overlegd, of het met misschien nog onbekende eed-
genooten, een vereeniging van satans, heeft uitgesponnen.
Het pistoolschot, dat hij na de ontploffing, uit ergenis over
het mislukken op zichzelf loste, werd zijn aanklager.
Zonder dit zelfverraad had de Nemesis hem misschien
bezwaarlijk kunnen treffen.
Intusschen was mén gewaarschuwd, en ware het onheil
te voorkomen geweest, wanneer de Britsche en Duitsche
autoriteiten slechts de voorzigtigheid hadden gehad, die de
Fransche regering, blijkens de door de Times medegedeelde
bijzonderheden, zoo teregt heeft in 't oog gehouden, waar-