ELIERM'lr!
U MEEWEIIEPER CID1ANT.
1876. N". 5.
Woensdag 12 Januarij.
34 Jaargang.
BEKENDMAKING.
Binnenland.
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingadag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1 30.
franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Hlken Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
Het Gemeentebestuur van den Helrler brengt, ter voldoening aan
het bepaalde bij de wet van den 2 Junij 1875 (Staatsblad No. 95),
ter openbare kennis, dat aan GEBROEDERS MOORMAN alhier
vergunning is verleend tot uitoefening eener Grofsmederij, op den
achtergrond van het perceel Sectie H, No. 5688, gelegen iu deze
gemeente.
Het Gemeentebestuur voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester,
den 8 Januarij 1876. L. VERHEY, Secretaris.
HELDER en NIEUWEDIEP, 11 Januarij.
Bij den uitgever L. A. Laureij, alhier, is een werkje
ter perse, getiteld: «Eenige bladzijden uit den Atjeh-
oorlog,» door W. F. Paehlig, luitenant der mariniers, uit
te geven ten voordeele der vereeniging het Roode Kruis.»
De schrijver van dit werkje verhaalt hier in boeijenden
stijl een aantal feiten uit den Atjeh-oorlog en voornamelijk
die krijgsverrigtingen, waaraan hij voor het meerendeel
persoonlijk deelnam en waarbij een deel van het corps
mariniers zulke uitstekende diensten heeft verrigt. De
namen van een aantal officieren die aan dezen oorlog hebben
deelgenomen, en van hen die op het bed van eer hun
leven lieten, worden in dit boekje aan de vergetelheid
ontrukt. Vooral aan de nagedachtenis van zijn diepbetreurden
vriend, den lsten luitenant der Infanterie E. G. F. von
Ende, wijdt de auteur een aantal bladzijden, waarin hij
de krijgsbedrijven van dien dapperen officier beschrijft.
De uitgever vertrouwt' dat dit werkje, om zijne belang
rijkheid, met welwillendheid zal worden ontvangen. Te
meer rekent hij op eene ruime deelneming, vermits het
voor een hoogst liefdadig doel wordt uitgegeven. De prijs
is slechts f 0.50.
Als een gevolg van de onlangs herziene daggelden
voor de mindere geëmployeerden bij de Rijkswerven zijn
aan verschei lenen hunner met ingang van 1 Januarij 11.
verhoogde bezoldigingen toegekend.
Per stoomschip Ymer, kapt. J. Iiasse, zijn uit Zweden
alhier aangebragt zes ijzeren kanonnen van 24 centimeters.
Zij zullen op de marinewerf worden gelost om later per
scheepsgelegenheid naar Oost-Indië te worden overgebragt
met een 900tal kogels, die reeds sedert lang op de werf
opgeslagen liggen en op scheepsgelegenheid wachten.
In de Siam Weekly Advertiser van den 25 Nov.
lezen wij het volgende over de Nederlandsche korvet
Cura9ao. «Dit schip,» zegt het blad, «maakt een kruis-
togt door de wereld. Het heeft de Vereenigde Staten van
Noord-Amerika, Japan, China en Manilla bezocht en kwam
te Bangkok den 17 dezer van Batavia aan. Ziin bezoek
aan Siam draagt geheel een vriendschappelijk karakter.
Het is alleen om de Nederlandsche vlag in de golf van
Siam te vertoonen, de goede verstandhouding, die tusschen
Nederland en Siam heerscht, te doen uitkomen, en te
toonen dat het Nederlandsche gouvernement gereed staat
den handel van zijn land overal waar het kan aan te
moedigen en te beschermen.» Na de namen der officieren
genoemd te hebben, die zich aan boord van de Cura9ao
bevinden, deelt het blad mede, dat de heer Senn van
Bazel, de Nederlandsche consul, aan de Siamesche rege
ring de aankomst der korvet heeft bekend gemaakt. Hij
verzocht tevens voor de officieren dergelijke bewijzen van
beleefdheid als de Siamesche regering gewoonlijk aan
bezoekers van gelijken rang schonk.
In antwoord hierop stelde Z. Exc. Chow Phija Bhanu-
wogska, Maha Kohsah T'baudee, minister van Buitenl.
Zaken, ter beschikking van den consul het ambassadeurs-
hotel, om de heeren der korvet naar eisch te kunnen
onthalen en gelastte, dat een ambtenaar van het ministerie
van Buitenl. Zaken het Siamesche stoomjagt aan den
consul ten gebruike zou afstaan om de officieren naar
Bangkok te brengen.
De heer Senn van Bazel haalde de officieren af, en den
volgenden dag heesch de korvet de Siamesche vlag en
loste 21 kanonschoten.
De Siamezen beantwoordden die beleefdheid met de
inlandsche vlag van een der forten te hijschen en evenzoo
21 kanonschoten af te vuren.
De officieren werden aan den minister van Buitenl. Zaken
voorgesteld. Z.Exc. schonk hun een vriendelijke ontvangst,
hield een levendig onderhoud met de heeren, toonde hun
de nieuwe kamers van zijn pas voltooid huis met al hare
bijzonderheden en proeven van in Siam gefabriceerde
meubelen.
«Wij vernemen,» gaat het blad voort, «dat de regering
van Nederl.-Indië een belooning gezonden heeft voor sommige
ambtenaren en lieden te Trang voor hunne vriendelijke
hulpvaardigheid, die zij aan een ongelukkigen Nederlander
bewezen hebben, die door het getij, de winden en stroomen
van den mond der Atsjin-rivier naar de Siamesche pro
vincie Trang gedreven was. Na achttien dagen aan gevaren,
honger en dorst te zijn blootgesteld geweest en (het is te
begrijpen!) zeer uitgeput, werd hij door visschers te Trang
opgenomen. Deze bragten hem naar de rahja van de plaats,
die hem vervolgens naar Penang zond, vanwaar hij weer
het Nederlandsche oorlogschip bereikte, waartoe hij behoorde.»
Deze daad van menschlievendheid verdient de oplettendheid
en de belooning, welke de Nederl.-Indische regering aan
de redders van een ongelukkigen Europeaan willen schenken.
Uit het nommer van den 2 Dec. blijkt, dat sommige der
officieren de nieuwe Munt bezochten. De minister van
Buitenl. Zaken kwam op de korvet aan kapitein van der
Velde een bezoek brengen en bij deze gelegenheid werden
de geschenken getoond, die voor den rahja en anderen te
Trang bestemd waren. Die geschenken bestonden in een
prachtig gegroefd achterlaadgeweer met patronen enz., een
telescoop en f 100.
Nog bezochten de heeren officieren, in gezelschap van
den heer Senn van Bazel, eenige zeer hooggeplaatste per
sonen met bijzonder lange namen. (Het Vaderland)
Bedankt voor het beroep naar de Chr. Geref. gemeente
te Broek op Langendijk door ds. H. G. de Jonge, pred.
te Driesurn.
Omtrent den loop der longziekte onder het rundvee
in de provincie Noordholland gedurende het jaar 1875 kan
het volgende worden medegedeeldHet getal der runderen,
aangegeven als door gezegde ziekte aangetast, bedroeg 2553
in 1871, 1303 in 1872, 323 in 1873, 165 in 1874 en in
1875 slechts 25, waarvan 7 te Haarlemmermeer, 5 te Am
sterdam, 4 te Sloten, 3 te Oude Niedorp, 3 te Velzen, 2 te
Landsmeer en 1 te Beemster. In de maand Januarij werden
2 longzieke runderen aangegeven, in Februarij 1, in April 2,
in Mei 4, in Junij 7, in Julij 1, in September 2, in October 2,
in November 1 en in December 3. Van de 25 aangegeven
runderen zijn 2 gestorven, terwijl de overige 23 na ontei
gening werden afgemaakt. Wegens schadeloosstelling voor
de onteigende zieke runderen is aan de veehouders betaald
f 2041.50, tegen f 18,056 in 1874, f 35,888 in 1873 en
f 120,090 in 1872. Voorts werden in 1875 als verdacht
van longziekte, op bevel van den minister van Binnenl. Zaken
in Noordholland onteigend en afgemaakt 151 runderen,
waarvoor f 20,982 als schadeloosstelling werd uitgekeerd.
Door den Commissaris des Konings van Noordholland
is aan de burgemeesters dier provincie officieel verzocht
om al de hun ten dienste staande middelen te bezigen,
om tegen te gaan het misbruik van sterken drank, waaraan
vele lotelingen der nationale militie op den dag der loting
zich schuldig maken.
Te Texel schoot jl. Zaturdag een prachtige valk uit
de lucht op zijn prooi neer, namelijk een huismusch, die
tegen een der ramen van het koffijhuis de Oranjeboom,
aan den Burg gezeten was. De aanval mislukte en de
roofvogel geraakte door een der ruiten van het koffijhuis
naar binnen, alwaar hij spoedig werd gevangen. De valk
zal worden gezonden aan Natura Artis Magistra te
Amsterdam.
Dezer dagen is, in tegenwoordigheid van het dagelijksch
bestuur van Waard en Groet, de hoofdingelanden van dien
polder en eenige belangstellenden, het nabij Kolhorn
geplaatste hulp-stoomgemaal aan een proef onderworpen,
die uitmuntend voldeed.
Ook te Alkmaar is eene afdeeling gevestigd van
Volksonderwijs, vereeniging tot bevordering van liet volks
onderwijs en het schoolbezoek. Het bestuur is zamengesteld
uit de heeren dr. O. J. de Lange, voorzitter; J. van der
Kaay, penningmeester en M. J. Wuijster, secretaris. Er
bestaat uitzigt, dat in den loop van dezen winter een of
meer voordragten over volksonderwijs in de genoemde
afdeeling zullen gehouden worden.
Te Alkmaar ontstond jl. Zondag avond ten ongeveer
10 ure brand ten huize van den pruikenmaker J.A. Basie.
Door de hulp der brandweer was men de vlammen spoedig
meester. Het huis is van binnen belangrijk beschadigd.
Van den inboedel is veel gered. Als oorzaak van den
brand noemt men het omvallen eener petroleumlamp.
Alles was tegen brandschade verzekerd.
Te Egmond aan Zee is dezer dagen een man onder een
afgegraven duin bedolven geraakt en als lijk uit het zand
gehaald.
Het Hbld. verneemt, dat de nieuwe aanlegplaats
te Queensborough voor de booten der Maatschappij Zeeland
geheel voltooid is. De opening van de geregelde dienst
wordt tegen een 1 Maart verwacht.
Het zuidelijke zeehoofd van het Noordzee-kanaal
heeft zijne volle lengte van 1528 M. bereikt. Jl. Woensdag
werd deze overwinning op de elementen door het uitsteken
der Nederlandsche en EDgelsche vlaggen aangekondigd.
Onder de Arnhemmers, dit jaar voor de militie inge
schreven, komt er een voor, wiens ouders zich de weelde
veroorloofden hun zoon met zeventien voornamen te
begiftigen.
Van particuliere zijde wordt aan de Wag. Crt. het
volgende medegedeeld. Het bei-igt is gedateerd Kotta
Radja, 28 Nov. 1875
«Wat den toestand hier te Atsjin betreft, die is op het
oogenblik vrij treurig.
Gebrek aan troepen en het regenachtig weer beletten ons
iets tegen den vijand uit te voeren.
De vijand daarentegen wordt bij den dag brutaler. Zoo
is het hem in den nacht van 22 op 23 Nov., omstreeks
12| uur, gelukt, ten getale van plus minus 20 man, binnen
de vrij sterke benting te Longbattah Missigit te dringen.
Na eerst de donderbussen afgeschoten te hebben, had er
een hevig gevecht met de klewang plaats.
Gelukkig was de binnenplaats der versterking goed
verlicht, waardoor voorkomen werd, dat onze eigen man
schappen elkander neerschoten.
Bij dit gevecht hebben zich vooral onderscheiden de 1ste
luits. Simmermacher en de Steenhuijzen.
Eerstgenoemde (een reus) had liet te kwaad met 7 Atsji-
nezen, in de linkerhand hield hij zijn revolver en in de
regter zijn sabel.
Na een Atsjinees te hebben neêrgeschoten, kreeg hij
een klewanghouw over zijn linkerarm, waardoor hem de
revolver ontviel.
Daarna maakte hij van zijn sabel gebruik, deed daarmede
een Atsjinees in het zand bijten, doch kreeg nu ook over
den regterarm een houw.
Nu was het een hagchelijk oogenblik voor hem; doch
zie, de brave de Steenhuijzen bemerkt dit naauwelijks of
hij springt toe om zijn kameraad te ontzetten, hetgeen hem
gelukte, helaas, ten koste van een gevaarlijke steekwond
in de borst.
Beide officieren worden thans in het hospitaal verpleegd,
en hoewel wij tot nog toe den luit. de Steenhuijzen niet
mogen bezoeken, bestaat er toch nog hoop, dat hij behou
den blijft.
Na een gevecht van nog geen 10 minuten wist de vijand
te ontkomen, een vijftal dooden en een menigte wapens
achterlatende. Bij onderzoek is gebleken, dat het de lijken
van Pendirezen waren, waaronder een vrij bejaard hadjie
met een sneeuwwitten baard.
Twee schildwachten, aan wier zorgeloosheid het binnen
dringen van den vijand is te wijten, zullen voor den krijgs
raad teregt staan, evenzoo 2 inlandsche fuseliers, die
gedurende het gevecht onder hunne slaapplaatsen kropen
en zich verborgen.
Behalve de luitenants Simmermacher en de Steenhuijzen
hadden wij 12 gewonde mindere militairen, waarvan er
tot nu 2 zijn overleden.
Den daaropvolgenden nacht trachtte de vijand op nieuw
Longbattah Missigit te bekruipen, doch op tien passen de
versterking genaderd zijnde, werd hij ontdekt en met
bebloede koppen naar huis gezonden.
Den 26 's morgens om 5 uur heeft de vijand met een
groote magt, men spreekt van 2 4 3 duizend man, een
aanval gedaan op onze posten te Kotta Alam en Lemboe.
j Het was een verschrikkelijk vuur, dat tot 's morgens
8 uur aanhield; doch gelukkig weinig uitwerking had,
j daar wij slechts zes ligt gewonden hebben bekomen.
Terwijl ik dit schrijf, begint de vijand weer geweldig te
schieten, zoodat er misschien zal worden uitgerukt.
28 November.
Gisteren middag kwam hier het berigt aan, dat de
vijand zich p. m. 200 pas van Kotta Alam had genesteld
en zich aldaar versterkte, ten gevolge waarvan des avonds
om 10 uur eene kolonne, sterk 150 bajonetten en een
sectie artillerie, onder kommando van den majoor der
infanterie Verspijck, derwaarts is gegaan.
Deze kolonne is heden morgen om 4| uur gevolgd door
een tweede van dezelfde sterkte, met secties artillerie,
onder den majoor der artillerie Winter.
Op het oogenblik (negen uur) wordt er zoowel van
onze als van 's vijands zijde hevig geschoten; berigten
ontbreken nog, ik hoop evenwel, u nog met deze mail
den uitslag te kunnen mededeelen.
28 November, 's avonds.
De beide kolonnes zijn heden middag teruggekeerd na
haar doel bereikt te hebben: de vijand is namelijk ver
dreven en wij hebben slechts twee ligt gewonden bekomen,
iets wat onbegrijpelijk is, wanneer men het hevige vuur
j van den vijand in aanmerking neemt.»