Buitenland.
Gemeenteraad van Texel.
gevonden en zal thans in practijk worden gebragt bij den
aanvang van het zachtere jaargetijde. Reeds zijn aan
biedingen van partijen Essex-tarwe en haver gedaan door
de heeren A. de Zeeuw te Haarlemmermeer, B. Biesheuvel
te idem, en B. A. baron van Verschuur te Heemstede.
Inlichtingen worden aan belangstellenden met rle meeste
bereidwilligheid verstrekt door den secretaris-penning
meester der Maatschappij de heer P. F. L. Waldeck, te
Loosduinen.
De Schuttersraad te Zaandam heeft jl. Vrijdag avond
in eene zitting, waarbij het publiek niet was toegelaten,
uitspraak gedaan in de bekende schutterskwestie en een
veroordeelend vonnis geveld. Het beginsel, op grond waarvan
de zeven schutters geweigerd hebben op den dag des Heeren
ter inspectie op te komen, is door den Schuttersraad niet
als geldig erkend en dus als wetsovertreding beschouwd,
welke met geldboete behoort gestraft te worden. (Stand.)
De jongeling te Amsterdam, die op Oudejaarsavond
door een kat is gebeten, is aan de gevolgen der razernij
overleden.
De heeren Judels en Louis Bouwmeester brengen
in de Amsterdamsche bladen ter kennis van het publiek,
dat zij, van den 1 Mei 1876 af, de directie van den Salon
des Variétés te Amsterdam gezamenlijk zullen voeren.
Mevrouw BosboomToussaint roept de algemeene
hulp in voor een huurkoetsier te 's Hage, die voor korten
tijd eigenaar was van zes paarden en deze spoedig allen
na elkander verloor. Zijne rijtuigen en weldra ook zijne
meubelen moest hij stuk voor stuk verkoopen, om in het
onderhoud van zijn gezin te voorzien. Thans zijn ook deze
hulpmiddelen ten einde en de man lijdt broodsgebrek.
Mevrouw Bosboom vraagt wie haar wil bijstaan om hem
weder «op den bok te helpen.»
De giften zijn zoo ruim toegevloeid, dat mevr. Bosboom
thans annonceert, dat ze zou vreezen hem over het paard
te ligten, zoo ze niet bedankte voor meerdere bijdragen.
Zijn gezin is nu i-eeds voor lang tegen allen nood bevei
ligd en, zegt mevr. B., hem zeiven hopen wij zijne plaats
in den stal welhaast op den bok te verzekeren.
Jl. Maandag middag is te Rotterdam eene stelling
gebroken, waarop zich vijf werklieden bevonden. Een
hunner is door den val gedood, de anderen zijn zwaar
gekwetst.
Aan een particuliere correspondentie aan de N. R.
Crt. ontleenen wij het volgende, omtrent de eerste lijkver
branding te Milaan: Alberto Keiler, vóór ongeveer 1 jaar
overleden, had bij testament bepaald dat zijn stoffelijk
overschot tot asch herleid moest worden in een toestel,
door de professoren Polli en Clericetti uitgedacht, en op
Keilers kosten vervaardigd. Die toestel, geplaatst in eene
opzettelijk tot lijkverbranding ingerigte kapel, kwam dezer
dagen gereed, en Keilers lijk, dat zoolang door middel van
een bederfwerend mengsel in gaven toestand gehouden was,
werd er in verbrand.
Ik kan u den lijkoven van de heeren Polli en Clericetti
niet uitvoerig beschrijven. Genoeg, wanneer ik u zeg dat
't lijk, onzigtbaar op een rooster geschoven, door eenige
honderden gasvlammen binnen korten tijd er in tot asch
herleid wordt, en dat dit geschiedt zonder reuk of rook,
snel, zeker en volkomen.
Bij de eerste proefneming te Milaan waren, behalve
Keilers familie, tal van beoefenaars der wetenschap, leden
van het gemeentebestuur en een menigte aanzienlijke
belangstellenden tegenwoordig. Een Protestantschgeestelijke,
de heer Pini, leidde het godsdienstig deel der plegtigheid,
en voerde ook, benevens de professoren Clericetti en Coletti,
ten gunste van de lijkverbranding uit een maatschappelijk,
godsdienstig en hygiënisch oogpunt het woord.
De operatie heeft anderhalf uur geduurd; in dien tijd
werd 42 kub. meter gewoon kolengas verbrand, voor eene
waarde van 16 tot 18 franken. Toen de oven geopend
werd, vond men al de zachte deelen des ligchaams tot
eene witte asch verbrand, die in eene lade was opgevangen.
De zwaarste beenderen, als de schedel, de ruggegraat en
't bekken waren wel is waar niet tot asch herleid, maar
toch volkomen gecalcineerd. Geen spoor van organische
stof was overgebleven, en geen spoor van vreemde bestand-
deelen bezoedelde de zuivere asch. 't Ligchaam had 70
kilo gewogen; 't overschot woog 2| kilo. Men heeft 't
in eene wit marmeren urn verzameld, en thans rust het
op een altaar in een kleinen doodentempel, dien de familie
Keiler zich op de begraafplaats te Milaan heeft laten
bouwen.
De proef is dus geslaagd, en heeft bewezen: Ten eerste,
dat lijkverbranding geschieden kan op hygiënisch onscha
delijke en volkomen doeltreffende wijze. Ten tweede, dat
de kosten er van (want zelfs de schoonste en nuttigste
zaken moet men beschouwen van hare economische zijde)
veel geringer zijn dan die van begraven. Ten derde, dat
zij, wel verre van aan den eerbied voor onze lieve ont
slapenen te kort te doen, wel verre van 't gevoel der
treurende achtergeblevenen te pijnigen, kan plaats hebben
met al de plegtigheid, met al den stillen, droeven ernst,
die ons gevoel bij 't laatste treurige eerbewijs ons voor
schrijft. Wormen, onder de vochtige aarde knagende aan
den vorm die ons zoo lief was dit schrikbeeld ver
dwijnt. En een liefelijk beeld treedt er voor in de plaats:
dat van een huiselijk heiligdom, in hetwelk de doodenurnen
van hen die heengegaan zijn ons hunne deugd, hunne
liefde mogen herinneren, en de hoop mogen levendig
houden op het weerzien van datgene, wat het vuur niet
vernielen kon.
Een bewoner van een bovenhuis te Schoonhoven, de
heer G., is jl. Zondag avond op noodlottige wijze om
het leven gekomen. Hij had zich op zijne canapé te slapen
gelegd in de nabijheid van een petroleum-nachtlamp en is
op een of andere wijze in brand geraakt. Des ochtends
werd hij bijna verkoold gevonden.
Als een uiting van geestdrijverij- van de allerzonder
lingste soort kan zeker wel een geval worden beschouwd,
dat zich, naar de Arnh. Crt. mededeelt, te Arnhem heeft
voorgedaan.
Een regtzinnig predikant weigert daar, jongelui aan te
nemen als lidmaten der kerk, omdat zij lid zijn van het
scherpschutterscorps.
Jl. Zondag liet een dame te Utrecht zich naar de kerk
rijden. In de vigelante, onderweg naar de kerk, beviel zij
voorspoedig van een dochter. Moeder en kleine werden
nu weder huiswaarts gebragt.
Een paard van den landbouwer A. J. Keij, te
Ravenswaaij, heeft twee hengstveulens geworpen, die beiden
in leven zijn.
Henri Havard's lief werkje over zijn togt langs de
oevers der Zuiderzee is ook in het Engelsch vertaald.
Geen tien personen in Nederland en geen enkele schrijver
of teekenaar hebben gezien, zegt de Times, wat Havard
beschrijft. Daarop heeft de kapitein van de Royal Canoe
Club te Londen 't blad doen opmerken, dat hij in den
zomer van 1871, in zijne kano Rob Roy, en slechts ver
gezeld van zijn hond, de meeste door Havard beschreven
steden en eilanden bezocht, en dat in de Graphic van
zijne bevindingen een geïllustreerd verhaal 't licht zag.
De kapitein van de Rob Roy noemt 't eiland Urk 't
opmerkelijkste plekje in deze «vreemde waterstreek.»
«Met eene bevolking van 1676 zielen, een vloot van 150
visschersvaartuigen, een zeer verlichten burgemeester, twee
predikanten en uitmuntende scholen, leeft en bloeit dit
kleine wereldje, zonder soms in weken iets uit de groote
wereld te vernemen. Doch onder de kinderen zijn er vele,
die van deze groote wereld méér weten dan houderden
scholieren in onze Londensche scholen, en hunne manieren
zijn heel wat beter dan hetgeen men ten plattenlande ten
onzent pleegt te zien.» Zóó zegt hij.
Niet tot zelfverheffing, maar tot aanmoediging, moge
dit vleijend getuigenis van een vreemdeling den Urkenaars
strekken.
Jl. Vrijdag kwam een vrouw uit de werkende klasse
op de Place de Meir, te Antwerpen, markten. Zij kocht
een voorraad appelen, dien zij naar huis wilde brengen.
Inmiddels gaf zij de koopvrouw haar kind, dat zij op den
arm droeg, even te bewaren. Zij moet nog weerkomen.
De boerin nam, na afloop der markt, het vreemde geschenk
naar haar woning. «Komaan, zei ze, waar vijf kinderen
eten, is ook voor het zesde nog wel een plaatsje.»
Benoemingen, enz.
Aan den opperschipper in liet vaste corps dek- en onderofficieren
der marine H. P. Kramer en den matroos 1ste kl. J. C. Kok zijn
toegekend de gouden medaille voor vijftig jaren eerlijke en trouwe
militaire dienst.
Frankrijk.
De Julij-kolom te Parijs heeft meermalen gelegenheid
tot zelfmoord verschaft; pu heeft zij indirect een leven
gered. Een schrijnwerker in den Faubourg St. Antoine
had eene erg onaangename conversatie gehad met zijn
dierbare wederhelft, over het verminderd loon dat hij
thuis bragt. Zij kon maar niet gelooven dat de baas het
loon had verkort, beweerde dat manlief het in het wijnhuis
had gebragt, en betoogde die meening zelfs met duchtige
argumenta ad hominemzoodat de op het gerucht toege
schoten medebewoners het geraden vonden de furie van hem
af te rukken. Zoedra de man vrij was, vloog hij de deur
uit, zeggende «er een eind aan te willen maken.» Of
die bedreiging kalmerend werkte? Althans 's mans lieve
gade bedaarde, en wetende dat Antoine een man van zijn
woord was, in zooverre dat hij deed wat hij zei, en begrij
pende dat zij dan geheel zonder weekgeld zou zijn, en
dat een half ei toch altijd beter is dan een leêge dop,
liep zij hem ijlings na, om het uiterste te voorkomen.
Gelukkig voor beide partijen, had Antoine, heengegaan
om zich in het water te werpen, het Bastille-plein bereikt.
Toen viel zijn oog op de kolom, en hij begreep dat hij
even goed die kon beklimmen, en zich neerwerpen; dan
verkreeg hij hetzelfde resultaat, en had niet verder naar
de Seine te loopen. Terwijl hij daar zoo een oogenblik
het plan staat te overwegen, krijgt zijne vrouw hem te
pakken met een voorbijganger. Haar mondje ging nu op
anderen toon; de vreemde deed er het zijne toe bij,
Antoine bleek nog niet geheel voor rede onvatbaar, kortom,
de vrede werd gesloten, zij gingen zamen terug naar de
echtelijke woning, Antoine stopte zijn pijpje, stak het aan,
met de bedaarde opmerking: «ik aarzelde tusschen water
en lucht; nu kies ik het vuur voor mijn pijp.» Of de
echtelingen een vredefeest vierden, en of de vrede van
langen duur was, dit meldt de kronijk niet.
Engeland,
Op ééne enkele veiling te Londen werden onlangs de
veêren van bijna 10,000 Indische reigers, benevens 15,000
stuks colibri's aan den man gebragt. Dergelijke veilingen
hebben er te Londen wekelijks plaats; om niet te spreken
van Parijs, YVeenen, Berlijn, New-York en andere middel
punten van beschaving. Bovendien kan men tegenwoordig
te Londen in eiken modewinkel een opgezet roodborstje
koopen van 12 a 18 stuivers.
Draagt dus mevrouw haar colibri op den hoedde
dienstmeid bekoort Zondags 't oog haars vrijers met een
roodborstje. Prof. A. Newton teekent in de Times tegen
dezen modegril nogmaals protest aan. Waar moet dit
heen? vraagt hij. Moet werkelijk de natuur roekeloos
beroofd worden van hare liefste sieraden; moet inderdaad
zooveel levensvreugde en schoonheid ophouden te bestaan,
enkel opdat onze vrouwen en dochters dood op haar hoeden
en in heur haren mogen dragen wat bestemd was om te
fladderen en te zingen in 't groen?
Ook onze dames geldt deze vraag.
Te Londen en te New-York ziet men reeds sedert
eenigen tijd te vergeefs uit naar brieven of tijding van
den Amerikaanschen reiziger Henry Stanley, voor de
maanden Nov. en Dec., welke anders gewoonlijk over
Zanzibar komen. Daar men sedert ongeveer drie of vier
maanden van eenen anderen kant evenmin stellige berigten
ontvangen heeft van kolonel Gordon, den bevelhebber der
Egyptische expeditiën in dezelfde streken van Afrika, en
men vernomen heeft, dat zwarte volksstammen opgestaan
zijn, begint de toestand dezer reizigers ongerustheid in te
boezemen.
De invoer van Amerikaanseh vleesch in Engeland,
dat door den invloed van drooge koude in verschen staat
wordt gehouden, neemt gaandeweg een grooteren omvang
en vindt gretige koopers. In de laatste zes weken heeft
de aanvoer van dat vleesch uit New-York ruim 300 tonnen
bedragen.
Een groote schurk ontving dezer dagen te Bradford
een veel te kleine straf, 't Was een varkensslagter, Ellis
Greenwood genaamd, die een paar aan besmettelijke ziekte
gestorven varkens van zijn buurman had opgegraven en 't
verpeste vleesch had verkocht. Met twee maanden gevangenis
straf kwam hij vrij.
Te Stirling heeft Jane Lynn, eene dienstbode, Wil-
liam Logan, een mijnwerker, voor de regtbank aangeklaagd,
omdat hij in de kerk hunne ondertrouw had doen aflezen
zonder dat zij er in had toegestemd. Zij was juist in de
kerk tegenwoordig en viel in onmagt. Zij eischt thans 20
p. st. schadeloosstelling.
Rusland.
Van goederhand wordt tegengesproken, dat de Russische
koopman Brodsky uit Odessa naar Siberië gezonden zou
zijn zoowel als de later daarbij door ons vermelde redenen.
Hem is Kaluga, eene plaats niet ver van Moskou, ten
verblijve aangewezen. Zijn «misdrijf» schijnt hierin te
bestaan, dat hij in den gemeenteraad van Odessa eene al
te vrijmoedige rede gehouden had over den «willekeur» van
's Rijks Senaat bij de beslissing over gemeenteraads
besluiten.
China.
Peking heeft weer een schouwspel kunnen hebben als het
in lang niet had genoten. Sedert de dagen van Kublas-khan
waren de Keizerlijke stal'en ruim voorzien van olifanten.
Vóér 7 a 8 jaar stierf de laatste. De ekwipage van olifanten,
waarmee de ceremoniemeesters zoo majestueus den Zoon des
Hemels bij plegtige gelegenheden konden installeren, als hij
zijn offer ging brengen aan den Bouwmeester van het Heelal,
was verdwenen; hij had nu geen ander voertuig dan een
gewonen draagstoel, schoon door ontelbare koelies gedragen.
Dat zal nu weêr beter worden. De band van nieuwe innige
vriendschap tusschen de hoven van Peking en Mandaulay is
nog te vaster toegehaald door een geschenk, «van den Zoon
der Zon, koning der regtvaardigheid» aan zijnen koninklijken
vriend, den Heer van het Gouden Paleis. Zeven olifanten
hebben na een moeijelijken togt van weken en maanden
eindelijk rust gevonden in de Keizerlijke stallen.
Amerika.
De vrouwen van Utah, ten getale van 22.626, hebben
een van den 17 Dec. 1875 uit Salt Lake City gedagtee-
kend adres aan het congres gerigt, waarin wordt aange
drongen op de intrekking van alle wetsbepalingen tegen
de veelwijverij en de opneming van genoemden Staat in de
Unie. Aan het slot van dit eigenaardig stuk wordt de
verzekering gegeven, dat niet ééne der onderteekeningen
door aansporing of dwang verkregen is en dat geen enkel
meisje beneden de 12 jaren tot deelneming is toegelaten.
Vergadering van Vrijdag 28 Januarij 1876.
Afwezig de heeren P. Langeveld en D. Bruijn.
Na opening der vergadering worden de notulen gelezen en
onveranderd goedgekeurd.
1. De Voorzitter brengt ter tafel eenige ingekomen provinciale
bladen en circulaires, welke na mededeeling voor kennisgeving
worden aangenomen.
2. De Voorzitter berigt aan den Baad, dat de herkozen heeren
Regenten voor het Algemeen Weeshuis en Armbestuur de benoe
ming hebben aangenomen.
3. Er wordt ter tafel gebragt de van hh. Gedeputeerde Staten
met eenige aanmerkingen terug ontvangen staat van begrooting,
dienst 1876. Nadat door den Voorzitter mededeeling is gedaan
van die aanmerkingen, wordt besloten dezen staat, naar aanleiding
der gemaakte aanmerkingen en overeenkomstig het prae-advies van
B. en W., te wijzigen en andermaal ter goedkeuring op te zenden.
4. Er wordt gelezen eene missive van de Plaatselijke School
commissie betreffende de regeling der gratificatiën, uit te keeren
aan de verschillende hoofdonderwijzers. Nadat hierover verschil
lende sprekers het woord hebben gevoerd, worden de gratificatiën
vastgesteld.
Mede wordt gelezen eene missive dier Commissie betreffende de
verbetering van de school te Eijerland (zuidzijde). De Voorzitter
doet mededeeling van de opname der kosten voor de verbetering,
die in genoemde school zou moeten plaats hebben, en welke be
dragen f 600. Nadat hierover verschillende discuasiën hebben
plaats gehad, wordt besloten deze zaak aan te houden totdat over
de stichting der nieuwe school in Eijerland zal zijn beslist.
Verder wordt nog eene missive van genoemde Commissie ter
tafel gebragt, betreffende het aanstellen van eene hulponderwijzeres
en een kweekeling te Waal. Nadat ook hierover vele bespre
kingen hebben plaats gehad, wordt besloten eene oproeping te doen
voor eene hulponderwijzeres of een kweekeling te Waal, en Jan
Beers aan te stellen als kweekeling te Oude Schild, met eene
toelage van f 50 's jaars.
5. Door den Voorzitter wordt namens het Dag. Best. voorge
steld, om het tractement voor den hulponderwijzer te Burg vast te
stellen op f 650. Hij zegt, dat, ofschoon door den Schoolopziener
is voorgesteld het tractement te bepalen op f 700, het Dage)*
Best. om verschillende redenen heeft gemeend aan den Raad te
moeten voorstellen, die som niet hooger te stellen dan f 650,
terwijl hij zich vleit, dat zich daarvoor een geschikt persoon zal
aanmelden. De heer Dros vindt de verhooging van f 575 op
f 650 te groot; hij zou het in 't belang van de gemeente-financiën
wenachelijk achten, dat eerst eene oproeping geschiedde voor f 600,
om daarna, als zich geene geschikte sollicitanten mogten aanmelden,
op te klimmen. Men kon dan later het tractement verhoogen.