HELDËRSCHE
EiV NIEUWEDIEPER COURANT.
1876. N°. 17.
34 Jaargang.
Woensdag 9 Februarij.
GRONDBELASTING.
B i n n e n I a n d.
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag i
Abonnementsprijs per kwartaal
i Zaturdag namiddag,
franco per post
1.30.
- 1.C5.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Burean: MOLENPLEIN N°. I«3.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Klken Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
Afkondiging overeenkomstig art. 15, tweede lid, der wet
van den 2G Mei 1870, (Staatsblad No. 82).
De Burgemeester der gemeente Helder brengt, overeenkomstig
art. 15, tweede lid, der wet van den 26 Mei 1S70 (Staatsblad No. 82),
ter algemeene kennis, dat hij ter Secretarie van de gemeente, gedu
rende dertig dagen ter inzage van de belanghebbenden heeft
nedergelegd, eene OPGAVE VAN UITKOMSTEN, bedoeld in de
artt. 15, 23 en 43 der genoemde wet.
Helder, De Burgemeester voornoemd,
den 4 Februarij 1876. STAK MAN BOSSE.
HELDER en NIEUWEDIEP, 8 Februarij.
Blijkens een jl. Zaturdag bij het departement van Kolo
niën ontvangen telegram van den gouverneur-generaal van
Nederl. Indië heeft de generaal-majoor Pel den 26 Jan.
uit Atsjin berigt, dat Boekit Seban, gelegen in IV Moekim,
den 24sten bezet is; dat de agerende troepen den 25sten
naar Pakan Bader teruggekeerd zijn, en dat de gezondheids
toestand gunstig was.
Omtrent de verrigtingen tusschen 12 en 19 Jan. zijn
nog geene bijzonderheden bekend geworden. Alleen kan
worden medegedeeld, dat onze troepen door den meest
westelijken bergpas Kroeng Raba hebben bereikt.
Voorts kan worden vermeld, dat bij den aanval op onzen
post te Lemboe-oost, in den nacht van 23 op 24 Jan.,
ook de luit. Regensburg gesneuveld is.
Spaarbank voor den Helder, 4de kwartaal 1875.
Saldo op 1 October 1875 .f61,643.68
Ingebragt en renten gedurende het 4de kwart. 1875 -10,246.39
f71,890.07
Uitbetaald gedurende het 4de kwartaal 1875 - 6,896.75
Saldo op 1 Januarij 1876 f 64,993.32
Aantal deelhebbers op 1 October 1875 480
a «1 Januarij 1876 495
H A TV TV A.
Nadat Malwine letterlijk weenende te bed gegaan was, lag ik,
den ganschen nacht bewegingloos en met de akeligste gedachten
mij bezig houdende, zonder een oog te sluiten. De kleine bloem
hield ik tusschen mijn vingers; den volgenden morgen was er
niets van over dan eenig zwart stof.
Sedert dezen dag scheen er tusschen mijn bruidegom en mij een
donkere schaduw opgerezen te zijn, die niet weder verhelderde.
Zoo dikwijls hij mij verzocht, dat ik met hem op een Zondagavond
of op een anderen avond in de week zou gaan wandelen, ontving
hij steeds een weigerend antwoord van mij en evenzoo dikwijls
volgde daarop een stom, maar gansch niet aangenaam en verkwikkend
samenzijn, totdat somtijds dagen voorbijgingen, waarop Herman in
het geheel niet bij ons aan huis kwam. Met brandend verlangen
wenschte ik naar den tijd, dat ons huwelijk voltrokken zou worden,
opdat aan dezen onhoudbaren toestand een einde zou worden
gemaakt. Was eenmaal maar ons huwelijk voltrokken, dan, meende
ik, zou alles weder tot den vroegeren toestand terugkceren.
Vroeger voordat Malwine in ons stil en eerbaar huis zulk een
plotselinge verandering had gebracht vroeger was alles zoo
geheel anders geweest.
Herman, het kwam mij zoo voor, scheen langzamerhand te ver
anderen, bij scheen bitter te worden, zoo dikwijls hij met mijn
nicht over mij sprak. Had hij nog kort te voren gelachen, toen
er over mijne pedanterie sprake was, nu scheen de toon zijner stem
spotachtig te klinken. Eens, toen we zoo bij elkander zaten,
spraken we over de namen en Malwine meende, dat toch de naam
Hanna een uitgezocht hatelijk woord was. Op de haar eigene
lachende en moedwillige wijze zeide zij„Gewoonlijk stel ik mij,
hoorende den naam „Hanna," een maagd voor met groote domme
oogen en roode haren, zulk een vrouwelijken Hans.'"
Alle anderen lachten, maar ik niet. Wat had dat kind zich
met mijn naam te bemoeien? Wat ging het haar aan? Laat het
woord Hanna zoo leelijk zijn als het kan, ik zelf was ook leelijk.
„Als ik Johanna heette," aldus ging het kind snappende voort,
„zpu ik. er wel zorg voor dragen, dat mijn naam niet zoo verhakt
en versnipperd werd. Men zou mij Jone moeten noemen."
Herman lachte. Wat verstaat ge toch de kunst, Malwine, om
alles in het helderste licht te plaatsen," antwoordde hij, „och, dat
is een waar Godsgeschenk."
Mama trok bare schouders op. „Met het voedzame koren
wascht gewoonlijk ook het ongelukkige en nadeelige onkruid op
denzelfden akker," antwoordde zij. „Lichte zinnen en lichtzinnig
heid zijn niet heel veel van elkander onderscheiden."
Malwine werd vuurrood. In den laatsten tijd had ik opgemerkt,
dat zij meermalen van kleur veranderde.
„O," zeide zij verlegen, „dat meent ge zoo erg niet, tante.
Het komt mij voor, dat wij onze nicht zeer gemakkelijk kunnen
herdoopen en uit Hanna zeer goed Jone kunnen maken, vooral ook
Voor een vrij talrijk auditorium voerde de Onder
officiers-Vereeniging «Vaderland en Oranje» jl. Zondag
avond op nieuw ten tooneele: 1. Arthur, of 16 jaren later
en 2. De loteling. Even als eenige dagen te voren, was
de opvoering zeer verdienstelijk en beerschte er de grootste
aandacht, nu en dan afgebroken door levendige bijvals
betuigingen.
Aan cle parade van bet garnizoen op ;s IConings ver
jaardag zal, naar wij vernemen, ook worden deelgenomen
door de dd. Artillerie-Schutterij alhier.
Een tamboer der mariniers, hier in garnizoen, beeft
zich door ophanging van het leven beroofd. De ongelukkige
leefde in vertrouwelijken omgang met eene gehuwde vrouw,
wier man op zee was. Hij had voor een paar dagen de
onvoorzigtigheid om een vriend, uit Atsjin teruggekeerd,
bij baar te introduceeren. Er werd braaf gedronken.
Ten laatste meende de tamboer dat zijn vriend wat te veel
in zijne regten trad; vandaar jaloezie, gevolgd door eene
hevige vechtpartij. De beid van Atsjin moest ten laatste
het veld ruimen en vertrok, maar werd kort daaana gevolgd
door de bewuste vrouw. Van die afwezigheid maakte de
tamboer gebruik om zich in bare woning op bovengemelde
wijze van bet leven te berooven.
Jl. Zondag nacht is een bordeelhouder in de Nieuwstad
door een Italiaansch schepeling zoodanig mishandeld, dat
geneeskundige hulp moest worden ingeroepen. De aan
gevallene bad verschillende wonden bekomen en waren de
beeren dr. Cowan en Bitter niet spoedig tegenwoordig
geweest, dan was de man stellig doodgebloed. De dader
wist in tijds aan de politie te ontsnappen.
Aangenomen bet beroep naar de Chr. Geref. gemeente
te Broek op Langeudijk door ds. J. Bakker, te Stroobos.
Dr. W. F. P. Kiehl, inspecteur van bet geneeskundig
staatstoezigt in Gelderland, is plotseling overleden.
De Noordbollandscbe staatspoor, lijn HelderUit
geestZaandam, bragt op in September jl. totaal f38,051.25
en in October f 34,744.56.
Men meldt uit Noordscharwoude, dd. 4 dezer:
«Bij het gemis van volksvoorlezingen gedurende dezen
winter, verpligt de heer P. de Geus Dz. bet publiek te
Noordscharwoude en in den omtrek zeer door zijn flink en
vriendelijk lokaal bij voortduring beschikbaar te stellen
voor even degelijke als aangename uitspanningen. Van tijd
met het oog op haar aanstaand huwelijk. Wat zal dat vreemd klinken:
Hanna Iierbold! neen, neen, dat gaat niet. Nu de eene naam
toch veranderd moet worden, kan dab met den ander eveu goed.
Wat zegt gij er van, neef!"
Zijn antwoord bleef achterwege en dat maakte mij verlegen. Ik
zag naar hem op. Hij zag er zeer boos uit. Zijn gezicht getuigde
van geheel iets anders, dan van een onschuldige plagerij.
„Vraag het haar zelve of dat goed is," antwoordde hij, „ik
ik weet. het niet."
Mama zat stokstijf aan tafel en hield hare lippen zoo vast op
elkander gesloten, dat ik waarlijk van haar aanblik verschrikte.
Eerst lang daarna is het mij duidelijk geworden, waarom zij gedu
rende dezen ganschen tijd zoo karig met hare woorden en zoo in
zichzelve gekeerd is geweest. Haar blik had dieper in het wezen
der dingen gezien dan de mijne.
Malwine zat ijverig te breiden, terwijl hare wangen met hoog
rood overtogen waren. Het arme kind gevoelde, dat het weder
iets onbetamelijks gezegd had, zonder echter met een boos opzet
bezield te zijn geweest. Herman nam in het oogloopend vroeg
dezen avond afscheid van ons.
Op den volgenden dag trof het toevallig, dat ik met mama over
het tapijt voor onze toekomstige woonkamer sprak en dat daarover
verschil van gevoelen tusschen haar en mij ontstond. „O," zeide
ik, „laten wij voor het tegenwoordige deze zaak maar laten rusten
en laat ons wachten met het nemen van een besluit totdat Herman
van avond komt."
Bij deze woorden huppelde Malwine vergenoegd naar ons toe,
en riep onbeschroomd zonder eenige achterhoudendheid, maar ook
zonder te weten wat ze deed, uit: „Herman komt van avond niet."
Wij beide keken haar verrast aan, en vraagden haar: „Vanwaar
weet ge dat, Malwine?"
„Wel," antwoordde zij, „hij heeft het mij gezegd. Is dat zulk
een wonder?"
Mama gaf mij heimelijk een wei\k. „Kindzeide zij, „hoe
kwam hij daartoe om dit aan u medetedeeleu Welk belang
kan het u inboezemen of Herman zijn bruid bezoekt of niet?"
Zeer verbluft keek Malwine mijne moeder aan. „Tante," ant
woordde zij, „hij weet, dat ik altijd zeer in mijn schik ben, als hij
tot ons komt. Neef is zoo vroolijk en tegenover mij zoo goedig.
Gij beide zijt zoo stil, zoo geheel anders dan ik ben."
Mama antwoordde op deze woorden niets, maar toen het avond
geworden was, nam zij mij ter zijde en verklaarde ronduit, dat
ons nichtje tot na mijn bruiloft bij een andere tante een heen
komen moest zoeken. „Vandaag zal ik nog schrijven," voegde zij
er bij, „en gij moet er met Herman over spreken, dat hij dat
kind toch geen tegenspreken tegenover mij in het hoofd brengt.
Ze moet van hier."
Vol verwondering zag ik mama aan. „En waarom dat?"
vraagde ik haar. „En wat zal het mijn bruidegom kunnen schelen,
werwaarts Malwine gaat?"
tot tijd geeft de rederijkerskamer «Cicero» op verdienstelijke
wijze tooneelvoorstellingen. Vóór veertien dagen liet de
iiedertafel «Orpheus» zich hooren en verschafte zij den
aanwezigen door hare eenvoudige, maar schoone zangstukken
veel genoegen. Jl. Donderdag avond gaf, op uitnooaiging
van eenige notabelen, de heer J. M. Otto, van Alkmaar,
met zijn muziekgezelschap een keurig concert, zoowel wat
de keuze der stukken als wat de uitvoering aangaat. Allen
keerden huiswaarts met den wensch, dat het hun nog dik-
wijls gegeven mogt zijn zulke goede muziek te hooren.»
- Als een bewijs, hoe ook te Wijdenes de prijzen der
landerijen eene kolossale hoogte hebben bereikt, moge
dienen, dat den 1 dezer voor eene bouwvallige woning
met ruim 5 hectaren bouwland, de enorme som van
f 20,425 is betaald.
In de vergadering der afdeeling Haarlemmermeer
van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw is besloten
aan eene commissie uit de afdeeling op te dragen de
regeling van eenen aldaar te houden wedstrijd met paarden-
dorschmachines voor koolzaad, fijne zaden, granen en peul
vruchten, in den aanstaanden zomer.
Jhr. Mr. C. v. M., wonende op het Tpurnooiveld te
's Hage, heeft zich jl. Zaturdag morgen door middel van
zijn jagtgeweer van het leven beroofd. Zijne huishoudster,
met wie hij eenige minuten te voren gesproken had, moet
een schot hebben hooren vallen, dat zij voor een val hield,
dien haar meester op de slaapkamer deed. In dit vertrek
komende, zag zij haren heer deerlijk verminkt en dood op
den grond liggen. Hij had de tromp van het geweer onder
de kin geplaatst en met den voet het wapen doen afgaan.
Men schrijft de oorzaak toe aan de zwakheid van geest
vermogens, welke zich in den laatsten tijd bij den over
ledene openbaarde, die den ouderdom van ruim 69 jaren
heeft bereikt.
Het geregtshof te 's Hage wijdde jl. Woensdag zijne
crimineele teregtzitting aan de behandeling eener zaak, die
indertijd te Rotterdam nog al sensatie verwekte, namelijk
de belangrijke effecten- en juweelen-diefstal in de woning
van den heer Levingston, op de Leuvenhaven te Rotterdam.
Ten nadeele van den heer Stender en diens echtgenoote,
inwonende bij voornoemden heer L., zijn toen gestolen:
4 Peruaansche effecten, ieder groot 100 p. st.4 Spaansche
effecten, groot 225, 170, 170 en 4210 p. st.5 Russische
Mama schudde bedenkelijk met haar hoofd. „Gij wilt niet zien,
Hanna," zeide zij eiudelijk.
Het bloed vloog mij naar het aangezicht. Ik wist nauwelijks
wat ik zeide.
„Mama, gij beleedigt Herman schroomelijk. Gij rekent den
besten, den eerbaarsten man in staat om een schurkenstreek te
plegen," riep ik als buiten mijzelve. „Spreek, mama, hebt gij
bewijzen?"
Mama lachte zonderling. „Zoo erg is gelukkig de zaak nog
niet, Hanna, maar juist om die reden wil ik Malwine bijtijds
wegzenden."
Thans lachte ik van geluk of uit kwaadaardigheid, dat weet
ik waarlijk zelve niet. Mama, dat was mij in ieder geval duidelijk
geworden, had niets gezien, had niets zekers, maar zij vermoedde
slechts iets; en dit was voldoende om mij volkomen gerust te
stellen. Als men zoo grenzenloos bemint, als men gedurende vele
jaren slechts één eenige wensch, slechts ééne gedachte heeft gehad,
dan worden de zinnen helaas! meermalen door geestelijke blindheid
omhuld. Het is een rein en onschuldig hart ten eenenmale
onmogelijk eenigen argwaan tegen zijn liefst en dierbaarst voorwerp
te koesteren. Deze zaak evenwel kon ik niet vergeten, en toen
mama later in Herman's tegenwoordigheid over het aanstaande
vertrek van Malwine sprak, bespiedde ik onder den pijnlijksten
angst wel zijne gelaatstrekken, maar tot mijn innigste blijdschap
ontdekte ik niets. Naar het mij toescheen werd hij iets of wat
bleeker en ook die korte, afgebrofcene hoest meende ik te hooren,
overigens bleef hij onverschillig gelijk te voren.
„Weet Malwine er reeds van?" vraagde hij na eenige pauze.
„Neen," antwoordde mama. „Overigens hoop ik, dat gij niet
maken zult, dat zij tegen het voornemen, dat ik nu voornemens
ben uit te voeren, zich verzetten zal, mijn geliefde zoon."
Nadat mama deze woorden gesproken had, zag hij strak en ver
wonderd voor zich.
„Ik, mama? Hoe komt ge er toe om zoo tegen mij te spreken?
Laat haar in Godsnaam van hier gaan. Mij is het goed. Overigens
is het voor een ieder duidelijk, dat Malwine zich bij u volstrekt niet
op haar plaats gevoelt. Bij tante Elisabeth is zij veel beter bewaard."
Mijne oogen zochten het aangezicht van mama. „Ziet ge,"
zeiden mijne oogen haar, „ziet ge, ik wist het immers wel."
Herman was opgestaan en stak zijn sigaar aan.
„Wanneer ik gedurende den laatsten tijd bij alles wat ik aan u
voorstelde geen ongunstig onthaal had gevonden," aldus ging hij
tot mama sprekende voort, „zoo zou ik reeds geruimen tijd geleden
als mijne overtuiging hebben uitgesproken, dat Malwine van hier
moest vertrekken. Morgen ga ik om eenige inkoopen te doen
naar de residentie rijden. Zoo het u goed voorkomt, dan zal ik
het kind bij hare tante brengen."
Mama wendde zieb van hem af. „O neen," antwoordde zij
droogjes, „zoo spoedig gaat het niet."
„Nu, zooals gij verkiest," antwoordde hij haar.