HELDERSCHE EV MEIWEDIEEER COURANT. 1876. N°. 22. ...0 Zondag 20 Februari]. 0 34 Jaargang. Binnenland. „W ij huldigen het goed e." ^Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal 1.80. na franco per post - 1.65. Eülken Donderdag: vertrekt de mail naar Oost-Indië. Laatste 'ligting 's avonds 6 uur. HELDER en NIEUWEDIEP, 19 Februarij. Jl. Donderdag avond werd in het lokaal Tivoli de vijfde volksvoordragt in dit saizoen gehouden. De zaal kon ook thans de groote schare, die zich aanmeldde, niet bevatten: de Commissie zag zich genoodzaakt vele bezoe kers, wegens plaatsgebrek, niet toe te laten. De heer W. van Voorst, uit Gouda, toonde zijne belangstelling in de volksvoordragten, door geheel belangeloos zijne talenten daartoe aan te wenden. Achtereenvolgens droeg hij voor de dichtstukken: 1. Blik door een venstervan Jan van Beers; 2. Met zijn achtenvan N. Beets; 3. Hui bert en Klaartje, van B. ter Haar; en voerde hij, zichzelven op de pianino accompagnerende, deze zangstukken uit: 1. Ons Vaderlandvan R. Hol; 2. De Blinde, van G. Keiler; 3. Pelgrimsspreuk, van Mendelssolm; 4. Wiegelied, van W. van Voorst. Algemeene aandacht en levendige bijvals betuigingen waren de duidelijkste blijken, dat voordragt en zang in groote mate boeiden. De heer van Voorst, die, ondanks 't gemis van een zoo edel en zoo moeijelijk te ontberen zintuig als 't gezigt, zijnen medemenschen op zulk eene voortreffelijke wijze nut en genoegen weet te verschaffen, verdient daarvoor onze opregte hulde. Hulde zij mede gebragt aan de onvermoeid werkzame Vereeniging van onderofficieren van zee- en landmagt «Vaderland en Oranje,» die ten tweeden male in dit saizoen ten behoeve van deze volksvoordragten werkzaam was. Met veel succes werd door haar ten tooneele gebragt het blijspelDe Loteling,» naar 't Fransch, van W. Greeven. De zesde en laatste volksvoordragt in dit saizoen is aanvankelijk bepaald op Vrijdag 17 Maart a. s. Heden wordt alhier de 59ste verjaardag van Z. M. den Koning op de gebruikelijke wijze gevierd. De oorlogs vaartuigen in de haven zijn gepavoiseerd, door het geschut van het wachtschip Kortenaer is het koninklijk saluut gegeven; ook van de in de havens liggende koopvaardij schepen, van de openbare en van eenige particuliere gebouwen wapperen vlaggen. Aan boord der oorlogschepen is lieden parade gehouden; de parade van het garnizoen, in ver eeniging met de schutterij, werd door het ongunstige weder afgekommandeerd. Heden avond zal in onderscheidene lokalen de verjaardag des Konings feestelijk worden gevierd. In Musis Sacrum zal een Casino plaats hebbende zaal is daartoe op smaak volle wijze gedrapeerd. De onderofficiers-vereeniging Vaderland en Oranje houdt in Tivoli eene buitengewone vergadering; terwijl de leden der Heldersche afdeeling van de Metalen-kruis-vereeniging en die van de vereeniging het Kruis voor krijgsverrigtingen in hunne vergader lokalen zullen bijeenkomen. 8.) II A S N A. Malwine zag naar buiten uit het venster; ik lag mijn hand op Herman's voorhoofd om hem eenige verlichting te bezorgen. Eerst veel later viel het mij in, dat ik mij, zonder zelf er aan te denkeu en als onwillekeurig, hare plaats had aangematigd, alsof die mij toekwam. Nadat de hoestaanval voorbijgegaan was, brachten wij met behulp van den koetsier den kranke naar buiten in den gereed staandeu wagenen een half uur later lag hij op een goed bed in mijn sober, door bloemengeur verfrischt kamertje. Malwiuc had nu een deel der verpleging of een deel van mijne dagelijksche bezigheden moeten overnemen, omdat de zorgen voor mij zoo buitengewoon vermenigvuldigd waren, maar daaraan dacht zij niet, en toen ik het haar na lang dralen ze;de, toen werd het duidelijk, dat zij in die drie jaren van zorg en kommer niets aan- en niets afgeleerd had. Malwine was onbekwaam om mij mijne verplichtingen eenigszins te verlichten en zoo geschiedde het, dat mijn oude moeder zeer spoedig aan het bed van den zieke zat, terwijl ik op school aan de kinde ren ouderwijs gaf, en onze nicht zat te lezen of zij slenterde ledig in den tuin. rond, ja soms zelfs speelde zij zeer vergenoegd met een grootcn, zeer geleerden poedel van onze buurvrouw. Herman miste haar niet en wij beiden, moeder en ik, toonden aan den stervenden man nooit een verdrietig gelaat; hij ontdekte het niet, dat ik bijna eiken nacht tot twee ure moest arbeiden om alles af te maken, wat zich ophoopte. Maar toen op zekeren dag ons nichtje was uitgegaan en later, in plaats van zij zelve, een brief van haar kwam, die ons een kort vaarwel mededeelde, toen konden wij voor hem deze gebeurtenis niet verzwijgen, maar zij maakte, tegen mijne verwachting, geen bcdroevenden indruk op hem. wDat arme kind," zeide hij met een afgewend gelaat, ;/ik heb haar geen tijd gelaten, dat zij zich van haar gevoel rekenschap kon geven. Malwine was mij dankbaar en hield misschien iets van mij, maar bemind heeft ze mij nooit." Deze woorden maakten mij een oogenblik bijna moedeloos. Aldus vruchteloos, geheel vruchteloos, dat ongemeene offer! Het Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 163. Naar wij vernemen zal Vrijdag e. k. in het departe ment Helder der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen optreden de heer H. E. J. van Hoorn, predikant te Hoorn, die in verschillende plaatsen van ons land met het grootst genoegen is gehoord. In Maart zal de heer R. Koopmans van Boekeren, uit Leiden, hier op 't Nut de spreekbeurt vervullen. De ingenieur 2de kl. G. Turk, van 's Rijks marine werf te Amsterdam, wordt met 16 Maart a. s. geplaatst aan boord van het ramtorenschip Prins Hendrik der Neder landen, om met dat schip de reis naar Oost-Indië te maken. Naar men verneemt is binnen eenigen tijd eene reor ganisatie te wachten van het corps officieren van admini stratie bij de Kon. Ned. Marine. Het voornemen zou zijn de thans bestaande drie klassen zamen te smelten. Naar men met genoegen verneemt gaat het tegen woordig met de werving van manschappen voor de Marine bijzonder goed. Uit Groningen vooral melden zich vele jongelieden aan, terwijl in West-Iiulië de kleurlingen grooten lust beginnen te openbaren, om bij de Nederlandsche Marine dienst te nemen. Aangezien die lieden tegen het klimaat kunnen, zijn zij eene belangrijke aanwinst voor onze oor logsvloot. Als zeker wordt thans gemeld, dat de heer Halverhout, inspecteur bij de stoomvaart-maatschappij Zeeland, met ingang van 1 Maart a. s. op zijn verzoek uit die betrek king eervol ontslagen is. Het hoofdbestuur van het Roode Kruis heeft weder eene. reeks van mededeelingen van de zustervereeniging uit Indië ontvangen. Aangenaam is het hem te kunnen melden dat, volgens schrijven van het centraal-comité in Nederl.- Indië, de giften, ten gevolge van het beroep op de inge zetenen van Indië, zijn geklommen tot een bedrag van ongeveer f 50,01)0. Het centraal-comité meent bij dezen gunstigen financiëlen toestand in aanmerking te moeten nemen, dat de in zoo ruime mate gebleken sympathie ook hare eischen stelt en zal de afdeeling op die sympathie blijvend mogen rekenen dan mag volgens hare meening behoudens onvoorziene omstandigheden althans in de twee eerste jaren van het publiek geen geldelijk offer voor het Roode Kruis meer worden gevraagd. Met een en ander heeft het centraal-comité gemeend rekening te moeten houden en dientengevolge de verstrek kingen een weinig ingekrompen, te meer, daar in Atsjin in Dec. weinig strijd werd gevoerd. Uit een schrijven van den chef van de geneeskundige dienst in Ned.-Indië blijkt, dat zoowel de brancard-hangmat als het brancard-veldbed bij voortduring zeer goed voldoen. Het zijn de eenige middelen van vervoer, die op dit tijdstip iu Atsjin gebruikt worden. Het transport van zieken en gewonden, zoowel te velde als over zee, is thans zoo goed geregeld, als men dat in Indië mag en kan wenschen. Uit het hospitaal te Kotta- Radja worden de zieken door middel van opzettelijk daar voor doelmatig ingerigte sloepen, te danken aan de vinding Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. van den luit. ter zee 1ste kl. Marinkelle, overgebragt naar de keurig ingerigte ziekenschepen. Voor een onderwijzer die met zijn gezin in kommer volle omstandigheden verkeert, deed de «oude heer Smits» dezer dagen een beroep op de liefdadigheid. Bijna f 4000 ontving hij al spoedig aan groote en kleine giften. Zie hier de wijze waarop de «oude heer Smits» den milden gevers zijn dank betuigt: «Op mijn tafel liggen, bont door elkaër, als de bloemen op het veld, de honderden briefjes, welke de milde giften bevatten, mij voor een ongelukkigen onderwijzer toege zonden. Als ik ze zamenvoeg tot een grooten ruiker, dan welt een dankbaar gevoel in mijn hart op jegens allen, die daartoe hunne bijdragen hebben ingezonden. Groot en klein, allen hebben medegewerkt: zij hebben bloemen gestrooid met kwistige hand op een levenspad, dat niets dan doornen scheen te zullen opleveren. Zij die met overvloed gezegend zijn, zij die zeiven in betrekkelijke armoede leven, zijn even rijk geweest aan milddadigheid en als ik de bloemen, door hen hier nedergelegd, te zamen bindt met een lintje, waarop geschreven staat: «Er is een huisgezin, dat diep ellendig was, gered,» weet ik, dat die bloemen onverwelkbaar zijn, omdat ze besproeid zullen worden door tranen van vreugde en dankbaarheid. Ik weet, dat hare geuren niet vervliegen, omdat ze van het veld der algemeene menschlievendheid opstijgen, waarop zich alle staatsburgers in Nederland vereenigenen hartelijk dank ik allen, die bewezen hebben dit zoo goed te begrijpen en mij in eene poging ondersteund hebben, welke met zulk een schitterend gevolg werd bekroond.» Beroepen bij de Evang. Lutli. gem. te Beverwijk ds. Helper Sesbruggen, pred. te Doetinchem. Aangenomen het beroep naar Petten door den candi- daat S. Steenmeijer. Te Zaandam is jl. Zondag middag een bijzonder klein vrouwtje bevallen van een doodgeboren kind, Maandag daaraanvolgende van een tweede, levend, en Maandag avond van een derde, ook levend. Wij lezen, zegt de Amst. Crt., in een provinciaal blad eene advertentie, waarin een vader twee zijner moederlooze kinderen, een meisje van 10 maanden en een van 3 jaren, «cadeau biedt.» Als wij hier niet met een nare, zoogenaamde grap te doen hebben, en de «vader» een «hond» is wat wij voor hem wenschen dan moet de redacteur van het blad bepaald die afschuwelijke advertentie niet hebben gezien. Hoe kon hij ze anders plaatsen? Men schrijft aan de L. Crt. als volgt: «De dooi schijnt het ernstig te meenen en daarmede neemt waarschijnlijk de winter afscheid. Er werd algemeen zeer naar vei'langd. Vooral de scheepvaart heeft veel moeten tobbenvaak waren de schippers van huis en konden niet de terugreis doen, of zij waren onderweg en werden door het ijs ingesloten. Van liet laatst van Nov. tot heden waren slechts de laatste 14 dagen van Dec. zonder vorst. noodlot had allen bedrogen. „Wat schreef zij?" vraagde Herman. Dadelijk sprong ik op en reikte hem den brief over. De arme stervende zag niet, wat in mijn binnenste omging. Yoor hem had ik altijd een kalm en bedaard gelaat. Malwine schreef, dat zij het niet verdragen kon zoo werkeloos het brood van anderen te eten, dat zij wist dat Herman goed verzorgd was en dat zij zich in de residentiestad zou trachten te vestigen. „Gij zij.t mij gaarne kwijt," besloot zij haar brief, „en ik ga liever och, dat God het gewild had, dat wij elkan der nooit hadden ontmoet." Dat was alles, wat zij schreefgeen liefdevol woord, geen bede, geen groet werd ons gezonden. Herman liet den brief uit de hand vallen en lag uren lang zonder eenige beweging, alsof het loven hem ontvloden was. Zoo had dan nu zij, ter wier wille hij de rust van zijn geweten voor altijd had verwoest, hem op zijn sterfbed koelbloedig verlaten, zonder het minste en vluchtigste berouw daarover te ondervinden. Ook met mij sprak hij over deze zaak niet meer, slechts deze weinige woorden, vol zwaarwichtige betee- kenis hoorde ik van hem: „Kanna, gij zijt gewroken!" Het einde van zijn leven naderde met russche schreden. Hij gevoelde het, en was daarmede volkomen te vreden. Wij voor ons behielden tijd genoeg om elkander mede te deeleu, wat in onze zielen omging, voordat de dood met zachte hand de moede oogen toesloot, en ik mogt hem nog uit een berouwvolle en gelouterde ziel de verzekering geven, dat ik de ruwe, eigenzinnige hardheid van voorheen lang erkend had en dat ik sedert verootmoedigd en zacht geworden was. Eu toen eindelijk op een Zondagmorgen in de Septembermaand de laatste strijd naderde, terwijl de kerkklok zacht hare toouen liet hooren, toen rustte voor de eerste maal weder Herman's dierbaar en geliefd hoofd aan mijn borst, toen sloeg ik mijne armen om den man van mijn jeugd en fluisterde met hem over eeu liefde, die zich over graf en dood uitstrekt, die ziel en ziel met onver breekbare banden samensnoert en tijd en eeuwigheid met zachte banden vereenigt. Lachende is hij gestorven, verzoend met zichzelven en met mij terwijl de wind het geel geworden loof spelend naar boven droeg en de toonen der kerkklok zwegen, toen onze zielen vereenigd waren voor de eeuwigheid in den schoonsteu en heiligsten zin des woords. Mij was het, alsof mijn bruilofstfeest was aangebroken, maar na eeu langen, zwaren en onrustigen droom. Ik heb het lijk van Herman in de kist gelegd zonder te weenen. Ziedaar het verhaal van mijne tante. De regen had opgehouden en de zon wierp hare vergulde stralen op het aardrijk, dat getooid, was met het Meigroende schepping vertoonde zich met een veijongd gelaat. In de linden voor het venster zongen de musschen met een zacht gekweel hun liefdelied. Mathilde zag het niet, dat in de openstaande" deur van de naast gelegene kamer een jong man leunde, die haar vol teederheid aanzag, reeds sedert geruimen tijd, lang voordat de grijze vrouw het verha;l uit hare levensgeschiedenis geëindigd had. Iu de oogen van Mathilde glinsterden héldere tranen en hare frissche lippen drukte zij op de dorre hand van de oude vrouw. „Tante!" sprak zij op een zachten toon, met een diepbewogen stem. „Tante, ik dank u voor hel; offer, dat gij mij gebracht hebt. Ik zal mijne krachten inspannen om mijne eigenzinnigheid te bestrijden en De tachtigjarige hief zich op, het snikkende meisje in hare armen opheffende, en wenkte lachende de halfverscholeu luistervink. „Zeg het aan hem, die daar staat, mijn lievelinge! Hij wacht reeds lang op ecu vriendelijk woord van u." Verrast zag Mathilde naar de deur en in de oogen van George, die het niet van zich had kunnen verkrijgen heden niet terug te komen. Zwijgend strekte hij zijn armen uit. De stemmen der vogelen daar buiten juichten in koor en aan de gelukkigen daar binnen liet de oude vrouw de kamer over, die zij ongemerkt verliet. Nu wilde zij niet luisteren, niet weten wat daar binnen tusscken het geven en ontvangen van kussen gefluisterd werd. {Slot.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1876 | | pagina 1