B IJ VOEGSEL,
GEMENGD NIEUWS.
behooreiide tot de HELDERSCHE cd NIEUWEÜIIPER COURAST m
Zondag 12 Maart 1876, No. 31.
Verslag der verrigtingcn door de zeemagt in de wateren van
Atsjin; vervolg.
Station der oostkust. De zeemagt in deze station was
zamengesteld uit Zr. Ms. stoomschepen Timor, Amboina,
Bommelerwaard en Bandjermasin, later versterkt met
Zr. Ms. stoomschip Merapi, gekommandeerd door den
nieuwbenoemdcn stations-kommandant, den kapt.-luit. ter
zee J. Tromp, voorts de gouvernements-stoomers Siak en
Boni en de gewapende booten Nos. 85, 12, 22 en 27.
Terwijl genoemde gouv.-stoomers respectivelijk op de
Simpang-Olim en de Arakoendoer-rivieren en twee gewa
pende booten in de monding der Djoeloh-ri vier geposteerd
bleven, was steeds voor elk der riviermondingen een
oorlogsbodem aanwezig, tot ondersteuning van evengenoemde
vaartuigen en ter verstrekking van geneeskundige hulp en
andere benoodigdheden.
Zr. Ms. stoomschip Timor bekruiste een paar malen de
Pasei- en Kerti-kust, ten einde een wakend oog te houden
op de daar varende praauwen, die volgens loopende ge
ruchten zich niet ontzagen om andere daar langs komende
vaartuigen te berooven.
Dat stoomschip hield voorts verblijf nu eens ter reede
van Edi, dan weder voor een der verschillende rivier
mondingen.
Zr. Ms. stoomschip Amboina kruiste gedurende de maand
Sèpt. een paar malen bewesten Diamantpunt totTelok-Semawe.
Op ultimo Sept. geposteerd voor de Simpang-Olim-
rivier, vertoefde dat vaartuig aldaar, zich nu en dan,
wanneer zulks noodzakelijk was, tot op korten afstand
verwijderende, tot den 16 Oct., op welken datum de dienst
voor de Arakoendoer-rivier werd aanvaard.
Den 20 Oct. op laatstgenoemden post vervangen, deed
de Amboina een togt om de zuid, welke door den kom
manderenden officier benut werd om te onderzoeken, of
bezuiden Telaga-Toedjoe een doortogt aanwezig was,
waarlangs hij met zijn bodem in de Longsa-baai zou
kunnen komen.
Het resultaat van dat onderzoek deed vermoeden, dat
er met springtij voldoende diepte zou zijn voor een schip
van het charter der Amboina.
Gedurende het vorenstaande onderzoek werd door de
sloepen eene praauw genomen, geladen met vuurwerk en
eenige kleedingstukken. Dit vaartuigje werd later door
den stations-kommandant vrijgegeven.
Zr. Ms. stoomschip Bommelerwaard deed gedurende de
maanden Sept. en Oct. afwisselend de dienst ter reede Edi
en voor de Djoeloh-, Arakoendoer- en Simpang-Olim-
rivieren, evenals Zr. Ms. stoomschip Bandjermasin.
De gouv.-stoomer Siak lag voortdurend op de Simpang-
Olim-rivier, zonder aldaar door den vijand verontrust te
worden: de nabijgelegen vaarwaters werden herhaaldelijk
met eene gewapende sloep onderzocht, zonder dat iets
bijzonders werd opgemerkt.
Anders was het gesteld op de Arakoendoer-rivier, waar
op het gouv.-stoomschip Boni herhaaldelijk schoten gelost
werden.
Nadat op 21 en 27 Sept. en 5 Oct. nu en dan op dat
vaartuig gevuurd was, werd het, voor de Al lor—Boeloe
liggende, op 6 Oct. door den vijand begroet met een hevig
geweer- en donderbusvuur, dat na een paar uren werd
tot zwijgen gebragt.
Bij die gelegenheid bleek de doelmatigheid der op dat
vaartuig aangebragte rottan-borstwering, daar slechts één
inlandsch matroos gewond werd, terwijl verscheidene kogels
in de rottan gevonden werden.
De versperringen der verschillende kreken werden van
tijd tot tijd nagezien en in orde gehouden.
De gewapende booten No. 85 en No. 12 bleven gepos
teerd in de monding der Djoeloh-rivier, ter controlering
van den in- en uitvoer aldaar, terwijl de beide overige
booten gebezigd werden voor transportdiensten en tot het
uitoefenen van controle op de rivier van Edi.
Zr. Ms. stoomschip Deli kwam den 25 Nov. ter reede,
medebrengende een schrijven van den radja van Analaboe,
bestemd voor den militairen—, tevens civilen bevelhebber,
en keerde in den morgen van den 27 Nov. naar de west
kust terug.
Den 29 Nov. ankerde ter reede van Atsjin Zr. Ms.
stoomschip Bromo.
Den 14 Nov. naar de westkust vertrokken, had die
bodem gekruist van Siddo-punt tot Analaboe en de ver
schillende tusschenliggende plaatsen bezocht, zonder eenige
bijzondere ontmoeting gehad te hebben.
Zr. Ms. stoomschip Deli kwam in den avond van den
1 Dec. van de westkust terug, ten einde een der officieren
van dien bodem te evacueren.
Door Zr. Ms. stoomschepen Metalen Kruis en Sambas
werden van tijd tot tijd eenige granaten geschoten in het
gebied van Toekoe Nanta.
Van de stations ter noord-en oostkust werden omtrent de
verrigtingen der schepen geene nadere berigten ontvangen.
Zr. Ms. stoomschip Deli verliet den 2 Dec. de reede
van Atsjin, om op Poeloe-Bras den steenkolenvoorraad te
gaan aanvullen, met opdragt om vooraf de Suratte-passage
te onderzoeken.
Even buiten Atsjin-hoofd werd eene praauw gezien, die
juist op den wal gehaald werd.
Het vaartuig werd door geschutvuur vernield en de
daarin gevonden lading padi in zee gestort.
Zr. Ms. stoomschip Metalen Kruis deed den 3 Dec. een
verkenningstogt door de Suratte-passage naar de baai van
Kaxung-Baba, voornamelijk om naar aanleiding van de
vorenstaande bevindiug van de Deli te onderzoeken, of
vandaar een weg naar Atsjin leidde, waarlangs de aange
voerde levensmiddelen getransporteerd zouden kunnen
worden. Een zoodanige weg werd echter niet ontdekt.
Langs de Cedar-passage terugkeerende, ankerde het
Metalen Kruis nabij Poeloe—Toean. Korten tijd daarna
werden van den wal eenige schoten op het stoomschip
gelost, waarvan een paar het tuig troffen. Dat vuur met
eenige granaatschoten tot zwijgen gebragt hebbende, bleef
het Metalen Kruis nog eenigen tijd ten anker liggen, in
afwachting, of welligt de vijandelijkheden van den wal
hervat zouden worden, en stoomde daarna naar zijne vorige
ankerplaats ter reede van Atsjin terug.
Zr. Ms. stoomschip Bromo vertrok den 5 Dec. naar de
westkust.
Den 7 Dec. kwam Zr. Ms. stoomschip Citadel van
Antwerpen ter reede van Atsjin, ten einde aldaar van
kommandant te verwisselen.
Zr. Ms. stoomschip Bandjermasin, behoord hebbende tot
de station der oostkust en vandaar teruggeroepen, in ver
band met de kort te voren plaats gehad hebbende verster
king der in die station aanwezige scheepsmagt met Zr. Ms:
stoomschip Merapi, kwam den 10 Dec. op Atsjins reede
ten anker.
Zr. Ms. stoomschip Deli vertrok in den morgen van
den 11 Dec., met opdragt om de blokkade te handhaven
op het noordelijk gedeelte der westkust, daartoe tot hoofd
station kiezende de Karaug-Raba-baai.
Zr. Ms. stoomschip Bromo keerde den 14 Dec. van de
westkust terug, terwijl Zr. Ms. stoomschip Citadel van
Antwerpen den 15 Dec. naar zijn station ter noordkust vertrok.
Door Zr. Ms. stoomschip Aart van Nes werden eenige
dienstreizen gemaakt naar Poeloe-Bras en terug, zoomede
naar de station der noordkust, en bleef die bodem voorts
op Atsjins reede beschikbaar voor eventueel noodzakelijke
diensten.
Door Zr. Ms. stoomschip Sambas werd nu en dan een
granaat geworpen in het gebied van Toekoe Nanta.
Station ter noordkustOmtrent, de verrigtingen der
aldaar gestationeerde oorlogsbodems werd het volgende
gerapporteerd.
Zr. Ms. stoomschip Citadel van Antwerpen lag gedu
rende de maand Nov. voor Gighen, tot het verrigten van
de wachtscheepsdienst aldaar en ter reede van Ajen-Laboe.
Zr. Ms. stoomschip Sumatra vertrok den 3 Nov. naar
zijn post tusschen Telok-Semawc en Tandjong-Rayah.
In verband met de ontvangen mededeeling, dat een
gedeelte der bevolking van Kloepang-Doea het voornemen
zou hebben opgevat om de Nederlandsche vlag neer te
halen, vertoonde de Sumatra zich herhaaldelijk voor die
plaats, ter bescherming, zoo noodig, van de vlag, die
echter ongedeerd bleef waaijen.
Zr. Ms. stoomschip Schouwen bekruiste gedurende de
maand Nov. voortdurend het gedeelte der kust tusschen
Endjong en Tandjong-Rayah. Gedurende den nacht werd
met gewapende sloepen ijverig gewaakt tegen clandestinen
door- en invoer, terwijl voor Sambilangan en Merdoe de
vischvangst niet kracht werd belet.
Op den 1 Nov. werd bij Koeala-Panteh-Radja eene
sampang, die zich trachtte te onttrekken aan de inspectie
van de daarop afgezonden gewapende sloep, achterhaald
en opgebragt.
Eene praauw, bij Koeala-Merdoe door de opvarenden
zóó hoog op den wal gezet, dat zij niet kon worden vlot-
gebragt, werd door de sloepen van de Schouwen in brand
gestoken.
Van eene poging om des nachts met de sloepen van dat
stoomschip in stilte den wal van Sambilangan te naderen
en eenige daar liggende kanonnen en lilla's den vijand
afhandig te maken, moest wegens diens waakzaamheid
worden afgezien.
Door Zr. Ms. stoomschip Riouw werd gedurende de
maand Nov. de kust van Pedir tot Sawong bekruist, terwijl
des nachts, voor zoover het weder dit toeliet, met gewa
pende sloepen tegen clandestinen invoer werd gewaakt.
Dat stoomschip vertoefde van 8 tot 13 Nov. ter reede
van Atsjin.
Zr. Ms. stoomschip Palembang was belast met de bewa
king van Krung-Rijah, terwijl, bij ontstentenis van een
ander schip, aan dien bodem ook het kruisgebied van
Pedro-punt af tot voorbij Koeala-Gighen was aangewezen,
voor welke koeala het den 19 Nov. ankerde.
Op eenige praauwen, die aldaar op den wal gehaald
waren, werden granaatschoten gelost, met het doel om die
vaartuigen te vernielen.
Eene gewapende sloep, des nachts voor de koeala ge
posteerd om die af te sluiten, geraakte in een vuurgevecht
met den wal, waaraan weldra eene tweede sloep, ter ver
sterking gezonden, en ook het stoomschip deelnamen.
Het vijandelijk vuur, grootendeels te hoog gerigt en
daardoor zonder uitwerking, werd tot zwijgen gebragt,
waarna de Palembang naar de reede van Atsjin door
stoomde, om magtiging te vragen tot het tuchtigen van
de omliggende kampongs.
De gevraagde magtiging ontvangen hebbende, stoomde
de Palembang terug en bestookte de omliggendè kampongs
met granaatvuur.
Hoewel gedurende de eerste drie nachten na de voor
melde tuchtiging de voor de rivier geposteerde sloep door
den vijand ongemoeid werd gelaten, werd later nog her
haaldelijk op de sloepen van de Palembang gevuurd, echter
zonder dat daardoor aan de opvarenden verliezen werden
toegebragt.
Station ter oostkust. De berigten omtrent de verrig
tingen der in die station aanwezige scheepsmagt behelzen
in hoofdzaak het volgende:
Zr. Ms. stoomschip Merapi, gekommandeerd door den
nieuwbenoemden stations-kommandant, vertoefde van 3 tot
14 Nov. ter reede van Edi en vertrok den 15 Nov. om
de noord, om de verschillènde gedeelten van het station
te bezoeken.
Den 19 Nov. te Edi teruggekeerd, verbleef dat stoom
schip aldaar tot den 27 Nov., gaf toen de dienst ter reede
over aan de Bandjermasin en vertrok op dien datum naar
de Arakoendoer-rivier.
Zr. Ms. stoomschip Timor, den 31 Oct. naar Singapore
vertrokken om te dokken en eenige voorzieningen te
ondergaan, keerde den 30 Nov. in de station terug.
Zr. Ms. stoomschip Amboina, den 3 Nov. naar Pinang
vertrokken met het Duitsche steenkolenschip D.H. Watjen
op sleper, keerde den 11 Nov. in de station terug en
vertoefde te Edi tot den 15 Nov., op welken datum dat
stoomschip naar de Arakoendoer-rivier vertrok, om aldaar
de dienst op zich te nemen.
Zr. Ms. stoomschip Bandjermasin, na vruchteloos getracht
te hebben om, in vereeniging met de Bommelerwaard, de
broeijing meester te worden, die in de lading van de
D. H. Watjen was ontstaan, bleef tot den 15 Nov. gesta
tioneerd voor de Arakoendoer-rivier.
Op gemelden datum vervangen door Zr. Ms. stoomschip
Merapi, aanvaarddè de Bandjermasin de dienst voor Sim
pang-Olim en bleef daar tot 19 Nov., om, na gedurende
twee dagen weder voor de Arakoendoer-rivier gelegen te
hebben, den 21 Nov. voor de Simpang-Olim-rivier terug
te keeren.
Door de sloepen van de Bandjermasin werd, in veree
niging met die van den gouvernements-stoomer Siak, de
geul van de Simpang-Olim-rivier op nieuw opgenomen en
werden de weggeslagen bakens aldaar vernieuwd.
Zr. Ms. stoomschip Bommelerwaard, den 21 Nov. op
zijn post vóór de Simpang-Olim-rivier vervangen door de
Bandjermasin, vertrok op dien dag naar Edi, om aldaar
eenige voorzieningen aan de stoomketels te bewerkstelligen.
Den 29 Nov. vertrok dat stoomschip tot het doen van
een kruistogt om de noord en het bezoeken van Pasei en
Kerti.
Naar aanleiding van het berigt, te Pasei vernomen, dat
drie peperpraauwen in de Djamboe-Ajer-^rivièr lagen,
bestemd naar Telok-Semawe, werd genoemde rivier den
3 Dec. door eene gewapende sloep van de Bommelerwaard
onderzocht.
Van praauwen werd echter niets bespeurd, terwijl de
kampongs grootendeels verlaten werden bevonden.
De gouvernements-stoomer Boni bleef gestationeerd op
de Arakoendoer-rivier en was daar voortdurend bezig met
het verzekeren der versperringen. Wel werden van tijd
tot tijd nog enkele schoten op dien stoomer gelost, doch
in veel minder mate dan voorheen en zonder eenig letsel
aan te brengen.
De gouvernements-atoomer Siak bleef geposteerd op de
Simpang-Olim-rivier, zonder aldaar door den vijand ver
ontrust te worden.
Van de vier gewapende booten bleven twee gestationeerd
in de monding der1 Djoeloh-rivier en eeno te Edi, terwijl
de vierde gebezigd werd tot het onderhouden van de
communicatie.
Aan de voordragt over «Veeteelt,» door den gevier-
den spreker, den heer Ji, J. de Beuoker, van Antwerpen,
te Langbroek dezer dagen gehouden, ontleent het U. D.
de volgende regelen:
«Het rund, in de vrije natuur levende, koos uit de
groote verscheidenheid van gewassen, de voor zijn bestaan
meest geschikte planten tot voedsel. Aan het voordeel
eener goede voeding paarde zich dat eener volkomen vrije
beweging, waardoor vleesch- en spiervorming krachtig
werden bevorderd.
Opmerkelijk is het verschijnsel, dat het vrij levende diér
slechts een kleinen kring op de aarde tot woonoord heeft.
Binnen dien kring heeft het alles wat het behoeft7 de
meest geschikte lucht, het beste voedsel. Buiten dien kring
kan het alleen bestaan door de zoogenaamde bescherming
van den menschzoogenaamde bescherming, want de
mensch trekt zich het dier slechts aan, om er zich voor
deel of genoegen van te verschaften.
Aanvankelijk moet de mensch het rund gebruikt hebben,
daar waar hij het vond»
Waren eenige runderen bemagtigd en hun aantal te
groot voor dadelijk verbruik, dan moesten zij vastgehouden
en van voedsel voorzien worden. Met het ontstaan der
eerste weide, door afheining van een plek, begroeid met
tot voeding van het rund geschikte gewassen, was de
veeteelt geboren.
De mensch voerde het rund mede wanneer hij zijne
woonstede verlegde, en zoo werd het rund telkens verder
verwijderd van den kring, waarin het in den aanvang zich
uitsluitend bewoog. Door de overbrenging in een andere
luchtstreek en de daarmede gepaard gaande verandering
van voeding, wijzigde zich de natuurlijke geaardheid van
het rund en ontstonden de vele verscheidenheden van het
dier, die men nu aantreft;
Het onwillekeurig ontstaan dier verscheidenheden bewijst
reeds den grooten invloed, dien de mensch op de geaard
heid van het rund kan uitoefenen. Van dien invloed moet
worden gebruik gemaakt om vee voort te brengen, zóó
zamengesteld, dat het beest aan de menschelijke behoefte
voldoet»
Om dat doel te bereiken, moet naar een vast plan
worden gewerkt. Twee rassen moet men trachten te
verkrijgen, te weten: goede melkgeefsters en goed slagtvee.
Wil men een ras stichten, dat aan den vooraf gestelden
eisch van vorm, kleur en hoedanigheid voldoet, dan vangt
men aan met een tweetal paren te zoeken, die zoo nabij
mogelijk aan dien eisch beantwoorden; de beste uit de
door die paren geteelde jongen doet men op nieuw paren
en daarmede gaat men voort, steeds in het oog houdende,
dat zoo min mogelijk bloedverwantschap tussohen de parende
dieren mag bestaan. Na eenige generatiën verkrijgt men
dan een vast ras.