zeer moeijelijk. Daarom is de invoering van het vee
stamboek zoo nuttig, niet alleen voor hein die koopt, maar
ook die verkoopt, om daaruit aan te toonen van welke
afkomst zijn vee is.
Ook te Benschop werd door eene volle zaal het bewijs
gegeven, dat men de landbouwvoordragten, door den heer
Sluis gehouden, op hoogen prijs stelde en werd spreker
niet alleen door den heer Immink, als waarnemend voor
zitter, hartelijk bedankt voor de genoegelijke en leerrijke
voordragt van dezen avond, maar door een tal van hoor
ders, die te kennen gaven, dat het hun hoogst aangenaam
zoude zijn nogmaals den spreker voor hen te zien optreden.
Het Handelsblad deelt mede, dat de burgemeester van
Amsterdam, voorzitter der algemeene commissie voor den
watersnood, den lord-mayor van Londen onderrigt heeft
van den waren toestand der overstroomingen hier te lande.
Onder dankbetuiging voor de bereidverklaring tot het
inzamelen van liefdegiften is den lord-mayor medegedeeld,
dat de Nederlandsche liefdadigheid voorziet in hetgeen tot
leniging van den nood vereischt wordt.
Het Zondagsblad is van oordeel, dat, als straks het
water weder binnen zijne gewone grenzen zal zijn terug
gekeerd, het geen groote offers kosten zal den werkelijk
hulpbehoevenden de geleden schade te vergoeden en nog
meer. De duizenden en nogmaals duizenden, die dagelijks
tot dit doel inkomen, zijn daartoe ruimschoots voldoende.
Ook met het oog op het gebeurde bij den watersnood in
1861 geeft het blad aan de hoofdcommissie in bedenking,
openlijk rekening en verantwoording te geven, hoe en aan
wien de giften besteed zijn, en vooral daarop te letten,
dat zij, die 't luidst roepen, niet altijd den meesten nood
hebben. Indien de gaven met oordeel des onderscheids
worden besteed, dan zal zeker een aanzienlijk bedrag over
schieten. Men stichte hiervan een watersnoodfonds, om
oogenblikkelijk te kunnen helpen in tijd van nood.
De Leidsche broodfabriek leverde over 1875 een
dividend van 10 pCt. op.
Door 61 veehouders uit Alphen is aan Z. E. den
minister van Binnenl. Zaken een adres verzonden, waarbij
zij o. a. hunne instemming betuigen met het adres van het
hoofdbestuur der Hollandsehe Maatschappij van Landbouw
van 21 Maart 11., voor zoover betreft het gedwongen stal-
houden van vee, dat tengevolge van het voorkomen van
een longziekte-geval in den aanstaanden zomer niet in de
weide mag worden gebragt.
Uit een particulier schrijven ontleent de N. Rott. Crt.,
het volgende
Kotta Radja, 11 Febr. '76.
Heden arriveerde ik te Atsjin (Oleh-Leh), wandelde
's middags naar den kraton, alwaar ik verschillende ken
nissen ontmoette, waaronder ook N. N., die den 7 Febr.
van een marsch teruggekomen is, die den 26 Dec. is aan
gevangen. Sedert 26 Dec. hebben we tot heden 190
gekwetsten en in het hospitaal alhier liggen 1000 zieke
soldaten.
De generaal is den 26 Dec. uitgerukt en gaf onder vol
gende dagorder uit, waaruit u het nieuwste en jongste over-
zigt der gebeurtenissen alhier kunt opmaken.
Soldaten! Den 26 Dec. ben ik met u de westerpunt
van Kotta Radja uitgerukt en te velde getrokken tot het
fnuiken der magt van de Atsjinezen, die meer dan twee
jaren ons hielden ingesloten binnen den naauwen kring
van posten, welke den kraton omgaven.
Den 7 dezer zijt gij met mij in triumf onze hoofdver
sterking weder binnengerukt over Longbatta en Pemdali.
Wanneer ge u thans op de zuiderface van Kotta Radja
begeeft en een blik laat gaan over de landstreken met mij
doorloopen, dan rijzen van zelf de namen bij u op van
Aribaauw, Lampassan, Lamtengah, de Kloof van Blung-
hala, Bochitdasa, Oleisoesoe, Lamperney, Toeran Moea enz.
Aan die namen zijn voor ons allen groote en gewigtige
herinneringen verbonden.
Groot, door den door u betoonden moed, de voort
varendheid en wilskracht, waarmede ge den vijand hebt
vervolgd en verslagen.
Gewigtig, door de gevolgen der aldaar geleverde gevechten,
waardoor ge telkens kwaamt in den rug der geduchte ver
sterkingen door de Atsjinezen tegenover onze posten aan
gelegd, en die hij moest verlaten en prijs geven.
In ruim 40 dagen tijds is hij aan de zuid-, en westzijde
van ons aanvankelijk gebied tot en nabij het gebergte
teruggedrongen, en zijne hulpbronnen over water afgesneden.
In die 40 dagen is veel van u gevergd, hebt ge zware
vermoeijenissen en vele ontberingen doorgestaan, maar,
doordrongen van pligt en eergevoel, hebt ge dat alles ligt
geteld en u als uitmuntende krijgslieden gedragen.
Ook u een woord van lof, die niet zijt uitgerukt, maar
daarom niettemin uw deel hebt gehad aan de afgeloopen
krijgsverrigtingen. De voortvarendheid, door u betoond in
het slechten van opgegeven versterkingen, het ont- en
bewapenen van nieuw opgerigte, het slaan van bruggen en
het maken van wegen, hebben mij in de gelegenheid ge
steld, mijn voorgenomen plan zoo spoedig mogelijk ten
uitvoer te brengen.
Officieren, onderofficieren en manschappen van de krijgs-
magt te Atsjin! u allen zij lof en dank toegebragt voor
uw gehouden gedrag gedurende de onlangs afgeloopen
krijgsverrigtingen, en roep ik u welligt spoedig weder op
om ook op andere punten de Atsjinsche magt te fnuiken,
dan twijfel ik er niet aan, of ge zult me wederom volgen
als voorheen, opdat we ook dan weder terugkeeren met
den palm der overwinning in de hand en in den mond
een driewerf herhaald: «leve de Koning!»
Kotta Radja, 8 Febr. 1876.
De militaire en civile bevelhebber,
(was get.) Pel.
Morgen rukken we weder uit. Drie kolonnes onder
generaal Pel gaan om de Oost en verder naar de Noord.
Misschien zijn we over eene maand eerst thuis. Adieu, enz.
Met de vertimmering van het wachtschip te Helle-
voetsluis, om het geschikt te maken tot huisvesting van
een groot aantal machinist-leerlingen, is reeds een aanvang
gemaakt. Het werk moet in Junij a. s. afgeloopen zijn.
Het volgend jaar zal een gebouw, waarin leeszalen en
werkplaatsen voor de machinist-leerlingen, worden gemaakt.
De gemeenteraad van Vlissingen heeft in zijne zitting
van jl. Maandag o. a. besloten, zich tot de regering te
wenden met het verzoek, om vooralsnog met de heffing
van stedelijke accijnsen te mogen voortgaan.
De Arnh. Crt. maakte dezer dagen tegen het in den
laatsten tijd in gebruik komende woord bureel deze zeer
juiste aanmerking:
«Waarom men dat Vlaamsche woord gebruikt, vatten
wij niet. Er is geen sterveling in Noord-Nederland, zelfs
onder hen niet, die het woord in hun schrijftaal hebben
aangenomen, die van zijn bureel zal spreken. Het volk kent
een bureau en geen bureel; en wil men volstrekt het
bastaardwoord bureau vermijden, dan hebben wij het woord
kantoor, dat sinds eeuwen burgerregt verkregen heeft en
dat de voorkeur verdient boven het geaffecteerde, onna
tuurlijke, tot geen taal behoorende bureel. Waarom maakt
men van cadeau ook geen cadeel?»
De Friesche Ct. zegt naar aanleiding van het advies,
door de Kamers van Koophandel en Fabrieken in Friesland
opgezonden aan den minister van Financiën en de strekking
hebbende om de opheffing der tollen op de rijkswegen te
bewerken, dat zoo ooit, het nu in onzen tijd gemakkelijk
is een ekwivalent te vinden voor het dan te verwachten
tekort, indien dat qoodig mogt zijn, 't geen de Fr. Ct.
nog niet gelooft. De rijkswegen zijn van bestemming
feitelijk veranderd. Het zijn geen groote wegen meer.
Langs alle groote wegen loopen thans spoorwegen en het
groote verkeer langs de kunstwegen heeft opgehouden te
bestaan; de straat- en grindwegen zijn gereduceerd tot
lokaalwegen ten dienste van den landman en van de bezoekers
van 't platteland uit de steden. Provinciën en gemeenten
geven reeds eene verhoogde subsidie voor de wegen, onder
beding dat geen tollen zullen geheven worden, waardoor
eene vrije handelsbeweging, een onbelast verkeer ontstaat.
De tollen zijn eene groote belemmering voor 't verkeer
ten plattelande, waarom de Fr. Ct. hoopt dat onze minister
van Financiën spoedig eens teeken van leven zal geven en
tijd moge vinden om 't adres der Friesche Kamers van
Koophandel en Fabrieken in overweging te nemen.
De Reichs-Anzeiger noemt het berigt, als zou de
Duitsche regering het verbod van den invoer van vee uit
Nederland en België weder intrekken, volkomen ongegrond.
Bedoeld berigt was door de Elbenfelder Zeitung in omloop
gebragt.
Benoemingen, enz.
Be luit. ter zee 2de kl. A. A. Escher, dienende aan boord van
het wachtschip te Hellevoetsluis, wordt met den laatsten dezer op
non-activiteit gesteld.
Met ingang van 1 April a. s. zijn bevorderd tot luit. ter zee
2de kl. de adelborsten 1ste kl. L. Adriani, D. A. Kraijenhoff van
de Leur, O. A de Braauw, J. 'H. Calmeijcr, F. van den Berg, P. T.
M. van Leeuwen, II. P. Netscher, F. C. Granprc Molière, O. H.
Kuijck, J. D. Heijniug, W. P. H. M. Kluit, jhr. J. A. G. van
der Staal, H. J. E. van Gogh, C. F. de Ruijter de Wildt, R. Betz,
W. H. Palm en II. Rudolph.
De scheepsklerk J. J. van der Ley wordt met den 6 April a. s.
geplaatst aan boord van het wachtschip alhier.
Aan den heer V. C. Dijckmeester, eervol ontslagen luit. ter zee
2de kl., onder-komm. der brandweer te Amsterdam, is, als blijk
van 's Koniugs goedkeuring en tevredenheid, wegens de redding
van twee onder het puin bedolven kinderen bij de instorting van een
gebouw aldaar op 30 Jan. jl., toegekend de bronzen medaille,
alsmede een loffelijk getuigschrift.
De gewezen 2de timmerman bij de Marine J. H. van der Kleij
is gesteld ter beschikking van den gouverneur-generaal in Nederl.-
Indie, om te worden geplaatst bij een der marine-etablissementen
daar te lande, als vice-commandeur voor het vak van scheepsbouw.
STATEN-GEAERAAL.
Tweede Kamer.
Zitting van Dingsdag 28 Maart. De heer van Baar is beëedigd
en toegelaten. Vervolgens zijn behandeld de voorstellen tot wijziging
van het reglement van orde. Dat tot invoering van een spreek
gestoelte is verworpen met 56 tegen 11 stemmen. De beraad
slagingen over het hooger onderwijs zijn voortgezet; de artt. 4855
zijn goedgekeurd, waarbij aangenomen is een amendemeut van den
heer Godefroi om aan de hoogleeraren de uitoefening der consul
tatieve medische practijk toe te laten en verworpen een amendement
van den heer Haffmans om de collegegelden te handhaven.
Zitting van Woensdag 29 Maart. De discussiën over het
hooger onderwijs zijn gevorderd tot hoofdstuk IV (examina). Art.
43 is gewijzigd en luidt alleen: de jaarwedden der hoogleeraren
bedragen minstens f 4000. Bij organiek besluit zullen later, ver
klaarde de minister, de tractementen geregeld worden. Heden is
aan de orde art. 34 (onderwijs faculteiten). Aan het slot der
zitting heeft de heer Mackay de regering geïnterpelleerd over de
gevolgen der verwerping van de suikerconventie. De discussie
daarover is tot later verdaagd.
B u ite n I a n d.
Frankrijk.
Het schip Greta kwam dezer dagen te Mersey aan
en had aan boord den kapitein en negen man van het
Engelsche zeilschip Great Britain, dat gezonken is. Het
Fransche schip ontwaarde de ongelukkigen op ongeveer
600 mijlen afstand van Kaap Clear, waar zij in een boot
rondzwierven. Allen waren uitgehongerd en doodelijk zwak.
In de negen dagen dat zij in de boot rondzwierven, hadden
zij geen ander voedsel dan de lijken hunner van honger
gestorven makkers. Ondanks alle zorgen, door de bemanning
der Greta aan de ongelukkigen besteed, zijn van de dertig
aan boord genomen matrozen slechts tien in het leven
gebleven.
Engeland.
Jl. Zaturdag had in Willis' Rooms te Londen het
jaarlijksch banket plaats van de Institution of Civil Engi-
neers. Daaraan namen o. a. deel Prins von Teek, de
minister Carnavon, de Nederlandsche gezant, graaf van
Bylandt, verschillende oud-ministers en Parlementsleden
en de lord-mayor. De verschillende toasten liepen allen
over het ingenieursvak. Wij vermelden slechts het vol
gende uit den toast van graaf van Bylandt, die den dronk
op de vreemde gasten beantwoordde en zeer werd toege
juicht. Hij zeide o. a.: «Ik hoop dat wij binnen kort der
wereld een nieuw bewijs zullen geven van onzen onder
nemingsgeest waar het groote waterwerken betreft, en wel
door de droogmaking van de Zuiderzee! Ik verwacht,
hoewel ik het niet zeker weet, dat het groote vraagstuk
nog in deze zitting van de Kamers zal afgedaan worden
en, voor zoover ik met de bijzonderheden van dit groote
plan bekend ben, waarvan de kosten bijna 16 millioen p. st.
bedragen, zal het, eenmaal uitgevoerd, aan mijn land eene
uitgestrektheid van 750,000 hectaren goed bouwland toe
voegen, terwijl het te verwachten is, dat dit groote werk
binnen 16 jaar voltooid zal zijn.»
Lord Carnavon, minister van Koloniën, ontving onlangs
ten gehoore den weleerwaarden heer II. Pahtahquahong
Chase, erfelijk opperhoofd van den stam der Ojibways,
en voorzitter van den Indischen raad voor de provinciën
Ontario en Quebec. De heer H. Pahtahquahong Chase,
die vergezeld was van den heer Gurney, voorzitter van de
Britsche vereeniging tot bescherming van inboorlingen,
sprak den minister over den toestand en de vooruitzigten
van zijn volk. De minister antwoordde den belangwekkenden
roodhuid, dat de Britsche regering de belangen der Indische
onderdanen van de Koningin in Britsch Noord-Amerika
steeds met de meeste warmte zou behartigen. Ziedaar dan
nu, zegt de N. Rott. Crt., den edelen wilde van Cooper.
Hij noemt zich «reverend,» draagt witten das en zwarten
rok en gaat ter audiëntie.
Jl. Zaturdag heeft te Londen weder een groote diefstal
van juweelen plaats gehad. Bij de firma Williams Zoon
in Ilarton-Garden is ingebroken en voor een waarde van
20,000 p. st. ontvreemd.
Onder de gestolen waarden behooren 200 karaat schoone
brillanten, verscheidene sieraden met juweelen en paarlen
bezet, 250 ringen met edelgesteenten, een collier met 375
brillanten en nog vele andere voorwerpen van waarde.
Volgens berigt van Cape Coast Castle van den 5
dezer, is de Britsche korvet Active, onder bevel van sir
William Hewett, met het bijbehoorende escader, op den
23 Febr. te Whydah verschenen. Er heeft een onderzoek
plaats gehad, tengevolge waarvan besloten is, den Koning
van Dahomey eene zware schatting op te leggen wegens
beleedigingen, door zijne onderdanen aan eenige Engel-
schen aangedaan. Binnen drie maanden moet die schatting
betaald worden; zoo hij in gebreke mogt blijven, zal eene
blokkade volgen.
Den 8 April zal de jaarlijksche roeiwedstrijd tusschen
Oxford en Cambridge worden gehouden.
Duitschland.
De Vaderlandsche Vrouwenvereeniging te Berlijn heeft
jl. Vrijdag hare jaarlijksche algemeene vergadering gehouden.
Daaraan hebben deelgenomende Keizerin (beschermvrouw
der Vereeniging) de groothertogin van Baden, de groot
hertogin van Saxen-Weimar, de erfprinses van Hohenzollern,
en andere hooggeplaatste personen. Uit het jaarverslag
bleek, dat de Vereeniging op dit oogenblik bestaat uit 363
afdeelingen, te zamen met 32,219 leden. Zij heeft zes
inrigtingen ter opleiding van ziekenverpleegsters. Bovendien
zijn op verschillende plaatsen 136 vrouwen als zoodanig
werkzaam. Onder leiding van gravin Itzenplitz is te Kiel
een modeldepöt voor lazaretten opgerigt. In de provinciën
Silezië, Pruissen en Posen is de Vereeniging ijverig werk
zaam ter verzorging van kinderen. De Berlijnsche afdeeling,
613 leden tellende, heeft in het afgeloopen jaar 800 behoeftigen
van linnengoed en bovenkleeding voorzien en voor buiten
gewone gevallen duizend stuks kleedingstukken overge
houden. De ontvangsten bedroegen bij de centrale afdeeling
ongeveer 37,000, de uitgaven nagenoeg 39,000 mark; de
gezamentlijke ontvangsten der afdeelingen 800,000, de
gezamentlijke uitgaven 400,000 mark. Het vermogen der
geheele Vereeniging bedraagt thans ongeveer 700,000 mark.
Te Berlijn werd jl. Maandag middag een proef ge
nomen met Oestberg's bluschtoestel, dat men eigenlijk een
vuur-duiker noemen kan. De proef werd genomen op het
excercitieplein van de brandweer. De Keizer, de Keizerin,
de Kroonprins, de groothertog van Baden, voorts nog een
aantal Prinsen, ministers en andere aanzienlijke personen
woonden die bij. Er werden 4 stapels hout digt bij elkander
geplaatst, elke stapel onderscheiden meters hoog, daarop
werden houtspanen gestrooid en het geheel met meer dan
een vat petroleum overgoten. Weldra stond het geheel in
laaijen gloed. De kapt. der Marine Ahlström verscheen
daarop in zijn wonderlijk costuum voor den Keizer, de
water- en luchtpijpen weder aangeschroefd en weldra spoot
het water uit alle poriën van het costuum. Nu verdween
kapt. Ahlström in den gloed, die van lieverlede zoo sterk
werd, dat men op een afstand van 30 meter 't niet kon
uithouden. Kapt Ahlström wandelde echter te midden der
brandende houtstapels, somwijlen stond hij er tegen aan te
leunen of zette hij zich als om uit te rusten op den grond
neder. Gedurende 15 minuten bleef hij te midden van
den hevigen vuurgloed en dook toen uit de vlammen op.
Iedereen omringde hem om te zien of hij niet gekookt of
gebraden was, doch spoedig had men zich overtuigd, dat
de kapt. niet eens buitengewoon verhit was. Nogmaals
wilde hij in den vurigen oven stappen, maar de Keizer,
die al niet op zijn gemak was geweest bij de eerste proef,
zeide, dat het genoeg was. De kapt. was was echter reeds
weder in den gloed verdwenen. Na eenigen tijd voor allen
onzigtbaar geweest te zijn, kwam hij weder voor den dag,
ontdeed zich van zijn masker en verder toestel en stond
in gewone kleeding voor de aanwezigen, alsof hij mede-
toeschouwer was geweest, in plaats van een zoo geduchte
taak te hebben vervuld.
De Keizer verklaarde, dat men het gezien moest hebben
om het te gelooven.
Er zal nog een proef worden genomen tegen entree, ten
voordeele van noodlijdenden door de overstrooming.