HELDERSCHË EN NIEIIWEDIEPER COURANT. 1876. N°. 62. 34 Jaargang. Woensdag 24 Mei. D1EXSTVERB1NDTEMS BIJ HET 1NSTBUCTIE-BATA1LL0N'. Eene onzedelijke wetgeving. Brieven uit de Hoofdstad. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingadag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1 80. g 0 franeo per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Ronderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur. De sluiting der mail naar Padang en Batavia, te verzenden per mailboot Holland, geschiedt voor drukwerken den 26 Mei e. k., na aankomst van trein III (Noordhollandsche Spoorweg), ten 10.58 des avonds, voor brieven den 27 Mei, na aankomst van trein I, ten 9.47 des morgens. Aau de ingezetenen der gemeente, wiers zoons of pupillen neiging hebben om met uitzigt op bevordering in den militairen stand hunne bestemming te zoeken, wordt kennis gegeven, dat omtrent de dienstverbindtenis bij het Instructie-Bataillon, ter Secretarie der gemeente inlichtingen te bekomen zijn. Helder, De Burgemeester, den 22 Mei 1876. STAK MAN BOSSE. De Kamer heeft het ontwerp-jagtwet van de heeren Gratama c. s. afgestemd. Dat was te verwachten, hoewel de voorstellers hunne beste pogingen hadden aangewend om door het brengen van wijzigingen in hun voorstel, het meer aannemelijk te maken voor eene meerder heid, die reeds bij het afdeelingsverslag getoond had der zaak vijandig te zijn, ofschoon zich vereenigende met de beginselen der voorstanders. Nu, het was dan ook moeijelijk zich tegen die beginselen te verklaren, die geene andere zijn dan die van het meest elementaire regt. Men kent de uitvlugt, in dergelijke gevallen gebezigd; men verklaart zich vóór het beginsel, maar tegen den vorm, waarin die beginselen ter beoordee ling worden gebragt; men verstikt de hoofdzaak onder vragen van détail, en men behoudt den bestaanden toestand die men lief heeft, maar die men niet openlijk zoude durven verdedigen. Zoo blijft dan de tegenwoordige jagtwet, wie weet voor hoe lang nog uitgestelde zaken hebben een taai leven I. 17 Mei (Vervolg.) Amice De vergelijking tussclien het „Amstelredamme" van vroeger en de tegenwoordige hoofdstad, op een expositie als deze zoo telkens voor de hand liggend, biedt stof tot velerlei opmerkingen. Vergelijk bijv. onder de „middelen van vervoer" die oude bolderwagens en snorders met onze sierlijke moderne coupétjes. onze minder sierlijke maar zeer practische omnibussen en onzetramways. Het zevental puntjes dat ik hier plaatste, laat ruimte voor het adjectief ter nadere omschrijving van den tramway, dat ik liever op 't oogenblik niet invul. Ik waag het niet mij partij te stellen in een kwestie, die heel de hoofdstad sedert een veertien dagen in rep en roer brengt. De tramway-concessie is niet alleen in den gemeenteraad gedurende reeds twee zittingen het eenige punt van behandeling, maar ook de burgerij neemt geen gering deel in de discussie. Er vormen zich partijen pro en contra, trammers en anti-trammers, concessie-aanbidders en vergunning-vergoders. Heden middag heeft onze Vroedschap weder een geheele zitting met de zaak zoek gebrachthet regende arguraenteu ten gunste of ten nadeele van de nieuw aan te leggen tramways, maar tot de beslissing zijn we nog geen stap nader gekomen. Valt die beslissing ten gunste van de traras uit, dan zal dit nieuwerwetsche vervoermiddel allerwege door Amsterdam worden aangelegd en rollen de flinke, nette rijtuigen welhaast overal over de gladde sporen. Ik moet echter eerlijk zeggen, dat het gevaarlijk genoeg zal zijn en er ligt mis schien veel waars in de opmerking, dat men binnen kort op onze straten niets zal zien dan paarden en rijtuigen, terwijl een voet ganger of voor een dwaas of voor een weêrgalooze zeldznambeid zal aangezien worden. Want inderdaad, voor kinderen of voor ietwat gebrekkige lieden zijn de drukke punten onzer stad waarlijk niet meer zonder levensgevaar te passeereu. Wel hem die er den slag van heeft, zich door een geïmproviseerde pirouette te onttrekken aan de keus om onder een omnibus of een sleeperskar den adem uit te blazen. Hoe het mogelijk is, dat sommige ouders het nog wagen in dezen staat van zaken hun kroost een luchtje te laten scheppen in een kinderwagentje, dat door een verliefde of een slaperige kindermeid tusscheu al die rollende en ratelende en rammelende gevaarten wordt voortgeschoven, is mij een onverklaar baar raadsel. lntusschen, het aantal meer of minder ernstige onheilen, door aan-, over- of omrijden veroorzaakt, is in den laatsten tijd in het oog vallend toegenomen. En komen daar nu nog de tramways bij, die ge niet eens, als een omnibus, op een afstand kunt hooren aankomen, dan zal het gevaar niet weinig vermeerderen. Vooral als men, volgens het nieuw ingediende plan, vier nieuwe route's voor paardenspoorwegen tegelijk aanlegt. Het wenschelijkst ware voorzeker, dat de Raad besluiten kon, een toestand van overgang te vormen, en de voorgestelde lijnen achier- eenvolgeus te doen aanleggen. Geheele verwerping der tramways schijnt, bij de enorme uitbreiding, die Amsterdam in deu laatsten tijd ondergaan heeft en met eiken dag weder op nieuw te gemoet in Nederland! in wezen! Gelukkig voor de jagers! Gelukkig voor hen alleen, en niet eens voor allen. Want de jagtwet is zulk een voortreffelijk stuk wetgevenden arbeid, dat zij overtredingen schept, die geen jager ver mijden kan, die ieder jager met de band op 't hart eerlijk zal moeten bekennen meermalen te hebben begaan. Zoo is het jagen op eens anders grond zonder schriftelijk verlof van den eigenaar een strafbaar feit. Onder jagen verstaat men dan ook met geweer of honden loopen over eens I anders eigendom. Niemand die jaagt, die niet wel eens gedwongen wordt door de rigting die de jagt, het vervolgde wild, neemt, of ook om van het eene stuk land op het andere te j komen, voet te zetten op den grond van iemand, die niet vooraf daartoe schriftelijk verlof gaf. Voor die overtreding j kan ieder jager worden vervolgd, maar niet iedereen wordt j er voor vervolgd. Er zijn jagers, en dat zijn de «geluk- j kigen,» voor wie het toezigt louter toegefelijkheid is, voor wie elke jagtopziener en elke veldwachter doordrongen is j van de overtuiging, dat men zulke overtredingen niet ver mijden kanen de politie, wil zij niet in boosaardige plagerijen ontaarden, ze door de vingers moet zien; er zijn anderen, en dat zijn de «misdeelden,voor welken de politie de scherpe oogen van den lynx schijnt te hebben, en die geen voet jagende buiten hunne woning kunnen zetten zonder bekeurd te worden, zonder dat het plegtige «onthoud uw dag» hun in de ooren klinkt. De jagtwet is zeker een der merkwaardigste wetten, die in ons land uitgevoerd en gehandhaafd, en soms ook geschonden worden; daarom is het, nu wij voor eerst niet van haar verlost raken, niet ongepast, het licht nog eens te laten vallen op hare bekende deugden. Volgens het burgerlijk wetboek (art. 64) behoort het regt om zich het wild toe te eigenen bij uitsluiting aan den eigenaar van den grond, waarop zich het wild bevindt. Wee echter den boer, die, op grond van deze duidelijke wetsbepaling, op zijn eigen grond een haas dus zijn eigen haas die zijn eigen kool komt stelen, strikken of schieten zoude, want hij begaat eene jagtovertredingIs er iets onzinnigers denkbaar, dan iemand te straffen als gaat, bijna niet mogelijk. Een groote stad te worden, op modernen leest geschoeid, zonder er, bij de lichtzijde, ook de schaduwzijden van te ondervinden, gaat nu eenmaal niet aan. Doch deze tramway-kwestie, die zoovele tongen en pennen in beweging heeft gebracht, is gisteren en heden toch eenigszins voor een oogenblik op den achtergrond geschoven door een allernood- lottigste gebeurtenis in onze financiëele wereld. Ik bedoel het faillissement van de kassiersfirma le Normant en van Ouwenaller. Als eeu donderslag is de val van dit huis eensklaps bekend ge worden. Het was een firma op wier soliditeit men veilig meende te mogen bouwen. Wat al groote en kleine kapitalen zijn redde loos door deze ramp verloren. Ben ik wel ingelicht, dan bedraagt het passief plus minus f 8,000,000, zegge acht millioen! De oor zaak van he' onheil, dat menigen soliden naam zal doen wankelen, moet gezocht worden in mislukte operatiën in Indic. Wat hiervan waar zij, zal spoedig genoeg blijken. Vergun mij echter van dit onderwerp af te stappen en u te wijzen op een liefelijker verschijningop de fonkelnieuwe Vlaamsche opera Liederik, die te Arasterdam met ongehoord succes wordt opgevoerd. Eu dat succes is ten volle verdiend. Heden en Don derdag, 23 en 25 dezer, zal het stuk hier nogmaals gegeven worden, vermoedelijk voor even volle zalen als bij de voorafgegane voor stellingen. Overigens heerscht er stilte op bet tooueelgebied; bij de sluiting van dit saizoen begint zich de verwachting te spannen wat het volgende ons leveren zal, vooral welke de houding van de roemruchtige Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel zal zijn. Met welk stuk de Vereeniging hare voorstellingen zal openen is nog niet officieel bekend. Uit goede bron hoorde ik echter dezen ochtend, dat er door haar maatregelen genomen worden om gedu rende deu tijd, die hier vroeger „de kermisweek" heette, een spektakelstuk van de ergste soort, een allervreselijkste draak op te voeren, en wel het beruchte: Flik en Flok, of enz. De ondertitel van het ding is me door 't hoofd gegaan, en ik acht het de moeite niet waard er naar te zoeken. Het is een oud prul, dat tien jaar geleden reeds de hoogste rangen amuseerde. Nu de nieuwe Reis naar de Maan te veel geld zal kosten, geeft men de oude Flik en Flok! O Nederlandsch Tooneel! Met het huldeblijk, waarvoor in alle deelen des lands bijdragen gevraagd worden, moet het niet geheel naar wensch gaanhet heeft Z. M. behaagd dezer dagen voor f 500 in te schrijven: wellicht zal dat voor velen een aansporing op deu goeden weg zijn. 18 Mei. Amsterdam heeft zijn feestweek, schreef ik u. Zoo ge dezen ochtend, vroegtijdig reeds, de oogen langs de straten en grachten onzer goede stad hadt laten dwalen, zou het u aanstonds uit de menigte van vlaggen gebleken zijn, dat althans de dag van heden bijzonder ten feestdag gewijd was. Het gold de plechtige onthulling van Thorbecke's standbeeld, die te een uur heeft plaats gehad. De spoortreinen en stoombooten hebben den geheelen ochtend gansche scharen van vreemdelingen aangebracht en de hotels waren ineer dan bezet. Er was werkelijk iets feestelijks in de lucht. Deu geheelen voormiddag een gejoel en gedrang, vooral in deu omtrek van het feestterrein op de Botermarkt, dat hij datgene doet, waartoe hem de wet het regt, ja meer dan dat, het uitsluitend regt geeft! Wat zegt men van eene wet, die zoozeer ingrijpt in den eigendom, dien grondslag der beschaafde maatschappij? En waartoe? nergens anders om, dan om aan eenige be gunstigde liefhebbers van het jagtvermaak een levend doelwit voor hunne kogels te bezorgen. De gezonde mannelijke uitspanning van eene morgenwandeling in het ruime veld, de emotie van de vervolging van het vlugge wild, de dichterlijkste voorstelling die men van jagt én jagers geven kan, het bestaan van poeliers en handelaars in gevogelte deze door de voorstanders breed uitge- metene maatschappelijke voordeelen der tegenwoordige jagtwet! wegen niet op tegen de werkelijkheid, het nuchtere en uitermate prozaïsche feit, dat de wet den landbouwer verhindert het wild te dooden, dat de burger lijke wet zijn eigendom noemt, dat zijne planten vernielt, zijn hooi opeet en de jonge uitspruitselen zijner beplan tingen afknabbelt, dat de een dwingt het wild te voeden en te onderhouden, en den ander vergunt er zich meester van te maken. Maar dit alles zijn oude grieven. Er is eigenlijk niemand die ontkent, dat de jagtwet een overblijfsel is dier oude heerlijke regten, die het volk verdeelden in twee kampen, de groote partij van hen die dienen en gehoorzamen moesten, en de kleine partij van hen die gediend en ge hoorzaamd werden. Er is echter eene andere zijde aan de vraag omtrent'de regtmatigheid der jagtwet, waarop naar onze meening nog niet genoeg licht is verbreid, eene schaduwzijde zoo donker, dat het ongeoorloofd schijnt, te berusten in dit votum van de Tweede Kamer; zedelijke bezwaren zoo overwegend, dat de openbare meening verpligt is zich uit te spreken, ook al is voor het oogenblik de kans op eene spoedige wijziging dier schadelijke wet gering. Elke wet, en de strafwet meer dan eenige andere, be hoort geworteld te zijn in de zedelijke overtuiging des volks. Achter het vonnis van den strafregter behoort het publiek te staan, dat in die uitspraak de beslissing van het eigen geweten herkent. zoo onafscheidelijk bij dergelijke gelegenheden schijnt te behooren. Te een uur verzamelden de genoodigden zich binnen de smaakvol versierde omheining, die het terrein omsloot, en waar in de nabij heid van het nog omsluierde monument een tribune was opgericht voor de Thorbecke-comraissie, de familieleden van den grooten staatsman en den redenaar die het woord zou voeren. Het was de heer Dullert, voorzitter der Tweede Kamer, die deze taak vervulde, in korle trekken de geschiedenis van het standbeeld in her innering bragt en het vervolgens overdroeg aan den gemeenteraad van Amsterdam. Op een wenk van den spreker was het omhulsel van het beeld onder de daverende toejuichingen der duizende toeschouwers gevallen. Dat is Thorbecke wel, met het hoekige, stugge, maar sprekende gelaat, met de schrale, magere gestalte, in den traditioneelen langen jas, de eene hand steunend op de Grond wet, de andere een wetsrol houdend. Ja waarlijk, dat is de groote meester, wiens glorie heden in de hoofdstad een diepgevoelde hulde wordt gebracht. Het geheele monument is bijna 5 meter hoog, het beeld op zich zelf bijna 3 meter. Op het voetstuk wordt Thorbecke genoemd: de beste der burgers, oprecht volksvriend, trouw dienaar der kroon, hervormer der staatsregeling. Ik verneem dat we voortaan geen Botermarkt en geen Reguliersplein meer zullen hebben: de eerste zal Rembrandtplein heeten, naar den schilderhet tweede Thorbecke-plein, naar onzen Staatsman. Kunst en Regeering zoo na bij elkaar! In het Park zou te half drie de eigenlijke feestrede gehouden worden door den heer G. M. van der Linden en de feestcantate van Nicolaï op woorden van H. J. Schimmel ten gehoore worden gebracht; De muziek is wegslepend schoon, doch niet in overeenstemming met de woorden. De rede van den heer van der Linden was een aaneenschakeling van her inneringen uit het leven van Thorbecke, zooals die in het vrienden hart waren achtergebleven. Hij schetste Thorbecke als den stichter, den grondvester, den hervormer onzer tegenwoordige liberale partij hij wees er vooral op, hoe Thorbecke die éénheid tusschen Regee ring en Natie had weten te scheppen, die de gezegeudate vrachten voor land en volk heeft gedragen. Heden middag was er in het Paleis voor Volksvlijt een diner van 500 couverts; voorts een openbaar concert in het Vondelspark en een tegen entrée in de Parkzaal; alles besloten met een aller prachtigst vuurwerk op den Amstel. Hier en daar zag ik fraaie illuminaties. Het weder is overheerlijk. Duizenden en duizenden toeschouwers zijn op de been. Terwijl ik u deze regelen schrijf, bijna middernacht, barsten de zwermpotten en de vuurpijlen knetterend boven het water los. De naam van den Meester prijkt daartusschen in Grieksch vuur. Vier, vijf seconden slechts?zij het geen symbool. De gestalte van den reus in metaal gegoten; en zijn geest?... Zijn leus was: eenheid, zooals hij zelf één was, hij, de Meester. Dat parool worde onder zijne jongeren niet langer verwaarloosd Ik zie daar, Amice, dat ik begin te politiseeren. Een gevaarlijk bedrijf, dat ijlings bedwongen moet worden. Tot nader dus, hartelijk gegroet van t. t. AMSTELAAR.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1876 | | pagina 1