B u ite n I a n d.
Waar dat niet zoo is, daar werkt de strafwet demorali-
aeerend, de eerbied voor de regterlijke magt vermindert,
wetsontduiking schijnt eene geoorloofde slimheid en de
overtreder ontmoet op zijn weg medepligtigen in overvloed.
De justitie houdt op, de eerbiedwaardige wreekster der
maatschappelijke belangen te zijn, zij wordt de gehate
vervolgster, de bitter verfoeide vijandin van den burger.
Geen wet is op dit slechte pad verder voortgegaan dan
de jagtwet; zij schept overtredingen, maakt misdrijven uit
daden, die naar de heiligste overtuiging van het volk
volkomen geoorloofd zijn. Gij zult niet stelen, niet rooven,
niet brandstichten, geen valsche getuigenis geven en uwen
naasten niet mishandelen, staat even duidelijk in ons
geweten geschreven, als in de strafwet. Maar dat ik geen
strik mag zetten voor den haas, die mijne aanplantingen
vernielt, de vogels niet mag schieten, die mijne jonge
planten vernielen, zegt mij mijn geweten niet. Integendeel,
iedereen gevoelt, dat hier het onregt aan de zijde van de
wet is, die deze daden verbiedt; buiten hunne schuld,
maar daarom niet minder zeker, komen zij die de wet
handhaven daardoor in het licht van bevorderaars van
onregt. Voorzeker geen ontwikkeld man zal het den
agtopziener die verbaliseert, den regter die straf uitspreekt,
den ambtenaar van het uitvoerend gezag, die het vonnis
uitvoert, euvel duiden, dat zij de jagtwet handhaven,
omdat hij weet, dat van de innerlijke waarde van de wet
niet de regter, maar de wetgever rekenschap moet geven
maar zoo redeneert de groote massa niet. Deze geeft zich
van zijn indrukken niet genoeg rekenschap, is vreemd van
abstracte beschouwingen, en houdt zich bij voorkeur aan
de personen. Voor 't groote publiek is de veldwachter
een spion, de regter een gewillig handlanger van de «groote
heeren, die jagen,» en de opgelegde boete «ontfutseld geld.»
Deze beoordeeling is valsch, geheel onregt vaardig; goed,
maar zij bestaat en de wet geeft er aanleiding toe, omdat
zij straf bedreigt tegen eene handeling, die in geen enkel
opzigt afkeurenswaardig is.
Het is dan ook treurig om te zien hoe bij enkele per
sonen, die eenmaal voor sommige jagtovertredingen
bijv. het strikken van een haas op eigen grond, het gaan
over eens anders grond zonder schriftelijk verlof van den
eigenaar, enz. veroordeeld zijn, de eerbied voor de
justitie verminderd en het geloof in de regtvaardigheid van de
Nederlandsche Staatswetten verminderd is. Bij hun, bij
hunne vrienden en kennissen. Hoe dezen het «ze hebben
mij eens veroordeeld, toen ik geen kwaad gedaan heb, ze
maken er maar wat van, een arm mensch kan toch geen
regt krijgen» en dergelijke uitdrukkingen in den mond
bestorven zijn
Dit wantrouwen, door een onbillijke wet in de harten
gezaaid, spaart niemand; eenmaal voor een jagtdelict ver
oordeeld «in naam des Konings,» hoorden wij eens
het feit is historisch! een arm boertje zeggen: «De
Koning is ook al niet beter dan de rest.»
Veroordeeld te zijn door den strafregter behoorde een
schande te zijn, een vlek op iemands naam, de mogelijk
heid van veroordeeling een magtige drijfveer om den
burger te houden in het regte pad. Maar hoe zal het
strafvonnis dien heilzamen invloed kunnen uitoefenen, als
het gebruikt wordt tot handhaving eener onregtvaardige
wet, als er veroordeelden zijn wier geweten rein is als
sneeuw van elk zedelijk onregt
Men schatte die demoraliseerende werking eener slechte
wet niet te laag. Haar invloed is grooter en algemeener
dan men meent. Ook op de ambtenaren, die haar toepassen.
Geen veldwachter zal 't in zijn hoofd komen om een dief,
een misdadiger in wettelijken en zedelijken zin tevens, te
laten loopen, zelfs niet om eigen voordeel. Maar over
tredingen als deze? Is het even zeker, dat hij er niet door
de vingers ziet, omdat hij zelf overtuigd is, dat ieder
jager zondigt tegen de wet en daartegen zondigen moet,
bijv. door een voet jagende te zetten op het land van
iemand, die hem daartoe geen schriftelijk verlof gaf; even
zeker, dat hij de verleiding van een vriendelijk woord of
een klein geschenk zal weêrstaan, waar zijn geweten hem
zegt, dat wel de wet overtreden is, maar geen zedelijk
kwaad is gedaan
Dit betwijfelen wij. Zonder daarom iets meer te zeggen
dan wij mogen doen, want er zijn teekenen, dat de ont
zenuwende, verblindende invloed dezer slechte wet personen
aantast, die maatschappelijk vrij wat hooger staan, dan
een nederig veldwachter. Welk bedrijf heeft door alle
eeuwen heen algemeener afkeuring gevonden, dan dat van
den spion, den verklikker, den aanbrenger. Zelfs zij, die
hem gebruikten, hebben hem betaald met handschoenen
aan de vingers en een minachtenden glimlach om de lippen.
En voor weinig eervoller plagt het te gelden, de diensten
van den spion te koopen; wat ouders hunne eigene kinde
ren verboden, het «verklikken,» dat onderwijzers in de
jeugd straften, mogt ook onder mannen niet worden aan
gemoedigd, niet worden uitgelokt door een voorgehouden
geldbeurs. Liever, meende men, moest de justitie een
enkele maal blind blijven, een enkele schuldige ontsnappen,
dan dat men wantrouwen zaaide onder de burgers van
één staat, de mannen van één dorp, de kinderen van één
gezin. Welnu, thans is er eene vereeniging «Nimrod» van
jagtliefhebbers, die u eenige guldens betaalt als gij uw
eigen broeder wilt verraden en kunt doen veroordeelen,
omdat hij een haas heeft gestrikt!! En dat staat aange
plakt op de muren, er is een tarief voor, hoe erger straf,
hoe beter de aanbrenger betaald wordt! En niemand
schaamt er zich over. Noch zij die het onderteekenden,
noch zij die het drukten, noch de man die het heeft
aangeplakt! Hebben wij ongelijk te spreken van den
onzedelijken invloed dezer wet? En daarom, er korne een
eind aan. Men schrappe de jagtdelicten, voor zooverre zij
willekeurige delicten zijn, uit de rij der strafbare over
tredingen, opdat jiiemand meer in de verzoeking kome om
een gulden uit te loven aan den man, die in staat is uit
eigenbelang zijn buurman te verraden!
Binnenland.
HELDER en NIEDWEDIEP, 23 Mei.
Met de mailboot Voorwaarts» zijn hier aangekomen twee
matrozen van het Nederlandsch stoomschip de Castor. Beide
snaken, verlokt door het vele schoone dat Napels te bezien
geeft, hadden de Castor laten varen en waren met het
ontvangen voorschot in Napels achtergebleven. Lang liet
dat voorschot zich echter niet plagen en eindelijk werden
zij door den nood gedrongen, om zich bij den Nederl.
consul aldaar aan te melden, die ze met de mailboot
Voorwaarts naar hier deed overvoeren. Als trouwe en
onafscheidelijke reisgezellen, werden zij, met een touwtje aan
elkander bevestigd en naar een logement vervoerd, alwaar
zij ruim tijd zullen hebben, om over hunne reisindrukken
na te denken.
De berigten uit Curai^ao luiden o. a.:
«Met ijver wordt aan de stoomschepen Zilveren Kruis
en Leeuwarden gewerkt tot herstelling van de schade,
veroorzaakt door de aanvaring, welke tusschen deze twee
schepen heeft plaats gehad. Binnen korten tijd zullen zij
gereed zijn om zee te kunnen kiezen.»
«Generaal Guzman Blanco, president van de republiek
Venezuela, heeft aan de beide Wetgevende Kamers daar
te lande kennis gegeven van zijn voornemen om zich, tot
bijwoning van de internationale tentoonstelling, eerlang
naar Philadelphia te begeven. De gelijktijdige aanwezigheid
aldaar van alle presidenten der Zuid-Amerikaansche
republieken zal, zoo drukt generaal Guzman zich uit, niet
alleen zijn een huldeblijk, aan de beschaving en de toekomst
der Nieuwe Wereld gebragt, maar bovendien de welkome
gelegenheid zijn tot het leggen van grondslagen van een
algemeene continentale politiek voer geheel de beide
Amerika's.» (D. v. 's Gr.)
Blijkens berigt van den consul-generaal der Neder
landen te Londen is, bij besluit van den Privy-Council,
te rekenen van dien dag, de invoer verboden van vee uit
den vreemde in de havens van Dover, Folkestone en
Newhaven.
Jl. Zaturdag is te Berlijn eene overeenkomst met
Pruissen tot stand gekomen betreffende de verbinding van
Pruissische kanalen in Overijssel, Groningen en Drenthe.
Mgr. Wilmer, bisschop van Hnarlem, bleef verder
tot Zaturdag namiddag vrij van benaauwdhedenzijn
toestand was toen redelijk.
Aan den maaltijd, die jl. Woensdag de algemeene
vergadering der Maatschappij ter Bevordering der Bouw
kunst besloot, werd het voorstel gedaan tot het stichten
van een weduwenfonds voor bouwkunstenaren. Het plan
vond bijval, en dadelijk benoemde men de heeren J. H.
Leliman, P. J. H. Cuypers en H. Springer tot een com
missie van uitvoering.
De commissie, belast met de voorbereiding van de
indijking van het Wieringermeer, komt in haar thans aan
den minister van Binnenlandsche Zaken ingediend rapport
tot de conclusie:
«Dat de indijking van het Wieringermeer onafscheidelijk
verbonden is aan het groote plan om 200,000 hectaren
ten zuiden droog te maken, en dat het geheel met 's lands
belangen zou overeenkomen, om het kleinere deel vooraf
te laten gaan, of althans tegelijkertijd tot de uitvoering te
besluiten
Gisteren werd door de Holl. spoorweg-maatschappij
in het stationsgebouw buiten de Willemspoort te Amsterdam,
bij enkele inschrijving, publiek aanbesteed, het uitvoeren
van de navolgende werken op den Noordhollandschen
Staatsspoorweg, als: 1. het verruimen van bermslooten in
den polder Heer-Hngowaardminste inschrijvers de heeren
Gebr. Moorman, te Helder, voor f 3885; 2. het uit
breiden van de sporen met bijkomende werken op de stations
Heer-Hugowaard en Castricum; minste inschrijver dezelfde,
voor f 8140; en 3. het uitbreiden der spoorinrigting
met bijkomende werken, op het station te Noord-Scharwoude;
minste inschrijver dezelfde, voor f 885.
Men meldt aan den L. Ct.Wegens de groote
droogte en weinige groeizaamheid wordt het vee in de voor
hooiland bestemde stukken gebragt, daar het gras hoe
langer hoe meer vermindert. De handel in lammeren is
tengevolge daarvan traag en de prijzen niet hoog. Ondanks
nachtvorst staan de aardappelen overal goed boven den grond.
Van de 92 agenten van policie en van de 123 nacht
wakers, welke 's Hage heeft, moesten in 1875 respectivelijk
9 (dus 1/10) en 22 (dus 1/5) wegens wangedrag ont
slagen worden.
In de jl. Zaturdag te Utrecht gehouden algemeene
vergadering van de vereeniging Volksonderwijs heeft, na
eene openingsrede van den voorzitter, dr. H. J. E. van
Hoorn, de secretaris, mr. A. Kerdijk, een zeer gunstig
verslag over den toestand der vereeniging uitgebragt. Merk
waardig is de snelle aanwas, dien de vereeniging in den
laatsten tijd ondervond. Op 1 Jan. jl. telde zij 87 afdee-
lingen en 4856 leden, thans zijn er 124 afdeelingen en
steeg het aantal leden tot 10,071.
Bij de wetsherziening, welke een onderwerp van beraad
slaging voor deze vergadering uitmaakte, is bepaald, dat
de grondbepalingen zullen inhouden, dat het doel der ver
eeniging is: te verkrijgen dat overal in het Rijk van over
heidswege voldoend openbaar lager onderwijs gegeven worde,
gelijkelijk toegankelijk voor alle gezindten. De vereeniging
zal ook een viermaandelijksch geschrift uitgeven, dat kos
teloos aan alle leden zal toegezonden worden. Deze
bepaling gaat in met 1 Jan. 1877. Ook zal de vereeniging
haar invloed aanwenden tot het verkrijgen van een wette
lijke regeling van het voorbereidend lager onderwijs.
De vergadering heeft jhr. mr. F. M. van Beyma thoe
Kingma, te Heerenveen en jhr. mr. J. F. Yan Humalda
van Eysinga, te Leeuwarden, tot eereleden benoemd. De
heer A. Moens had verzocht voor deze onderscheiding niet
in aanmerking te komen.
Tot leden van het hoofdbestuur werden benoemd de
heeren dr. H. J. E. van Hoorn, mr. A. Kerdijk, R. P.
Mees RAzn., G. P. van Vladeracken, mr. B. H. Pekel
haring, H. Bouman en mr. A. Bloembergen.
Voordat de vergadering scheidde, bragt zij een warm
woord van hulde aan de nagedachtenis van mr. Groen van
Prinsterer, haar grooten tegenstander.
Men schrijft uit Tilburg aan het U. D., dd. 20 dezer:
«De kwijnende staat, waarin de wolindustrie zich overal
bevindt, heeft eene algemeene daling teweeggebragt, die
zich vooral op de wol—vendu's te Londen heeft doen gevoelen.
De koers van Februarij heeft aldaar 10 pCt. en de la
Platawol-vendu te Antwerpen 15 a' 20 pCt. daling onder
gaan. Te Marseille zijn dientengevolge bij de groote wol
veilingen dezer dagen slechts kleine hoeveelheden afgedaan,
daar houders niet genegen waren tot dien koers af te zetten.
Deze paniek in de grondstoffen onzer fabriekplaats werkt
hier zeer ongunstig en schadelijk.»
Men schrijft uit Wageningen
«Als men gelooft, dat de hooge waterstand in het voor
jaar alle insecten gedood heeft, die voor den plantengroei
schadelijk zijn, zal men zich deerlijk vergissen. Onder
zoekingen in de Uiterwaarden alhier hebben aangetoond,
dat bij het lossteken van één schop gronds zich 10 a 12
larven van meikevers vertoonden en zulks op verschillende
plaatsen. Men schrijft het hieraan toe, dat er nog zoo
weinig gras is, hoewel de koude der laatste dagen er ook
haar aandeel toe bijdraagt. De veehouders beginnen gebrek
aan hooi te krijgen en moeten dus hun vee opscliaren,
hoewel er nog zeer weinig gras voorhanden is. De binnen
velden maken hierop een gunstige uitzondering. Naar het
zich laat aanzien zullen er dit jaar veel vruchten komen
de vrucht der kers heeft zich reeds gezet en ook de appel
en perenboomen, die niet veel van den droogen en kouden
wind geleden hebben, beloven een rijken oogst. Wanneer
er niet spoedig een malsche regen valt, kan de vroege
rogge als verloren beschouwd worden.»
De heer R. J. Blaauw, van Zuidbroek schrijft in de
Gron. Crt., naar aanleiding van de jerimiade van een
«Plattelander» over de musschen, die boosaardig genoeg
zijn, om zijn geliefkoosde kost, de «doperwtjes» op te
peuzelen, de volgende regelen:
Het zijn echter de doperwten niet alleen, welke dat
gevederde volkje met graagte eet, maar ook kapucijners,
groene erwten en peulen, vooral de laatsten, versmaadt het
niet. Waarheid ook is het, dat de musschen zich door
niets ter wereld laten afschrikken, zelfs door geen «kruid,»
maar men kan hun toch gemakkelijk beletten de gezaaide
erwten onverschillig welke soort uit den grond te
halen, door de geulen, waarin men de erwten wil zaaijen,
niet minder dan een handbreed diep te maken nog wat
dieper is ook goed en alzoo de erwten betrekkelijk diep
te zaaijen. Na de zaaijing en vóór dat men den geul digt
maakt, trapt men met de voeten de erwten goed vast, als
de grond van nature los en poreus is, doch is de grond
dien men bewerkt vast en gesloten, dan neemt men een
stuk gereedschap, bv. een tuinhark, om daarmede de erwten
in den grond vast te stooten, waarna de geul kan worden
digt gemaakt.
Door het zaaijen van erwten op de aangewezen manier,
zal niet ééne erwt door de musschen uit den grond worden
gehaald. Het schijnt, dat ze als bij instinct weten, dat de
erwten voor hare «bekjes» te diep liggen en, dat ze te vast
zitten; tenminste bij dusdanig gezaaide erwten proberen
ze 't niet eens.
Bovendien nog leveren diep en vastgezaaide erwten een
beter beschot op dan anderen, die boven in den grond
zijn gelegd.
Te Bucharest heeft jl. Zaturdag een sneeuwstorm
gewoed; de thermometer daalde plotseling op nul.
Uit Salonika komt de tijding, dat de lijken der ver
moorde consuls thans eindelijk zijn ter aarde besteld, en
wel op de meest plegtige wijze. De orde werd niet
verstoord.
Benoemingen, enz.
De kapitein-kwartiermeester 1ste kl. bij het korps Mariniers
C. Deijll, is met ingang van den 21 dezer bevorderd tot luitenant
kolonel-intendant bij voormeld korps.
STATE\l-fiE\fiRAAL.
Tweede Kamer.
Zitting van Maandag 22 Mei. De interpellatie van den heer
Fransen van de Putte over de suikerkwestie is geschied. De
regering heeft geen bezwaar in de voortzetting der behandeling van
het voorstel de Bruyn Kops tot afschaffing van den accijns. De
discussie is geschorst, totdat eenige aanhalingen uit diplomatieke
stukken zullen gedrukt zijn. Heden zullen eenige en van Maandag
af onderscheidene onderwerpen in behandeling genomen worden.
Frankrijk.
In het Grand Hotel te Parijs is aangekomen de nabob
Mookhtar van Hyderabad, op reis naar Londen om den
Kroonprins van Engeland een tegenbezoek te brengen. Hij
is het, die den Kroonprins, het genoegen van een tijgerjagt
aanbood, die bijna zeer ernstig zou afgeloopen zijn en den
toekomstigen Koning in levensgevaar bragt. Het gevolg van
den nabob bestaat uit 150 personen. Bij zijne komst in het
Grand Hotel is hij gestruikeld en gevallen, bij moest zich
dientengevolge te bed begeven en zal welligt een paar
dagen tot zijn herstel behoeven. Zijn lijfarts vergezelt hem.
Hij is fabelachtig rijk en reist, volgens de Fransche bladen,
als een Prins uit de Duizend en een nacht. De Engelsche
regering heeft hem, gedurende zijn verblijf in Europa, een
der uitstekendste officieren van het Britsch-Indische leger,
en die reeds 30 jaren aldaar in de gelederen doorbragt toe
gevoegd, kapt. Trevor, niet een man van naam als militair,
maar beroemd als een der beste tijgerjagers des lands. Hij
heeft er reeds eigenhandig 74 gedood. De nabob schijnt
een dag of acht te Parijs te zullen vertoeven. Zijn dienst
personeel volgt bij de maaltijden de voorschriften van Mahomed
en slagt zelf schapen en kippen. Hij en de hem verge-