IIELDERSCHE
EV UEIHEDIEPER COURANT.
1876. N°. 94.
34 Jaargang.
Zondag 6 Augustus.
B i n n e n I a n d.
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Din^sdag, Donderdag en Zatnrdag namiddag.
Abmnemeutiprijs per kwartaal 1.80.
tt franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: NOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Kïken Bonderdfig vertrekt de maf] naar
Oost-Sndië. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 5 Augustus.
Men verwacht eerstdaags van den minister van Financiën
een besluit, waarbij bepaald wordt, dat Belgische centen in
openbare kassen of kantoren niet meer in betaling worden j
aangenomen.
Gedeputeerde Staten dezer provincie hebben bepaald, j
dat de jagt op klein wild zal worden geopend op Zaturdag j
den 2 Sept. e. k., met zonsopgang, en dat de korte jagt i
dagelijks, met uitzondering van den Zondag, en de lange
jagt alleen op Woensdag en Zaturdag zal mogen worden
uitgeoefend.
Beroepen te 's Hage de heer dr. Valeton, pred. te
Bloemendaal.
Aangenomen het beroep naar Rotterdam door dr. L.
de Geer, pred. te Groningen.
Aangenomen het beroep naar de Herst. Evang. Luth.
gemeente te Leeuwarden, door ds. J. A. Hel wig, pred. te
Enkhuizen.
Aan het aanvullings-examen te Amsterdam van
militaire artsen voor de betrekking van officier van gezond
heid heeft o. a. voldaan de heer arts J. P. A. Walraven,
van Alkmaar.
Men meldt ons van Texel, dd. 4 Aug.:
«Des Vrijdags wordt de postdienst van Texel naar het
Nieuwcdiep verrigt per schuit. Deze schuit nu, heden
naar het Nieuwediep zeilende, verloor bij een rukwind
dwars van het Oude Schild de mast, waardoor de geheele
tuigage over boord sloeg, gelukkig zonder verdere onheilen
te veroorzaken.»
Door een Duitsch koopman, den heer Stoll, te
Frankfort a/M, is het plan gevormd om te Noordscharwoude
eene zuurkoolfabriek op te rigten. Hierdoor zullen de in
die streek reeds zoo bloeijende koolteelt en koolhandel nog
aanmerkelijk bevorderd worden. Het terrein voor de nieuwe
inrigting is reeds gevonden en men verwacht, dat er spoedig
aan den bouw zal begonnen worden.
Bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal is inge
diend een wetsontwerp tot nadere regeliog der grens tusschen
Westfriesche Correspondentie.
De lezers dezer courant zullen zich zeker herinneren, dat ik
meermalen schertsenderwijs gewezen heb op een zekere jalouzie,
rivaliteit als ge wilt, tusschen de naburige steden Alkmaar en
Hoorn. Van mijne zijde is nooit beweerd, dat Alkmaar Hoorn
wangunstig zou zijn, of mischien kwaad zou toeweuschen. Integen
deel, steeds heb ik duidelijk doen uitkomen, dat Alkmaar bij Hoorn
aanmerkelijk vooruit was. dat de prachtige ligging van Alkmaar,
geheel in het woud verscholen, haar voor hen, die niet om zaken
aan een zeker oord verbonden zijn, veel aanlokkelijker maken dan
Hoorn, terwijl het Groot Noordhollandsch Kanaal en het spoor
haar ook voor den handel veel geschikter maakten. Als inwoner
van Hoorn heb ik nu en dan daarover klaagliederen aangeheven,
niet omdat wij Hoomschen Alkmaar die voorrechten niet gunden,
maar, omdat wij ook zoo gaarne in het bezit er van werden gesteld.
Misschien herinneren sommige lezers zich, dat ik, reeds voor
geruimen tijd, eens verhaald heb van een vriend, die twee doch
tertjes had. De afspraak was, dat Marie, de oudste, den ééneu
Zondag met pa eu ma zou vit rijden gaan en Anna, de jongste,
den volgenden. Anna, de jongste nog wel, hield zich goed en
schoon ze gaarne den eersten Zondag met hare ouders en haar
zusje mee had gegaan, hield ze zich kranig, getroost in het voor
uitzicht, dat zij later aan de beurt zou komen.
Die beurt kwam dan ook op den volgenden Zondag, doch nu
bleek Marie niet zooveel meesterschap over hare aandoeningen te
hebben, want toen zij haar zusje netjes zag aankleedeu en de
koets voorkomen, waarmee deze uit rijden zou gaan, barste zij op
eens in tranen los. Natuurlijk waren de ouders hierover een
weinig verstoord eu vroegen niet ten onrechte aan Marie, of dat
nu eigenlijk wel lief was, daar zij toch zeer goed wist, dat een en
ander vooraf was afgesproken en dat zij, Marie, hare beurt reeds
had gehad.
„Och ja, Matje," riep het schreiende meisje, „u moet daarom
niet boos wezen, ik huil niet, omdat mijn zusje uit rijden gaat,
maar omdat ik thuis moet blijven.
Met deze anecdote heb ik de toenmalige spoorweg-beweging in
het arrondissement Hoorn willen karakteriseeren en tegelijk van
mij zeiven, die o. a. in deze courant mee huilde, de verdenking
verwijderd houden, als zouden wij Hoornschen onze Alkmaarsche
naburen hunne bronnen van welvaart en genoegen niet gunnen.
Als wij maar niet thuis moesten blijven\
Maar, dat de Hoornschen de Alkmaarders zouden verdenken van
wangunst, is nooit bij ons opgekomen, ware het alleen daarom,
dat wij ons, misschien wel wat overdreven, verbeeldden, dat bij ons
niets benijdenswaardigs was.
Een spoorwegverbinding, rechtstreeks met de hoofdstad, als
Centraal handels-station, hebben wij steeds eene levenskwestie voor
Hoorn geacht en de periodieke pers beschouwen wij in de eerste
plaats als het middel om de publieke aandacht op zeker punt te
vestigen en zoo mogelijk hare sympathie te winnen. Ieder weet,
de gemeenten Hoogwoud en Winkel. In 1844 zijn de
gronden van den polder Groet voorloopig aan de gemeente
Winkel toegevoegd, doch daarbij werd niet aangewezen
tot welke gemeente de oppervlakte tusschen de scheidings-
sloot van den polder en de grenzen der gemeente Hoogwoud
gebragt zou worden.
Twee knapen uit de IIp zijn deerlijk verwond door
eene ontploffing van eene hoeveelheid buskruid, waaroiii
men, onvoorzigtig genoeg, hen gezonden had, maar waarbij
een hunner, nog onvoorzigtiger, een pijp ging rooken. De
kinderen, die, na het in brand geraken van hunne kleede
ren, in het water ondergedompeld werden, verkeeren in
zorgelijken toestand.
Het stoomschip Medea is jl. Woensdag van Amsterdam
langs het Noordzeekanaal naar Bordeaux vertrokken.
Het Handelsblad maakt melding van het door prof.
Stracké vervaardigde beeld, dat te Alkmaar wordt opgerigt,
ter herinnering aan de bekende «Victorie,» die van die
stad begon. De kunstenaar is thans bezig, er de laatste
hand aan te leggen, zoödat reeds blijkt, hoezeer de uit
voering aan het gelukkig gedacht ontwerp beantwoordt.
Het beeld doet ons de «overwinning» zien, op het oogenblik
dat zij neerdaalt. Vandaar de gestrekte vlengels en het
luchtig geplooid gewaad. In den linkerarm rust een omlau-
werd zwaardde regter wijst zegevierend opwaarts.
Het vier meter hooge beeld erlangt in het roemrijke
stedeke eene gelukkige plaats, zoowel om den boomrijken
achtergrond, waartegen de prachtige lichtgrijze tint der
steensoort bijzonder goed uitkomt, als om den grooten
afstand, waarop het gezien zal kunnen worden. Het zal
namelijk op de vroegere bolwerken verrijzen, met den blik
op Oudorp, waar het Spaansche hoofdkwartier was geves
tigd, toen «van Alkmaar de victorie begon.»
In een brief aan de redactie van het Hbl. verklaart
de vader van het meisje, dat onlangs te Amsterdam in zoo
verwaarloosden toestand werd gevonden, dat hij en zijne
vrouw het kind nooit verborgen hielden en dat het ook
nooit opgesloten was, veel minder in een hokje op de
vliering of ergens anders, en nooit haar voedsel onthouden
werd; want schrijft hij al had ik het door deze of
gene reden soms sober, ontving zij even goed haar deel
als de anderen en sliep in dezelfde zolderkamer, waar mijn
geheele gezin sliep, evenwel in een reeds vroeger tot
wat het voor heeft, eene volksovertuiging gevestigd te hebben, en
hebben wij, zij het nog zoo'n klein beetje, ietwat bijgedragen tot
die overtuiging, die zich ten laatste heeft meester gemaakt van de
vertegenwoordiging, ja zelfs van de Kroon, dan kunnen wij het
offer dragen, van onze fierheid gevergd, door een tijdlang de
beklagenswaardige rol vervuld te bebben vanklager.
Nu krijgen wij een spoor, de wet er voor is er sinds lang, de
lijn is voor het grootste gedeelte getraceerd en de bakens voor
het station uitgezet. Het woord is, zou een staatsman zeggen,
thans aan de feiten. Die feiten spreken niet na één dag en dat
is ook niet noodig, waar het de belangen geldt van een geheel
district. Wij komen van Room, wij hébhen den tijd.
Deze regels zijn mij uit de pen gevloeid na het artikel van
uwen Alkmaarschen correspondent, dd. 14 Juli 11., No. 84.
Toen ik dat artikel, of liever dien brief, las, kon ik mijne oogen
nauwelijks gelooven. De rivaliteit, „het kwaad," zegt mijn Alk
maarsche mede-correspondent, „uit wangunst geboren, zit diep,
niet alleen hier, maar in nog grootere mate te Hoorn."
Een kwaad, uit waugunst geboren, in casu natuurlijk jegens Hoorn,
zit te Alkmaar diep!
Ik zou haast wenschen deze woorden van uwen Alkmaarschen
correspondent te doen archiveeren.
Maar wat misgunt Alkmaar dan aan Hoorn?
Ik heb reeds boven gezegd, dat Hoorn Alkmaar niets misgunt,
dat bet alleen oolc wenscht te bekomen, wat Alkmaar voor zijn
handel en nijverheid heeft en' Alkmaar niet alleen, maar wat alle
arrondissementen, of lundstreken zoo ge wilt, velen veel kleiner en
minder belangrijk dan het onze, sinds jaren lang bezitten.
Gerust kan men te Alkmaar gelooven, dat er overigens te Hoorn,
jegens Alkmaar, niets dan de meest vriendschappelijke geroelens bestaan.
Maar nu Alkmaar jegeus Hoorn?
Bovenbedoelde brief is over deze „kibbelhistorie tusschen 2
steden" zoo als hij zelf zegt, werkelijk belangrijk om zijn naïeviteit.
Na eerst zelf geconstateerd te hebben, dat de Alkmaarders
„meenen dat uit Hoorn, waaraan zij allerlei spreekwoorden van
achterlijkheid ontleenen, niets goeds kan komen," iets wat schrijver
afkeurt, geeft hij een kort overzicht van den strijd, gevoerd bij
gelegenheid van de spoorweg-kwestie.
nGij weet," zegt de correspondent, „wat Hoorn zoo bewoog, om
tegen de spoorweg-verbinding (er had moeten staan: tegen eene
primitieve spoorweg-verbinding) met Alkmaar te strijden en hoe
pijnlijk het haar treffen moest, dat de minister van Justitie niet te min
de opheffing der rechtbank voordroeg."
Wij kennen slechts één spreekwoord van dien aard en dat
heet: „Kom je van Hoorn, dan heb je den tijd." Men vergete
echter niet, dat dit tweeledig kan worden opgevat. "Wij gebruiken
het te Hoorn zeiven dikwerf, b. v. in den zin, „men moet niet te
hard van stal loopeu." „Hardloopen, doodloopen," enzv. Gaarne
wensch ik kennis te maken met de andere spreekwoorden, waarvan
de correspondent te Alkmaar spreekt.
slapen ingerigte kast, omdat onmogelijk plaats was, het
voor haar bestemde ledekantje te plaatsen.
Hij noemt voorts de namen van een aantal personen, op
wie hij zich beroept, ten bewijze dat het kind niet schan
delijk werd behandeld en werkelijk aan tering leed.
Men meldt uit Houtrijk en Polanen, dd. 2 Aug.:
«Het is hier zeer goed te bemerken, dat de langdurige
droogte gebrek aan drinkwater heeft doen ontstaan. Uit
den Haarlemmermeer- en IJ polder, van Sloten en Spaarn-
dam, komen vele menschen hier om zicli daarvan te
I voorzien. In den Haarlemmermeerpolder zou hier en daar
het vee in liet weiland gebrek moeten lijden, indien de
klaver niet zoo welig stond, dat men het daarmede kon
voederen. Algemeen is in deze streken het verlangen naar
regen zeer groot.»
De leden der jury's hij de tentoonstelling tc Philadelphia
i hebben den 10 der vorige maand een pleiziertogtje gemaakt
door een gedeelte der Verecnigde Staten. Dit uitstapje
was hun aangeboden door de Pennsylvania Railroad Com-
j pany, die hare wagens over meèr dan 6000 Engölsche mijlen
j laat loopen. Ruim 180 lieeren maakten den togt mede.
Als een bewijs hoezeer in Amerika alles op reusachtige
schaal is ingerïgt en wordt geëxploiteerd, diene het volgende,
dat ontleend wordt aan een schrijven in de Haarl. Crt:
«Een afzonderlijke trein van 6 in elkander loopende
wagens was voor de excursie bestemd. De voorste was als
keuken ingerigt; daarop volgde de eetsalon, dan 3 gewone
waggons (in Amerika heeft men geen verschil van wagens,
geene klassen) en eindelijk een salonwagen dér directie
met halcons naar achteren, waarvan men het heerlijkste
nitzigt genoot. De eetsalon was met de vlaggen aller natiën
versierd, waarin men door een zestal kleurlingen werd
bediend. Voor verfrissching, enz. was alles in dit steeds
50 mijlen in het uur zich verplaatsend hotel aanwezig.
Wat betreft lunch, diners en bediening, zou zeker de
spoorkok met den beste kunnen concurreeren. Denkt men
hierbij, dat door den voortdurenden togt de anders steeds
grootere warmte dragelijker werd, dat men de schoonste
en interessantste streek van geheel Amerika doorkruiste,
dat men de old regions leerde kennen, de Niagara bezocht,
de grootste staal- en ijzerfabriek aanschouwde, steeds in
een vrolijk gezelschap verkeerde, alom met geestdrift be
groet, op den geheel en togt niets mogt betalen, overal
Niettegenstaande gij, Mijnheer de Eedacteur, wist,, wat Hoorn
bewoog enz. wil de minister de rechtbank opheffen.
Voor ons is het verband niet al te duidelijk, en komt het ons
voor dat de fijne schaaf nog wel eens over dezen zin had mogen gaan.
Wat de zaak zelve betreft, alle lezers dezer courant weten het
ook, wat ons bewoog te ijveren legen eene aanvankelijke verbinding
per spoor met Alkmaar; in meer dan één artikel heb ik breed uit
gemeten hoe verderfelijk zulks voor Hoorn moest zijn.
Nu komt de beurt aan de Kiesvereenïging Burgerplicht die een
adres naar de Tweede Kamer heeft gezonden tol behoud van de
rechtbank te Hoorn en een dito van den Alkmaarschen gemeenteraad.
Dat die Kiesverèeuiging den juisten toon heeft aangeslagen, durf
ik niet beweren. Eene kiesvereeniging is geen officieel lichaam en
in den regel te eenzijdig, ik zou haast zeggen te één-persoonlijk.
Gebreken in stijl en vorm in hare stukken mogen niet geweten
worden aan de gemeente waar zij gevestigd is, die eigenlijk als
zoodanig niets met haar te maken heeft. Toch heeft het adres niets
anders kunnen bedoelen, dan het behoud onzer rechtbauk, bij welk
behoud Alkmaar toch onmogelijk nadeel kan hebben.
In dit streven zijn adressanten ondersteund door Gedep. Stalen.
Eu nu Alkmaar. Niet eene Kiesvereeniging, maar burgemeester
eu wethouders, nameus den gemeenteraad, wenden zich tot dezelfde
Kamer, niet om het behoud der Alkmaarsche rechtbank te vragen,
er is geen sprake van hare opheffing geweest, wel van de Haar-
lemsche, maar om te betoogen, dat de communicatie tusschen
Enkhuizen en Alkmaar voldoende was, om de opheffing der
Hoornsche rechtbank te rechtvaardigen.
De Alkmaarsche gemeenteraad had om haar fatsoen wol mogen
wenschen, dit adre3 en portefeuille te hebben gehouden.
Uw Alkmaarsche correspondent heeft in vorige artikels, waar
i hij de Hoornsche spoorweg-beweging besprak, nog al vaak gesproken
van kleiusteedscbe bekrompenheid tegenover inter-provinciale belan-
i gen. Mij dunkt de aap komt thans leelijk nit de mouw. De
Alkmaarsche gemeenteraad heeft de rol willen vervulleu van het
huilende meisje in mijn anecdote; nu zij haar deel reeds voorlang
ontvangen heeft, misgunt zij het hare zuster, dat die thans aan
de beurt is en huilt zij niet alleen, maar geeft haar ook nog een
gniepige kneep.
Burgemeester en wethouders van Alkmaar hadden mógen beden-
ken, dat men zich met zulke coups d'epingle zeiven het meest
bezeert.
Tot mijn leedwezen is dit artikel wel wat ontaard in een polemiek.
lk had het gaarne vermeden eu heb juist daarom zoo lang het
stilzwijgen bewaard. In mijn vorig artikel heb ik gezegd, dat het
van ons niet fair zou zijn, nu aan onze wenschen is gevolg gegeven,
te veel victorie te kraaien. De inhoud van den laatsten brief uit
Kennemerland was echter van dien aard, dat ik er niet op zwijgen
mocht.
De feestviering van Sappho is er echter bij ingeschoten, ik hoop
daarop terug te komen in eene volgende Correspondentie, waarin
ik meer Hoornsche toestanden op zich zeiven wil bespreken.