Buitenland. De wolhandel is thans te Hoorn in vollen gang. De opbrengst van de wol was ditmaal buitengewoon, maar de prijzen voldoen den veefokker niet; deze zijn vrij wat lager dan verleden jaar. Uit de Yeluwe meldt de Haagsche correspondent van de Zaanl. Crt. aan genoemd blad o. a.: «Maar voor den stedeling, die eenige weken uitrust van den vermoeijenden arbeid, die zuurstof in plaats van stik stof inademt, die zich aan de geuren van hooilucht in plaats van aan muffe kantoordampen en petroleumwalmen verkwikt, is het land, het vrije veld nog oneindig meer! De landman arbeidt in 't zweet zijns aanschijns; de stede ling rust uit. Zijn oog wordt verrukt door uitgestrekte vergezigten, slingerende lanen, nu rijzende, dan dalende wegen: ziin oor is geopend voor het koor van tallooze vogelen, die wel niet allen liefelijk zingen, maar wier veelvuldig gekweel hem aangenamer afleiding verschaft dan de schoonste humoreske. Naauwelijks heeft hij de sterke harslucht der dennen ingeademd, of de honigzoete boekweit tempert den al te kraclitigen indruk, terwijl een reeks van veldbloemen zijn blik bekoort. Wie in den zomer genieten wil, moet wandelen. Onze Nimrods halen medelijdend de schouders op en weten van niets dan equipage en «gedistingeerde toiletten,» maar er is geen toilet zoo smaakvol, zoo veelzijdig, zoo echt ge distingeerd als de kleeding der natuur. Haar toilet kan een regentje verdragen: juist aan dien regen, die u hindert, ontleent hare kleeding haar frischheid. Maar wandelen in de hitte van den zomer! Wel zeker, doch met beleid. Gij moet de lommerrijke dreven weten te kiezen. Zie! Ginds schaduwrijk pad gelijkt wel een kegelbaan, door de natuur zelve aangewezen om er u in de vrije natuur te vermaken. Dit breedere pad, dat loopt onder een dak van ineen- gegroeide twijgen, gelijkt wel een balzaal, uoor de natuur zelve op 't keurigst ingerigt. De Nederlandsche land schappen, vooral de Geldersche, hebben alles, wat zich aanbeveelt. Zij hebben alleen één gebrek: zij blijven onbezocht. En zoudt gij dan willen, dat ik aan politiek denke, over politiek schrijve, waar de herdersfluit weêrklinkt, het lam blaat en zelfs het balken van den ezel mij (misschien vanwege de zeldzaamheid) aangenamer aandoet dan menige parlementaire welsprekendheid? Hier, waar ik luister naar 't murmelen der beek en :t zacht fluisteren der boschnymf! Wie denkt aan politiek, waar de landman de boekweit en rogge optast en zijn overvloedig koren in schoven bindt! Wie spreekt hier van veranderingen in de constitutie! De Grondwet der natuur is altijd dezelfde, steeds onver anderlijk. Op den zomerdag steeds de milde, koesterende zon, die zonder onderscheid haar stralen uitgiet, zoowel over het buitengoed van den rijke, als over de nederige hoeve van den landman; op den zomeravond de zachte, nu niet zilveren, maar gouden maan, wier zwakkere maar reinere stralen vonken doen spatten in den schier onbe wogen waterspiegel. En altijd, in mindere of meerdere hoeveelheid, geniet de landman de vrucht van zijn arbeid. Wie spreekt hier van politiek? De politiek ploegt, egt en zaait ook op haar tijd, vooral als natuur haar winter slaap sluimert. Maar de politiek ploegt om in de vorens zaad te strooijen, waaruit eindelooze krakeelen en twisten moeten opschieten; en de politiek egt niet om oneffenheden gelijk te maken en het goede zaad diep wortel te doen vatten, maar om toch vooral te zorgen, dat geen twist worde bijgelegd, dan die de kiem van een nieuwen twist in zich bevat. De natuur, zegt gij, heeft dan toch haar giftige dieren, hare giftplanten. Het is ook daar niet alles zuiver en opregt. Mis geraden! Het giftige in de natuur strekt tot heeling en heil en het giftige is uitzondering. Maar in de politiek schijnt het giftige, helaas! regel geworden. De natuur is objectief, de politiek subjectief; de natuur steeds opbouwend, nooit vernietigend; de politiek bijkans steeds vernietigend, zelden opbouwend; de natuur is liberaal in den ruimsten zin des woords, liberaal en regtvaardig, maar de politiek vestigt haar blik niet op het geheel, maar slechts op een deel. Daardoor is zij dikwijls niet liberaal en niet regtvaardig, maar dikwijls hoogst eenzijdig. Maar ik zou immers in deze heete dagen in het vrije veld niet over de politiek schrijven!» Door het bestuur der Amsterdamsche Vereeniging voor het bouwen van Arbeiderswoningen is jl. Dingsdag publiek aanbesteed: het bouwen van 3 blokken perceelen, geschikt voor 280 woningen, op een terrein, gelegen tusschen de Zaag- en Raambarriéres. De aanbesteding heeft plaats gehad in twee perceelen en in massa, waarvan bleek minste inschrijver te zijn de heer L. Vlasman, te Amsterdam, voor de som van f 386,340. De heer Poirrier, alias de Kanon-koning Chomme obus), die sedert eenige avonden in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam het talrijk publiek door zijne buitengewone werkzaamheden aan de trapéze in verwondering bragt, zou zich jl. Maandag avond ten aanschouwe van duizenden die het volksconcert aldaar bijwoonden, als gewoonlijk uit het reuzenkanon laten schieten, doch daar de kleine knaap die hem bij dezen tour de force behulpzaam is, den trekker te vroeg overhaalde, kwam de heer Poirrier hals over kop uit den vuurmond op het net, dat onder de trapeze gespannen is, teregt, en had daarbij het ongeluk zijn linkerbeen aan den enkel erg te verzwikken, zoodat hij moest worden weggedragen. Dr. Doesburg en de militaire apotheker Molser verleenden o. a. het eerst geneeskundige hulp. Men verneemt dat de heer Poirrier uit het kanon wordt geschoten met eenc drukking van 2500 KG. (Amst. Cour.) Fijn in het zwart gehuld, met de korte broek, fraaije kaplaarzen, het coquette manteltje, een schilderachtige hoed van de 17de eeuw, met een eerbiedwaardig voorkomen, schitterend witten baard, de type van een net oud heer uit de oude doos, wandelt sedert Zaturdag een Belg door Amsterdam, van een edel geslacht. Slechts het rapier ont breekt hem aan de zijde om de kleederdragt volkomen gelijk te maken aan die van den bekenden graaf de Lalaing, wiens afstammeling en naamgenoot de adellijke heer is, die in de hoofdstad vertoeft en het hotel Central tot tijdelijke verblijfplaats heeft gekozen. Met de breede manchetten en den breeden halskraag, blinkend wit, als eenige luxe in kleedij, trekt hij op zijn wandeltogtjes door en om de stad de algemeeue opmerkzaamheid. Eenige dagen geleden behelsde de KI. Crt. een sterk gekleurd verhaal betreffende mejufvrouw Merkus, die daarin allervoordeeligst uitkwam. De correspondent van het Weener Fremdenblatt in het hoofdkwartier van het Drina-leger maakt daarentegen een weinig vleijend portret van de dochter van wijlen een gouverneur-generaal van Nederl.-Indié. Mej. Merkus, die zich bij de Bosnische opstandelingen heeft aangesloten, schrijft hij, draagt de 1 kleederen van een Montenegrijnschen jongen, namelijk een wijden pantalon, een groene bunda, die van voren wordt zaamgehouden door een rooden gordel, waarin een revolver steekt, waaruit zij echter nog geen schot gelost heeft, en een paar nette rijlaarzen. Als hoofddeksel draagt zij eene geborduurde Montenegrijnsche muts, waaruit vlechtjes van kort zwart haar komen kijken. Haar gelaatstrekken zijn onbeduidend. Zij heeft een zoogenaamd «raopsgezigt» en ook in hare manier van spreken met den correspondent sprak zij Duitscb is niets opmerkenswaardig. Met welk doel zij zich eigenlijk in het leger bevindt is nog niemand duidelijk geworden. Zij is eene slagvelden-zwerfster Wahlplatzbummlerin aan wie eenige Servische bladen eene dichterlijke manie trachten toe te kennen, dewijl dat goed in hun kraam te pas komt. Daar zij nu toch eenmaal in het leger was, heeft men voor haar naast de tent van den kommandant een kleine tent opgerigt, waarin zij, als er niet gevochten wordt, behagelijk siësta houdt. Te Weesp is door den kantonregter een persoon ver oordeeld wegens het plaats nemen in de rijtuigen van een trein op den Oosterspoorweg zonder behoorlijk plaatsbewijs. Naar het Vad. verneemt had die persoon gebruikgemaakt van een retourbiljet van Weesp naar Amsterdam, genomen den vorigen dag door zijnen broeder, die daarmede de heenreis naar Amsterdam had gemaakt. Volgens dit vonnis is dus een ieder, die op den Oosterspoorweg voor de terug reis gebruik maakt van een retourbiljet, waarmede de heen reis door een ander gedaan is, strafschuldig. Op vermoeden van herhaald misbruik was het retourbiljet van een bijzonder merk voorzien geworden. Voor een paar weken werd een gedeelte uit het jaar verslag over het gesticht Meerenberg van dr. van Persijn openbaar gemaakt, ten betooge dat de krankzinnigheid was toegenomen. De Middelb. Crt., die het jaarverslag in zijn geheel heeft gelezen, komt nu tot de slotsom, dat men den heer van Persijn eene zeer slechte dienst bewezen en zeker niet overeenkomstig zijne bedoelingen gehandeld heeft, door uit het 93 bladzijden lange jaarverslag, anderhalve pagina over te nemen, die als wetenschappelijke waarheid aan het publiek mede te deelen en er uitvoerige beschouwingen over onzen maatschappelijken toestand op te gronden. Uit de statistiek van één enkel krankzinnigen-gesticht, over één jaar, is geene enkele afdoende gevolgtrekking van eenige beteekenis voor onzen maatschappelijken toestand af te leiden. Intusschen kan het, vooral tegenover de elders geleverde beschouwingen zijn nut hebben, meent de Middelb. Crt., te doen opmerken, dat van de 146 opgenomenen in Meerenberg 22 in het geheel geen onderwijs, 122 alleen lager onderwijs, slechts één mannelijke lijder middelbaar en slechts één mannelijke lijder hooger onderwijs genoten had. Wel een bewijs, dat Meerenberg althans dit jaar geen lijders te danken heeft aan overpropping met geleerdheid. Verder citeert het blad nog het volgende uit het verslag «Een feit is het, dat het aantal krankzinnigen in de gestichten voortdurend toeneemt. Hieruit ontstaat al heel dikwijls de vraag: neemt het aantal der krankzinnigen werkelijk toe, of is het alleen schijnbaar, omdat er meerderen naar de gestichten worden gezonden, die vroeger te huis gehouden werden? Deze vraag heeft mij zeer dikwijls beziggehouden. De slotsom mijner overleggingen was doorgaans, dat de toeneming der krankzinnigen in de gestichten niet zoozeer berustte op vermeerdering van het getal der krankzinnigen in het algemeen, dan wel op het grooter aantal dat opge zonden werd. De tijd, dat krankzinnig te zijn als een schande werd beschouwd, ging meer en meer voorbij. De meer doelmatige verpleging in de gestichten bragt er velen toe, om zich te ontdoen van individuen, voor wie men vroeger er niet aan gedacht zou hebben plaatsing te vragen. Dan heeft de betere verpleging ten gevolge, dat de ver pleegden langer leven dan vroeger; het sterftecijfer der krankzinnigen is over het geheel lager dan vroeger. Al deze zaken werken te zamen, om het cijfer der verpleegden in de gestichten te doen toenemen, zonder dat er werkelijk meer krankzinnigen behoeven te zijn.» Op deze zinsnede volgt dan de bekende onderstelling, dat de paralysie generalis in onzen tijd min of meer is toege nomen, met de daaraan vastgeknoopte redeneringen. Uit Noord en Zuid, Oost en West, ontvangen wij, zegt het Vad., dagelijks dezelfde jammerklagten. Droogte, droogte en altijd droogte. De landbouwers weten geen raad meer. De naweide, het latere gewas, niets kan ter hand genomen worden het zaad verdroogt in de verdorde weiden, 't Vee lijdt gebrek; men moet water van heinde en ver aanslepen. Ook voor de menschen is geen water genoeg. 't Melkvee geeft reeds de helft minder dan anders; de boter rijst daardoor zeer in prijs. Met de najaars-gewassen ziet 't er allerdroevigst uit, indien er althans niet spoedig veel en malsche regen komt. Uit verschillende oorden des lands ontvingen wij ook berigten, dat jl. Maandag, wegens de drukkende warmte, de scholen gesloten en de kinderen huiswaarts gezonden zijn. Volgens het Dagblad zal binnen kort van wege het departement van Binnenl. Zaken worden uitgegeven een afbeelding in kleuren van den Colorado-kever, met beschrijving. De dochters van den Duitschen Kroonprins, thans nog te Scheveningen, zullen Dingsdag a. s. de badplaats verlaten en naar Duitschland terugkeeren. Dezer dagen vond een veehouder te Staphorst zijn twee jonge runderen (pinken) dood in 't land liggen. Zij waren omgekomen door gebrek aan water. Een derde rund kon slechts door een spoedig gebruik van frisch water behouden worden. De Friesche Maatschappij van Landbouw is toege treden tot de Vereeniging het Nederlandsch Rundvee- Stamboek, waarvan de statuten dezer dagen zijn goedgekeurd. Te Groningen deed zich in de vorige week een treurig geval voor. Een vrouw vervoegde zich aan het politie bureau met haar 11 jarig dochtertje, kennis gevende dat zij geen baas over haar kind kon worden en vernomen had, dat het zich aan onderscheidene diefstallen van eetwaren had schuldig gemaakt. Het door de politie ingesteld onderzoek bevestigde de verklaring der moeder. Van verschillende plaatsen in de provincie Groningen wordt berigt, dat er weder de varkensziekte in hevige mate heerscht. Men blijft het gewone middel aanwenden, nl. het slagtmes, zoodra men de dieren door de ziekte aangetast ziet. 't Schijnt, dat er nog geen afdoend genees middel tegen de ziekte bekend is. Men meent, dat dan ook nog altijd de aard van de ziekte duister is. Berigten uit Batavia, dd. 12 Julij, luiden o. a.: «Sedert de laatste berigten is het getal der geredden uit de schipbreuk van het stoomschip Luitenant-Generaal Kroesen geklommen tot 147, zoodat 148 opvarenden hunnen dood in de golven schijnen gevonden te hebben. De klip, waarop de bovengenoemde stoomboot gestooten is, is door het ter opsporing daarvan gezonden oorlogstoomschip Bromo in Straat Lagoendi gevonden. De commissie, toe gevoegd aan den officier van justitie, tot onderzoek van de oorzaken van het vergaan dor Kroesen, bestaat, naar men verneemt, uit den overste Scholten van Aschat, den inspecteur van het loodswezen Bouricius, den inspecteur van de stoomvaartdiensten Visser, den hoofdingenieur bij het vak van scheepsbouw Meihuizen, den hoofdingenieur bij het marine-etablissement te Soerabaija de Graaf, den officier der marine Ehnle en den officier der administratie Seelking, adviserend lid, tevens secretaris. Uit Soerabaija meldt men het vergaan van een schip, dat 120 prachtige paarden aan boord had. Het prachtige paard, dat Napoleon III in den slag van Sedan bereed en dat onmiddelijk door den hertog van Sutherland werd gekocht, heeft dezer dagen een poot gebroken en is afgemaakt. Te Parijs overleed dezer dagen een zonderling millionair, een Portugees. Hij vermaakte in zijn testament 10,000 fr. aan den man, die door zijn grafkelder durft gaan naast de lijkkist, en wel in den nacht, die op zijn begrafenis zal volgen. Het aantal leeuwen in Algiers, namelijk in de vrucht bare vlakte van de kust tot aan het hooggebergte, schat de leeuwenjager Constant Chiret op 700800. Berekent men, dat een leeuw jaarlijks aan paarden, muilezels, run deren, kameelen, geiten, schapen, een schade van f 1600 tot f 2800 berokkent, en door elkaar 35 jaar leeft, zoo kan men nagaan van hoeveel belang de uitroeijing dezer dieren is. Chiret heeft daartoe een val uitgevonden. De Arabieren stoken, om ze te verdrijven, de bosschen in brand; het bestuur heeft daarop eene zware geldboete ge steld, maar de vrees voor den leeuw werkt sterker dan die voor de boete. In Californië trekt zekere bolvormige plant, de zeep- plant genaamd, tegenwoordig zeer de aandacht. Zij groeit in de meeste districten. De bol is bekleed met een vezel achtig hulseldeze hulsels zijn van vier of vijf soorten, de fijnste gelijkt op menschenhaar, en daar zij van nature de modekleur heeft, bedienen de dames er zich van voor chignons. De grovere vezels dienen om meubelen en spoorweg rijtuigen op te vullen en vervangen zeer goed het paarden haar, omdat zij even elastiek zijn en geen reuk verspreiden. Men zal dezen zomer meer dan een millioen tonnen van deze plant in den handel brengen, terwijl de cultuur zich zeer uitbreidt. De kern van den bol doet mede zijn dienst; hij vervangt zeer goed de zeep. Benoeming'en, enz. De heer W. Ruitinga, thans ontv. tier dir. bel., in- en uitg. regten en ace. te Dockum, is benoemd tot ontv. derzelfde middelen alhier. Met ingang van den 1 Oct. a. s. is benoemd tot off. van gez. 2de kl. bij de marine de heer dr. J. D. de Boer. Met ingang van den 16 Sept. a. s. is benoemd tot apotheker 2de kl. bij de zceraagt de heer H. J. de Ridder. Oost-Indik. Verleend een 2jarig verlof naar Nederland, wegens ziekte, aan den schipper op een der stoombaggermolens bij het marine-etablissement te Soerabaija, J. van Sluis. Ingetrokken de detachering bij het departement van Marine in Oost-Indië van den luit. ter zee 1ste kl. jhr. C. C. Six. Gedetacheerd: bij het departement der Marine in Oost-Indië de luit. ter zee 1ste kl. C. Bijleveld, behoorende tot de rol van het fregat Zeeland. Bij het personeel van de geneeskundige dienst van het leger in Oost-Indië is o. a. benoemd tot off. van gez. 2de kl. de student voor de geneeskundige dienst (arts) J. H. P. Walraven. Frankrijk. Voor eenige dagen is aan de geneeskundige school te Parijs eene dame, mevr. Ribard, gepromoveerd tot doctores. Zij was gekleed in 't gebruikelijke costuum: zwarte toga met bef. Generaal Faidherbe, die in den Fransch-Duitschen oorlog het Noorderleger aanvoerde, is gevaarlijk ziek. Hij is bijna geheel verlamd. Engeland, Jl. Dingsdag ten 1 ure werd te Londen de parlementaire zitting gesloten. In de koninklijke boodschap wordt gezegd,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1876 | | pagina 2