Sloterdijk, groot 759670 heet., daar dit slechts opbragt
f 1511, tegen ruim f 8000 in het vorige jaar.
De vorige week overleed te Katwijk aan Zee, zijn
geboorteplaats, op bijna SOjarigen leeftijd, de oud-koop-
vaardij—kapitein Amerik Schaap, broeder der orde van den
Nederlandschen Leeuw.
Vele oud-Indiërs zullen zich den naam van dien aebtens-
waardigen man nog herinneren. De overledene was een
der laatst overgeblevenen van den staf der bekende gezag
voerders van de firma van Hoboken, die voor een kwart
eeuw en vroeger de voornaamste passagiers en familiën
van Nederland naar Java en visa versa overvoerde. Thans
is die zeilvaart schier geheel door het stoomschip ver
drongen. Kapitein Schaap behoorde nog tot die zeer
beschaafde en ervaren scheepskapiteins, welke op de lange
zeereizen langs de Kaap als een vader aan 't hoofd stonden
der passagiers en ekwipage, zoo geheel verschillend van
de positie van kommandant van het tegenwoordige stoomschip.
De hoogste staatspersonen stelden vaak hun terugreis uit,
om met zoodanig gezagvoerder die te mogen maken.
De heer Schaap maakte vele jaren deel uit van de
commissie tot examinatie van stuurlieden en was immer
de vraagbaak der mannen van zijn vak.
Vrijdag avond, omstreeks 11 ure, overleed zacht en
kalm te Leiden in 103jarigen ouderdom, vrouwe Johanna
Petronella Blussé, eenige dochter van Louis Lancelot
Maizonnet, pred. bij de Waalschë gemeente te Dordrecht.
Te Leiden zal op Zondag a. s. de feestelijke opening
plaats hebben van eene tentoonstelling van planten door
den handswerksman of diens huisgenooten gekweekt. Zulks
zal door muziekuitvoeringen worden opgeluisterd.
Jl. Zaturdag ochtend had in het feestgebouw te
Rotterdam eene hardrijderij plaats op rolschaatsen, waaraan
door vele liefhebbers werd deelgenomen. Na menigen
prachtigen rit werd de eerste prijs, een album, behaald
door den jongeheer A. Hofstee, en de premie, een Chineesche
waaijer, door den heer Hk. de Regt. Onder fanfares van
het orchest werden de prijzen aan de winners uitgereikt.
Vrijdag nacht verdronk te Hellevoetsluis een marinier
van den monitor Adder, kommandant luit. ter zee 1ste kl.
C. J. Marinkelle. Hij had juist de wacht betrokken, al
thans zijn kameraad, dien hij afgelost had, was nog ter
naauwernood beneden of hij hoorde een plomp. Toch is
de ongelukkige niet gered kunnen worden.
Te Schoonhoven heeft een gewone of huiskip, die
eenige dagen haar eigenaar op eijeren had laten wachten,
hem thans schadeloos gesteld door er een ter zwaarte van
132 gram te leggen. Gemiddeld wegen de gewone kip-
eijeren 60 gram per stuk. De grootste omtrek van het
wonderei is 21, de kleinste 17 centimeter. De moeder was
tengevolge der buitengewone gebeurtenis eenige dagen onwel.
Uit een particulier schrijven uit de Transvaalsche
republiek wordt aan het U. D. het volgende medegedeeld:
«Gij hebt mij gevraagd:
1. Of de Transvaalsche republiek vele voortbrengselen
oplevert, geschikt tot uitvoer, met andere woorden, of de
buitenlandsche handel der republiek voor groote uitbreiding
vatbaar is?
2. Of de Transvaal een geschikt land is voor immi
gratie voor boerenzoons uit Gelderland en Overijssel en
andere streken van ons vaderland, alwaar het thans zoo
moeijelijk is voor personen met kleine kapitalen om zelf
standig boer te worden.
Daarop diene het volgende:
1. Er zijn weinig landen zoo rijk in delfstoffen, metalen
en mineralen als de Transvaal. Men heeft er goud en
zilver, ijzer, koper, kobalt, zout en steenkolen. In sommige
gedeelten van het land kan men tarwe, rogge, aardappelen
en andere Europesche gewassen met vrucht aanlcweeken,
terwijl andere streken meer geschikt zijn om suiker, koffij,
indigo, tabak, katoen en andere tropische gewassen te
produceeren. Om die voortbrengselen voor den handel
geschikt te maken en te doen exporteeren, ontbreken tot
heden werkkrachten en kapitaal. Het oprigten van handels
huizen, het zenden van schepen, zelfs het aanleggen van
spoorwegen zijn wel krachtige hulpmiddelen, maar niet
voldoende, zelfs geen eerste vereischten tot ontwikkeling
van de nu nog sluimerende rijkdommen van den grond.
Industrie dient zoo al niet vooruit, dan toch hand in hand
te gaan met handel. Fabrieken en smelterijen heeft men
noodig voor de rijke metalen. Fabrieken moeten er zijn
om de ruwe producten van den landbouw te verwerken,
zoo als suiker, koffij, mogelijk ook indigo en katoen en
andere voortbrengselen. Die zullen dan ook werk ver
schaffen aan den nieuw aan te leggen spoorweg van Dela-
goa-baaï naar Pretoria en werk en brood geven aan de
emigranten, die zich in de republiek vestigen.
Ge bemerkt, dat ik uw tweede vraag reeds gedeeltelijk
beantwoord heb, maar hoor u toch zeggen: o, de emi
granten kunnen hun onderhoud gemakkelijk vinden in
landbouw en veeteelt. In landbouw? In een land, waar
het meerendeel der bewoners zeiven produceeren, wat zij
consumeeren, waar men geene markten vindt, of zoo die
al gevonden worden op een afstand van één of meer
weken reizens met den ossenwagen? Ja, maar in Pretoria,
zegt ge, zijn dan toch de aardappelen en de boter en de
kool en de uijen en al de groenten zoo duur. Vooreerst
moet ik opmerken, dat Pretoria en de overige stadjes van
de Transvaal op dit oogenblik nog niet grooter zijn dan
een Hollandsch dorp, en dat het meerendeel van de
bewoners dier plaatsen voorzien zijn van goede tuinen,
waarin ze zeiven hunne groenten telen. Ik stem toe, dat
er in die plaatsen nu en dan een duurte van groenten en
andere voortbrengselen van den grond bestaat, eensdeels
omdat men op een toevloed van emigranten niet gerekend
heeft en anderdeels, omdat men in den regel die producten
niet aankweekt tot verkoop; daar men er niet altijd een
markt voor kan vinden. Ook zult gij moeten toestemmen,
dat een half dozijn Hollandsche tuinlieden in die behoeften
gemakkelijk zouden kunnen voorzien.
Evenzoo is het met de granen, boter en kaaselk nage
noeg produceert, wat hij consumeert; die het niet doet,
moet er duur voor betalen. Gij bemerkt dus het verschil
tusschen den landbouw in Nederland en in Zuid-Afrika.
In Nederland vindt men voor alles een gereede markt.
Een bloemkool, een weinig boter of eijeren, alles kan men
er terstond in geld veranderen: niet zoo in Zuid-Afrika.
Wij hebben dikwijls eijeren, kippen, groenten en vruchten
in zulk een overvloed gehad, dat wij ze moesten weggeven
of laten bederven, om de eenvoudige reden dat er geen
markt voor te vinden was, of op zulk een afstand, dat het
de kosten van het transport niet dekte. Gij zult gemak
kelijk kunnen begrijpen, dat zelfs de spoorweg hier in de
eerste jaren weinig verandering zal kunnen teweegbrengen.
Veeteelt dan, zult gij zeggen, maar dat veronderstelt een
bezit van duizenden akkers land, duizenden schapen, behalve
ander materieel, en de meeste emigranten hebben hunne
penningen besteed aan den overtogt en aan de eerste vesti
ging. Daarenboven dat Nomaden-leven voegt den Neder
landschen landman niet, dat is achteruitgang en kan ook
de Transvaal niet maken tot het land waarvoor het door
de natuur bestemd schijnt te zijn.
Neen industrie, ontwikkeling en fabriekwezen moeten het
naar mijne overtuiging doen.
Fabrieken moeten opgerigt worden tot bewerking van
suiker, koffij, indigo en katoen; waar de landman een
geregelde markt kan vinden voor zijne ruwe producten en
die dan daarop bewerkt en geschikt kunnen gemaakt worden
voor de Europesche en andere markten.
Mijnwerken voor goud, koper, lood enz.
De steenkolen die er vooral in het district Wakkerstroom
overvloedig zijn, moeten langs den nieuwen spoorweg ver
voerd worden en ontscheept naar Mauritius, Aden en de
Roode Zee, om de Europesche steenkolen van daar te ver
drijven. Dan zal er in de Transvaal ook een groote
bevolking komen van mijn- en fabriekwerkers, die wel de
producten van den landbouw zullen consumeeren, maar die
niet zei ven produceeren en dan zult ge ook aan uw lust
kunnen voldoen om in de Transvaal een grooten moestuin
aan te leggen en van de opbrengst daarvan te leven.
Ook zal de Hollander, die zijn geld in den Transvaalschen
spoorweg gestoken heeft, dan niet langer bevreesd behoeven
te zijn of die wel rendeeren zal.»
Een artikel over de ministeriële crisis wordt door de
Arnh. Crt. besloten met de volgende opmerkingen
«Deze crisis zal, gelijk elke crisis, ten slotte weder een
ministerie opleveren. Welk ministerie dit zij en van welke
kleur, het bedenke wel waarvoor het komt. Het moet
regeren, regeren in den waren zin des woords; het moet
willen regeren; het moet kunnen regeren. Het moet wel
weten wat het onderneemt, en of zijne krachten toelaten
wat het onderneemt te volvoeren. Een ministerie, dat de
kiemen zijner aanstaande ontbinding reeds van den aanvang
met zich bragt, dat niet volkomen op zijne eigene kracht
en op den steun des lands vertrouwen kon, zou slechts
een hoofdstuk meer zijn in deze treurige martelaars
historie, welke, sedert een tiental jaren, de historie onzer
parlementaire regering is. Elke crisis, wier oplossing slechts
de voorbereiding is eener aanstaande crisis, zal het land
afkeeriger maken van de bron, waaruit al deze crisissen
opborrelen en den lust doen ontstaan haar te stoppen. De
kwestie van liberalisme en niet-liberalisme wordt hierbij
eene ondergeschikte kwestie. Zij verdwijnt, wanneer het
de kwestie wordt, of het beter is constitutioneel en parle
mentair geregeerd te worden, of niet-constitutioneel en
niet-parlementair.
Elk ministerie, dat thans blijft en niet blijven kan, of
komt en niet duren kan, zal de verantwoordelijkheid dragen
voor zijn helpen afbreken van het prestige en het gezag
der constitutioneele en parlementaire regering.»
Uit Friesland meldt men, dat de aldaar pas geopende
eendenjagt voorshands goede resultaten oplevert. Vele
jagers komen bijna dagelijks met 20 a 30 stuks te huis,
die, aanvankelijk voor 30 a 35 cents per stuk verkocht
wordende, een vrij goed dagloon voor den broodjager
opleveren. De eendvogels worden als extra vet geroemd.
Men leest in de Gron. Crt.:
«Wanneer men den toestand van den landbouw, zoo als
die in den tegenwoordigen tijd gedreven wordt, vergelijkt
bij dien van voor 20 a 25 jaren geleden, dan bemerkt
men daarin een zeer groot verschil, en kan men den voor
uitgang ook in dit opzigt niet ontkennen. Inzonderheid
valt dit in het oog, wanneer men let op de werktuigen,
die de landbouwers tegenwoordig gebruiken. De zaai—
machines, de ploegen en eggen en vele werktuigen meer
zijn of van eene geheel nieuwe constructie, of ze zijn
veel verbeterd.
Wat wist men vroeger van gras-maaimachines, hooï-
schudders en hooiharken door paarden getrokken? En bij
de steeds klimmende loonen der werklieden, bij de stijgende
prijzen der landerijen, bij de vermeerderde uitgaven voor
vele zaken, bij de verhoogde belastingen door het aanleggen
van nieuwe werken van algemeen nut veroorzaakt, is het
op verre na geen onverschillige zaak om te trachten werk
tuigen te verkrijgen, die voor minder geld en in korter tijd
bij vele werkzaamheden den handenarbeid kunnen vervangen
of doen verminderen.
Vooral in deze dagen, nu door de langdurige droogte
en de daarmede gepaard gaande zonnige en bij gevolg
warme dagen de vruchten buitengewoon spoedig rijp wor
den en men het ziet, dat «de velden wit zijn om te
oogsten,» zal bij menig voortvarend landbouwer het ver
langen ontstaan of de wensch gekoesterd worden naar
doelmatige graan-maaimachines, om in betrekkelijk korten
tijd zijn veelbelovenden oogst «binnen» te kunnen krijgen.
Hier en daar worden die machines in ons vaderland
reeds in werking gebragt, maar het schijnt, dat ze nog
niet geheel aan het doel beantwoorden, daar de ondervin
ding heeft geleerd, dat ze wel voor zoogenaamd «.staand»
koren, dus in den regel voor een schraler gewas, behoor
lijk goed voldoen, maar voor «geile,» «legerachtige» granen
niet naar behooren werken.
Tot nog toe zijn er slechts weinig fabrikanten bekend,
die graan-maaimachines vervaardigen. De proefnemingen
worden hier in den regel ook op te kleine schaal genomen,
en de prijzen, die uitgeloofd worden op de tentoonstellin
gen, zijn meestal te gering om veel mededinging uit het
buitenland uit te lokken.
De laatste wedstrijd met deze machines is zeker gehouden
te Wolvega op den 8 dezer. Zeer zeker zal in de dag
bladen, in de provincie Friesland uitgegeven, van den
uitslag een meer of minder uitgebreid berigt zijn gegeven.
Nu achten wij deze zaak voor de landbouwers in deze
provincie ook van hoog belang, en het zou dus aan velen
hoogst aangenaam zijn, zoo er een flink verslag van de
proefneming te Wolvega onder de «Landbouwberigten»
van de Groninger Courant kon worden medegedeeld.
Verder zou het voor het verkrijgen van iets goeds in
dezen van belang zijn, zoo alle maatschappijen, genoot
schappen en vereenigingen van landbouw en nijverheid in
deze provincie zich vereenigen konden, tot het uitloven
van een voldoende premie voor het beste graan-m aai werk
tuig, om te worden beproefd op eene tentoonstelling, na
verloop van twee of drie jaren te houden; want zoo de
bestaande werktuigen niet in alle opzigten voldoen, moet
er behoorlijk tijd gegeven worden om wat beters te kun
nen verkrijgen.»
De heer Korteweg, over wien in den laatsten tijd
zooveel is geschreven en gesproken, omdat hij wegens
«geavanceerde denkbeelden» niet is herbenoemd als leeraar
aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda, stond
op de voordragt voor de betrekking als leeraar aan de
middelbare school voor meisjes te Groningen. Viermalen
stemde de Raad over deze voordragt, alvorens het tot een
beslissing kwam. Ten slotte werd bij herstemming de heer
Beeser benoemd met 11 stemmen, terwijl de heer Korteweg
met 6 stemmen de neerlaag leed.
Men meldt uit Groningen dd. 16 dezer:
«In verband met de tegenwoordige hitte staat vermoedelijk
het verschijnsel, dat eergisteren een onberekenbaar groote
zwerm vlinders van één soort, namelijk het Koolwitje
Pieris brassicae), deze stad is gepasseerd, komende uit
Friesland en trekkende oostwaarts. Nog heden vertoonen
zich hier vele exemplaren van dien vlinder, vermoedelijk
achterblijvers.»
Uit de militaire bergplaats voor minutie te Maastricht
zijn gestolen 2100 patronen, zonder dat men den dader of
de daders tot hiertoe heeft kunnen ontdekken. Het vreemd
soortige van dezen diefstal is, dat bedoelde bergplaats door
een of meer schildwachten voortdurend wordt bewaakt.
Verslag der verrigtingen van Zr. Ms. zeemagt in cle wateren
van Atsjin; vervolg.
De Sambas vertrok den 20 April naar cle westkust, tot hand
having der blokkade op het noordelijk gedeelte tot aan Kloewang.
Den 22 ter reede van Atsjin teruggekeerd zonder ontmoetingen
gehad te hebben, vertrok dat stoomschip den 27 April andermaal
naar de westkust, tot bekruising vau al Koningspunt tot Koeala-
Lamboesei.
De Palembang, gebezigd voor den overvoer eener commissie tot
opneming van het terrein, voorloopig gekozen voor eene vestigiug
op Pedir, keerde den 29 April met die commissie ter reede van
Atsjin terug.
De Sambas kwam den 2 Mei van de westkust terug.
Door de Dcli werd den 10 Mei een togt gedaan naar de Koeala-
Gigieng, om derwaarts een officier van gezondheid over te brengen,
waarna die bodem den 11 Mei ter reede van Atsjin terugkeerde.
De Bromo en Sambas vertrokken den 12 Mei naar de westkust,
met opdrngt om zoo spoedig mogelijk de te Poederoet nieuw opge
worpen versterkingen te vernieleu.
De Aart van Nes kwam den 15 Mei terug van zijne station voor
de Koeala-Gigieng, om den steenkolenvoorraad aan te vullen; met
het oog op eene noodzakelijk gebleken herstelling van eenigen duur
aan de machines, werd ter vervanging van dat vaartuig de Deli
voor die Koeala geposteerd.
De Bromo en de Sambas keerden respectivelijk den 12 en den
21 Mei van de westkust terug.
Buijig weder en liooge zee hadden de uitvoering van de boven
vermelde opdragt belet tot op den 14 Mei, dien dag en den 15 Mei
werden door beide schepen de bentings te Poederoet beschoten en,
hoewel niet geheel vernield, deerlijk gehavend.
Op aanwijzing van een daartoe aan boord gekomen inwoner van
Kloewong, waren den 17 Mei nogmaals eenige granaten geschoten
in de rigting der achter het geboomte gelegen en van de zeezijde
onzigtbare huizen.
Hoewel bij die verschillende gelegenheden het vuur van den wal
beantwoord werd, bereikten de meeste vijandelijke projectilen de
schepen niet, terwijl enkele na een aanslag daarover heen gingen
zonder letsel te veroorzaken.
De Sambas deed den 23 Mei een togt naar Poeloe-Wai en
stoomde den 24 Mei naar Poeloe-Bras, om een lek te herstellen
en daarna den steenkolenvoorraad aan te vullen.
Station der noordkust. Omtrent de verrigtingen der oorlogs
bodems gedurende de maand April op dat gedeelte der kust werd
het navolgende gerapporteerd
De Citadel van Antwerpen vertoefde bijna uitsluitend voor Gighen
of Pedir, ter controlering van den in- en uitvoer aldaar, zoomede
te Ajerlaboe en Pakan-baroe.
De Sumatra deed dienst in het oostelijk gedeelte van de station,
bezocht Telok-Semawe, Kloepang-doea en Pasangan, doch bekruiste
voornamelijk de kusten der nog openlijk vijandige Staten Sambilangan
en Merdoe.
In den naeht van den S op den 9 April werd in de nabijheid
van Merdoe de onder Engelsche vlag varende bark Thoorsena
binnen de blokkade-linie aangetroffen ec daar er gegronde redenen
bestonden om te vermoeden, dat dit vaartuig in communicatie met
den vijandelijken wal geweest was, aangehouden en naar het station-
schip opgebragt.
Een ter zake ingesteld onderzoek tot de overtuiging geleid
hebbende, dat hier geene sprake was van kwade trouw, doch dat
het schip door wind en stroom te digt onder de vijandelijke kust
was geraakt, werd het vaartuig door den stations-kommandant weder
vrijgelaten.
De Schouwen bekruiste de kust tusschen Endjoeng en Oedjoeng-
llajah, terwijl aan dien bodem hoofdzakelijk was opgedragen de
bewaking van Sambilangan en Merdoe.
Tengevolge van eene belangrijke averij aan de machines ongeschikt
om te stoomeu, werd dat vaartuig voorloopig bestemd om ter reede
van Endjoeug en Ajerlaboe den in- en uitvoer te controleren.