N°. 107. .&9 Woensdag 6 September. 34 Jaargang.
BEKENDMAKING.
Binnenland.
8 HELDERSCHE
NIËIIWEDIEPER COÜRAJVT.
„Wij huldigen het goede."
EN
Verschijnt Dingsdtg, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.80.
i w franco per post - 1.65.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Indlë. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder doen te weten,
dat door den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den
15 Augustus 1876, is vastgesteld de volgende verordening.
VERORDENING op liet losloopen van honden en hef
rijden met hondenwagens in de gemeente Helder.
Art. 1. Geene honden mogen op de straten of wegen binnen deze
gemeente aanwezig zijn, dan voorzien van een halsband, waarop de
naam van den eigenaar is vermeld.
Art. 2. Het gebruik van honden als trekdieren is verboden.
Art. 3. Overtreding van ieder dezer bepalingen wordt gestraft
met eene geldboete van een gulden, door den eigenaar te verbeuren.
Art. 4. De handhaving dezer Verordening wordt opgedragen aan
de beambten van politie der gemeente, en aan zoodanige andere
beambten, als daartoe door den Burgemeester worden aangewezen.
Bij bet Wetboek van Strafregt zijn straffen bepaald jegens hen,
die hunne bonden niet weerhouden, wanneer die voorbijgangers aan
vallen of vervolgen, zelfs wanneer daaruit geenerlei kwaad of schade
ontstaan mogt zijn.
Zijnde deze Verordening aan de Gedeputeerde Staten van Noord
holland, volgens hun berigt van 23 Augustus 1876, No. 6, in
afschrift medegedeeld.
En is hiervan afkondiging geschied daar waar het behoort, den
2 September 1876.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
L. VERHEY, Secretaris.
HELDER en NIEUWEDIEP, 5 September.
Het ramtorenschip Koning der Nederlanden ligt nog
altijd voor de sluizen te Yelsen. Maakte de kommandant
bezwaar om, kort na de proef met de mal, het schip zelf
in zee te brengen, thans zal dit zeker in de eerstvolgende
weken niet gebeuren. Door de jongste stormen is de geul
buiten de sluizen door verzanding veel ondieper geworden,
zoodat de gelegenheid om uit te varen veel ongunstiger is,
en men moet op kalm weder wachten om de geul op de
gewenschte diepte te brengen. (Haarl. Crt.)
1.) Een flesch in zee!
L
De Zeeleeuw was een kloeke schoener, die reeds menige reis
naar Oost- en West-Indiën gedaan had; en de gezagvoerder van
dien bodem, kapitein Houtman, was een Hollandsch zeeman van
den echten ouden stempel, even kloek als zijn schoener, flink en
ferm, en voor geen klein geruchtje vervaard. Aan boord van de
Zeeleeuw wist hij als „schipper van zijn schip" zijn gezag onbetwist
te doen eerbiedigen, en zelden behoefde hij strenge middelen te
bezigen om zijn bevel kracht bij te zetten, daar zijn veelzijdige
bekwaamheden en zijn edelmoedig innemend karakter hem zoowel
bij zijn passagiers als zijn scheepsvolk een onbegrensde hoogachting
hadden doen verwerven. Iedereen stond dan ook met hem op den
besten voet, en vooral bij zijn eersten stuurman, Jonkers geheeten,
was de hoogachting voor kapitein Houtman tot een soort van
vereering gestegen, die door zijn bevelhebber met een gevoel van
vriendschap en een zeer vertrouwelijken, gemeenzamen omgang
beantwoord werd.
Schoon er dus oogenschijnlijk aan de omstandigheden van den
kapitein van de Zeeleeuw niets scheen te ontbreken wat het leven
gelukkig kon maken, bleef het toch voor den opmerkzamen waar
nemer niet verborgen, dat hem nu en dan iets kwelde, een gedachte,
een herinnering, een droombeeld wellicht, waardoor zijn gemoedsrust
gestoord en zijn opgewekt karakter een somberen tint aannam.
Blijkbaar bestond er iets, dat sedert lange jaren het leven van
den kapitein verbitterde, al gelukte het hem soms geruimen tijd
de droevige gedachten, die zijn voorhoofd bewolkten, te verdrijven.
Wat was dat? Niemand wist het, zelfs zijn vertrouwde stuurman
Jonkers niet, maar iedereen maakte zijne gissingen. De meesten
dachten aan eene teleurgestelde of een onwettige liefde, daar de
kapitein, zoover men wist, nooit gehuwd was geweest of in eene
intieme betrekking tot eene vrouw gestaan had; doch men had er
volstrekt geen zekerheid voor. Het vermoeden van een misdaad,
soms aarzelend geopperd, werd onmiddelijk met verontwaardiging
verworpen, daar het niet mogelijk scheen dat een man van een
zoo eerlijk, loijaal, rondborstig karakter als de kapitein van de
Zeeleeuwgesteld dat hij tot het plegen van strafbare handelingen
in staat was, niet met mannenmoed de gevolgen van zijn euveldaad
zou hebben durven dragen. Zoo dobberden zijne beste vrienden
op dit punt in de grootste onzekerheid.
Wat was het geheim dat hem aan het harte knaagde?Ééne
opmerking slechts had men algemeen gemaaktdat de droefgeestige
herinnering bij den kapitein het levendigst werd als hij de Hol-
landsche kust naderde, en dat hij steeds meer en meer zijne kalme
gemoedsstemming herwon, naar gelang hij zich van de vaderlandsche
stranden verwijderde. Men geloofde .dus het er voor te moeten
houden, dat daar de oorsprong van zyn leed was te zoeken.
Meer wist men er niet van.
In het najaar van 1840 was de schoener weder met een rijke
lading uit Indië op weg naar het vaderland. De reis was een der
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
De 36ste verjaardag van Z. K. H. den Prins van Oranje
werd gisteren alhier op de gebruikelijke wijze gevierd.
Dezer dagen werd het houten gebouwtje, dat gedurende
twee maanden op den Zeedijk alhier als eerste Nederlandsch
Zoölogisch station gefungeerd heeft, afgebroken en tot den
volgenden zomer in een pakhuis opgelegd. Men verneemt,
dat er plan bestaat het dan welligt aan een punt der
Zeeuwsche kust weder op te slaan. Dank zij den ministers
van Binnenl. Zaken en van Marine, waren ook reeds dit
jaar de uitkomsten dezer eerste poging zeer bevredigend.
10 leden der Dierk. Vereeniging waren daar afwisselend
werkzaam, verschillende voor onze kust nieuwe diervormen
werden gevonden en mogt de zaak ook verderen steun bij
het publiek erlangen, dan kan de wetenschappelijke beteekenis
van een inrigting als deze ook wanneer zij gaandeweg
in het buitenland bekend raakt met ieder volgend jaar
slechts toenemen. (Vad.)
Een onzer plaatsgenooten vierde dezer dagen in
beperkten kring liet zilveren feest van zijne werkzaamheid
in deze gemeente. Het was jl. Zaturdag 25 jaren geleden
sinds de heer J. Rinner zijne betrekking als godsdienst
onderwijzer bij de Hervormde gemeente alhier aanvaardde.
In dat tijdperk vaak geroepen om de behoeftigen der ge
meente in de verschillende omstandigheden des levens met
raad en troost ter zijde te staan, was het zijne begeerte
om uitsluitend in dien kring zijn jubilé te vieren. Zondag
avond bevond hij zich met zijne echtgenoote in het diaconie-
armenhuis, waar hij de verpleegden en een aantal andere
hulpbehoevenden deelgenooten maakte van zijne feestvreugde
en hen een feestavond bereidde. In den kring van liuis-
genooten en vrienden werd den volgenden avond dit jubilé
gevierd, en zeker wordt door zeer velen, die den heer
Rinner in zijne werkzaamheid hebben leeren kennen en
waardeeren, gedeeld in den geuiten wensch, dat hij nog lang
worde gespaard voor de zijnen, ten nutte ook van zoovelen,
die zijn onderwijs voor zichzelven of voor hunne kinderen
op hoogen prijs stellen.
Op voordragt der afdeeling Helder van het Neder
landsch Onderwijzers-Genootschap is de heer J. van Varik,
rustend onderwijzer van 's Graveland, thans te Helder
woonachtig, door het hoofdbestuur benoemd tot honorair
lid van dat genootschap.
Prijs der Advertentiën: Vtn 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden nstr plaatsruimte berekend.
Van verschillende geloofwaardige zijden wordt ver
zekerd, dat de ministers van Goltstein en Klerck hebben
volhard in het door hen gevraagd ontslag en dat in hunne
plaats in het overigens aanblijvend ministerie zullen treden
de heer mr. J. A. Swart, lid van den Raad van State,
gewezen president van het hooggeregtshof in Indië, als
minister van Koloniën, en de generaal-majoor H. J. R.
Beijen, directeur van het materiëel der artillerie, als minister
van Oorlog. (Amst. Crt.)
Naar men verneemt, heeft dr. C. W. H. Staring,
oud-inspecteur van het middelbaar onderwijs, aan den
minister verzocht hem, om redenen van gezondheid, te
ontheffen van de bewerking van het verslag van den land
bouw in Nederland, hetwelk reeds vele jaren achtereen
door hem werd zamengesteld.
Aan boord van de mailboot Scholten, den 31 Aug.
van New-York naar Rotterdam vertrokken, bevinden zich de
heeren Jonckbloet en Heemskerk van Beest, leden derNederl.
hoofdcommissie voor de tentoonstelling te Philadelphia.
Jl. Zondag was de maaneclips, bij helderen hemel,
zeer duidelijk waar te nemen.
Bij het hevig onweder, dat jl. Vrijdag boven Wieringen
is losgebroken, is de bliksem in een arbeiderswoning geslagen.
Behalve dat do vrouw des huizes eenigen tijd in bevvuste-
loozen toestand is blijven liggen, heeft men geen ongelukken
te betreuren. Ook is er geen brand ontstaan.
Jl. Vrijdag was te Terschelling bijna de geheele
gemeente in regt feestelijken tooi; in de haven wapperde
de nationale driekleur vrolijk uit, ter eere van de installatie
van den nieuwen burgemeester.
Welligt is nooit een benoeming geschied meer naar den
wensch der gemeentenaren, omdat de nieuwbenoemde, zoo
wel door zijn kundigheden als door zijn naauwkeurige
bekendheid met den vaak exceptionelen toestand in die
gemeente, het volle vertrouwen der inwoners geniet, en
geheel berekend is voor de schoone taak, hem door Z. M.
opgedragen.
Niet zonder stillen weemoed zag men echter zijn ambt
aan een opvolger overgedragen door den man, die een lange
reeks van jaren met krachtige hand de welvaart der
gemeente bevorderde en daarbij voor ieder steeds een wel
willend vriend en raadsman was, die door raad en daad
meest voorspoedige geweest en zonder noemenswaardige ongevallen
was men reeds de Spaansche en Fransche kusten gepasseerd. Nog
weinig tijds en men hoopte weder tehuis te zijnieder was gelukkig
bij het denkbeeld weldra zijn geliefde betrekkingen terug te zien
en op nieuw de plaats zijner inwoning te betreden. Iedereen?
Neen, uitgezonderd een; en die eene was de gezagvoerder van de
Zeeleeuwdie meer dan ooit aan mistroostige overpeinzingen ten
prooi scheen.
Vooral was dit het geval op zekeren avond, toen men voornemens
was den volgenden dag het Engelsche Kanaal in te gaan en dus
weldra het einde van de reis zou bereikt hebben. Dien avond
leed kapitein Houtman zichtbaar ook lichamelijk aan de ziele-
kwellingen die hem folterden. Hij weigerde bijna alle spijs, vond
nergens rust, en liep, door hevige gemoedsaandoeningen bewogen,
heen en weder. Wie hem zag, gevoelde een diep medelijden met
den forschen, welgebouwden man, die in de laatste jaren zoo zwaar
leed onder een ramp, waarvan niemand de oorzaak kende en
waarvoor dus niemand genezing wist. Reeds raenigmalen, ja ontel
bare keeren hadden zijn vrienden, door meer dan ijdele nieuws
gierigheid daartoe aangespoord, getracht hem er toe over te halen
om hun de bron zijner bekommeringen mede te deelen, maar altijd
had hij zich met zekeren onwil daarvan afgemaakt, door ten stelligste
te verzekeren dat dit een zaak was die hem alleen betrof, waarover
hij met niemand spreken kon en die geen menschelijke macht
vermocht uit den weg te ruimen. Die verklaring was beslist en
sneed den weg tot verder onderzoek af.
Zou onze arme kapitein u zijn verdriet niet willen mede-
deelen, stuurman? vroeg een der vrouwelijke passagiers dien avond
mm onzen vriend Jonkers, die zijn pruim tabak afwisselend van
rechts naar links schoof, wat een onfeilbaar teeken was dat hij zijn
hersenkas full speed liet werken.
Ik sta er over te practiseeren, mevrouw, antwoordde Jonkers
met een bedenkelijken blik, maar hij is stokdoof aan dat oor.
Intusscheu, zoo ellendig als dezen avond heb ik „den ouwe" nog
nooit gezien, en misschien zou hij nu
O, voorzeker, nu zult ge ongetwijfeld slagen. Och, mijn
vriend, gij zijt de tolk van mij en mijn echtgenoot en alle passagiers,
zoo gij den edelen man verzekert, dat wij zijn leed zoo gaarne
zouden verzachten, als het ons slechts bekend ware, waaruit het
voortspruit.
Men zag Jonkers, die zich dadelijk bereid verklaarde aan het
verzoek der dame te voldoen, een geruimen tijd ernstig en dringend
met den gezagvoerder spreken. Blijkbaar voerde de laatste een
heftigen strycl in zijn gemoed en moest de stuurman al zijn over
redingskracht aanwenden om hem op zijn besluit te doen terug
komen. Doch eindelijk zegevierde de vriendschap, die de stuurman
zijn bevelhebber toedroeg, over al de bezwaren, die laatstgenoemde
nog meende te moeten opwerpen.
Het was mijn voornemen, mijn geheim met mij in het graf
te nemen, sprak de kapitein somber voor zich heen. Doch het zij
zoo. Wellicht is het mijn plicht, u allen mede te deelen wat mij
in uwe oogen een zonderling deed schijnen. Wees zoo goed allen
die hier aan boord in mijn lot belang stellen, uit te noodigen
om zich herwaarts te begeven en de oplossing van het raadsel
te vernemen, waarmede ik hen zoo langen tijd in onzekerheid
gebracht heb.
Hij liet het hoofd op de borst vallen en verzonk weder in zijn
vorig stilzwijgen. Jonkers haastte zich aan het verlangen van den
kapitein te voldoen en weldra waren alle passagiers, met den
stuurman, in verklaarbare spanning om den gezagvoerder heen-
geschaard. De meesten hadden zich hier of daar een zitplaats
uitgezocht; anderen leunden tegen den grooten mast of de ver
schansing. Het was een schilderachtig tafereel, waarop de avondzon
hare late stralen deed spelen.
Niemand uitte een woord; aller gemoed was vervuld met den
ernst van het oogenblik.
Mijne vrienden, sprak kapitein Houtman op vasten toon, ik
geloof dat gij gelijk hebt. Ik kan u het recht niet ontzeggen, van
mij te eischen dat ik u de oorzaak doe kennen van een lijden,
waarin ge zoo belangstellend deelneemt. Tot dusver was de bron
van mijn leed achter een zwaren sluier verborgen. Gij begeert
dat ik u dien sluier opheffe; welaan, ik ga daaraan voldoen.
Vooral omdat meer en meer de overtuiging in mij levendig wordt,
dat de tijd tot deze onthulling mij niet lang meer zal gelaten
worden.
Men liet die laatste woorden voor wat ze golden; zulke naar
geestige veronderstellingen achtte men in den toestand van den
kapitein zeer verklaarbaar, hoe ongerijmd ook.
Het was een schoone avond. De Zeeleeuw, voortgestuwd door
een lichte bries, zette kalm en statig haar weg voort. Ouder de
toehoorders van den kapitein heerschte een angstige spanning, die
alle beweging belemmerde en elk gedruisch weerhield.
De kapitein sprak kalm en geregeld. In den loop van zijn
verhaal werd zijn stem krachtiger en forscher en scheen hij zijn
gemoed van een zwaren last te ontheffen.
II.
Ik ken, begon kapitein Houtman, den naam van mijn vader
en van mijne moeder niet; ik weet niet of ik een enkelen bloed
verwant bezit, en het is mij onbekend in welk gedeelte der wereld
ik het levenslicht zag. Zelfs zou ik niet met juistheid kunnen
zeggen hoe oud ik ben. Voor zooveel ik kan nagaan, moet ik de
veertig jaar reeds te boven zijn. Als ik den blik zoover mogelijk
achterwaarts wend op mijn levensbaan, kan ik mij slechts dit
herinneren, dat ik op zekeren dag alleen was op het strand van
een groote zee; dat ik toen bitter weende; dat een voorbijganger
mij bij de hand nam en wij daarop een langen weg geloopen
hebben langs de zee en over duinen, waarbij mijn geleider geen
woord sprak; dat wij eindelijk stilhielden bij een klein huisje,
waar eene oude vrouw mij in haar armen nam en mij liefkoosde,
terwijl een groote hond mij door zijn geblaf schrik aanjoeg. De
indruk, door het gezigt van die duinen en dien hond bij mij te