HELDERSCHE EiV IMIEUWEDIEPER COURANT. 1876. N°. 108. 34 Jaargang. Vrijdag 8 September. Binnenland. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zatnrdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.S0. w w franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bnreau: MOLENPLEIN N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur. HELDER en NIEÜWEDIEP, 1 September. Uit volledig vertrouwbare bron wordt ons medegedeeld, dat men tengevolge van het ongunstige weer, in den haven mond van het Noordzeekanaal gedurende de laatste elf dagen niet heeft kunnen werken. Uit de jongst gehoudene peilingen is met zekerheid gebleken, dat de diepte op niet eene plaats verandering heeft ondergaan. Gisteren is in het Boerenverdriet drijvende gevonden en opgevischt het lijk van een vreemdeling, gekleed in zwart lakensch jasje, lichtstoffen broek en vest en zwart lakensche pet. De drenkeling, een flink gebouwd man, zal tusschen de 40 en 50 jaren oud zijn en droeg een ringbaard. Naar men gist, hoort hij te Borculo thuis en was koopman in hout. De ongelukkige moet eerst in den vroegen morgen te water zijn geraakt. Hij is door de zorg der politie gekist en deze doet naar de herkomst van den drenkeling een onderzoek. Zr. Ms. monitor Adder, kommandant luit. ter zee lste kl. C. Marinkelle, is jl. Dingsdag van Hellevoetsluis naar den Nieuwen Waterweg vertrokken, om vandaar de reis naar hier te vervolgen. Op 's Rijkswerf alhier is men druk bezig het fregat schip Adolf van Nassau in te rigten voor wachtschip, ter vervanging van het oude linieschip de Korteuaer. Het escader, dat wegens de verwikkelingen met Vene zuela in de Caraïbische zee was gestationeerd, zal eerstdaags, naar men verneemt, alhier binnenvallen. Het schroefstoomschip van Galen blijft als stationschip in de West-Indische wateren. Het schroefstoomschip het Loo, thans ingerigt tot opleiding van kanonniers, wordt, naar wij vernemen, den Een 11 es cl» in zee! Alles ging dus naar wensch tot clat, vier maanden na mijne opneming bij deze goede lieden, de moeder van mijn pleegvader kwam te sterven. Men zou haast zeggen dat er in onze ziel eene bepaalde hoeveelheid liefderijke gevoelens aanwezig is, waarvan we noodzakelijk gebruik moeten maken, om het evenwicht te bewaren in ons zedelijk samenstel. Mijn pleegvader droeg zijne moeder eene innige liefde toe; doch toen zij er niet meer was, bracht hij op mij al de genegenheid over, welke hij vroeger jegens haar betoond had. Eu daar nu zijne armoede hem niet toeliet een dienstbode te nemen en hij mij toch ook niet aan iemand buitens huis durfde toevertrouwen, voorzag de edelaardige man zelf met een buitengewone en bijna ongeloofelijke zorgvuldigheid in mijne verpleging. Hoe aandoenlijk! betuigde een der dames, die met zichtbare deelneming het verhaal van den gezagvoerder aanhoorde en nu als ter sluiks een traan wegpinkte. Ik wenschte wel, dat hij op dit eigen oogenblik in ons midden was, dat ik hem als blijk van sympathie de hand kon reiken, sprak een andere vrouwelijke passagier; welk een juweel van een meusch Zulke karakters zijn inderdaad zeldzaam, meende de eerste spreekster. Doch wees zoo goed voort te gaan, kapitein Gaarne, mevrouw. Op die wijze was ik zes jaar geworden, thuisblijvend als mijn pleegvader, die bij afwisseling visscher en landbouwer was, buiten niets te doen had, of hem vergezellend in zijn boot of op ziju stukje land, als er gevischt of gepoot moest worden. Zoo zou ik mijn jeugd hebben kunnen slijten met mijn pleeg vader bij zijne werkzaamheden behulpzaam te wezen. Maar wat hij goed genoeg voor zich zelf achtte, vond hij veel te weinig voor mij. Hij deed me op de naburige dorpsschool. Eiken ochtend bracht hij er zelf mij heen en alle avonden kwam hij mij trouw weder halen. Toen ik twaalf jaar was, kou ik tamelijk goed lezen, schrijven en rekenen. Ik kende de vaderlandschc geschiedenis op ïuijn duimpje en kon voor de vuist de lotgevallen vertellen van de groote zeevaarders, die eenmaal ons kleine landje beroemd maakten, nadat zij het eerst door zijne koloniën tot een van de rijkste landen der wereld verheven hadden. „Adriaan," sprak toen mijn pleegvader, ge zijt nu twaalf jaar en we moeten dus eens aan de toekomst gaan denken. Wat wilt ge worden?" ,/Ik wou zeeman worden," antwoordde ik, zonder me ook maar een oogenblik te bedenken. „Best, dan wordt ge zeeman Geen drie maanden later deed ik aan boord van een schip, waarop een van zijn beste vrienden kapitein was, mijn eerste reis naar de Indische gewesten. Ik bleef drie volle jaren weg. Wat zou het een heerlijke dag voor me wezen, als ik den man zou wederzien dien ik voor mijn vader hield, en het land dat ik als mijn vaderland liefhad! Eindelijk kwam die langgewenschte dag. Beiden, mijn pleegvader en ik, wij schreiden van vreugde toen we weer bij elkaar waren. Maar mijn pleegvader trachtte zijne hevige ontroering met geweld 15 Sept. a. s. in dienst gesteld, onder bevel van den luit. ter zee lste klasse Kruijs. De machinist der 3de kl. bij de Kon. Ned. Marine W. J. Vermeer heeft in Oost-Indië met gunstig gevolg examen afgelegd voor de 2de kl. Men schrijft aan de Amst. Crt., uit 's Hage: «Mij wordt medegedeeld dat Z. K. H. de Prins van Oranje, te ïrouville in gezelschap zijnde van Z. K. H. den Prins van Wales, van dezen de uitnoodiging ontvangen, en ook aangenomen heeft, om met den vermoedelijken Engelschen troonopvolger in Engeland aan het jagtvermaak deel te nemen. Onze Kroonprins is, naar men meent, reeds tot dat doel naar de overzijde van het Kanaal vertrokken.» Uit liet verslag van de commissie, heiast met het afnemen van examen aan gepatenteerde veeartsen, blijkt, dat aan 45 van de 106 geëxamineerde personen een bewijs van toelating tot uitoefening van de veeartsenijkunst kon uitgereikt worden, en wel uit Noordhrahant aan 6 van de 17, Gelderland 4 van de 17, Zuidholland 7 van de 13, Noordholland 8 van de 14, Zeeland 1 van de 6, Utrecht 2 van de 5, Friesland 4 van de 8, Overijssel 6 van de 10, Groningen 1 van de 7, Drenthe de 2 geëxamineerden en Limburg 4 van de 7. Onder de 45 toegelatenen waren er 11, wier kennis slechts even toereikend was. De overige 34 voldeden ten volle aan de gestelde eiscken; van 10 hunner mogt de kennis zelfs meer dan voldoende heeten, terwijl 2 anderen bijzonder hebben uitgemunt. De geslaagden uit Noordholland zijn de hh.B. Koper- berg te Heemstede, J. Verduin te Watergraafsmeer, C. Schrieken te Zijpe, W. Bavink te Amsterdam, C. H. Hoog land aldaar, A. Koelemey te Oude Niedorp, S. Rol te Krommenie, en J\ Erkelens te Haarlemmermeer. In den loop van Aug. jl. zijn ter markt te Alkmaar aangevoerd: 29 paarden, 49 koeijen en ossen, 1095 vette kalveren, 124 nuchtere kalveren, 6709 schapen, 204 lam meren, 504 vette en 543 magere varkens, 848 biggen, 27 bokken en geiten; voorts 235 hectol. tarwe, 173 h?ctol. rogge, 1389 hectol. gerst en 1680 hectol. haver; eindelijk te bedwingen. „Kijk beet hij me toe, steelsgewijs zijn tranen afwisschend, „dat is me een zeeman; dat is vijftien jaar oud en slaat te huilen als een kind „En u dan?" antwoordde ik, „u is wel dertig jaar ouder dan ik, en u schreit ook wel!" „Ik? Daar is niets van aan!" verzekerde de brave man, terwijl hij op nieuw twee dikke waterlanders wegveegde, die iu de hoeken van zijn oogen blonken. „Loop heen," zei ik, „ik heb het wat goed gezien!" Daags daarna was er groot feest bij ons. Ik geloof dat mijn pleegvader zijn halve vermogen besteedde, om mijn behouden tehuiskomst luisterrijk te vieren. Een volle maaud bracht ik op mijn visschersdorp door, waarna ik op nieuw van mijn pleegvader afscheid nam, om eene reis naar Mexico te doen. Eerst twee jaar later zag ik hem terug, doch slechts kort, want ik moest onmiddellijk weder vertrekken. Zoo zwalkte ik achttien jaar lang op zee rond, terwijl het mij slechts nu en dan vergund was mijn pleegvader te zieu, aan wie» ik met waarachtige kinderlijke liefde gehecht, was. Het zal nu zoo wat tien jaren geleden zijn welk een wreede herinnering voor mijen ik had het reeds gebracht tot tweeden stuurman aan boord van een brik, toen we, na een lange en moeielijke thuisreis, een geruimen tijd voor Hellevoet moesten blijven liggeu om te timmeren. Ik was over die gedwougeu rust zoo verheugd als een schooljongen, die na de vacantie weer naar de kostschool gebracht wordt, doch door het breken van een wiel aan het rijtuig onderweg een uur oponthoud heeft, en ik verkreeg van mijn kapitein verlof om een dag te gaan passagieren, daar ik den man wilde gaan bezoeken, dien ik uog altijd voor mijn vader hield. Zoodra ik nog maar een honderd schreden verwijderd was van het welbekende en geliefde huisje, welks vriendelijk dak eenmaal mijn kindschheid beschut had, kwam er een oude buur vrouw aanloopen, die een praatje maakte. Haar droefgeestig en onheilspellend uitzicht deed me zoo hevig outstellen, dat ik van schrik niet voort kon. Mijn pleegvader was al niet bijzonder wel toen ik hem de laatste maal gezien had, en schoon hij nog geen zestig jaren telde, had de onvermoeide en zware arbeid, waarmede hij vijftig jaar lang in zijn onderhoud had moeten voorzien, hem voor zijn tijd oud gemaakt. „Hoe is het met vader?" vroeg ik onze buurvrouw, terwijl ik vooral uit haar blik de waarheid trachtte te lezen. „Hij is erg ziek, mijnheer Houtman." „Ge bedriegt mij!" schreeuwde ik met een kreet van wanhoop; „hij is dood Ik kreeg geen autwoord. De vrouw sloeg onthutst de oogeu neer. Toen ik het kleine, oude huisje terugzag, dat daar nu zoo eenzaam eu uitgestorven stond, kon ik een tijdlang niets doen dan luidkeels schreien en snikken. Maar vergun me, dat ik u deze bijzonderheden spaar, die nu nog, na tien jaren tijds, mij te smartelijk aandoen. Bij zijn dood had mijn pleegvader mij, behalve een aanwijzing dat ik zijn geheele kleine bezitting moest erven, een verzegeld pakket nagelaten, dat aan mij persoonlijk moest ter hand gesteld worden. In dat geschrift, waarvan de bewoordingen mij nog altijd als vlammend schrift voor den geest staan, deelde hij mij de vreeselijke 2347 stapels kaas, wegende te zamen 472,170 KG. en 354,060 KG. boter. De appelen- en perenplnk, die te Hoorn reeds druk aan den gang is, logenstraft eenigszins het vermoeden, dat de oogst zeer gering zou zijn. Immers, wanneer men den uitvoer opmerkt, die vandaar uit geschiedt, en dit nog maar in het begin van den pluk, daii moet men zeggen, dat de oogst toch zoo gering niet is. Zoo zijn er toch sedert jl. Donderdag meer dan 10,000 hectoliters aange- bragt en meestal uitgevoerd. Er zijn echter eenige streken, waar de nachtvorsten alle vrucht vernietigd hebben, doch weer andere, die daarvan weinig hinder gehad hebben. Op de markten te Hoorn zijn gedurende de maand Aug. jl. de volgende hoeveelheden aangevoerd, als: 116 paarden, 3750 schapen, 27 kalveren, 115 varkens, 4 zeugen, 785 biggen, 500 kippen, 42500 kip-eijeren, 2106 KG. boter, 321,419 KG. kaas, 6 hectol. tarwe, 104 id. gerst, 69 id. haver, 24 id. erwten en 12 id. boonen. Naar men aan de Ilaarl. Crt. mededeeltis jl. Donderdag middag door de stoomboot Stad Amsterdam, van Purmerend komende, een marktschuitje met vee in den grond gevaren. De schuit, toebehoorende aan den heer W. te Landsmeer, is gezonken. Menschen en vee, die zich aan boord bevonden, zyn gered. De koopmansgoederen zijn gezonken. Gedurende de maand Aug. jl. zijn te Purmerend ter markt aangevoerd: 84 paarden, 1222 koeijen, 1278 kalve ren, 8625 schapen, 1355 varkens, 322,345 KG. kaas en 3127 KG. boter. Jl. Maandag avond, is in de Daniël Stalpertstraat te Amsterdam een droevig ongeluk voorgevallen. Bij het bouwen van een huis, werd door de metselaars onderling drank gekocht, doch een hunner weigerde er gebruik van te maken. Van plagen ging het tot een woordenstrijd over, en werd de weigerachtige met kalk en brokken van steen gegooid. Een der kameraden echter had het boos opzet om hem gevoelig te treffen, en wierp op den weigeraar, die naar beneden was gegaan en er niet op verdacht; was, met een zwaar stuk hout, waardoor de jongeling zoodanig aan het hoofd verwond werd, dat hij onmiddellijk dood was. hartverscheurende waarheid mede. Zijn leven lang had de brave man het als een dure en heilige plicht geacht, mijn af komst geheim te houden, en hij zou het onmogelijk van zich hebben kunnen ver krijgen, zelf de bekentenis af te leggen dat ik zijn kind niet was. Maar zoodra hij zijn laatste oogenblikken voelde naderen, meende bij als een verstandig man te moeten handelen en mij alles te openbaren. Helaas, waarom heeft hij dat geheim niet liever met zich in het graf genomenIk was gelukkig eu trotsch bij het denkbeeld, dat ik mij de zoon mocht noemen van een man, die, schoon onvermogend, om zijn deugdzaam karakter door iedereen geacht was; terwijl sedert dit oogenblik eeue folterende onzekerheid, eene zwaarmoodigheid die ik slechts met groote moeite van mij verzetten kan, mij aanhoudend tot in mijn drooinen met zorg en onrust vervult. Als ik geen zeeman was, als ik niet mijn leven sleet in de voortdurende beslommeringen van de altijd dreigende gevaren der zee, zou mijn geest, immer peinzende over de vraag: wie was mijn vader en wie was mijne moeder? zoo overspannen worden, dat er daarvan ben ik vast overtuigd krankzinnigheid uit zou volgen. In weerwil van mij zelveu, ondanks al mijn pogingen om die nuttolooze overpeinzingen ter zijde te stellen, betrap ik mij er vaak op dat ik over het raadsel mijner geboorte de ongerijmdstc, de akeligste veronderstellingen maak. Dikwijls besohonw ik mijzelven als de verstooten vrucht der verleiding. Dan weer schept mijne overspannen verbeelding er een wreedaardig genoegen in, om onder de lieden die de gevangenissen en zelfs de galeien bevolken, den oorsprong van mijn leven te zoeken. En als die gedachte mij overvalt, voert ze mij tot wanhoop. Wat kan ik er aan doen? Als mijn verbeelding zulke spookgestalten en duizende anderen van dien aard te voorschijn roept, is mijn verstand, niet altijd bij machte die schrikbeelden te verdrijven. De meest redelijke en bestaanbare voorstelling van de zaak is voor mij nog deze: dat mijne ouders door sluipmoordenaars zouden overvallen zijn op het oogenblik dat ze zich met mij aan het strand bevonden i en dat ik alleen, misschien om mijn jeugd, gespaard ben gebleven, j O, al moest ik tien jaren van mijn leven geven om de waarheid j in dezen doolhof te vinden, ik zou ze er volgaarne voor ten offer I breugen. Geen minuut zou ik onbenut laten om de schuldigen op te sporen en mijne ter dood gebrachte ouders te wreken. Eu nu, mevrouw, dus wendde de kapitein zich meer in het i bijzonder tot de daine die stuurman Jonkers had aangezocht om den kapitein tot deze onthullingen over te halen, nu zijt ge tot in de bijzonderheden bekeud met de treurige geschiedenis van mijn rampzalig leven, waarin gij, en vele mijner vrienden met u, wel belang hebt willen stellen. Er parelde een traan van weemoed in zijn oog. i De dame stond op en trad op den gezagvoerder toe. Kapitein, sprak zij, hem de hand reikende, die hij dankbaar in de zijne sloot, wij danken u allen voor het blijk van vertrouwen dat ge ons geschonken hebt. Wellicht kunnen we eenmaal de oorzaak van uw lijden wegnemenmaar moge althans nu reeds onze oprechte dcelueming eenige verzachting in dat lijden brengen. Het heeft iets van een roman, sprak een der passagiers hoofdschuddend. Maar, voegde hij er bij, van een roman waaraan de ontknooping ontbreekt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1876 | | pagina 1