EN HELMRSCHE MEIIWEDIEPER COURANT. 1876. F. 135. 34 Jaargang, Vrijdag 10 November. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. Binnenland. Brieven uit de Hoofdstad. „W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdsg, Donderdag en Zatnrdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. j ii franeo per post - 1.05. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bnreau: MOLENPLEIN N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Blken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indlë. Laatste ligting 's avonds 6 uur. De sluiting der mail naar Batavia, te verzenden per mailboot Holland, geschiedt voor drukwerken den 10 November a. 8., na aankomst van trein III (Noord- hollandsche Spoorweg), ten 10.58 des avonds, voor brieven den 11 November, na aankomst van trein I, ten 9.47 des morgens. Met deze mailboot heeft er geen verzending via Napcis en Padang plaats. HELDER en NIEUWEDIEP, 9 November. Volgens een bij bet Departement van Marine ontvangen telegram is Zr. M. scbroefstoomscbip Prinses Marie, onder bevel van den kapt.-luit. ter zee C. J. Smith, in deu avond van den 6 dezer te Plymouth aangekomen en zou den volgenden dag de reis voortzetten. Aan boord is alles wel. Naar aanleiding van 's Konings besluit van den 6 dezer wordt Zr. Ms. brik Zeehond, liggende te Hellevoet- sluis, met den 16 dezer in dienst gesteld en het bevel daarover opgedragen aan den kapt.-luit. ter zee jhr. E. P. E. de Stuers. Aan den lsten luit. van het 1ste reg. vesting-artil lerie J. M. K. Bisdom, is o. a. de Atsjin-medaille 1873/74 toegekend. Het was een zeldzame avond, welken we gisteren in Tivoli doorbragten. De faam, die de groote tragédienne voorafging, had een uitgezocht publiek bijeengebragt. Eerbiedige stilte heerschte, die aan 't einde plaats maakte voor de uiting van een diep gevoelde geestdrift. Een enkel woord van le jeu de l'amour. Het behoort tot de beste stukken van Marivaux en handhaaft met succes een plaats 7 November. Amice 'Mag ik het nog wagen, u met dien naam, die betuiging der innigste vriendschap, aan te spreken? Zult ge n nog verwaardigen een blik te slaan in dezen brief van den trouwelooze, die in uw oog een woordbreker, een meineedige, enfin al wat leelijk is moet schijnen? O voorzeker, de schijn is tegen mijvele zijn de dagen die ik liet voorbijgaan zonder eenig levensteeken te geven aan mijn besten vriend in heel NoordhollandMaar hoor nu, zoo ge uw beide ooren niet ganschelijk voor mij gesloten hebt, hoe plechtig ik u bezweer: 1°. dat ik het niet helpen kon en 2°. dat ik beloof het nooit weer te zullen doen! En laat ik nu mogen hopen, dat onze beproefde vriendschap, o mijn beproefde vriend, weder zoo vast staat als een rots te midden der baren, waartegen de golven des wantrouwens in schuim uiteeu- stuiveu. Misschien verdenkt ge me wel, mijn waardste, dat ik die hoog dravende beeldspraak alleen gebruik om een passende overgang te hebben naar de feesten, waarmede mijne medeburgers en burgeressen in de vorige week zich in het gansche heelal vermaard hebben weten te maken. Maar ik betuig u ten stelligste, dat zoodanig opzet mij ten eenenmale vreemd is. Ik zal u over de Kanaalfeesten geen woordzeggen, omdat er reeds woorden genoeg voor misbruikt zijn, al bad ook buiten bet Handelsblad, niemand er van gerept. Zal ik, om oprecht en waar te blijven, een dissonant vormen in het koor van lofgezangen, dat weergalmd heeft van de Breesaap tot aan en tot over het IJ? Zal ik de onbeschrijfelijke wanorde schilderen, die hier aan het station, ginds te Velzen, in en om de tribune en overal geheerscht heeft? Zal ik u de ergernis beschrijven, waarmede men de vooruitstrevende hoofdstad door den feestredenaar aan IJmuidens strand heeft hooren bespotten? Niets van dat alles; zelfs geen woord van de soiree, waarbij eerzame huismoeders en respectabele juffrouwen een wedstrijd schenen te houden in het exposeeren van heel-ontbloote schouders en meer dan half-ontbloote boezems. Geen woord van dat alleshet is voorbijgegaan met en als een vuurwerk; en wat rest er? Niets dan een debet-post van om en bij de f 100,000 ende hoop dat het Kanaal nog wel in orde zal komen 1 Welnu, zegt ge, dat heeft men al lang gehoopt; dat kon men immers blijven hopen, ook zonder juichtonen en vreugdevuren? juist. Maar eeuwen geleden reeds laakte de profeet de vloek waardige onverschilligheid van het volk, dat zich de leus had ge kozen: „Laat ons eten en drinken en vroolijk zijn, want morgen sterven wij! Spreken wij er niet meer van. Amsterdam, dat zich reeds zoo naamloos veel leed en opofferingen voor dat Kanaal getroostte, 't Is met dien eed van Amstelaa» in orde: plaatsgebrek belette de opname van een Amsterdamschen Brief op den gewonen tijd. Redactie. op het repertoire. Dorante verlangt kennismaking met de dochter van Organ en acht daarvoor het beste middel om haar karakter te leeren kennen, zich in het costuum van een knecht te steken, terwijl zij, bekend met zijn komst, de rol van hare kamenier overneemt. Het slot van deze verkleeding laat zich gemakkelijk begrijpen. Hoewel de intrigue zeer eenvoudig is, vinden wij het oude thema niet onaardig weêrgegeven. Ondankbaar mag de taak genoemd worden van mede werkende acteurs, die op zich zei ven niet geheel zonder verdiensten zijn, om op te treden met een Agar, want het publiek schenkt hun niet dan middelmatige aandacht en teregt, men was gekomen om de groote treurspeelster te zien en zoo mogelijk te, gevoelen in Horaceen van het oogenblik dat zij optrad, had men slechts oogen voor haar, niemand wilde ééne geste, één woord verliezen. Met steeds klimmende bewondering volgde men haar, luisterde men naar de volle altstem, die de schoone verzen zoo prachtig deed klinken, bespiedde men elke beweging van dat gelaat, van die gestalte van klassieke schoonheid. Inderdaad, in iedere pose is ze waardig in marmer te worden gebeiteld. De dood van Canrille, het slot der vierde acte, maakte een overweldigenden indruk. Met een woord van hulde voor den heer Rebel (Curiace) en den heer Gibeau (Vieil Horace) eindigen wij deze regelen, daar het ons niet mogelijk is onzen lezers van dit grootsche tooneel eene voorstelling te geven, het laat zich niet beschrijven, althans onze pen is er te zwak voor. Voor de plaats onzer inwoning is de optreding van de beroemde tragédienne eene gebeurtenis geweest, die wij ten hoogste waardeeren. Madlle Agar is boven alledaagschen lof verheven. De Tweede Kamer der Staten-Generaal is tot her vatting harer werkzaamheden bijeengeroepen tegen Maandag den 20 dezer, des namiddags te 3 ure. Tot zetters van 's Rijks belastingen zijn benoemd: had allerminst verdiend om zijn „slaperigheid" gegispt te worden. Groote goden, mijn vriend, wat zult ge den neus voor de brave Amsterdammers hebben opgetrokken, toen ge die onpleizierige benaming op ons hoordet toepassen! Maar ge weet wel weet ge 't niet? dat het ganschelijk onverdiend is. Slaperig? Wij? En geen acht dagen geleden hadden we pas beslpten de nacht- wachts op non-activiteit te brengenDat alleen is bewijs genoeg hoe wakker we zijn!.... Hoor ik u daar niet praten van inbraken en diefstallen met „braak?".... Jawel, daar doen we tegenwoordig sterk in. maar dat is eenvoudig een bewijs, dat het met de zorg voor onze veiligheid zoo niet langer kan. De groote stap is einde lijk gedaan, wel een beetje laat, maar het ligt er toch toe: niet minder dan honderdduizend gulden is bij de vaststelling der begrooting uitgetrokken voor eene algeheele reorganisatie onzer dag- en nacbtpolitie. Ja, mijn vriend, het staat er: èn nachtpolitic Gisteren avond nog het was een onstuimige, koude avond schelde de nachtwacht (gemeentelijk ambtenaar als hij isaan mijn huisdeur om „een turfje asjeblieft!" te bedélen. Welnu, dat is voor 't laatst geweest. Vermeerdering en uitbreiding van het veel te kleine korps politie-agenten, die ook den nachtdienst waarnemen, is nu No. 1 van het nieuwe programma. Hopen we, dat de inbraken dan niet meer tot de orde van den dag behooreu! Men begint er hier reeds aan te gewennen en er zich vroolijk over te maken. Maandag nacht werd er inbraak en een kleine diefstal gepleegd in het kantoor van de papierhandelaars de Ruijter en Meijer in de Nieuwstraat alhier, en onmiddellijk daarop verscheen gisteren avond van die firma iu het Handelsblad de volgende curieuse proclamatie: Heeren Inbrekers, die hedennacht eene vergcefsche attaque op onze brandkast onder namen en zich ontzaglijk veel moeite gaven (eene betere zaak waardig) den inhoud te bemachtigen, berichten wij tot hunnen troost, dat daarin hoegenaamd geen waarde verborgen was noch ooit is; en aangezien bet bun toch wel niet te doen zal zijn om het mobilair te beschadigen, zij bij minder voorzichtige inwoners van Amsterdam met meer succes kunnen werkzaam zijn. Het bagatel, dat zij in een der lessenaars vonden, zal bun toch niet de moeite waard geweest zijn to beproeven of onze kleine onkostenkas ook wel eens beter voorzien is; in elk geval zullen wij ook die voortaan ledig achterlaten, als wij ons onbewoond kantoor aau de waakzaamheid onzer zoo uitnemend ingerichte nachtpolitie en wachts moeten achterlaten. De Ruïter en Meyer. Wat dunkt u? Is het niet uf we allengs verzeild zijn geraakt in het vaderland der Rinaldo's, waar het „publiek" langs den meer en meer gebruikelijken weg van de dagbladpers, met boeven en gauwdieven correspondeert? Ik mag van uw rechtgeaard vriendenhart veronderstellen dat gij u somwijlen bij het eerste hanengekraai bezorgd gevoelt, of niet wellicht in de nachtelijke stilte de lage roofzucht haar schennige hand naar de woonstede van uwen vriend heeft uitgeslagen? Stel u gerust: ik heb redenen van vrijstelling; vooreerst gebruik ik geen brandkast en ten andere woon ik op een behoorlijken afstand van het nachtwachtshuisje mijner wijk, welke gebouwtjes de „heeren inbrekers" bijzonder schijnen aan te trekken. Het is overigens wel te begrijpen, dat betrekkingen en vrienden buiten de stad zich ongerust over ons beginnen te maken. Yoor een ondernemend uitgever ware het te Blokker de heeren D. Koning en C. Wagenaar; te Bovenkarspel de heeren J. Boon en L. Mantel; te Broek op Langendijk de heeren J. Dirkmaat en C. Spaans. De Hollandsche Spoorwegmaatschappij heeft dezer dagen de voor reizigers, met retourkaarten voorzien, gunstige bepaling weder ingevoerd, dat vergunning verleend wordt ook op de heenreis op elk station uit te stappen en een of meer treinen over te blijven. De verhuizing van vele gezinnen van Texel naar elders is opmerkelijk. Zij is een gevolg van de laatste drooge jaren, die aan de veefokkerij in de eerste plaats en ook aan andere bedrijven groote schade berokkent. Te Texel heeft men in dit najaar een ruim bezoek van wilde ganzen; zoo zelfs, dat vele vrij-acten worden uitgereikt om het wild te dooden, aangezien het nog al schade aan de landerijen toebrengt. Het wrak van de Merwede is jl. Vrijdag avond te Terschelling in veiling gebragt en verkocht voor f 5200. Het Engelsche schip Aretas of Aberystwyth, kapt. Thomas, van Port Madoe met leijen naar Hamburg, is jl. Dingsdag te Terschelling gestrand en zal met de lading weg zijn. Alleen de stuurman is gered. De tweede algemeene vergadering der «Vereeniging tot Ontwikkeling van den Landbouw in Holland's Noorder kwartier werd op den 1 Nov. onder voorzitterschap van den heer J. Breebaart Kz., te Winkel, in het hotel de Toelast, te Alkmaar, gehouden. Een flinke opkomst toonde de belangstelling der leden in deze jeugdige en krachtige Vereeniging. Na het behandelen van punten van huishoudelijken aard en voorlezing van de hoogstbelangrijke rapporten over ver schillende prijsuitlovingen en gedane proefnemingen, werden de volgende voorstellen, door het bestuur gedaan, aan genomen als: Uit te loven een prijs van f 100 voor den zwartbonten stier van Nederlandsch ras, geboren in 187G, die, bij uit- niet kwaad, een geschikt postkaartje iu den handel te brengen, waarvoor ik het copyrecht gratis afsta: Zulk een kaart kon menig kloppend hart geruststellen. Misschien is onze Minister van Finanticn wel zoo medelijdend, ze van port vrij te stellen. Zoo leeren wij hier, ons goedsmoeds in den loop der wereldsche dingen te schikken. Wat helpt al dat rcclameeren en protesteereu Niets niemauda)Vraag het mijn protesteerenden stadgenoot „burger" Ris. Deze befaamde houtzaagmolenaarsknecht-volkszaakwaameraer en ceuige zijner geestverwanten voelen zich niet gesticht over het beleid van den Burgemeester bij de September-oulusten. Daar kan niemand iets tegen hebben. Maar wat doet burger Ris? Hij slooft zich af om te bewerken dat er op dc September-weeën ook November-naweeën komenhij stuurt malle telegrammen aan den Koning, klaagt den Burgemeester bij de justitie aan alsof ZEd. Achtb. een zakdoek of een parapluie gekaapt heeft, geeft er zijn heele zagerij aan en laat voor zich bedelen alsof hij een landlooper was, waarbij de weduwe van den man die aan een bajonnetsteek stierf, met haar vier kinderen en haar miserabel aanzien voor het effect moet zorgen. Hoe dwaas is dat alles, en welk een potsier lijke nasleep van het kermis-oproerLaat burger Ris als een kerel zijn planken blijven zagen, dan neein ik den hoed voor hem af; nu lachen alle menschen hem uit om zijn caricatuur-revolutie Sinds den dag dat ik u de laatste maal schreef en het is zeer lang! zijn we hier raidden in het thealer-seizoén geraakt. Er is nu zeer veel goeds! Of gaan de Amsterdamsche oogen en ooren, bij genoegzame vatbaarheid, niet te gast aan de heerlijke kunst waarvan de groote Erancjaise Agar de waardige priesteresse is? Welk een studie en welk een kunst! Zullen we Zaterdag niet het „onherroepelijk éénige" concert hebben van de groote Nilsson, de Zweedsche diva, die in het Oosten bare duizenden gezameld heeft en in het Westen hare tienduizenden? In den Stadsschouwburg worden voortdurend fijne schotels gediend, met een afwisseling die waarlijk de digestie bevordert. Veel nieuws en veel goeds; schoon, laat ik bet eerlijk bekennen, ik de wedergade van De Danicheffs nog altijd wachtende ben. In Frascati geven de heeren Prot eu Kisteraaker het beste wat het repertoire van de laatste tijden oplevert; zoo worden b. v. Marie Jeanné, de vrouw uit de volksklasseen „Ines de Castro" er zeer goed opgevoerd. Maar wat ik u o mijn kunstlieveude vriend ten sterkste op het hart druk is een bezoek aan de schilderijen-tentoonstelling, die dezer dagen in Arti et Amicitiae op het Rokin geopend is. Ik gevoel geen roeping u een uittreksel te geven van den catalogus, met de bijvoeging welke stukken ik „lief gepenseeld", „breed getoetst" of „pittig gebruind" vind, en u dat als een critisch verslag op te disschen. Maar ik zeg u alleen dat ge er eens heen moet gaan en dat ge u dien gang niet beklagen zult. Er is zeer veel moois. Een handdruk, een groet, en ik blijf tot in verre geslachten Uw AMSTELAAR.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1876 | | pagina 1