HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
1876. N°.138.
Vrijdag 17 November.
34 Jaargang.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
GEMEENTERAAD.
HOOGER DAN DE KERK.
BEKENDMAKING.
Binnenland.
„W ij li u 1 d i g e n
het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementiprija per kwartaalf 1.80.
,w t franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 103.
Prijs der Advertentïën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar
Ooflt-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
Zitting van Dingsdag den 14 November 1876.
Voorzitter de heer Burgemeester.
Tegenwoordig 15 leden; afwezig met kennisgeving van verhindering
de heeren Braaksma en Hugenholtz.
De aanteekeningen van het verhandelde in de vorige zitting
worden gelezen en goedgekeurd.
Aan de orde wordt gesteld de zamenstelling derCommissie voor de ge
meentewerken, voor 1S77. De aftredenden leden, de heeren Braaksma,
de Lange, Maalsteed en Janzen worden herbenoemd, respectivelijk
met 15, 14, 14 en 12 stemmen. De heer Jelgersma verkreeg 3
stemmen, de bh. Giltjes en van Kelckhoven ieder 1 stem. Dehh.de
Lange, Maalsteed en Janzen, in de vergadering tegenwoordig, verklaren
zich bereid, die functie te blijven vervullcu.
Op voorstel van het Dagel. Best. wordt, in overleg met den
heer districts-schoolopziener, aan den hulponderwijzer J. Gedeking,
met ingang van 1 Nov. jl., ontslag verleend uit zijne betrekking
aan de gemeente-school No. 4.
Mede op voorstel van dat Bestuur wordt aan den hulponderwijzer
J. M. Nieuwboer en aan de hulponderwyzeres M. C. Blok eervol
ontslag verleend uit hunne betrekkingen aan de gemeente-school
No. 4, in te gaan respectivelijk den 31 Dec. en den 15 Jan. e. k.,
eerstgenoemde wegens zijne benoeming te Amsterdam, laatstgenoemde
uithoofde hare plaatsing aan eene andere inrigting van onderwijs alhier.
Tot huiponderwijzeres bij de gemeente-scholen wordt benoemd
mej. C. M. W. Waleson, met 14 stemmen; 1 briefje in blanco.
Er wordt gelezen een adres van de Commissie voor Volksvoor-
dragten alhier, houdende mededeelhig, dat zij haren werkkring
wenscht uit te breiden door de stichting eener Floralia: tentoon
stelling van bloemen, gekweekt door den arbeidenden stand en
bekrooning van de uitinuntendste collectiën, met daaraan verbonden
volksfeesten. De Commissie verzekert dat zij daarbij op 't oog
heeft den veredelenden invloed, die de verzorging van planten
teweegbrengt in de huisgezinnen en drukt de meening uit, dat door
deze zaak werkelijk iets goeds en nuttigs voor den arbeidenden
stand wordt in 't leven geroepen. Ter goedmaking der kosten
vraagt zij, in 't belang dezer volkszaak, eene subsidie uit de gemeente
kas. De Voorzitter deelt mede, dat B. en W. geen vrijheid
hebben gevonden om den Baad voor te dragen eene subsidie te
verleenen. De gemeentekas is in ongunstigen staat en laat niet toe,
dat uitgaven als de gevraagde subsidie worden verleend. Persoonlijk,
1)
EEN VERHAAL UIT DEN OUDEN TIJD.
door Metrouw VON HILLEKX-BlItCH.
Zoo los, zoo kunstig weergegeven,
Als kreeg liet snijwerk geest en levi
O 5 the.
Voorzeker zijn reedB velen mijner vriendelijke lezers op een
reisje in Zwitserland het liefelijke Breisgau doorgetrokken en hebben
zij met welgevallen de golvende lijnen van onzen Kaiserstuhl en de
in een blauwen nevel gehulde Vogesen gevolgd, die dan toch
„weder bij ons" behooren. Zij hebben het ook zeker niet zonder
deelneming vernomen, toen de jammeren van den oorlog tot aan
de uiterste grenzen van het Schwarzwald doordrongen en uit het
kleine, stille stadje Altbreisach, aan gene zijde van den Kaiserstuhl,
de verwoede strijd om Nenbreisach ontbrandde. Misschien is het
daarom mijn vriendelijken lezer niet ongevallig, eene eenvoudige
sage uit Breisachs verleden te hooren, welke zich als eene poëtische
arabeske om het oude stadje aan den Boven-Bijn slingert.
Zij kwam mij, nadat ik ze reeds lang vergeten had, weder in
de gedachten, toen ik in een kouden winternacht op de hoogte
van onzen slotberg stond en naar het bombardement van het fort
Mortier luisterde. Het was een ruwe, akelige nacht. De storm
loeide met ware woede om den top van den berg heen en scheen
ons de mantels van het lijf te willen rukken; ook de laatste
nieuwsgierige had een goede wijkplaats gezocht, niemand was er
heinde en verre meer om mij heen, behalve het meisje, dat ik als
geleide had medegenomen, en mijn trouwen beschermer, een grooten
hond, die bij eiken nieuwen rukwind en bij elk geritsel der bladeren
begon te brommen en te blaffen. Een andere hond, ver beneden
ons aan den voet van den berg, werd door den scherpen klank
van zijn geluid verschrikt en antwoordde met ecu klagelijk gehuil,
dat akelig door de stilte drong.
„Als er een hond huilt, sterft er iemand", merkte mijne geleid
ster huiverend aan.
„Daar ginds zullen ook heel wat menschcn sterven", zeide ik,
en staarde voor mij uit in het groote, donkere dal, waar achter
den Kaiserstuhl een roode, heldere vlam op en neder kronkelde;
de brand van Neubreisach. Zware sneeuwwolken verduisterden het
maanlicht en de roode gloed stak nu des te scherper tegen den
zwarten achtergrond af. Met regelmatige tusschenpoozen stegen
de bommen als lichtkogels aan den gezichtseinder op en vlogen
met de snelheid der gedachte in een wijden boog langs haar baan
herwaarts heen, en als zij neerploften in den vuurpoel dan wak
kerde de uitdoovende gloed op nieuw aan, en zwaar en langzaam
volgden na de flikkering der kanonnen die onbeschrijfelijke donder
slagen, die iemand nooit vergeet als hij ze eens gehoord heeft;
zegt de Voorzitter, is hij er ook niet voor, omdat deze zaak ter
dezer plaatse geen reden van bestaan heeft, 't Is hier een zeehaven,
waar meer gepast alles wat met zeewezen en visscherij in betrekking
staat behoort gesteund en bevorderd te worden, en waar men liever
eene Vlettaria moest stichten. Floralia's acht hij gepast in steden
als Haarlem en Arnhem, in daarvoor gunstige streken gelegen. Hij
herinnert aan het tot stand komen eener nieuwe zeehaven, en vreest
dat de hier te stichten Eloralia zou doen denken, dat men zich
aan den Helder nu maar met het kweeken van bloempjes zal bezig
houden. De heer Berghuijs zou niet ongezind zijn om eene
subsidie te verleenen, doch begrijpt dat men na het gesprokene door
den Voorzitter ongezind zal zijn het verzoek toe te staan. Op eene
zeeplaats zou hij evenwel het kweeken van planten wel belangrijk
achten. Hij hoopt nu echter, als later eens iets voor de zeevaart
gevraagd wordt, dat men dan niet karig zal zijn met hel verleenen
eener subsidie. De heer Maalsteed vraagt of de voorgestelde
weigering ook voor 't vervolg zal gelden. De Voorzitter ant
woord op de vraag van deu heer Maalsteed ontkennend. Hij deelt
verder ten aanzien van deze zaak nog mede, dat hij in zijne functie
als tweede voorzitter der plaatselijke afdeeling van de Hollandsche
Maatschappij van Landbouw het verzoek om subsidie, aan die
afdeeling gerigt, zal ondersteunen. Hij acht de zaak van Eloralia
zeer nuttig en goed, en twijfelt niet aan den goeden invloed, daar
door in de gezinnen teweeg te brengen. Z. i. echter moeten zulke
zaken voornamelijk door eigene krachten tot stand gebragt worden,
zonder rekening te maken op subsidicn. Zonder hoofdelijke
omvraag wordt, met eenparige stemmen, op het ingediende verzoek
afwijzend beschikt.
De Voorzitter herinnert, dat bij de begrooting voor de dienst
van 1877 de jaarwedde van den hoofdonderwijzer G. E. Kloosterhuis
met f 100 is verhoogd; doch merkt op dat hierdoor uoodïg is
geworden een raadsbesluit tot wijziging van 't besluit van 19 Jan.
1875, houdende vaststelling der jaarwedde van dien hoofdonder
wijzer. Met eenparige stemmen wordt het daartoe strekkende ontwerp
goedgekeurd.
Namens B. cn W. brengt dc Voorzitter ter tafel het 2de suppletoir
kohier van den hoofdelijken omslag, dienst 1876, tot een bedrag
van f 111,85$. Tegen dit kohier waren geene bezwaren ingekomen,
liet wordt met eenparige stemmen vastgesteld.
Voor kennisgeving worden aangenomen deze mededeclingeu des
Voorzitters
a. Dat HH. Gedep. Staten hunne goedkeuring hebben gehecht aan
de gemeente-rekening over 1875;
b. Dat de begrooting der ontvangsten en uitgaven voor de dienst
van 1877 door HH. Gedep. Staten is goedgekeurd, doch dat de
heffing der daarin voorgedragen verbruiksbelastingen niet mag ge
schieden zonder de nog wachtende Koninklijke bekrachtiging
die majestueuse mokerslagen, waarmede de groote „smid van Sedan"
een oud Bijk verbrijzelde en een nieuw samensmeedde. En ook
die van den anderen kant bleven het antwoord niet schuldig; en
over en weer dreunden onverbiddelijk de zware slagen, menschen-
werk en menschenleveus verpletterend, en de brand van Neubreisach
wierp als een smidsoven zijn licht over het afschuwelijk tafereel.
Heel in de diepte aan onze voeten lag als in een hangen droom
de stad Freiburg met haar verspreide, flauw schemerende lichten.
De vensters waren echter donker, de stad had de oogen gesloten;
en als een zwarte moederzwaan, die hnre jongskens om zich heen
geschaard heeft, rustte de trotsche Münsterkerk met haar slanken
toren te midden vau de lagere huizen op de markt, die zich als
kiekens in het donker onder hare vederen schenen te koesteren.
Het sloeg twaalf uur op den statigen, hoogen toren, en groote
en kleine klokken brachten voor en na de boodschap' verder, dat
alweer een bange dag van den benauwden tijd omgevlogen en
misschien een nog veel bangere aangebroken was. Een doodscbe
stilte heerschte in dc sluimerende stad, terwijl daarachter onze
bergen, zoo vlak bij, liet verderf woedde. Slechts het doodaan-
brengende gehuil van den eenzamen wachthond drong voortdurend
'tot ons door, en de gierende storm zong met het kanongebulder
samen een somber, aangrijpend lied van strijd en jammer.
„Als zij maar de Munster niet platschieten", sprak mijne ge
leidster; „dezen avond zeiden ze dat de Franschen op de Munster
mikten."
De Münsterkerk, de eerwaardige Breisacher Münster, met haar
gothische torentjes, haar vrome sagen, haar zilveren en gouden
offerkelken, zoo onvergelijkelijk schoon bewerkt, en haar kostbaar
altaar, een meesterstuk van beeldhouwkunst zooals er weinigen
bestaan
En verdwenen was op eenmaal als door een tooverslag de
donkere winternacht met zijn krijgsgewoel voor het oog van mijn
geest, en ik stond te Breisach op het Münsterplein en zag van de
statige hoogte neer, ver om mij heen in de lachende groene Bijn-
vlakte, tot ginds in Frankrijk, toenmaals nog een rustige nabnur,
die reeds in zoo menigen strijd dit rustpunt van het Heilige
Boomsche Bijk, zooals Breisach in vroege tijden heette, bedreigd had,
Daar lag het. weder voor mij in zijn trotsche rust, het door den
tijd vergrijsde gebouw; en daarover heen welfde zich een zonnige,
blauwe hemel. Aan den voet van den berg, waarlangs het stadje
tot aan de Münster schilderachtig opklimt, stroomde breed en
majestueus de groene Duitsche Rijn, en als ik mij over de lage
balustrade heenboog, kon ik van boven af iu de kleine, nauwe
straten met haar vreedzaam gewoel neerzien, als in een door kin
deren gebouwde stad. Mijn voet schreed voort op het zachte,
groenende grasveld rondom de Münster. Een paar achteraan
komende oude vrouwtjes strompelden al kuchend met haar gezang
boeken en rozenkransen den berg op en uit de geopende kerkdeur
dwarrelde de wierookwalm naar buiten, om zich daar te vermengen
c. Dat bij dc jongstgehoudenc verificatie van de boeken en de ka9
des gemeente-ontvangers een en ander in volkomeue orde is bevonden,
in kas zijnde de som van f 48,303.26$;
d. Dat, volgens kennisgeving van den heer Commissaris des Konings,
het aandeel der gemeente in de oninvorderbare posten der Bijks
directe belastingen bedraagt f 3028.27; en
e. Dat Z. M. de Koning de concessie tot het houden eener bank
van leening in deze gemeente, voor den tijd van één jaar heeft verlengd.
Eindelijk worden de schuldbrieven Nos. 52 en 75 van de gemeente
lijke geldleening, die zijn uitgeloot en de vervallen coupons dier
leening, staande de vergadering vernietigd.
De zitting wordt hierop gesloten.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder brengen ter
openbare kennis, dat het tweede Suppletoir Kohier van den
Hoofdelijken Omslag, dienst 1870, door den Gemeenteraad
in zijne zitting van den 14 dezer is vastgesteld en gedurende de
eerstvolgende acht werkdagen op de gewone kantooruren voor een
ieder ter Secretarie der gemeente ter lezing is nedergelegd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester,
den 15 November 1S76. L. YERHEY, Secretaris.
HELDER en NIEUWEDIEP, 16 November.
Twee keurige boekjes zijn dezer dagen bij den uit
gever L. A. Laurey alhier verschenen. Het eene getiteld
Handleiding tot het schilderen met wuterverf en het hout- en
porcelein-schilderen, door onzen plaatsgenoot, den heer J. C.
Leich, zal zeker welkom zijn aan allen die deze edele
kunst beoefenen of beginnen aan te leeren. Het andere
werkje getiteld: Het whistspel verklaard in vragen en ant
woorden, door Captain Arthur Campbell Walker, voor
Nederlanders bewerkt door een whistspeler, zal zeker eene
welkome gave zijn voor whisters, die het fijne van het
spel wenschen te kennen.
Naar het U. D. verneemt, zullen van het bataillon
mineurs en sapeurs met het eerstvertrekkende stoomschip
40 man naar Indië gaan om aldaar bij het leger ingedeeld
te worden.
met den geur der bloeiende vlierboschjes. Het misklokje luidde,
de meikevers gonsden door de lucht en een troepje schamel uit-
gedoschte kinderen stoeiden over het gras, gansch onbezorgd over
hun zieleheil, waarvoor moeder daar ginds in de kerk nu bad.
Zelfs de „Münstergek", die den kerkgangers trouw zijn muts
voorhoudt, heeft heden ziju besten rok aan, want het was Zondag
en in den waren zin des woords een zonnedag. Door de wijde
hogen van den kruisgang heen glinsterden de groene golven van
den stroom zoo sterk, dat men nauwelijks den blik daarop geves
tigd kon houden, en de Fransche schildwacht iu de verte bij de
schipbrug, die Alt- en Neubrcisch nog als goede buren verbond,
hield soms de hand boven de oogen, om de verblindende zonne
stralen af te keeren.
Ik nam de wijk in de schaduw achter de kerk, om het einde van
den dienst af te wachten; daar was het zoo stil, zoo koel en zoo
vreedzaam, dat mij het schoone woord van Eckhart te binnen kwam
„achter de kerk bloeide de blauwe bloem der tevredenheid." Nu
kondigde daarbinnen het geheimzinnige schellen van den monstrans
het verheven wonder der verwisseling aannu vielen de geloovigen
sprakeloos, met bedekt gelaat, op de knieën voor den vleesch-
geworden Godeen tweede schellen, een derdenu was
de I-Ieer hen voorbijgegaan en zij konden opstaan, op nieuw gesterkt
en bezield, aangeraakt door het Goddelijke LichaamIk wierp door
een der hooge vensters een blik in de kerk. Een schitterende zonne
straal viel op het heerlijke, uit hout gesneden hoogaltaar, waar God,
Vader en Zoon, met iets ontzagwekkends in houding, baard en ge
waad, de volzalige Moedermaagd als Koninginne des Hemeh kroonen,
omgeven door een koor van jubelende Engelenscharen. Met grooten
rijkdom en verscheidenheid van denkbeelden scheen hier de ruwe
groudstof van het harde hout onder de hand des meesters eene
gestalte te hebben verkregen. In zulk een hand moest een toover-
macht wonende alles bedwingende loovermacht van het schep
pend genie
En toen de mis was afgeloopen en de geloovigen weder in de
zomerhitte den steilen berg afdaalden, trad ik het koele, steenen
gebouw binnen, waarin nog enkele blauwgrijze, welriekende dampen
waren blijven hangen. Hoog boven mijn hoofd onder het gewelf
der kerk maakte de spits van het altaar een sierlijke bocht, als een
te hoog opgeschoten bloemstengel, die zich onder de zoldering der
plantenkas heeft moeten ombuigen. Ik mag het wel zien, als iets
zoo de gestelde grenzen verre te buiten gaat, maar er zich toch nog
ter rechter tijd naar heeft weten te schikken. En op mijne vraag
naar den schepper van dit heerlijke werk, verhaalde de kerkbewaarder
mij de eenvoudige kunstenaarssage, die aan het ontstaan van het
altaar verbonden is. Ik vertel ze getrouw weer oypr, en zoo mijne
verbeelding soms met wat levendiger kleuren schildert dan de tra-
ditie het deed, men duide het mij niet ten kwade, daar ik volstrekt
niet beloofd heb, voor de waarheid mijner vertelling in te staan.
Wordt vervolgd.)