"SS IIVI ii i' n k r ii i' "SSS"
HLL1IL1I3LHL (Jf|
EN NIËUWED1EPER COURANT.
1876. N°.140. ,f: Woensdag 22 November. 34 Jaargang.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
Binnenland.
HOOGER DAN DE KERK,
Verschijnt Dingsdeg, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal 1.80.
i franco per post - 1.65.
Ki Ut» n Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Indlë. Laatste ligiing 's avonds 6 uur.
De sluiting der mail naar Batavia en Padavg, te ver
zenden per Stoomschip Prins van Oranje, geschiedt voor
drukwerken den 24 November, na aankomst van trein III
(Noordhollandsche Spoorweg) ten 10.58 des avonds, voor
brieven den 25 November, na aankomst van trein I ten
9.47 des morgens.
HELDER en NIEUWEDIEP, 21 November.
Blijkens een bij het Departement van Marine ontvangen
telegram, is het schroefstoomschip Prinses Marie, onder
bevel van den kapt.-luit. ter zee C. J. Smith, den 17 dezer
te Lissabon aangekomen en zou den volgenden dag de reis
voortzetten. Aan boord was alles wel.
In de vergadering der societeitBellona,jl.Zaturdagavond
in Musis Sacrum alhier gehouden, werd de spreekbeurt vervuld
door den heer J. F. Berk. Vóór de pauze gaf sprekerDe wig-
chelares van Schoorl, historisch-romantische schets uit den
tijd van de Frankische heerschappij en de invoering van
het Christendom in deze landen. Vervolgens hield spreker
eene lezing over de maan. Hij wees er op, hoe sinds de
vroegste tijden is gedacht over de verschijnselen der maan,
hoe nog in sommige streken der aarde daaromtrent dwaze
meeningen bestaan, hoe deze meeningen voor 't licht der
wetenschap moeten plaats makeneindelijk bepaalde spreker
zich tot de vraag: hoe zal de aarde zich, aan de maan
bewoners gesteld dat ze er zijn voordoen? Met
blijkbare belangstelling werden deze voordragten door de
aanwezigen gevolgd.
Dezer dagen is alhier in hoogen ouderdom overleden
A. Groeneveld, tot voor weinige jaren werkzaam als
commissaris der nachtwachtdienst. Geboren en steeds ge
woond hebbende in deze gemeente, was de overledene in
zijne jeugd getuige geweest van de belangrijke gebeurtenissen,
die alhier tijdens de Fransche overheersching plaats vonden,
en wist hij daarvan op onderhoudende wijze te verhalen.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
knopje van zestien zomers. Het was een zoele dag in Februari,
zooals men ze in zuidelijke streken meer heeft. De sneeuw was
gesmolten, en een lichte koelte bewoog de nog bruine, doornige
takken van den rozenstruik. Het meisje stond met gebogen hoofd
tegenover haren geliefde; zij had hem alles verteld wat zij thuis
had moeten liooren, en zweeg nu stil. Haar hand rustte in de
zijne, en groote druppels vloeiden langs hare wangen af.
„Maili", sprak de jongman op den toon der diepste smart,
,/Zult gij eindelijk ook niet nog gaan gelooveu dat ik zulk een
slecht mensch ben?"
Toen sloeg zij met fierheid haar blauwe madonna-oogen tot hem
op, en er speelde een lieve glimlach op haar aanminnig gelaat.
„Neen, Hans, nooit of nimmer zal ik dat doen. Mij zal niemand
aan u kunnen doen wantrouwen. Zij allen kennen u niet, maar
ik ken u. Gij hebt mij opgevoed en mij geleerd, wat die anderen
niet weten, wat schoon en groot is. Gij hebt mij gemaakt tot
hetgeen ik nu ben, evenals uwe kunstvaardige hand uit een stuk
hout een mensclienbeeld vormt;" en zij nam zijn breede, vcreelde
hand en drukte ze zachtkens tegen haar fijne, warme lippen. Hij
liet het ongehinderd toe, want de menscheu wisten toen nog niets
af van de liefdes-etiquette uit onze dagenen zij vouwde haar
tecdere vingers om de zijne en sprak verder: „Ik geloof aan u
voor altijd, want gij verheerlijkt God met uwe kunst, en wie dat
doet in woord of in beeld, die kan niet slecht zijn!"
„En wilt ge mij trouw blijven, Maili, tot ik mijzelven en mijne
kunst in eere gebracht heb en als een groot man kau terugkomen
om uwe hand te vragen?"
„Ja, Hans, ik wil mijn vaders huis nimmer den rug toekeeren
dan om met u of in het klooster te gaan. En als ik sterven
rnocht vóór uw terugkomst, dan wil ik hier begraven worden, hier
onder den Keizerboom, waar wij samen zoo gelukkig geweest zijn.
En zie, dan komt ge hier om uit te rusten van uw zorgen en
uw arbeid, en elk rozenblaadje dat over u heendwarrelt, moet u
troosten alsof het een kus van mij was!"
En zij zonk onder een vloed van trauen aan de borst van haar
geliefde, en beide jeugdige, gefolterde harten klopten schier hoorbaar
onder het naamloos wee der scheiding; zij kusten elkaar lang en
vurig, en in het binnenste van den rozenboom trilde er iets als
een voorbode en een kiem van de ontluikende leute.
„Ween niet, Maili," sprak Hans eindelijk, zich bezinnend. „Het
zal alles nog wel ten goede geschikt worden. Ik ga naar Dürcr,
zooals de Keizer bevolen heeft, en leer bij hem al wat ik weten
moet, en zoodra als ik iets goeds leveren kan, ga ik den Keizer
opzoeken, waar hij ook wezen magdan vertel ik hein hoe de zaken
staan en vraag hem om zijn voorspraak bij uw vader."
„Ach ja, de Keizer," zuchtte Maili, „o, als die toch maar eens
terugkwam, die zou ons wel helpen!"
„Hij komt bepaald terug, mijn liefste," verzekerde Hans nadruk
kelijk; „wij moeten maar bidden dat de lieve God hem bij ons of
mij bij hem brengt."
En zij knielden naast elkaar op het natte, koude wintergras
i neder, en het was hun of de Heer een wonder zou doen en den
Keizerboom voor hunne oogen in den Keizer zelf veranderen zou.
EEN VEEHAAL UIT DEN OUDEN TIJD,
door Mevrouw VON HILLEBN—BIRCH.
{Vervolg.)
II. Onder den Keizerboom.
Er verliepen verscheidene jaren. Hans Liefrink verloor zijDe
moeder; Maili de hare, en vaster en vaster sloten de verweesde
kinderen zich bij elkander aau. Soms op een feestavond, als
Marie's vader in de herberg op de eereplaats zat te redekavelen
honderd uit, en de huishoudster met een goede vriendin aan de
deur stond te babbelen, klommen de kinderen over de haag, die
de tuiqen achter hunne woningen scheidde, en gingen bij elkaar
zitten. Hans sneed dan voor zijn Maili allerlei mooie snuisterijen
en figuurtjes, zooals geen kind in heel Breisach ze had, en vertelde
haar alles wat hij wist van de prachtige beelden en snijwerken,
die hy te Freiburg in de Munster gezien had, en van de groote
meesters zijner kuDstBaldung Grün te Freiburg en Martin Schön
te Colmar; want hij ging thans dikwijls hier en daar heen, waar
wat te zien en te leeren viel, en oefende zich onvermoeid.
Uren lang zaten zij zoo naast elkander en vertelden elkaar wat
zij wisten. Maar wanneer het slechts even mogelijk was, liepen
zij heen naar de Münster en begoten daar hun rozenboom, dien
Hans ter herinnering met den naam van „Keizerboom" gedoopt
had. Daar vertoefden zij het liefst, want zij meenden altijd dat
de Keizer toch nog wel eens zou terugkomen en daar dan voor
hen zou staan, evenals de eerste maal. En dikwijls riepen zij
luidkeels: „Heer Keizer, heer Keizer, kom toch terug!"
Maar de kinderlijke stemmen weerklonken onverhoord in de
groote, groote wereld, waar de zoo vurig verbeide zich te midden
van het luidruchtig strijdgewoel bevond. De kinderen wachtten
vergeefs; de Keizer kwam niet terug!
Zoo groeiden de kleinen op en de „Keizerboom" groeide mee;
en als waren de brooze draden van onbewuste liefde in hunne
harten saamgestreDgeld en ineengegroeid met de wortels van het
boompje, zoo werden ook de volwassenen telkens weder heen
getrokken naar den rozenstruik in de muurnis: hier zagen zij
elkaar dag aan dag. Het boompje was hun als een trouwe vriend,
die beider handen in de zijne samennam en vasthield. Maar de
trouwe vriend was. helaasniet sterk genoeg om ook uiterlijk
bijeen te houden, wat de menschen wilden scheiden.
De schoone, deftige dochter van Buppacher, het overal gevierde
kind van den raadsheer, mocht niet langer zoo gemeenzaam met
den armen beeldhouwer omgaan; haar vader verbood het haar op
zekeren dag ten strengste, want Hans Liefrink was niet alleen
arm, maar hij was ook niet eens een Breisacher burgerzoon. Zijne
voorouders waren Hollanders en hadden zich indertijd te Breisach
gevestigd. Een vreemdeling, een arme vreemdeling bovendien,
was in die dagen een soort van paria; hij kou nooit overgebracht
worden in het ingeroeste, nauwe spoor van laDg verouderde ge
bruiken. En nu oefende die Hans ook zelfs geen fatsoenlijk ambacht
uit, maar hij wilde een kunstenaar worden, hetgeen toen zoo onge-
Gedurende tal van jaren was bij ambtenaar, in dienst der
gemeente.
Gisteren heeft alhier een treurig ongeluk plaats gehad.
Een jongeling, genaamd Pietor Zaadman, bezig zijnde bij
de Postbrug kokend lood in een anker te gieten, terwijl j
het ijzer vermoedelijk nog vochtdeelen bevatte, spatte het
lood, toen het in aanraking kwam met het vochtige ijzer, 1
in het aangezigt en de oogen van genoemden jongeling. j
Door spoedig aangebragte geneeskundige hulp door den j
heer eerstaanwezenden officier van gezondheid Peltzer,
zullen er geene ernstige gevolgen te vreezen zijn.
Tot zetters van 's Rijks directe belastingen zijn 1
benoemd: te Opperdoes de heeren P. J. Klaver en K. Laan;
te Petten de heeren J. Woitenhorst en J. G. Ludeke.
Beroepen te Vlissingen ds. P. J. Romein, pred. te
Nijbroek.
Men schrijft ons van Texel, dd. 18 dezer:
«Tot het oprigten van een algemeene bewaarschool aan
den Burg hielden gisteren eenige ingezetenen eene ver
gadering; tot het bijwonen daarvan waren belangstellenden
opgeroepen. Men mogt zich verheugen in een tamelijk
goede opkomst; men gaf al dadelijk door stoffelijke deel
neming blijk van belangstelling. De heer Kerkwijk, onze
onlangs alhier benoemde rijksontvanger, van wien dat
idee is uitgegaan, opende de vergadering met eene gepaste
toespraak en gaf aan de aanwezigen de gevraagde inlich
tingen. Vervolgens hield ds. Bakels een flinke rede, daarbij
verklarende wat eigenlijk een bewaarschool was en betoogde
breedvoerig het nut dier inrigting. Ook de heeren Loman,
ds. Huizinga en dr. Ensing spraken een woord ten beste.
Wij willen hopen, dat deze hoogstnuttige zaak tot stand
moge komen en de meergegoeden ons daarin ook een
handje zullen helpen.»
Een onderwijzer op een der openbare scholen te
Amsterdam, zag onlangs de leesboeken der leerlingen na
en bemerkte, dat een van hen, een meisje, een vreemd
soortig omslag om haar boek had gedaan. liet bleek
namelijk te zijn een «Aandeel aan Toonder» in de Amster-
damsche Kanaalmaatschappij, groot f 500.
Der rozen doornen houden wreed
Mijn minnend luirt geviitigcn;
Acli, als gij hij dc roren komt.
Gc kunt liet er xicn hangen.
Mijn liefste, kom en pluk Imar tocli,
Ai, rep dc vlugge liaudcu:
Licht kon zij in den zonnegloed
Verwelken en verbranden!
veer gelijk stond met een zakkenroller, een landlooper, een heksen
meester, die eerlijke lieden door tooverdranken en bezweringen bet
hoofd op hol brengt. En Hans was juist ook zoo'n soort mensch,
dien men van zulken hocos pocus verdenken kon. Hij wist er iels
op, dat de meisjes, als hij voorbijkwam, moesten blijven staan om
hem na te kijken; lokken had hij alsof ze van kastanjebruine zijde
waren, en zijne donkere oogen hadden ook zoo iets vreemds,
waarvan niemand het rechte wist: zij sloegen iedereen, lot wien
hij sprak, letterlijk met machteloosheid. Wat hij uitrichtte en in
't schild voerde was geen mensch bekend. Het kleine huis, waarin
hij woonde, had hij gekocht, en na den dood zijner moeder be
woonde hij het geheel alleen, en niemand ging bij hem in of uit
dan de beroemde en daarom ook beruchte beeldhouwer Jakob
Schmidt, die op een goeden dag bij een hoogloopend geschil een
Breisacher versloeg en de vlucht moest nemen Men zeï zelfs,
dat Hans hem nog bij zijn vlucht behulpzaam was geweest. Van
toen af had hij voor goed een kwaden naam, en zijn trotsche
buurman Ruppacher, wien de trouwe speelkameraad zijner dochter
al lang een doorn in 't oog was, liet zelfs tusschen zijn tuin en
dien van Haus een hoogen inuur optrekken, zoodat de jongelieden
elkaar alleen nog bij den „Keizerboom" spreken konden, en dan
nog maar zeer zelden, als het daar boven eens heel stil en leeg
was. Maar juist door die hinderpalen steeg nu de kalm vlietende
stroom van onbewuste gevoelens iu de jeugdige harten zoo hoog,
dat hij hun over de lippen ging.
Op een avond, toen Maili in lang niet bij het rozenboompje
gekomen was, zong Hans onder haar venster, dat op den tuin
uitzag, zijn eerste minnelied:
En den dag daarna kwam ze ook werkelijk en zij nam het hart
er af en legde het aan het hare, en zij zwoer met een blos van
zalige verrukking dat zij het nu nimmer, nimmer weer wilde los
laten. En het was een oogenblik van hemelsch genot, toen Hans
luide uitriep: „Ach, zoo nu de Keizer eens kwam!" alsof hij deze
vreugde niet zichzelven alleen gunde en slechts een Keizer ze met
hem kon deelen. De Keizer kwam echter ook nu niet; en Hans
sneed met het heilige mes, dat hij uit de hand des gezalfden
ontvangen had, de letters M en H in de bast van den rozenboom:
met een klein Keizerskroontje er boven. Dat moest beleekenen,
Marie, Hans en Keizer Maximiliaan.
De herfst ging om en de winter brak aan, en daar zij elkander
nu steeds zeldzamer zagen, zong Haus al meer en meer het liedeke
van de doornen en nog menig ander, totdat op zekeren dag de
oude Ruppacher het bemerkte, die het meisje dreigde te zullen
vervloeken en verstooten, als zij den „schavuit" niet loopen liet.
Zoo stonden dan op een avond de jonge lieden voor de laatste
maal onder den rozenboom, dien zij acht jaar geleden samen
geplant hadden. Hij, een twintigjarig, knap jongman; zij, een
Toen men liet meisje vroeg vanwaar dat papier kwam,
vertelde zij, dat ze eenigen tijd geleden op straat twee
papieren gevonden had. Het eene had ze nu om haar
boek gedaan en het andere aan haar broertje gegeven.
Deze kon zich zoo dadelijk niet herinneren waar liet
gebleven was. Men verzocht nu een der ouders aan do
school te komen. De moeder kwammen deelde haar
mede wat men ontdekt had. Zij had wel van het meisje
vernomen, dat deze twee papieren gevonden had, maar zij
had geen verstand van «die dingen» en «er dus niet op
gelet.» Haar man werkte laat en had die papieren niet
gezien. Men ried haar, den commissaris van politie zoo
spoedig mogelijk met de zaak bekend te maken. De
eigenaar werd spoedig ontdekt, en hoewel deze slechts één
stuk terug ontving, gaf hij toch de verheugde vrouw f 10
belooning. Hij verzocht haar tevens dringend haar zoontje
nog eens goed onderhanden te nemen, omdat hij natuurlijk
gaarne wilde weten wat er met het andere stuk gebeurd was.
Dit stuk had een treurig lot, zooals uit het volgende
blijkt. Des avonds herinnerde het jongentje zich, dat hij
het papier aan een schoolmeisje gegeven had.
De moeder deed daarvan den volgenden morgen mede-
deeling. Men vroeg dit meisje, of zij zich ook herinnerde
eenige dagen geleden een papier te hebben gekregen. Dit
herinnerde zij zich zeer goed; zij had het mede naar huis
genomen. Men zond haar naar huis, om het te halen.
Zij kwam spoedig terug met het berigt, dat kleine zus er
mee gespeeld en het verscheurd had. Hare moeder had
de stukjes gebruikt om den kagchel aan te maken
Ook hiervan werd den commissaris en den eigenaar
kennis gegeven. Of deze laatste zijn verlies vergoed zal
krijgen, blijft evenwel nog de vraag.
De bekende Klaas Ris, die door zijne patroons, de
firma H. E. van Gelder en Zonen te Amsterdam, voor het
alternatief geplaatst was: zich te onthouden aan volksbeweging,
aan welker hoofd hij zich in den laatsten tijd weder had
gezet, of zijn betrekking als zaagmolenaarsknecht vaarwel
te zeggen, heeft besloten zich aan dc zoogenaamde «volks
zaak» te wijden, en jl. Zaturdag avond zijn ontslag als