HELDERSCHE EN NIEIIWEDIEPER COURANT. 1876. N°. 146. Woensdag 6 December. 34 Jaargang. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. Binnenland. „W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdsg, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. w franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN UT. 1«3. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. EHKcn Donderdag vertrekt de inall naar Oost-Iudië. Laatste ligting 'b avonds 6 uur. HELDEK en NIEUWEDIEP, 5 December. Op verzoek deolen we mede, dat de lezing van den heer B. Tideman Jzn., van Hoorn, aangekondigd tegen 14 dezer, tot nadere aankondiging is uitgesteld. Gisteren avond is door het Tooneelgezelschap van de heeren Judels en Bouwmeester in 't lokaal Tivoli alhier opgevoerd het drama«De Weezen van 's Gravenhagen Wanneer wij van deze voorstelling vermelden, dat zij levendigen bijval verwierf en alleszins verdienstelijk mogt heeten, dan beschouwe men deze verzekeringen als iets meer dan eene gewone beleefdheids-uitdrukking. Zeker is het, dat de directie het publiek, dat degelijke tooneel- uitvoeringen waardeert, met een herhaald optreden alhier veel genoegen zal verschaffen. De 1ste luitenant-kwartiermeester der mariniers Hazenberg wordt met den 16 dezer verplaatst naar Amsterdam. Gisteren is van hier naar Alkmaar overgebragt eene jonge dochter, die verdacht wordt het levend kind, waarvan ze heimelijk dezer dagen was bevallen, te hebben in zee geworpen. Z. M. heeft opgeheven de belastingkantoren te Noord- Scbarwoude en Bergen; ingesteld het ontvangkantoor te Alkmaar (Buitengemeenten) en den heer Essers, thans ontvanger te Bergen, benoemd tot ontvanger te Alkmaar (Buitengemeenten); het kantoor Heer-Hugowaard toe gevoegd aan het, kantoor te Schermerhorn, de kantoren Oudkarspel en Warmenhuizen aan dat te Niouwe-Niedorp, onder het beheer van de tegenwoordige titularissen Koek en van der Hucht. Dr. Kroll, eerstaanwezend officier van gezondheid te Karupen, is benoemd tot geneesheer bij de Centraal- spoorwegmaatschappij. 2) VERBORGEN 0 F F E R S. DOOK E POIZO. Vervolg Één ziekenbezoek placht zij reeds sedert jaren, regelmatig na de mis, eiken Zondag af te leggen. Zij volgde dan steeds op het zelfde tijdslip den eenzamen weg door het bosch, wel twee uren lang, 's winters en zomers, en ze kende bijna elke struik en eiken boom langs dit smalle pad. Met hare fijne handen betastte zij wel duizeudmalen liefkozend de takken der struiken, die zich gaandeweg telkens dichter opeendrongen eu plagend of vriendelijk langs het donkere nonnenkleed streken. Eindelijk stond zij dan voor de lichte omheining van een park en deed zij de kleine, wel bekende tuindeur open, waarvan het slot voor den lichten druk van haar vinger week. Veelvuldig kronkelende wegen liepen hier uit op een kleinen, verwilderden tuin met een ouden notenboom en een withouten bank. Verderop lag een terras, bijna geheel begroeid met wijngaardranken en kamperfoelie; en ten laatste werd dan het oude, doodelijk eenzame kasteel met zijn daken en torens zichtbaar, grijs en moede als een stokoud man, die zich in 't bosch had neergezet om uit te rusten. De non stapte altijd lang zaam de steenen buitentrappen op, met de oogen den tuin groetend. Regelmatig kwam haar hier een bejaarde dienaar tegemoet, die zich eerbiedig voor haar boog; het was bijna de beweging van een automaat. „Is alles nog hetzelfde?" placht zij zachtkecs in het voorbijgaan te vragen. „Mevrouw de gravin en mijnheer de graaf verwachten Uwe Genade," luidde steeds het antwoord. De zware deur ging open. De dienaar ging haar voor. Over trappen en door gangen ver volgden zij hun weg. Die oude man iu zijn verschoten liverei en zijn gepoederde pruik, met het onbewegelijke, gerimpelde gelaat, scheen bijna ecu schim uit een lang vervlogen tijdperk; en de tengere, donkere vrouwengestalte gleed ook zoo onhoorbaar voort, alsof ze een schaduw was. Aun de wanden hingen donkere schil derijen: geharnaste ridders, oorlogstafereelen, heiligen beelden, schoone vrouwen in wonderlijk gesneden kleeding gedoscht. Ach teloos gingen zij dat alles voorbij. Zware meubels v. n ouder- wetschen vorm stonden in bet rond, kostbare voorwerpen prijkten in de hoeken; op de tafels massief zilveren en gouden kandelaars, aan de gewelfde zolderingen donkere fresco's, weelderige engelen beeldjes in den stijl van Rubens. Maar over alles lag het onaf- wischbare stof van den ouderdom uitgespreid. Eindelijk schoofde hand vau den dienaar een zwaar zijden gordijn weg. Nogmaals eene diepe buiging, als naar gewoonte, terwijl de non binnentrad, en daarna verwijderde hij zich. Het was een ronde torenkamer met hooge spitsbogen-ramen en als een schilders-atelier ingericht. Het stoomschip Anna Paulowna, van Pernau naar Schiedam, in de buitengronden te Terschelling gestrand, heeft een gedeelte der lading over boord geworpen, daar er wegens ondiepte geen ligters op zijde konden komen; 13 man ekwipage en passagiers zijn met een vischschuit aldaar aangebragt. Het schip zit geheel onder water en is totaal verloren. Een gedeelte van de lading is gered. Aan boord bevond zich de ekwipage van het verongelukte Belgische stoomschip Delloye Matthieu. Men schrijft ons van Anna Paulowna, dd. 2 dezer: «Gisteren avond hield het plaatselijk departement der Maatschappij Tot Nut van !t Algemeen, zijne eerste openbare vergadering. De president, de heer F. Kaan, hield eene schoone lezing over «De Maatschappij Tot Nut van 't AlgemeenVerder werden er bijdragengeleverd. De heer M. D. van den Berg was zekerlijk de tolk van de geheele vergadering, toen hij den heer Kaan bedankte voor de gepaste en flinke redevoering. Het ledental is thans gestegen tot 51.» De te Venhuizen in het vorige jaar opgerigte en nu reeds bloeijende afdeeling van Volksonderwijs hield dezer dagen een prijsuitdeeling aan die schoolkinderen, welke zich aan weinig of geen schoolverzuim hadden schuldig gemaakt. Dank zij de welwillende hulp der gemeenteleden konden de prijzen, bestaande uit nuttige en fraaie boek werken, degelijk zijn. Wegens den gunstigen staat der absentielijsten mogten zeer velen een grooter of kleiner geschenk ontvangen en was deze dag een feestdag voor ouders en kinderen. Gedurende de maand November hebben, naar men verneemt, 138 zoowel binnenkomende als uitgaande schepen, gebruik gemaakt van het Noordzeekanaal. Voor zoolang vorst en sneeuw uitblijven zoo schrijft men aan de Leidsche Crt. loopt er nog wat jong vee in de weiden; het andere is nu voor goed gestald. De weiden worden veel te nat en het gras raakt ook op, om nu nog langer het stallen uit te stellen. De boeren zijn echter tevreden. Toen zij verpligt waren op dien hangen Zondag van 12 November het vee binnen te halen, waagden zij liet, door het daaropvolgend mooije weer Maar de ezel, die hier stond, werd sedert vele jaren niet meer gebruikt, en toch had alles hier nog den uiterlijken schijn des levens, gelijk in dien tijd toen de aangrenzende kamer eiken morgen geopend werd en over den drempel de schoone, breedgeschouderde man getreden was, die eenmaal hier gearbeid had. Zijn portret stond op den ezel, een verdroogde lauwerkrans hing over de lijst, omwonden met een zwart floers. Het waren heldere oogen van magnetische kracht, een fijn besneden, geniale kuustenaarskop van onuitsprekelijke schoonheid, een peinzend en hartstochtelijk voorhoofd, overschaduwd door lichtbruine lokken, lippen van eene bloeiende frischheid, half verscholen achter een dichten, rosachtigen baard. En aan den wand tegenover hem, gevat in een zware gouden lijst, zagen twee meisjeskoppen lachend op hem neer, dicht naast elkander gevlijd, uit wolken van mousseline en kanten heenkijkend, en met rozen op de borst. De eene was een zachte blondine, de andere een vurige brunette, doch ten opzichte der gelaatstrekken elkaar sprekend, gelijkend. Aan beide kanten van de vensters hingen nog de beeltenis van een somber man, die eiken schilder tot model van een woestcn jager dienen kon; en die van een bleeke, zieke vrouw van groote schoonheid, maar met een dood moeden, zonderling starren blik; aan een pilaar, tegenover hen, een ideale blonde jongenskop met een dweepende uitdrukking. De blik der Barmhartige Zuster begroette echter altijd terstond het eerstgenoemde gelaat, de kop op den schildersezel; het was een lange vurige beschouwing, waardoor eensklaps het oude, fijne vrouwengelaat met een schemering van jeugd en schoonheid ver helderd werd. Een oogwenk toefde steeds de voel der non voor het beeld, de borst zwoegde als onder een diepe ademhaling, en dan eerst schreed zij verder en verdween in het aangrenzende vertrek. „Olga, mijn hart, eindelijk!" riep hier eene diepe, zachte vrouwenstem en twee armen werden met ongeduldig verlangen ter begroeting naar haar uitgestoken. Een oude dienstmaagd, grijs en spookachtig gelijk alles hier in dit slot, rees naast het rustbed op en verdween bijna als een stofwolkje. Zuster Winfriede snelde op de legerstede toe eu omhelsde de rustende teedorlijk. „Hoe gevoelt gij u, Victorine?" „Gelukkig en gezond want gij zijt hier. O, wat is mij die week weder lang gevallen, mijn lieveling „Maar het wederzien volgt toch altijd, liefste; gij moet ge duldig zijn „Het wedérzien?" antwoordde de oude gravin op smartelijken toon. „Ach, dat ik u zien kon, u, mijn eenige levenstroost!" De non legde daarop, als met zachten dwang, hare hand op den mond der spreekster. „Wees kalm; al ziet gij mij ook al niet met de oogen des lichaams, de oogen van uw hart zien mij daarom des te duidelijker en" voegde zij er schier vroolijk schertsend bij„des te opgemonterd, het vee op nieuw in de weiden te doen en zoo heeft het nu bijna drie weken nog voordeel gehad van jeugdig gras, terwijl het hooi kon gespaard blijven. De verbinding van den Staatsspoorweg met uen Holl. spoorweg door Rotterdam zal den 1 Maart a. s. gereed zijn om geëxploiteerd te worden. De politie te Rotterdam heeft jl. Zaturdag de hand gelegd op den chef eener bende Schotsche zwendelaars, benevens op twee zijner helpers. De troep had zich met een buit van f 120,000 uit de voeten gemaakt naar het vasteland; bij de gearresteerden werd ongeveer f 30,000 teruggevonden. L. G., beschuldigd van manslag (met een parapluie) tegen wien door het O. M. een celstraf van 2 jaar was gerekwireerd, is door het geregtshof te's Bosch veroordeeld tot 5 jaar tuchthuisstraf. Onder 't opschriftTwijfelachtige boter uit slib van de Theems, schrijft de Landb. Crt. «Nog niet lang geleden werd uit Londen berigt wij namen 't toen voor 't geen het was over dat aldaar uit slib van de Theems boter werd bereid. Hoe weinig geloof schrijft de Milch-Zeitung van den 8 Nov. jl. deze mededeeling ook erlangde, wordt deze industrie nu op nieuw en uitvoeriger besproken en wel in het bekende tijdschrift «Chamber of Agriculture» van den 23 Oct., waar men het volgende leest: Dat in niet onaanzienlijke hoeveelheden uit slib uit de Theems boter wordt gemaakt, schijnt thans boven allen twijfel waar te zijn, zij 't ook dat men er niet aan geloofde. Maar de juiste kennis van de soort der grondstof en de wijze, waarop men haar verzamelde, is, naar wij gelooven tot heden een geheim gebleven. Het schijnt, dat onder gunstige omstandigheden de werklieden, welke daartoe uitgerust zijn en juiste kennis hebben van wat zij doen moeten, dagelijks tijdens de eb (aan den noordelijken oever van de Theems bij Dagenham) 3 s. 6 d. (f 2.10) verdienen kunnen. Men bezigt kogels van kurk, die met haar en houtvezels bekleed zijn. Zij worden in grooten getale aan den oever gebragt en worden door de golven, die ze met vet over dekken, zoo groot als walnoten of cricketballen. Het op schooner! En gevoelen wij niet, Victorine, dat wij liefhebbende zusters zijn?" En hare lippen raakten het voorhoofd der blinde aan. De zusters zaten dan hand in hand bij elkander, evenals zij altijd deden. „Hoe gaat het met onzen Egon?" „Hij is opgeruimd, zijne opera is, naar hij zegt, bijna voltooid, maar de dokter is ontevreden en gelooft dat zijne krachten beginnen af te nemen. Hier bij mij komt hij al zeldzamer. Onze trouwe vriend, de abt, wordt zeer oud en het voorlezen valt hem ook niet zoo gemakkelijk meer." „Neem een jonge helpster bij u in huis, iemand die u gezelschap houdt, een vrolijk, levendig meisje. Ik heb u dat reeds zoo dik wijls gevraagd." „Neen, Olga, dat is onmogelijk; ik kan niemand hier in mijne nabijheid dulden, die niet met mij gemeenschappelijke herinneringen heeftgij weet wel dat ik alleen en uitsluitend daarom zoozeer aan al die oude, meer en meer onbruikbare bedienden gehecht ben, ik laat mij liever gebrekkig bedienen, en verdraag alles, als ik maar het bewustzijn heb, dat al die oogen eenmaal zijn gelaat gezien hebben „Ik begrijp dat volkomen, Victorine. Maar gij zijt door uwe blindheid tot werkeloosheid gedoemd, mijn arme lieveling, en daarom zou ik u zoo gaarne in een omgeving zien, die u wat verstrooijing aanbracht." „Mij verstrooit niets, als te denken eu te spreken van hem; gij weet toch in welk een helder licht de beelden uit gelukkige dagen ons voor den geest staanHoe somber en rampzalig zou nu de wereld mij toeschijnen, als ik haar werkelijk kon zien; eene wereld waarin hij en het kind niet meer leven! Weet gij nog wel, liefste?" De stem der gravin stierf weg in een zacht gefluister, het voor hoofd der non leunde op het kussen van het rustbed, de armen der zuster werden ineengeslagen; zachtkens zweefden de woorden van hare lippen over en weder. Zij verzonken beiden in den stroom der herinneringen. Zoo ging het altijd eiken Zondag. En eerst als zij afscheid van haar zuster genomen had, beklom de non langzaam de treden van den trap in den zuidelijken toren van bet kasteel, om naar het vertrek haars broeders te gaan. De toouen van een pianino klonken haar in de ooren; zij luisterde daarop een oogenblik aan de deur naar de woeste en wonderlijke melodiën. „Arme Egon!" sprak ze zuchtend terwijl zij binnentrad. „Welkom, mijn beste Olga, maar ik kan u niet lang hier hebben als ge me nu weer komt bezoeken, hoop ik gereed te zullen zijn!" riep haar een zachte mannenstem toe, die meer en meer in leven- j dige vervoering geraakte. Daarop richtte de slanke gestalte van den spreker zich op en zijn fijne hand vatte de hand zijner zuster. Wat was hij nog schoon, ondanks zijn leeftijd, en de sporen zijner krankheid! Uit den idealen kop van den knaap was een

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1876 | | pagina 1