Z. K. H. de Prins van Oranje wordt tegen Januarij
in ons land terug verwacht.
Het paleis van IIH. KK. HH. den Prins en de Prinses
von Wied te 's Hage nadert met rassche schreden zijn
voltooijing. Ontdaan van de steigers, vertoont het zich
thans in al zijn pracht aan het oog van den voorbijganger
en mag een sieraad genoemd worden voor de wijk, waar
het in de plaats van een vervallen gebouw verrezen is.
Het front van het paleis is naar de zijde van den
Boschkant. De toegang wordt verkregen door een hard-
steenen bordes met sierlijk balkon, terwijl regts daarvan
een breede koetspoort aan de rijtuigen toegang geeft.
Volgens de in Silezië verschijnende dagbladen is Z. K. H.
Prins Frederik der Nederlanden op zijn landgoed Muskau,
waar de Prins tegenwoordig verblijf houdt, door eene
ernstige ongesteldheid aangetast, zoodat onmiddellijk per
telegraaf een lijfarts des Keizers bij den lijder ontboden is.
Ter geruststelling wordt er bijgevoegd, dat de toestand van
Z. K. Ii. voor het oogenblik niet gevaarlijk geacht wordt.
De Eerste Kamer der Staten-Generaal is tot her
vatting der werkzaamheden bijeengeroepen op Woensdag
den 15 dezer, des avonds te 8 uren.
De minister van Oorlog heeft bepaald dat er gedurende
den winter 3 in plaats van 8 maal 's maands naar de schijf
zal geschoten worden. In den regel worden er 150 patronen
verschoten per keer, zoodat er in de maand 750 en in den
winter 4500 patronen per compagnie worden uitgewonnen.
Er zijn 225 compagniën; elke patroon kost 7 centenzoodat
deze maatregel een som van 4500 maal 225 maal f 0.07
of f 70,875 voordeel voor de schatkist oplevert.
Door Gedeputeerde Staten van Noordholland is bij
besluit van den 6 dezer de sluiting der jagt op klein wild
in dit gewest bepaald op Zaturdag den 30 dezer, met zons
ondergang.
Met ingang van den 18 dezer zijn de ijkkantoren te
Amsterdam, 's Hage, Rotterdam en Dordrecht aangewezen
voor den ijk van gasmeters.
Bedankt voor het beroep naar Charlois door dr. G.
J. Vos Fz., pred. te Rotterdam.
Door den bisschop van Haarlem is o. a. benoemd
tot pastoor te Wieringen de heer G. E. S. van der Ven;
tot pastoor te Noordwijkerhout de heer J. J. Bruystens,
pastoor te Haarlemmermeer.
Door de gewestelijke vereeniging Drenthe van het
Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap is de volgende
prijsvraag uitgeschreven: Op welke gronden moet men op
leerpligt aandringen ten opzigte van het kind, de ouders,
de zedelijkheid en de welvaart? Hoe zou men vele be
zwaren, die tegen den leerpligt bestaan, kunnen wegnemen?
Op de voordragt voor de vacante betrekking van
kantonregter te Zevenbergen is o. a. geplaatst de heer
W. A. Dolleman, griffier te Schagen.
Plet aanhoudende natte weder doet te Texel het
binnenwater hoog opvoeren. De zuidelijke en westelijke
winden doen het buitenwater niet zakken, zoodat het af
tappen of spuijen niet kan geschieden. De nieuwe polder
het Noorden is één zee. Gelukkig dat het weder kalm
blijft, anders zouden de buitenkaaijen veel te lijden hebben.
De nog weinige overgebleven hazen verlaten door het water
hun leger en zoeken op heuvels een schuilplaats, waar zij
nogtans door de jaoers worden achterhaald.
Aan den heer E. van Goor Cz., te Amsterdam, diq
zich in een adres aan den Koning over handelingen der
,/Zij zal dadelijk bij u zijnik ga haar roepen."
En Magda trad binnen, in reisgewaad, om voor het laatst afscheid
te nemen; slechts een enkel uur had haar echtgenoot haar nog
toegestaan. Haar hart was vol tot barstens toe; wat zou ze
Henry het eerst zeggen? In hare linkerhand hield ze de kleine
portefeuille, welke den schat bevatte, die hem de vrijheid verschatten
zou; de rechter greep naar de hand die haar werd toegestoken.
/Magda, eindelijk
Henry
Hare stem verstikte; haar hart klopte schier hoorbaar toen zij
hem daar voor zich zag: krauk en toch straiend van vreugde.
Een vreemd gevoel, dat zij nooit ondervonden had, benam haar
den adem; luider telkens sloeg dat onrustige hart; het was een
mengeling van angst en blijdschap, die haar bedwelmde.
„Henry, ik ben zoo gelukkig dat ik u een vreugdetijding brengen
kan: gij zult verlost wordeu van al uwe ketens en banden, gij
kunt een Amati koopen, gij moogt musicus worden en overal heen
gaan waar gij wilt!"
Zij legde bevend den schat in zijne handen.
„Magda zijn er dan nog feeën?" vroeg hij, bijna met een
uitdrukking van schrik.
„Neen, maar wel tooveuaars! Een edel man heeft mij vijf
duizend daalders geschonken, waarover ik de vrije beschikking heb;
hier zijn ze, lieve broeder."
Over Henry's gelaat vloog een gloeicude blos.
„Een man?.... Welke man kan het recht hebben, u zulk een
geschenk aan te bieden?"
„Slechts ééngraafMauerhain, sedert dezen morgen mijn echtgenoot."
Hij staarde haar een oogenblik als wezenloos aan en viel daarop
in zwijm neder.
Toen hij ontwaakte, lag zijn hoofd op hare borst; hij voelde
hare tranen op zijne wangen. Verwarde uitroepen van teederheid
en liefde klonken hem in de ooren. Zijne oogen verloren zich in
de hare. Als in een droom hief hij de armen op, sloeg ze om
haren hals en trok haar tot zich neder. Hunne lippen ontmoetten
elkander in een langen kus vol zaligheid en.... wanhoop.
Het was alsof er voor Magda's ziel een sluier werd weggerukt.
„Gevonden en verlorenstamelde zij.
„En gij wist dus niet, dat ik van liefde en verlangen naar u
verging?" fluisterde hij.
„Ik wist alleen, dat ik voor u zou hebben kunnen sterven,
dat ik iets doen moest voor u," luidde het antwoord.
„Thans zal er maar één troost voor mij zijn, maar één middel
om mij in het leven te houdende gedachte dat uwe ziel zich in
de muziek verdiepen kan. Gij zult in uwen Lethestroom de ver
getelheid vinden."
Wat zij verder spraken wat zij verder leden: God alleen
heeft het vernomen
Toeu de graaf verscheen, om zijne jonge gemalin voor altijd
met zieh te nemen, reikten de beide gelukkige ongelukkigen elkaur
nog eenmaal de hand, en zij scheiddenin het bewustzijn dat
zij elkander op deze aarde niet weder zouden ontmoeten.
{Wordt vervolgd
politie en militairen bij gelegenheid der volksoploopen in
Sept.. beklaagd en daaromtrent een onderzoek verlangd had,
is door de ministers van Binnen!. Zaken en Justitie namens
den Koning te kennen gegeven, dat een zorgvuldig onder
zoek van regeringswege ingcsteldis, uiaar dat zulksgeene aan
leiding gegeven heeft tot eene geregtelijke vervolging, terzake
van overschrijding van magt of gewelddadigheid, der met
de handhaving der orde belaste personen. Op een ander
adres, waarin tevens het ontslag des burgemeesters werd
gevraagd, is hetzelfde antwoord gegeven met bijvoeging:
«dat er geene termen zijn gevonden om de maatregelen,
door den burgemeester destijds overeenkomstig wet en pligt
genomen tot handhaving van de ernstig bedreigde orde,
af te keuren.»
Zooals onzen lezers bekend is, zal in de maand April
van het volgend jaar, te Amsterdam de tweede Nederlandsche
Internationale Tuinbouw-Tentoonstelling worden geopend.
Deze tentoonstelling zal gehouden worden in het Paleis voor
Volksvlijt en in bijgebouwen, die men voornemens is op te
rigten in den tuin van genoemd gebouw en op het Frederiks-
plein, dat daartoe door het gemeentebestuur kosteloos zal
worden afgestaan.
Z. M. de Koning is beschermheer der tentoonstelling en
het hoofdbestuur, waarvan de burgemeester van Amsterdam
een der voorzitters is, geeft blijk van voor eene degelijke
leiding dezer gewigtige onderneming alleszins berekend te zijn.
Reeds nu is het bekend, dat uit alle oorden der wereld
aan de te openen wedstrijden zal worden deelgenomen. De
tentoonstelling zal verbonden zijn met eene tentoonstelling
van plantaardige voortbrengselen, zooals katoen, tabak, enz.
en daardoor niet slechts belangrijk zijn voor liefhebbers
van planten en bloemen, en voor hen, die zich met de
kweeking daarvan bezig houden, maar is ook voor handelaren
en geleerden, zoowel als voor ieder, die van de tentoon
gestelde artikelen grondige kennis wenscht te verkrijgen,
van uitnemend gewigt te achten.
De hooge regering heeft dan ook de zaak op de meest
loffelijke wijze gesteund en groote bewijzen van ingenomen
heid gegeven. Zij heeft op de Staatsbegrooting voor 1877
eene som van f 30,000 voor de tentoonstelling uitgetrokken
en de vertegenwoordiging der tentoonstelling in het buitenland
die voor de inzending van voortbrengselen uit de Nederl.
koloniën en uit de bezittingen van vreemde Staten van
groot nut is, krachtig bevorderd; terwijl zij bovendien den
gouverneur-generaal van Nederl.—Indië en den gouverneur
van Suriname heeft aanbevolen, de goederen, voor de ten
toonstelling bestemd, zooveel mogelijk kosteloos naar Neder
land over te zenden. Een buitengewoon groote toevloed
van landgenooten en vreemdelingen mag gedurende de
opening der tentoonstelling in die stad worden te gemoet gezien.
Artis te Amsterdam heeft zijn ourang-outang door
den dood verloren, maar is daarentegen een prachtigen
leeuw rijker geworden.
De Skating-Rink wordt Zondag a. s. in een der
bijzalen van het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam
geopend.
Een oude bekende is weer in Amsterdam teruggekeerd,
namelijk de lieer Henri Morriën. Hij zal met zijn operetten-
gezelschap eenige voorstellingen geven in den schouwburg
«Frascati,» directeuren de heeren Prot en Kistemaker.
Jl. Zaturdag nacht is te Haarlemmermeer, aan den
Sloterweg, nabij de Badhoeve, een schaap in de weide
geslagt en het vleesch medegenomen. Een op de slagt-
plaats gevonden mes zou wel eens aanleiding kunnen geven
tot het ontdekken van den schuldige.
-De minister van Marine heeft, naar het Dagblad met
groot genoegen verneemt, aan den heer L. J. Lefébre een
groote satisfactie geschonken voor diens onvermoeide pogingen,
waaraan hij zooveel kosten en tijd had besteed. Bij ministriëele
resolutie is nl. bepaald, dat het eskader, hetwelk den 16 dezer
van hier vertrekt, zal voorzien zijn van den misthoorn-
scheepsroeper de uitvinding van den heer Lefébre,
ten einde, na de onlangs met veel succes alhier genomen
vergelijkende proeven, die nu ook in practijk nuttig en
doeltreffend blijke.
Volgens het D. v. Zh. heeft de heer de Klopper te
Amsterdam zijn ontslag als hoofdcommissaris van politie nog
niet gevraagd en is hij ook niet voornemens dat te vragen.
De N. Rott. Crt. maakt, onder voorbehoud, gewag van
een gerucht, dat de kommandant der brandweer ter zijner
vervanging in aanmerking zou komen.
Een brutale diefstal had jl. Zaturdag morgen in een
manufactuurwinkel in de Frederikstraat te 's Hage plaats.
Terwijl de winkeldochter de uitstalling voor het raam
schikte, kwam een persoon binnen, die dood bedaard een
baaltje flanel onder den arm nam en met de woorden «zie
zoo, dat zal ik maar medenemen,» den winkel verliet.
Meer dood dan levend van schrik, dacht het winkel
meisje er niet aan, den dief te vervolgen, hetgeen gelukkig
echter overbodig bleek, daar de politiewacht, opmerkzaam
op den verdachten kerel, hem reeds had aangehouden.
Uit Groningen wordt dd. 8 dezer aan de N. Rott. Crt.
gemeld: «De reis der Groninger en Friesche handelaren,
enz. naar Bremen is zeer naar wensch afgeloopen. Te
Bremen namen met cien burgemeester vele andere notabili-
teiten deel aan een feestelijk souper, dat zeer geamineei'd
is geweest. Te Oldenburg werden de Nederlanders aan 't
versierde station door den burgemeester feestelijk ontvangen.
Men blijkt in Noord-Duitschland op de nieuwe aansluiting
even grooten prijs te stellen als men dat in Noord-Neder-
land algemeen doet.»
De jury der te Utrecht gehouden internationale tentoon
stelling heeft, hare vroegere toewijzing (bronzen medaille)
verbeterende, den heer J. A. Basie, te Alkmaar, een gouden
medaille vereerd voor zijne inzending van Eau d'Alkmaar.
Jl. Donderdag had de regtbank te Middelburg eene
bij haar zeldzaam voorkomende procedure te behandelen,
namelijk een drukpers-delict. Als beklaagde stond teregt
de heer B. P. Korteweg, die in een door hem geschreven
artikel in de Amstelbode ten aanzien van den heer de
Haas heeft gezegd, dat deze geen eerlijk man meer was.
De heer de Haas heeft hierin eene lasterlijke uitdrukking
gezien en eene vervolging tegen den heer Korteweg
ingesteld. Het Openb. Ministerie heeft schuldigverklaring
van den beklaagde geëischt en zijne veroordeeling tot eene
geldboete van f 10 alsmede in de kosten. Van de zijde'
der beleedigde partij is eene vordering om schadever
goeding ingesteld tot een bedrag van f 10. De beklaagde
droeg zelf zijne verdediging voor en concludeerde tot
vrijspraak, op grond dat het hem ten laste gelegde feit
niet strafbaar is, daar hij niet de bedoeling heeft gehad
den lieer de Haas te beleedigen. De regtbank zal aan
staanden Donderdag uitspraak doen.
Uit het huis van arrest te Almelo is een paardendief
ontsnapt. Door 't verbreken van een tusschenmuur kwam
hij uit zijn cel in een ander vertrek, dat niet was afgesloten,
ging daarna dood bedaard naar 't bureau van den cipier,
van wien hij een portemonnaie en een paar laarzen wegnam,
verwisselde zijn gevangenpak met een ander toilet, nam de
sleutels en verliet zoo het gebouw, een briefje achterlatende
dat hij deze inrigting verliet, om dat hij niet genoeg te
eten kreeg. Spoedig heeft men hem gevat.
De Asser Crt. schrijft:
«Engeland is niet te verzadigen en vindt alles lekker wat
hier tot het dieren- en plantenrijk behoort.
Als John Buil maar merkt, dat hier iemand smult, dan
roept hij dadelijk: geef hier!
Goed betalen wil hij dat moet gezegd worden.
Onlangs kwam hij er achter, dat onze leeuwerikken en
musschen goed smaakten en dadelijk bood hij voor het
eerste vogeltje 25 en voor het tweede 10 cents.
Arme stumperts!
En pas was het hem ingefluisterd, dat hier wel eens een
stekelvarken opgepeuzeld werd, of hij schreeuwde25 cents
voor dat dier!
Wanneer zal hij kraaijen willen hebben?»
Uit eene nadere mededeeling blijkt, dat de edelmoe
dige gift, door Guzman Blanco, president van de Vereenigde
Staten van Venezuela, naar Curacao afgezonden op het
berigt van den nood, door den orkaan op de Nederl. West-
Indische eilanden aangerigt, heeft bestaan uit: 100 stuks
slagtvee, 4000 liter maïs, 2400 KG. bruine suiker, 2000
liter bruine boonen of erwten (karaotasj, 5000 KG. rijst
en 2000 KG. koffij. (Dld.)
Kardinaal Simeoni, de opvolger van Antonelli, is
dezer dagen uit Spanje te Rome aangekomen en heeft jl.
Donderdag ochtend den eed als zoodanig afgelegd.
Omtrent de ramp van Brooklyn schrijft 't Hbld.,
dat deze nog meer tot de verbeelding spreekt dan de
jammerlijke tijding, dat een storm 't water tot 30 voet
opzweept en 300,000 menschen deed omkomen, omdat men
zich van zoo'n storm, als de oevers van den Ganges
teisterde, in Europa geen denkbeeld kan maken en niets
daartegen is te doen. Maar ieder begrijpt wat de paniek
in eene volle zaal kan teweegbrengen, wanneer er brand
alarm gemaakt wordt. Geheel van verbeelding beroofd
moet men dan ook zijn, zoo men zich niet eenigermate kan
voorstellen, wat jl. Dingsdag avond te elf uur in Brooklyn
gebeurde. Onwillekeurig denkt men zich in de plaats van
de ongelukkigen; men ziet de verschrikking. De laatste
acte van «de Twee Weezen» werd gespeeld, toen de brand
ontstond op het tooneel. Alleen die in de bak, de stalles
en de balkons waren, ontsnapten; doch de paniek maakte
zich meester van de toeschouwérs op de gaanderijen. Ont
zind van angst, buiten zichzelven van schrik en wanhoop
drong ieder naar voren, slechts op eigen behoud bedacht,
de trap was smal en zoozeer drong men tegen balustraden
en leuning, dat deze bezweken; en nu stortten de ongelukkige
mannen, vrouwen en kinderen omlaag; niemand kon weer
stand bieden, ieder werd medegesleept, de eerste werden
gedood door den val, de volgende gewond en de laatsten
konden niet vlugten, daar de uitgang verstopt was door
de ontzettende hoop omlaag gestortte menschen. Dus
kwamen allen om en 326 lijken zijn reeds gevonden onder
de puinhoopen. Meer dan de helft der lijken is geheel
onherkenbaar. Onder de herkenden behoort dat van een
kindermeisje, 't welk met twee kinderen naar den schouwburg
had mogen gaan en nu ook gevonden werd met de beide
kinderen in de armen gekneld; alle drie de kinderen waren
verkoold. Door de ramp is o. a. eene woning geheel en
al ontvolkt, daar het gansche huisgezin zich in den schouwburg
bevond en daar omkwam. Wat wij bij dit onheil moeten
leeren is, dat bij brandalarm in een vol gebouw ieder moet
trachten bedaard te blijven; dan alleen is redding van allen
mogelijk; dringt en drijft men verbijsterd naar voren, de
dood van velen is zeker.
In Frankrijk is 't van ouds gebruik, dat de advocaten
met gladde tronie voor 't regtscollege verschijnen, doch
sinds den krijg heeft de knevel meer en meer terrein
gewonnen en vertoonen zich de pleitende heeren met
behaarde bovenlip. De deken der orde te Parijs heeft
de heeren uitgenoodigd tot de oud-vaderlijke gewoonte
terug te keeren, hetgeen vooral onder de jongere leden
der balie nog al opzien veroorzaakt heeft. Allen zullen
denkelijk wel niet zoo maar zonder meer het gebod nakomen,
er zal nog wel eens een woord over vallen, doch zoo'n
vaart zal 't toch wel niet loopen als in 1840 te Amsterdam
Toen ter tijde namelijk gordde de advocaat van Hall zich
eens aan om te pleiten met een zwarte das omhet O. M.
gaf te kennen, dat het indruischte tegen het door den
Koning goedgekeurde reglement en de heer van Hall der
halve niet tot pleiten mogt worden toegelaten, waarop deze
heer antwoordde, dat het reglement slechts toga en witte
bef voorschreef en nergens van de das sprak; daar hij
zoowel de toga aan als de witte bef voor had, was hij
volgens het voorschrift gekleed en had regt tot oelating;
evenwel was hij bereid uit eerbied voor de regters een
witte das om te doen, doch moest zich 't regt voorbehouden
om eveu als ieder ander een zwarte of gekleurde das naar
zijn verkiezing te dragen. Het O. M. gaf in zijn repliek
te kennen, dat wel is waar 't reglement niet uitdrukkelijk
van de das sprak, wel van de bef, doch dit deed er niet
toe, dewijl de laatste slechts een gedeelte van de eerste
was, zooals algemeen aangenomen werd en dus in zekeren