HELDERSCHE
EV NIEUWEDIEPER COURANT.
Vrijdag 29 December.
34 Jaargang.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1876. N°. 156.
Binnenland.
„W ij h n 1 d i g e n
het goede."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zatordag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.80.
w franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bar eau: MOLENPLEIN N°. 163.
t regels 60 Cents,
Prijs der Advertentiën: Van 1—
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Blken Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Indlë. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 28 December.
Blijkens een bij het departement van Marine ontvangen
telegram is Zr. Ms. scliroef&toomschip Leeuwarden, onder
bevel van den kapt. ter zee A. Dronkers, den 23 dezer
van Portland vertrokken.
Wie het gisteren avond waagde langs de gladde
straten een bezoek te brengen aan Musis Sacrum, om
aldaar te hooren het Zweedscli Mannenkwartet, heeft
ruimschoots aan zangkunst eene vergoeding genoten voor
den gevaarlijken togt derwaarts. Het Berliner Fremden-
blatt, waaraan we voor eenige dagen een zeer gunstige
kritiek over het eerste optreden van deze lieeren te Berlijn
ontleenden, heeft niet te veel gezegd. Ook de hoofdbladen
in ons land hebben die Noordsche zangers reeds zooveel
woorden van lof toegezwaaid, dat wij er waarlijk niets
meer behoeven bij te voegen.
Zijn wij wel ingelicht, dan treden ze morgen te Alkmaar
op. Wij kunnen onzen lezers aldaar de verzekering geven,
dat hun, die dit concert bijwonen, een allerliefste avondwacht.
De vereeniging Ontwaakt bij Tijds gaf jl. Zondag
en de Burgerkring Harmonie jl. Dingsdag in Tivoli eene
liefdadigheids-voorstelling, die beiden drnk werden bezocht
en den bezoekers blijkbaar genoegen verschaften. De opbrengst
van eerstgenoemde voorstelling was f 235.05.
Jl. Dingsdag avond ten 9 ure ontstond er brand in
een lompen-pakhuis in de Schapensteeg nabij de Middenstraat
alhier. De gemeente-spuit No. 1 was onmiddellijk ter
plaatse en werd door de manschappen ter bestrijding van
't gevaar ijlings in werking gebragt. De aangewende
pogingen maakten vrij spoedig een einde aan den brand, die
zich aanvankelijk dreigend liet aanzien. Nog een aantal
brandspuiten werden aangevoerd, doch behoefden geen
dienst te doen.
Z. M. de Koning heeft den Isten Kersdag met gevolg
de godsdienstoefening te Apeldoorn bijgewoond, onder het
gehoor van ds. W. J. Jorissen.
H. M. de Koningin heeft jl. Zondag de godsdienst
oefening in de Duitsch-Evangelische kerk bijgewoond,
onder het gehoor van ds. Schrader.
12)
VERBORGEN OFFERS.
dook
E/LIBS POIKO.
(Slot.)
Het huis des vredes en der offervaardige menschenliefde had
echter eerst ua verloop van vele jaren, één lang tijdperk van ver
borgen tweestrijd, Olga naar lichaam en ziel genezen. Zij ontving
zonder ontroeren keer op keer de bladzijden van Victorine's hand,
die uit het verre zuiden tot haar kwamen. „Eckbert's roem stijgt
als de zon," schreef haar zuster eens, „maar ik verbeeld mij soms
dat ik zelve daar gelukkiger over ben dan hij; ik zie hem slechts
in zijn beste stemming als hij aan zijn scheppingen arbeidt. Het
voltooide werk is voor hem nauwelijks iets meer dan een berinnering
en al de eer, die hij er door verkrijgt, raakt hem zoo weinig als
de vleugelen der zwaluw het water wuarover zij heenzweeft. Zij
zijn zoo wonderlijk, die kunstenaars-naturenhun geluk berust uit
sluitend en alleen in hunne scheppings- en vormingskracht. Alles,
wat ons, gewone menschen, gelukkig maakt en verrukt, laat hen
volkomen kalm; ik deuk dikwijls dat Eckhert zonder mijne
liefde even gelukkig had kunnen leven als met mij; ik bezit de
overtuiging niet, dat ik onmisbaar voor hem ben, en dat maakt
mij dikwijls zoo vreesachtig en bedrukt. Begrijp mij goed, mijne
Olga; hij is ontegenzeggelijk goed voor mij, maar ik heb altijd
gedacht dat de liefde van een kunstenaar, schitterender, hartstoch
telijker, wegsleepender zou wezen. Het gaat alles zoo kalm. En
dan ook: er is één donkere schaduw, me lieve, wij hebben
geen kiud. Bid voor ons! Hij groet u. Wij praten zoo dikwijls
over u; hoe gaarne hij over u spreekt, kunt ge niet gelooven!
O, wanneer ge als zuster bij ons in huis gekomen waart, ik
geloof zeker dat ge op den duur heel veel van hem hadt gaan houden
De OostcnrijkschItaliaansche oorlog van het jaar 1859 gaf aan
leiding, dat het verborgen drama der familie Mauerhain ten einde
liep. Even als graaf Egon, trad ook Eckbert in de gelederen
der strijders, en met al de offervaardige zusters uit alle landen
doorkruiste Olga als verpleegster en troosteres der zieken en ster
venden die plaatsen der hoogste menschelijke ellende, die men
slagvelden en lazaretten noemt. Nu den slag vnn Solferino terwijl
zij helpend en troostend in een barak rondging, vond ze daar haren
broeder en haren geliefde, en aan beiden begon eu voleindigde
zij haar moedigen liefdearbeid. Beiden waren zij zwaar gewond;
voor beiden gaven de geueesbeeren geen hoop meer.
Eckbert herkende de stille engel, die zich over hem heenboog
Egon echter lag buiten kennis, een schampschot aan de slaap van
het hoofd had hem doen vallen; vreemd en strak ontmoette zijn
Uit de statistiek, welke door de Snez-Kanaal-
maatschappij gegeven is, blijkt, dat het kanaal, hetwelk de
Middellandsche met de Roode Zee door de landengte van
Suez verbindt, thans door 24 geregelde stoombootlijnen
bevaren wordt, die te zamen 234 schepen bezitten, met
eenen inhoud van 509,447 ton.
Het door ons vermelde berigt, dat de agentuur Krupp
van Vlissingen naar Kralingen zou worden verplaatst,
noemt de Midd. Crt. voorbarig; het besluit is nog niet
genomen.
Men schrijft ons van Texel, dd. 25 dezer:
«Alles is hier in eene koortsachtige beweging, betrekke
lijk de stranding van het Engelsche stoomschip Iceland,
met deszeifs kostbare lading. Bereids heeft men eenige
goederen geborgen, als olifants—tanden, cochenille, enz.
Het wemelt hier van heeren assuradeuren, representerende
verschillende assurantie-compagniën, welke bij genoemd
schip en lading betrokken zijn; die, trots do ingevallen
sterke koude en de reeds door ijs belemmerde communi
catie, zich tot ons eiland een toegang hebben weten te
verschaffen, en hier door de vorst worden geïnterneerd.
Voeg daarbij de in beweging zijnde autoriteiten, zooals
burgemeesters, notarissen, consuls, makelaars, visschers,
sjouwers en het gezang der straatjongens:
Wijze: O Lise!
O! Iceland, O! Iceland, wat zit gij in den brand!
O! Iceland, O! Iceland, help ons nu uit den brand!
Wat keken die Engelsche menschen toch raar
Valla derie valla
Toen zij die gronden werden gewaar.
Valla derie valla! enz.
Ook logementhouders en tappers bewegen zich dag en
nacht; zoo zal men begrijpen welk eene kolossale bewe
ging ons die stranding geeft. Allen, allen trekken dagelijks
op naar 't beloofde land, naar het plekje van veler ver
wachting; want immers daar uw schat is zal uw hart zijn.
Jammer, dubbel jammer echter, dat verschillende elementen
ons tot heden dien schat betwistenhevige brandingen en
nu weer sterke vorst verhinderen veel. Met medelijden
zien wij dan ook 's avonds die geïntresseerden aan, die den
ganschen dag op een heuveltje in duin of op de spits van
den vuurtoren hebben getuurd en gemikt naar hunne lieve
Iceland. Na veel koude en ontbering doorgestaan te
hebben, retourneren zij 's avonds, waar hen wat geluk!
blik het oog zijner zuster.
„God is barmhartig," fluisterde Eckbert den eersten nacht na
hun wederzien; „ik mag uwe hand vasthouden eer ik sterf! Neem
ze nu niet weer weg, Olga!"
Te midden van het steunen en kermen en de woeste jatnmer-
kreeten der gekwetsten; te midden van de laatste stuiptrekkingen
der stervenden, viel er als ware 't een lichtstraal van geluk in het
hart dezer vrouw.
„Ja, God is barmhartig!" herhaalde zij, en hare tengere vingers
drukten zoo innig die beminde, van koorts gloeiende hand.
De stervende glimlachte; liefelijke visioenen rezen er voor zijn
geest op.
„Het is de wilde tuin de geur der lindebloesems waait mij
tegemoet. Wilt ge nog eens het lied zingen van de koningskinderen,
Olga? Ziet gij die rozen bloeien, witte en roode? lïebt ge
mijn groet gevonden? Hij lag zoo laag, geen stormwind kon
hem schadenhoe lief bescheen de zon hem van omhoogHoe arm
hij was, mij schonk hij rozenbladenhoe klein ook't was
een wereld in mijn oog! In 't uwe ook, Olga?! Och, zeg
het mij toch eens!"
En zij boog zich lager over hem heen haar adem raakte zijn
gelaatmaar wat zij hem zeide, dat hebben alleen Gods engelen
in den Hemel gehoord.
En eene laatste, bange stonde kwam er na weinige dagen, toen
hij haar aanzag en met zijn volle, heldere bewustzijn vroeg:
„Kus mij nog eens met de kus van een zuster. Ik sterf; ontferm
u over mijn vrouw en over ons kind, dat nog niet geboren is.
Arme Victorine!"
„Niet met den kus van een zuster," hernam zij zachtkens fluisterend
„met den kus der geliefde zult ge gekust zijn voor de eerste
en voor de laatste maal, als tot een heilig afscheid. Ik heb u
bemind, Eckbert, sedert ik denken kanGa heen in vrede en bereid
ons plaats, ik zal u uwe vrouw en uw kiud brengen 1"
En zij kuste hem.
Toen zij naar het woudkasteel was teruggebracht, weid de onge
lukkige Victorine na deii dood van haren echtgenoot door eene
zware ziekte aangetast, nadat zij het leven geschonken had aan een
kind. Maanden lang verkeerde zij in het grootste levensgevaar
en meer dan een jaar verliep er, eer zij met volle bewustheid haar
trouwe verpleegster, „zuster Winfriede," naar haar kind vroeg.
De vrome leugen dat het gestorven was, zooals men haar zeide,
scheen een verlichting voor haar hart te zijn, „ik zou het toch
nooit liefgehad hebben," sprak zij, „omdat hij het nooit gezien
heeft!" Maar zij beweende toch de gewaande doode, het kind
mocht bij hem wezen.
Ook graaf Egon nam nu op het woudkaateel zyn intrek. De
een goede, warme kamer, een deelnemende kastelein wacht,
die het den heeren weder lekker maakt.»
De geborgen inventaris van het te Terschelling ge
strande stoomschip Anna Paulowna, van Pernau naar
Schiedam, heeft in publieke veiling opgebragt f 645 en
115 hectol. gerst f 546.
Men meldt uit Ursem, dd. 25 dezer:
«Het bestuur van den Ursemerpolder heeft besloten, een
stoomgemaal te stichten tot afvoer van het overtollige water,
hetgeen voor dien polder niet alleen wenschelijk, maar
eene groote behoefte is. Men heeft vóór eenige jaren
door het onder water geraken van het grootste gedeelte
van dien polder, hetgeen nog lang nadeeligen invloed uit
oefende, meer schade geleden dan het stichten van een
stoomgemaal zou gekost hebben.»
De heer Morriën, die eenigen tijd in België werkzaam
is geweest, en wiens terugkomst in Amsterdam door ons
is vermeld, trad jl. Zaturdag in het Thóatre Frascati in
de Nes weder voor het eerst op. Bij die gelegenheid
ontving de veelszins voortreffelijke acteur de ondubbel-
zinnigste bewijzen, hoezeer hij door het tooneelminnend
publiek wordt gewaardeerd. Met een daverend applaus
werd hij begroet. De voorstelling bestond uit vier stukjes:
De twee InvalidenJufvrouw AntjeDe Wijnproef en De
weg naar liet hart. Ieder, die Morriën in de verschillende
blijspelletjes heeft gezien, weet hoe meesterlijk hij daarin
zijne rol vervult. Ook nu was hij uitstekend. Na het eindigen
van het tweede stukje Jufvrouw Antje toen hij op
nieuw onder aanhoudende toejuichingen werd teruggeroepen,
verscheen hij met den heer Kistemaker ten tooneele, die
mededeelde, dat hem de aangename taak was opgedragen
den heer Morriën, namens eenige kunstvrienden, als blijk
van hoogschatting en vereering, een geschenk aan te bieden.
Dit huldeblijk bestond in een prachtig gouden horologie
(remontoir), met de volgende inscriptie: «Aan l/enri Morriën
bij gelegenheid van zijn weder optreden, Amsterdam 23 December
1876. Toen de storm van toejuichingen bedaard was, sprak
de heer Morriën de verzekering uit, dat hij Amsterdam
niet weder verlaten zou. Wij verheugen ons zeer in de
terugkomst van dien talentvollen kunstenaar. (Amst.Crt.)
Jl. Maandag werd te Amsterdam de algemeene
vergadering van het Alg. Nederl. Werklieden-Verbond
geopend met eene toespraak van den voorzitter, den heer
B. H. Heldt.
Bgggggg=— igg-gBB
zware verwonding had hem ongeschikt voor den dienst gemaakt,
zijn geestvermogens hadden geleden, maar hij werd niet meer
gedrukt door het zware verwijt, dat sedert den dood zijns vaders
zijne ziel drukte. Vroolijk als een kind gaf hij zich aan zijn
geliefkoosde neiging over en componeerde. De nagelaten onvol
tooide opera van zijn vriend Heury was het voorwerp zijner studie,
hij poogde dien arbeid te voltooien, ijverig en blijmoedig.
Victorine moest de melodiën spelen, de oude doctor hielp met zijne
viool; het klonk bijna weer even zooals in die oude onbezorgde
dagen van vroeger in het woudkasteel.
Alleen die tooverachtige stem ontbrak, welker toneu eertyds
aller harten bekoorden zij zweefden voorlaan slechts in het koor der
vrome nonnen door de kapel van het klooster der Barmhartige
Züsters. Nooit heeft Victorine iets van het offer harer zuster
vernomen; maar zij beminde in haar meer en meer de troostende
engel des huizes, gelijk ook Egon's gelaat zich verhelderde zoodra
zij zijn kamer binnentrad. En toen het gezichtsvermogen vau haar
zuster, van de treurende weduwe des geliefden mans, allengs ver
zwakte, toen de nacht zich voor altijd over Victorine uitbreidde,
toen was het wederom Winfriede, die liet licht eener algeheele
overgave aan Gods wil in het hart harer zuster deed ontgloren.
Dat alles had de hand van den braven abt opgeteekeud, en met
bevende vingeren besloten met de woorden: „In Deo Gloria."
Thans leeft er van al de vroegere bewoners van het woudkasteel
niemand meerhet slot zelf is lang geleden iu vreemde handen
overgegaan en zal binnen kort tot een fabriek verbouwd worden.
De wilde tuiu is bijua geheel dichtgegroeid eu de nachtegalen
heinde en ver beschouwen dien als hun nest.
Het klooster der Barmhartige Zusters is ten allen tijde een wijk
plaats gebleven voor die vermoeid van geest en hart daar rust en
vrede zochten. Doch eerst weinige maanden geleden begroef men
op het kloosterkerkhof het zielloos overschot van zuster Winfriede,
„de engel der kranken," gelijk men haar noemde.
Het arme, kreupele schepsel leeft echter nog, door de nonnen
verpleegd eu geliefd als het dierbaarste kleinood. In het mis
boekje der overledene heeft men later een klein, verscheurd stuk
papier gevondende letters er op waren bijna onleesbaar
geworden, slechts met groote moeite kon men de eerste regels
ontcijferen. Het was de dierbaarste reliquie van een brandend
en ontberend hart.
De woorden luidden
„Hebt gij dea kleinen wilden tuin vergeten,
Waar we altijd onze bloemkens kwamen garen;
Waar 'k vaak met u zoo zalig was gezeten?
O kleine tuin, dat u Gods oog beware l"