De minister van Financiën brengt in herinnering,
dat ingevolge kon. besluit van 14 Aug. jl., te rekenen van
1 Jan. 1877, de vooruitbetaling van de overbrengkosten
der telegrammen, met uitzondering alleen van die met
bestemming buiten Europa, ook geschieden kan door aan
hechting van felegramzegels, en zulks niet alleen bij alle
Rijks-telegraafkantoren, maar ook bij kantoren der bijzondere
tel egraafonder nemingen.
De kosten van een telegram moeten of geheel in gereed
geld of geheel in zegels worden voldaan.
De zegels moeten worden gehecht aan den linkerboven
hoek der bladen, waarop de telegrammen zijn geschreven;
die aanhechting kan niet van de ambtenaren worden
gevorderd.
Telegrammen, van de noodige zegels voorzien, kunnen
ook in de postbussen worden geworpen, en zulks met of
zonder omslag. Zij moeten dan in ieder geval van'het
opschrift «Telegram» zijn voorzien.
Beknopte aanwijzingen omtrent het een en ander zullen
eerstdaags bij de Rijks-telegraafkantoren worden verkrijg
baar gesteld.
Te Texel zijn op nieuw aangebragt 8 schuiten met
verschillende goederen uit het stoomschip Iceland. Al het
koper is geborgen; het schip zal verloren zijn.
Waar men zich ook verheugen zal over het einde
des jaars, zeker nergens meer danin de gemeente
Oude Niedorp. Drie paartjes meldden zich daar onlangs
bij den burgemeester aan, ten einde in den echtelijken
staat te treden. Of nu de trouwlustigheid in die gemeente
dit jaar bijzonder groot is geweest, weten wij niet, maar
wel dat die drie paartjes ongetroost mogten vertrekken,
omdat, zooals de burgemeester verklaardehet boek vol
wasZij moesten wachten tot na nieuwjaar, tenzij,
voegde de burgervader er edelmoedig bij, zekere omstandig
heden de voltrekking van het huwelijk dringend eischten,
dan kon hij er een briefje bij leggen! Daar nu die omstan
digheden niet aanwezig waren, moeten de drie paartjes op
het nieuwe boek wachten.
Over eehige dagen wordt de laatst overgebleven
pleiziertuin bij Amsterdam, Roosen-Burch, voor het publiek
gesloten.
Jl. Zaturdag werd door de Amsterdamsche Kanaal
maatschappij publiek aanbesteed: De aanleg van een oprit
en het begrinden of hardmaken van twee dwarswegen,
in den Grooten IJpolder of Polder III West, ter gezamen
lijke lengte van omstreeks 7100 meter. Minste inschrijver
de heer J. Oldenburg, te Bergen, voor f 36,448.
In den IJpolder, welke voor eenigen tijd is droog
gemaakt, zijn nagenoeg alle paarden lijdende aan doorloop.
Deskundigen meenen dit verschijnsel te moeten toeschrijven
aan het overgroot aluingehalte van het drinkwater in den
polder.
Eenige dagen geleden werd in de N. Rott. Crt. per
advertentie iemand gevraagd om zich te belasten met de
opvoeding van een kind. Op Kersdag kreeg zeker persoon
in de Hartmanslaan te Rotterdam, die op deze advertentie
geschreven had, bezoek van eene dame met een circa vier
jarig knaapje. Zij verlangde de conditiën van den man
te kennen, verklaarde dat het kind heette Willem Frederik
Karei en verdween, terwijl de man zich in een ander
vertrek begaf, om een appeltje voor het kind te halen.
Men is haar nog niet op het spoor. Of de man in zijn
schik is met dit Kersgeschenk, weten wij niet.
Aan een particulier schrijven uit Nederl.—Indië ontleent
de Rott. Crt. 't volgende:
«Laatst, 20 Oct., was 't Javaansch nieuwjaar. Bij die
gelegenheid heb ik voor 't eerst een rampokpartij gezien.
Stel je voor een groot plein. Dit plein is omringd met
een dubbele rij Javanen, allen met lansen en pieken ge
wapend. In 't midden stonden 4 hokken. In drie dier
hokken zaten flinke, groote Koningstijgersin een er van
een gevlekte tijger of panter. Die dieren moesten geram-
pokt, dat wil zeggen: afgemaakt worden. Twee Javanen
gaan naar de hokken, halen de pennen en bouten uit de
planken, loopen dan met een eind touw in de hand terug
en laten dan de planken vallen. Dat touw zit met het
eene eind van het hok verbonden. Als zoo'n tijger in eens
zijn vrijheid herkrijgt en dan die duizenden Javanen, de
rampokkers en de nieuwsgierigen ziet, kijkt hij raar op,
dat begrijpt ge. Gewoonlijk overzien ze den boel heel
bedaard, loopen wat heen en weer, maar worden spoedig
beangst, door 't vreeselijk geschreeuw, het gooijen van
steenen, het afsteken van voetzoekers enz. Door dien angst
gedreven, neemt het dier dan op eens een aanloop en
dreigt door het carré te zullen breken; maar hij wordt
door de lansen opgewacht en na vreeselijk doorstoken te
zijn, blaast hij al spoedig den adem uit.»
Omtrent de geforceerde haarknipperij in het Groene
Weeshuis te Groningen wordt vandaar o. a. aan de Arnh.
Crt. gemeld: De meisjes uit voornoemd gesticht, die «bij
dag» dienen en, evenals de dames te Groningen en op het
platteland, anti-oorijzersgezind geworden, droegen liever
«los haar» onder een zefier-mutsje, van voren opgekuifd
en van achteren als een zwarte of bruine «todde» in een
netje gebonden, "s Morgens schijnen zij het huis geoor-
ijzerd verlaten" te hebben en "s avonds kwamen zij ook
geoorijzerd terug, maar over dag, gemetamorpboseerd bood-
schaploopende, kwam hare luchtige praktijk aan het licht,
terwijl ook de jufvrouwen en mevrouwen klaagden over
het nieuwe toilet der bij haar dienende weesmeisjes. Betoog
noch vermaan van de heeren voogden had invloed op de
jonge, jolige deerntjes, en zoo gebeurde het ten leste, dat
op zekeren avond, toen al de schoonen in het huis present
waren, de deur gesloten werden, goedschiks of kwaadschiks,
aller lange lokken door een paar hardvochtige barbiers
werden afgesneden en alzoo elks hoofd weêr geschikt ge
maakt werd voor het van ouds gerenommeerde oorijzer.
En naauwelijks lichtte de morgen van den volgenden dag,
of de alarmklok werd getrokken over het Bulgaarsche feit,
over den wreedaardigen aanslag op de hoofden der wees
meisjes. De voogden werden gedaagd voor den regterstoel
van het publiek dat van meisjes houdt van driemaal zes,
iets meer of iets minder. Menigeen was verontwaardigd,
enkelen lachten hartelijk om den groene-weeshuisstorm in
een glas water.
Onder dit alles gaat de kaal geworden sekse weer uit
en in het huis en wacht op het decreet, hetwelk luidt:
ook de Groninger groene-weesmeisjes hebben «haar—vrijheid.»
En is nu het voorschrift: «de meisjes dragen het oor
ijzer» zoo dwaas? Is het voor de dienstboden niet geraden
zich te voegen naar den wensch van de vrouwen, bij wie
zij dienen? Staat een dienstmeisje het oorijzer en de
kleedij, die daarbij behoort, niet beter dan een na-aapsel-
tenue, die dikwerf belagchelijk, ja, den stand in aanmerking
genomen, ergerlijk is? Een karig loon, een armelijk nage
bootste damespronk, die spoedig verlept en voor den vodden
koopman des aankijkens niet waard is, wezenlijk een
oorijzer en hetgeen er bij behoort, staat onzen dienstboden
vrij wat beter en fatsoenlijker.
Omtrent het ongeluk, dat jl. Maandag avond op den
poorweg ZutphenArnhem plaats had, berigt de Zutph.
Crt. nog, dat de persoon uit den trein is gevallen tenge
volge van het niet sluiten van het portier met de onderste
klink. Op de hoogte van Middachten is dit opengegaan en
stortte de man op den weg. Daar werd den volgenden
morgen zijn hoed gevonden. De man, een loodgieters
knecht, bij zijn vader werkzaam, moet geruimen tijd be
wusteloos hebben gelegen en is toen naar zijne woonplaats
gewandeld, nadat hij eenige malen te vergeefs om hulp
had aangeklopt. Behalve eenige ligte verwondingen aan
hoofd en beenen, is zijn toestand tot dusverre bevredigend.
Het berigt, dat hij als krankzinnige onder Rosendaal
zou zijn gezien, berust blijkbaar op een misverstand.
Als een navolgenswaardig voorbeeld van humaniteit
deelt men aan de Friesche Crt. mede, dat verscheidene
grondeigenaars in het arrondissement Heerenveen hunnen
boeren afslag van huur voor dit jaar hebben toegezegd,
vanwege het schrale gewas en den min voordeeligen tijd.
Eén boer kreeg zelfs duizend gulden afslag.
Te Hoornsterzwaag is zekere H. Wijnstra, die
op schaatsen een bezoek aan zijn vader wilde afleggen,
door het ijs gezakt en verdronken. De overledene laat eene
vrouw en een jeugdig kind na. In de gemeente Schoter-
land reed zekere T. Helmers in een wak, waaruit hij
levenloos werd opgehaald. De verdronkene was 30 jaar
en laat eene weduwe met één kind achter. De naaste
bewoners hadden wel gejammer gehoord, doch de afstand
belette hun om hem nog te redden.
De Vcend. Crt. verhaalt de volgende treurige
geschiedenis
Voor eenige dagen likte aan het Benedenoosterdiep een
knaap al spelende aan een ijzeren stang bij de draaibrug
van den heer E. van Linge.
De strenge vorst deed zijn tong oogenblikk'elijk vastvriezen,
met het gevolg, dat na eenig trekken en rukken de tong
weer losraakte, en er een stuk van aan de stang hangen
bleef.
Men wachte zich, waarschuwt de Veend. Crt. in vollen
ernst, voor een dergelijke brooddronkenheid
De heer K., pred. bij de Herv. gemeente te Termunten
(Groningen), heeft door verdrinking een einde aan zijn
leven gemaakt. Afschuwelijke lasterpraat, waarmede men
zijn naam een smet wilde aanwrijven, heeft, zegt het U. D.,
heeft den geachten leeraar ongetwijfeld genoopt tot zulk
een treurige daad.
Is op deze wijze de laster wederlegd? Zich te ver
drinken is een slecht middel om te bewijzen dat men gelijk
heeft.
In de Hoogeveensche Crt. wordt het volgende recept
gegeven voor het outdooijen der glazen: «Wrijft de ruiten
met gewoon zout in; een weinig zout op een lapje is
voldoende om zelfs de dikst bevroren ruiten in weinige
oogenblikken ontdooid te hebben. Wanneer men nu de
ruiten niet dadelijk droog veegt, maar de zoutdeeltjes er
op laat zitten, duurt het in een matig gestookt vertrek 3
4 uren eer de glazen weer bevroren zijn.
De persoon van Cornelis Laurens Schoorl, die ver
moedelijk den heer de Graauw te Breda op zulk eene
grove wijze heeft opgeligt, is door den procureur des Konings
te Antwerpen jl. Zondag in hechtenis genomen. Ook de
vele anderen, die de dupe van dezen persoon schijnen
geweest te zijn, zullen dit berigt met blijdschap vernemen.
Oostersche kwestie. Officiéél wordt bevestigd,
dat de wapenstilstand tot 1 Maart a. s. verlengd is.
De Wijnproef. Overeenkomstig het vastgestelde
plan werd, zoo verhaalt de M. Crt. jl. Zondag door den
Duitschen Rijksdag het feestmaal gehouden, om de door
hem uitgeschreven wijnproef te doen plaats hebben. De
ruime zalen van het gebouw der architecten in de Wilhelin-
strasse waren bijna te klein om de talrijke gasten te bergen.
De oude klagt over «zuren wijn» bij den onlangs door
de leden van den Rijksdag gehouden «vischmaaltijd» had
het denkbeeld tot een «wijnproef» doen ontstaan. Zoo
gezegd, zoo gedaan. De trommen werden geroerd, en eene
oproeping gerigt tot de wijnbouwers in den Rheingau en
alle andere streken van het Duitsche vaderland. De Rijksdag
riep, en allen, allen kwamen in feestdosch op; ieder bood
het beste wat hij geven kon, van den nederigen, zuren
wijn uit Posen en Silezië tot de wereldberoemdste namen
uit het Rijn- Moesel-en Aardal, uit Frankenland en Zwaben;
alle ligtingen verschenen onder de wapenen, die van 1811,
1831 en 1834 niet uitgezonderd. De oude, eerbiedwaardige
Rathskeller te Bremen had een collectie van zijn Rozenwijn
van het jaar onzes Heeren 1624 gezonden, in één woord
de wijnbouw van Duitschland was in al zijn omvang en
door zijn heerlijkste en kostbaarste producten vertegen
woordigd. Nu, zoo iets lieten de heeren afgevaardigden
zich geen tweemaal zeggen; zij kwamen allen eenparig en
vredelievend op.
Tegen vier ure verzamelden zich de -patres conscripti
van het Duitsche Rijk in de bovenzalen van het gebouw,
en toen de roep«aan tafelweerklonk, begaven de gasten
in digtgesloten gelederen zich naar de beneden vertrekken
in de wandeling Kellerei genaamd. De feestzaal was een
prachtige ruime localiteit, waarin een dertigtal tafels gedekt
stonden. In de rotonde waren reusachtige pyramides op-
gerigt, met rood gedrapeerd, en hier prijkten bont door
elkander de beroemdste en edelste namen uit de batterijen,
onder de zorg van de afgevaardigden von Thiel, von Buhl,
von Heyl en Dohrn, die met de verdeeling belast waren,
welke snel genoeg van de hand ging. Er waren ongeveer
400 personen tegenwoordig, en zelden was de lijst van hen
die met verlof waren en van afwezigen in den Rijksdag
zoo onbeduidend als thans; vredelievend zaten allen door
elkander: centrum en nationaal—liberalen, conservativen en
Fortschritts-mnTineï). De rijks-autoriteiten hadden ook een
aanzienlijk contingent van hun leden gezonden, vooral was
de Bondsraad rijk vertegenwoordigd, alsmede het leger door
eenige generaals en de marine door de keizerlijke admiraliteit.
Weldra begon het maal: de spijskaart was kort en
bondig, des te langer daarentegen de wijnkaart. «Deutsche
Reichs—Wein-Probe» luidde haar opschrift, en merkwaardig
genoeg had de provincie Posen den voorrang; er stond
«von Unruhe-Bomst, Bomst, Provinz PosenBomster
RolhwcivChateau Bomst oder Lacrimae Petri Wer ihn
getrunken hatge/it in sein Kammcrlein and weint bitterlich
Daarop volgden de Grüneberger, voorts de mousserende
wijnen uit Saksen, onder aanvoering van de beroemde
firma Kloss en Förster te Freiburg; de Aarwijnen onder
de banier van den afgevaardigde Franssen, die een zege
vierenden strijd voeren tegen de Bordeaux-wijnennu volgde
de uitgelezen schaar uit den Rheingau, de eene soort al
kostbaarder dan de andere; Peter Arnold Mumm uit
Frankfort met Johannisberger, en Wilhelmj teHattenheim
voerden die schare aan; Schultze Delitsch had geheel zijn
keurbende uit den Rheingau opgeroepen. Nu kwamen de
Fransche wijnen aan de beurt. Op de heerlijkheden door
Heyl en de afgevaardigde vrijheer Zu Rhein gezonden,
volgden de uitgelezen soorten van de afgevaardigden Buhl
en Jordan, van Deiderheim, en allen roemden haar liefelijk
heden. Daarop de Wurtembergsche en Badensche en,
last not leastde Elzas-Lotharingsche wijnen. De afge
vaardigden der rijkslanden schitterden, evenals in de
commissie voor hunne belangen, door hunne afwezigheid,
maar hunne wijnen waren er en werden door de beste
kenners hoog geprezen. Van afwezenden gesproken ver
dient opmerking, dat de sociaal-democraten ook thans niet
afweken van hunne gewoonte om strike te makenzij
waren er niet.
Op iedere tafel stond eenige hoeveelheid Rozenwijn uit
den Bremer Rathskeller met eene berekening van de waarde,
volgens welke in 1624 een stuk rijnwijn 300 gouden rijks-
daaldeis kostte; na verloop van 221 jaren, nl. in 1845,
kostte het stuk met 10 pCt. rente op rente berekend 5 pCt.
interest en 5 pCt. lekkage) 421,607,100,800 gouden rijks
daalders; al decimerende was de cijferaar tot de berekening
gekomen, dat een droppel thans een waarde van 1,932,366
mark vertegenwoordigt.
Weldra werden de glazen aangestooten en iedereen was
trotsch op de heerlijkheid van den Duitschen wijn. Door
de verdeeling der tafels kon aan geen eigenlijke toasten
worden gedacht. De president van den Rijksdag bragt
alleen een korten dronk uit op den Keizer, die met luid
enthousiasme werd begroet. Hij dronk uit een kunstig
zilveren bokaal, die dien morgen aan den afgevaardigde
Holfel door zijne kiezers ten geschenke was aangeboden en
op deze wijze werd ingewijd. Een zangkoor zong een
lied ter eere van Duitschland en een ander op het welzijn
van de drinkers, doch zij konden den klank der glazen
niet overstemmen. De Duitsche drinkers hielden zich
dapper en toonden bestand te zijn tegen de aanvallen uit
al de gedekte en ongedekte batterijen. Ongeveer ten 7 ure
gingen de meeste tafels uiteen, maar verzamelde zich aan
een hoofdtafel een groep rondom den president von
Forcken'beck, den admiraal von Stosch en den staats
minister vonDelbrück; hier zaten de Zuidduitsche ministers,
de leden van den Bondsraad, de leiders der parlements-
groepen, de beide zonen van Prins Bismarck enz., en nog
menig uur verliep eer deze heeren aan scheiden dachten.
In een Duitsch blad leest men:
«De oogen snel achtereenvolgens van wit papier op een
zwarte lei te vestigen, is nadeelig voor 't gezigt. De lei
is verder een oogenverdraaijer, want men kan 't geschrevene
beter zien als men er scheef voor zit. Die houding is
oorzaak van scheve schouders, kromme ruggen, ingedrukte
borst en kortzigtige oogen. Lei en griffel bederven ook
de hand. Men neme goed papier, goede pennen en zwarte
inkt, in plaats van leijen en griffels en een hoofdkwaal der
school is genezen.»
Een courant te Calcutta maakt melding van den dood
van den heer P. N. Langdon, een ambtenaar te Navada,
tengevolge van bloedverlies, veroorzaakt door de wonden,
hem toegebragt door een tijger. Een tijger had namelijk
voor eenigen tijd groote verwoestingen aangerigt in de
dorpen nabij Navada, en velen der bewoners gingen naar
het kantoor van den heer Langdon om hem te vertellen,
dat de tijger niet ver af was, en om zijne hulp in te roepen.
Hij sloot terstond zijn kantoor, en ging, vergezeld van
eenige politiebeambten en ongeveer honderd boeren, naar
het dorp. De tijger werd weldra gevonden, en zoodra men
op hem vuurde, viel hij den heer Langdon aan en wondde
hem vreeselijk. Langdon was nog in staat eenige schoten
uit zijn revolver te lossen, doch dit diende slechts om het
dier nog woedender te maken, en toen de politiebeambten
en boeren er eindelijk in slaagden den tijger te verjagen,
was de ongelukkige reeds een lijk. Hij was nog slechts
twee jaar in het land en een zeer veelbelovend jongmensch.
Een niet minder verschrikkelijk ongeval verhaalt een
courant te Madras. Mevrouw Stevenson, de echtgenoote
van den opzigter over het boschwezen te Cochin, werd
onlangs te Palapully, nabij Trichoor, door een wilden
olifant gedood. Zij reed met haren echtgenoot, vergezeld
van eenige koelies, te paard, toen een olifant zich eensklaps
vertoonde. Mevrouw Stevenson, bevreesd geworden zijnde,
sprong van haar pony en viel voorover, wat haar verhinderde
zich uit de voeten te kunnen maken. De olifant wierp