is. De ziekte was aangebragt door een transport ossen,
aangekocht op de veemarkt te Breslau.
Men schrijft ons uit Auna Paulowna, dd. 19 dezer:
«Jl. Donderdag avond brak er op 't alleronverwachtst,
alhier, in de buurt Veerburg, een brand uit in het turf-
en steenkolenpakhuis van den heer H. Tauber, koopman
in brandstoffen. Door den grooten voorraad turf en. steen
kolen nam de brand zoo spoedig in hevigheid toe, dat men
aanvankelijk zeer vreesde voor het behoud van belendende
perceelen. Door de goede diensten echter van de brandweer
slaagde men er in, den volgenden morgen, in den ochtend
stond, het vuur meester te worden. Sommige lieden van
de brandweer werkten als leeuwen en aan hunnen ijver en
goede zorgen is het zeer zeker te danken dat de brand
zich alleen tot het pakhuis heeft bepaald. Naar men verneemt
is alles tegen brandschade verzekerd.»
De bevolking der gemeente Callantsoog is gedurende
1876 vermeerderd door geboorten met 10 ra. en 10 vr.,
door vestiging met 18 m. en 31 vr., te zamen 28 m. en 41 vr.
De bevolking is verminderd door sterfte met 4 m. en 4 vr.,
door vertrek met 37 m. en 36 vr., te zamen 41 m. en 40 vr.,
zij is dus verminderd met 13 m. en vermeerderd met 1 vr.
en bestond den 31 Dec. jl. uit 309 m. en 296 vr., totaal
605 personen, welke zich in de onderscheidene godsdienstige
gezindheden verdeelen als volgt: 541 Ned. Herv., 1 Evang.
Luth., 9 Doopsgez. en 54 Roomsch-Cath. Er werden
5 huwelijken vertrokken.
Het gansche jaar 1876 is te Hoorn bijna geene rogge
ter markt gebragt; wel iets, maar zeer weinig, in het begin
van het jaar. Zooals men hoort, is die bouwerij in vroeger
jaren niet voordeelig geweest, en daarom schijnen de
bouwers het zaaijen van rogge op te geven. Daarentegen
wordt tarwe meer en meer verbouwd en tot goede prijzen
afgeleverd. Gerst is het hoofdproduct, dat in dien omtrek
thans aangebouwd wordt.
Als een bewijs dat de landerijen ook te Berkhout
hoog in prijs zijn, diene het volgendeHet land der algemeene
armen werd jl. Dingsdag publiek verhuurdde opbrengst was
gemiddeld f 200 per hectareenkele perceelen bragten
zelfs f 300 per heet. op. Een en ander nog buiten de
onkosten van 2 pCt. per jaar. De huurtijd is 6 jaren.
Het droogmalen van den tusschen den 2 en 3 dezer
maand ondergeloopen polder, nabij de Zaandammer spoor
wegbrug, toebehoorende aan de Kanaal—Maatschappij,
is opgedragen aan den heer Smulders, te Utrecht, voor
de som van ruim f 55,000.
Omtrent de zandverplaatsing in het Noordzee-kanaal
meldt men nog, dat door het openzetten van de groote
sluisdeuren, terwijl er een harde oostenwind blies, het
water zoo sterk viel, dat de grond aan den zuidelijken
oever van het kanaal over eene lengte van ruim 1500 M.
werd weggenomen, tengevolge waarvan het kanaal, dat
reeds op eene diepte was van 7.50 M. A. P., werd
teruggebragt tot p. m. 6.50 M. Buiten de schade aan
den zuidelijken oever, zijn geene aanzienlijke verliezen aan
het materieel toegebragt, hetgeen als eene bijzonderheid
aangemerkt wordt, in aanmerking nemende, dat de stroom
zoo hevig was, dat een schip, voor de Velserbrug liggende,
van zijne trossen werd losgerukt en met zulk eene kracht
tegen de brug aandrong, dat men het niet dan na de
spuijing weder verwijderen kon. Niettegenstaande de groote
zandafschuiving is de vaart niet gestremd. Schepen van
60 dM. diepte gaan er nog zonder hinder door.
Door het provinciaal bestuur van Noordholland is
jl. Donderdag aanbesteed, het onderhoud van de beide lei-
dammen van het Krabbersgat bij Enkhuizen. Minste
inschrijver de heer Sietse Mantel, te Enkhuizen, voor f 5890.
Men berigt aan het Vaderland uit Katwijk aan Zee
van den 17 dezer:
«Toen heden morgen de ouders hun kinderen naar de
bewaarschool zouden brengen, was en bleef de inrigting
gesloten, zoo ook de daaraan verbonden woning van de
onderwijzeres. De politie werd hierop attent gemaakt, die
spoedig tegenwoordig was, doch op het schellen of kloppen
aan de deur kwam geen antwoord. Bij het binnentreden
der woning vond men een verwarden boel en was de onder
wijzeres met haar echtgenoot vertrokken. Op de tafel lag
een stuk papier waarop stond: -men zoeke onze lijken in
het Oegstgeestsche kanaal.» Allerlei vreemde geruchten
zijn in omloop.»
Sedert eeuigen tijd was het bij de politie te Delft
bekend, dat een tapper in de Poppesteeg er zijn werk van
maakte om knapen in zijn herberg te lokken en hun
sterken drank te schenken. Zondag 7 dezer werd hij door
een hoofdagent van politie op heeterdaad betrapt, toen hij
aan vijf jongelieden, beneden den ouderdom van 16 jaren,
sterken drank tapte. Behalve deze vijf waren er nog een
20tal van 16 a 17 jaren in de kroeg aanwezig, die allen
zich met kaart- of andere spelen bezighielden en onder
«gelag» zaten.
Bij een te Wateringen gehouden veiling eener huizinge,
werd onder de verkoops-conditiën de bepaling opgenomen,
dat in het te veilen pand ten eeuwigen dage geen tapperij,
herberg, kroeg of sterke drank-nering zal mogen gehouden
worden.
Uit Arnhem meldt men:
«Als eene curiositeit deelen wij mede dat dezer dagen,
bij de behandeling der zaak van Thuis, in de door een
buitengewoon talrijk publiek bezette zaal van het geregtshof
alhier een geval van zakkenrollerij heeft plaats gehad.»
Een cler conducteurs op den trein, welke jl. Woensdag
morgen van Gronau naar Enschedé stoomde, mag waarlijk
van geluk spreken. Hij zag op den spoorweg een hondje
loopen, en terwijl hij, nieuwsgierig naar den afloop, naar
het hondje keek, had hij het ongeluk te vallen en onder
den trein te geraken. Hij bleef plat op den grond liggen,
tot de trein over hem heen was, en kwam er met eene
ligte kneuzing aan het been af. Het hondje was vermorseld.
Een gelijk geval als te Kockengen gebeurd is, wordt
aan de N. Rott. Crt. uit Kooten (Friesland) omtrent het
hardglas medegedeeldIemand aldaar had een drinkglas
uit hardglas in gebruik, 's Ochtends aan het ontbijt zittende,
terwijl het glas door niemand werd aangeraakt,
sprong het met een harden slag in honderde stukjes uiteen.
De justitie heeft te Iluizum (Friesland) zich met
een zonderling voorval moeten inlaten. Er werd nl. ont
dekt, dat een schippersvrouw reeds eenigen tijd had ver
borgen gehouden dat haar man overleden was, omdat zij
van het dierbare lijk niet kon scheiden.
Uit Samarang meldt men, dd. 11 Dec.:
«Te Salatiga is in den hoogen ouderdom van 27 jaren
overleden het rijpaard Willem, dat, tot op 21 jarigen leeftijd
steeds vol lust en ijver voor de dienst, een sieraad was
van het regiment. Op reform gesteld, werd het door de
destijds te Salatiga in garnizoen zijnde officieren van dat
corps aangekocht, en ontving sedert het zoo welverdiende
genadebrood. Deelgenomen hebbende aan de beide Bonische
expeditiën, werd Willem jaarlijks op den 6 Dec. versierd
met een lauwerkrans en het eereteeken voor belangrijke
krijgsbedrijven met begeleiding der muziek in triumf
door het kampement rondgevoerd, door zijn oude krijgs
makkers, van welke slechts één hem overleeft. Zijn laatste
krachten waren aan dezen feestelijken omgang gewijd;
hij bezweek den 7 dezer, en werd op plegtige wijze, met
de aan een oudgediende verschuldigde honneurs, begraven.»
Zijn laatste rustplaats, omgeven door een rasterwerk,
prijkt met het volgende grafschrift:
Hier ligt
het Rijkspaard Willem,
geb. te Sandelhout in 1849,
overl. te Salatiga, den 7 Dec. 1876.
Men herinnert zich het ontzaggelijk succes, dat de
Vlaamsche opera Lïederik ten vorigen jare in Nederland
had. De componist, de heer Mertens, te Antwerpen, ligt
thans de laatste hand aan een nieuwe opera, in drie actes,
met tekst van Rosier Faassen. Naar de heer Mertens reeds
mededeelde, is het onderwerp gekozen uit de vaderlandsche
historie en wel uit het zoo dramatisch tijdperk van den
worstelstrijd tegen Spanje, ongeveer het jaar 1572. In de
maand Mei a. s. zal de heer Mertens met hetzelfde gezel
schap, dat zijn «Liederik» hier creëerde, versterkt met een
«basse-taille,» in Nederland zijn nieuw werk doen opvoeren.
Terwijl de laatste generale repetitiën dan worden gehouden,
zal ook «Liederik» nog eenige malen worden vertoond.(A.C.)
In de jongste aflevering van het Album der Natuur
komt een artikel voor van prof. Harting over de lijkver
branding, ter beantwoording van de verklaring van prof.
Franchimont en 17 andere leeraren in de scheikunde. Men
zal zich herinneren, dat deze verklaring strekte tot weder
legging van het door prof. Harting geopperde bezwaar:
dat door de lijkverbranding een aanmerkelijke hoeveelheid
ammoniak verloren zou gaan, tot groote schade voor het
leven van planten, dieren en menschen.
De heer Harting verklaart zich nog tegen nog voor de
lijkverbranding. Hij handhaaft echter zijn meening, dat
er op 't oogenblik geen kans bestaat de vooroordeelen der
tegenstanders te overwinnen. Zijn voorstel om onze groote
heidevelden voor begraafplaatsen in te rigten heeft z. i.
meer kans van slagen.
Het ammoniak-argument wordt mede door den hoog
leeraar gehandhaafd. Zoolang de verbranding slechts over
een gering aantal lijken werd aangewend, zou er wel is
waar geen bezwaar bestaan, maar als de crematie b. v.
over geheel Europa werd uitgestrekt, ,dan zou de nadeelige
invloed hiervan op de organische wereld niet uitblijven.
Bij lijkverbranding wordt een zekere hoeveelheid dadelijk
assimileerbare stikstof vernietigd, terwijl die in het gunstigste
geval eerst na een langen omweg misschien tot het orga
nische rijk terugkeeren, maar al dien tijd geen deel aan
den kringloop van het Organische leven nemen en derhalve
zoo lang nutteloos wezen zal. Op dien grond is de hoog
leeraar van gevoelen, dat men, lettende op de behoeften
der mensclielijke maatschappij, niet anders dan bij hooge
noodzakelijkheid de assimileerbare stikstof, zonder welke
geen plant of dier leven kan, vernietigen mag. En daar
dit bij de lijkverbranding plaats heeft en de noodzakelijkheid
daarvan naar zijn gevoelen niet bewezen is, blijft hij op
wetenschappelijke gronden de wenschelijkheid der lijkver
branding betwisten.»
Eene gravure van den Monde Illustré stelt de illu
minatie te Konstantinopel voor bij gelegenheid der af
kondiging van de grondwet. De illuminatie onderscheidt
zich van de Westersche: niet de huizen zijn verlicht, maar
de menschen zei ven zijn met lampions behangen.
In den Staat Maine van de Vereenigde Staten van
Amerika is indertijd- een wet uitgevaardigd tegen het
vloeken. Volgens een der bepalingen van die wet, betaalt
men eene geldboete van een dollar, indien men deze wet
gedurende de werkdagen der week overtreedt; wie des
Zondags wordt betrapt, betaalt twee dollars voor eiken
vloek. De helft van de gelden, op die wijze bijeengebragt,
is bestemd voor het fonds tot het bouwen van een staats-
kapitool, een zetel voor het Wetgevend Ligchaam van den
Staatde andere helft zal worden gebezigd tot bestrijding
der uitgaven, benoodïgd voor het oprigten van een gesticht
voor krankzinnigen.
Over den Amerikaanschen spoorwegkoning Cornelis
van der Bilt, die dezer dagen te New-York overleed, weet
de World eenige aardige bijzonderheden op te disschen.
Niet altijd was van der Bilt een millionair; hij heeft een
tijd gekend, dat hij maar al te blij was, zoo er een lief
dadig christen een. diner voor hem wilde beralen. Hoeveel
de 80jarige man op het oogenblik van zijn dood bezat, is
welligt niemand anders bekend dan zijn oudsten zoon, wijl
het grootste gedeelte van zijn fortuin in spoorwegen steekt
en de juiste toestand, waarin zich deze bevinden, een familie
geheim is. Een ding is echter tamelijk zeker, dat die
eigendommen een ontzaglijke waarde hebben. Het was een
harde school, waarin de oude van der Bilt werd groot-
gebragt, en daaraan welligt was zijne gevoelloosheid te
wijten. Sympathie of liefdadigheid waren voor hem onbe
kende artikelen; hij bekommerde zich buiten zijn zaken om
niets dan om het whistspel en om harddravers.
Eiken avond reed hij langs Bloomingsdaleroad, met een
snelheid van een mijl in drie minuten, een ieder voorbij-
rennende behalve den eigenaar van den Dexter, een hard
draver, waarvoor de tegenwoordige bezitter 24,000 dollars
betaalde. In zijn klein rijtuigje gezeten, geleek de oude,
magere spoorwegkoning meer aan den dood, die een ridje
deed, dan aan een levend wezen, want zijne kaken waren
hol, de tint van zijn gelaat loodkleurig. Rijden, alsof de
duivel hem op do hielen zat, dat was de namiddags
uitspanning van den millionair; des morgens nam de beurs
zijn volle aandacht in beslag.
Niemand kon zich met betrekking tot zijne finantiële
plannen en voornemens op zijn vertrouwen beroemen; hij
beraamde alles alleen en alleen bragt hij het ten uitvoer.
En dat wil wat zeggen in een land, waar men, zekere
hoogte bereikt hebbende, geen oogenblik vrij is van lastige
lieden, die alles willen weten en nog wat. Van der Bilt
had een eigenaardige manier om zich van die plaaggeesten
af te maken; zelfs de verslaggevers van dagbladen ver-
mogten niets tegenover hem. Wanneer zij het waagden
hem te ondervragen, vertelde hij hun altijd hetzelfde; hoe
hij van armoede tot rijkdom gekomen was. Daarmede en
met den raad evenzoo te doen zond hij hen naar huis.
Van der Bilt laat zijn vermogen na aan een zoon, die
hem in bekwaamheid en geslepenheid weinig toegeeft, ter
wijl ook deze weer een 27jarigen zoon heeft, die veel voor
de toekomst belooft. De «dynastie» van der Bilt zal het
dus, behoudens onvoorziene omstandigheden, nog wel eenige
jaren maken.
Graaf de San Crociato, zoon van Victor Emmanuel
van Italië, uit zijn morganatisch huwelijk, is in het kamp
van het Russische zuiderleger te Kischeneff', aan een aanval
van typhus-koorts, overleden. Hij was met den graad
van majoor in dienst van liet Russische leger getreden en
behoorde tot den staf van Gootvorsl Nicolaas.
Benoeming-en, enz.
Tot controleur der directe belastingen te Purmerend is benoemd
de lieer C. P. Knottenbelt, thans ontvanger der in- en uitgaaude
regten te Vlissiugen.
Ter zake van de 1ste expeditie tegen het Rijk van Atsjin is
alsnog benoemd tot ridder 4de kl. van de Militaire Willemsorde,
de luit. ter zee 1ste kl. H. A. Schippers, en dat wel bijzonder
wegens diens gedrag bij het gevecht nabij den grooten Missigit,
op 12 April 1873.
De luit. ter zee 1ste kl. W. J. A. Nolthenius, behoorende tol
de rol van het wachtschip alhier en gedetacheerd bij den marine-
torpedodienst, wordt met den 20 dezer op non-activiteit gesteld
en met den 21sten vervangen door den luit. ter zee 1ste kl. C.
II. de Goeje, thans dienende aan boord van het wachtschip te
Hellevoetsluis. Met ingang van 21 dezer wordt het bevel over
het marine-torpedo-vaartuig opgedragen aan den luit. ter zee lste kl.
M. P. Rèeringh, gedetacheerd bij den marine-torpedodienst, terwijl
de luit. ter zee lste kl. C. H. de Goeje met den 1 Febr. a. s.
wordt vervangen door den luit. ter zee lste kl. W. C. A. Ziegcn -
kirt von Rosenthal.
De luit. ter zee 2de kl. H. R. J. J. Thorbecke wordt met den
1 Febr. a.' s. geplaatst aan boord van het wachtschip te Helle
voetsluis.
De luit. ter zee 2de kl. A. M. R. Wagner wordt, op verzoek,
wegens ongeschiktheid voor de militaire dienst, tengevolge van in
en door de dienst ontstane ligchaamsgebrekeD, met 1 Febr. a. s.
op pensioen gesteld, onder toekenning van een jaarlijksck pensioen
van f 70U en vau eene verhooging van het pensioen voor verblijf
in 's Rijks overzeesche bezittingen en koloniën en tusschen de
keerkringen vau f 525 's jaars.
Bevorderd tot 2de luit.-kwartierni. bij het leger in Oost-Indië
de gewezen scheepsklerken H. P. M. van Altona en H. A. G. T.
D. Raut.
De scheepsklerken M. P. H. Krol, C. M. Krul, W. G. L. Bruaings,
J. Adei en G. Belle, dienende, de drie eerstgenoemden aan boord
van het wachtschip alhier en de beide lnatsten aan boord van dat
te Hellevoetsluis, worden met den lnatsten dezer op nou-activiteit
gesteld.
STATËN-GEflERAAL.
Eerste Kamer.
Zitting van Vrijdag 19 Januarij. Bij de algemeene be
schouwingen over de Staatsbegrooting heeft de heer Borsius
geklaagd over de late indiening der wet op het lager onder
wijs en bezorgdheid geuit over de handhaving van het hoofd
beginsel der wet van 1857. In elk geval drong hij aan op afdoening
der brandende kwestie voor den verkiezingsstrijd? De minister
herinnerde dat hij steeds als zijne opinie had geuit dat het hooger
onderwijs moest voorgaan. Zoodra dit was afgeloópen heeft hij.,
het lager onderwijs definitief ter hand genomen. Het hoofdbeginsel
der wet van 1S57 is en blijft gehandhaafd. Op afdoening der
zaak bij de Staten-Generaal kan de regering geen invloed uit
oefenen, maar ook zij acht afdoening vóór de verkiezingen alleszins
wenschelijk. Hoofdstukkeu II, Hooge Collegiën, en III, Buitenl.
Zaken, worden zonder discussie met algemeene stemmen aange
nomen. By het hoofdstuk Justitie heeft de minister zich afkeerig
beloond, ongeroepen zich te mengen in het beheer der kerkelijke
goederen; en lof brengende aan den procureur-generaal te 's Bosch,
gemeend dat feitelijk bestaande processiën geoorloofd waren, doch
hij zou alle andere streng tegengaan. Het hoofdstuk werd met
algemeene stemmen aangenomen en de discussie over Binnenl.
Zaken aangevangen.
Zitting van Vrijdag 19 Januarij. Na disoussie over de afdeeling
waterstaat is hoofdstuk V aangenomen zoomede de hoofdstukken
VI en VIIó met nagenoeg eenparige stemmen, alsook de begrootingen
van Suriname en Curaqno. Morgen zijn de hoofdstukken oorlog en-
koloniën aan de orde.
Tweede Kamer.
Uit het antwoord van den minister van Koloniën blijkt, dat niet
minder dan de Kamer de regering verlangt naar beëindiging van
den oorlogstoestand in Atsjin. De berigten van den laatsten tijd
zijn niet ongunstig; welligt zal het doel, in het vorig jaar nagejaagd
tot isolement vau den vijand, geheel bereikt worden, wanneer anu
't bekende operatieplan van den generaal-majoor Pel volledige
uitvoering zal zijn gegeven. De. minister is niet voornemens
wijziging te provoceereu in de bepalingen, die 't vervreemden van
grond door inlanders aan niet-inlanders verbieden.