Buitenland. zonken zijn, volgens zijn stelsel te mogen ligten. Pogingen, op andere wijze gedaan om de Vanguard weer boven te brengen, hadden tot hiertoe zoo weinig gevolg, dat men er reeds over sprak het schip te doen springen om iets van de kostbare bouwstoffen terug te bekomen. Te St. Nicolaas (België) heeft een vrouw een bewijs van buitengewone geestkracht gegeven. Zij was op 't punt van te bevallenhaar man ging naar een naastbijgelegen gemeente, om een bloedverwant te halen, die de peter zou zijn. De vrouw bleef alleen met de baker thuis en gaf deze vergunning een poos heen te gaan. Naauwelijks was zij vertrokken, of een zwart gemaakte man kwam voor het bed van de vrouw en eischte het geld, dat haar man voor een pas verkochte koe ontvangen had. Ga naar den kelder antwoordde de vrouw, hoewel meer dood dan levend achteraan vindt gij een zwaren steen, ligt die op en gij zult den zak met geld zien. De dief volgde de aanwijzing. Inmiddels stond de vrouw op, riep om hulp en de booswicht werd gesnapt. Wie bleek hij te zijn? De man van de schelmsche baker! Onlangs verloor het Fransche leger met den dood van kolonel Rosetti een waar origineel. Voor de handboeken van militaire welsprekendheid en de verzamelingen van vermakelijke anecdoten uit het krijgsmansleven, is zijne loopbaan, zijn handel en wandel een onuitputtelijke bron. De bekende Fransche schrijver Jules Noriac heeft een artikel aan hem gewijd, waaruit wij het volgende onzen lezers ten beste geven. «Onder de regering van Louis Philippe, zoo rijk aan oploopjes, oproertjes en opstandjes, werd Rosetti op zekeren dag gecommandeerd om met zijne kurassiers een hoop straatmuiters tot de orde te doen wederkeeren. Hij zet zich in den zadel, plaatst zich aan het hoofd zijner ge trouwen en rijdt naar het tooneel van het tumult. Zonder zich aan steenworpen enz., enz. te storen, commandeert hij zijn troep: «halt! front!» en houdt de volgende aan spraak, in het geheugen bewaard gebleven van allen die aan deze glorierijke straatexpeditie deelnamen«Beste jongens zeide hij tegen de muiters, terwijl hij kalm zijne knevels opstreek, «ik ken je. Allemaal brave lui. Een ding ont breekt je maar: tevredenheid met je lot, met je stand, met de regering, wat weet ik het. Mogelijk heb je gelijk; maar je begrijpt dat ik daarover niet redeneeren kan. Vooreerst is me dat niet gecommandeerd, en ten andere een kurassierszadel op den rug van een paard is geen spreekgestoelte. Ik neem dus maar gaaf en goed, zonder je tegen te spreken, aan, dat je gelijk hebt ontevreden te zijn. Maar waarin je geen gelijk hebt, en dat moet je mij nu, op mijn beurt, zonder tegensparrelen toegeven, is de onhebbelijke manier waarop je die ontevredenheid toont. Wel foeiEn je wint er niets mee, want als je niet goedschiks naar huis gaat, en daar gaat uitmopperen zooveel je lust en totdat het je zelf verveelt, maar dat hier op straat wilt blijven doen, dan verveel je mij en dan moet ik op je laten inrijden; dan gaat het met de blanke sabel er op los, desnoods geven we een stuk of wat blaauwe boonen op den koop toe, en nu weet je er verder alles van. Dat is mijn pligt, en mijn pligt zal ik doen, daarvoor ben ik soldaat. Maar ik zou het al heel onpleizierig vinden als het daartoe komen moest. Mijn kurassiers denken er precies zoo over als ik, en zij zullen er op slaan, dat het een lust is, maar dat doen zij ook al niet voor hun pleizier. Die de slagen krijgen, zullen ze waarlijk ook al niet voor hun pleizier ontvangen, en de vrouwen en kinderen die er onder lijden, zullen het minst van allen pleizier hebben. En waarom al dat verdriet? Ja, als ik stuk voor stuk hier afvroeg wat er nu eigenlijk aan de hand is, zou mogelijk iedereen met den mond vol tanden staan. De een doet meê om den ander, maar zonder precies te weten waarom. Die het fijne er van weten zitten achter de schermen, kijken de kat uit den boom en laten anderen er inloopen. Daar weten we ook alles van. Aangezien dus want het begint mijn paard te vervelen en mij ook niemand hier voor zijn pleizier is, moesten we nu maar allemaal goedschiks naar huis gaan. Derhalve, geeft acht op het commando: «inge rukt, marsch! zeg ik, of anders,» en hij liet zijn paard een vervaarlijken sprong voorwaarts maken, terwijl hij dreigend zijn sabel zwaaide, «het gaat er op los, hoor, en er komt geen stuk van teregt!» De troep muiters lachte en was ontwapend, juist zooals het Fransche spreekwoord zegt. Joelend stoof alles uiteen en Rosetti keerde met zijne manschappen naar de kazerne terug.» Bijzonderheden omtrent den storm van jl. Diugsdag. Jl. Dingsdag heerschte hier een felle storm, gepaard met zware regen— en hagelbuijen. Tal van schoorsteenen zijn naar omlaag gekomen, schuttingen omver gewaaid en dakpannen bij menigte over den weg geslingerd. Menigeen zag zich, des avonds vooral, plotseling van zijn hoofddeksel beroofd en velen waren bevreesd voor ernstige ongelukken. Eenige huizeq in deze gemeente hebben zeer veel geleden; in de Keizerstraat is een perceel ingewaaid, aan den Kanaalweg de zijmuur van een huis uit elkander geslagen. Zeker zullen onze lezers met belangstelling kennis nemen van de ditmaal inzonderheid belangrijke opgave der weer kundige waarnemingen, aan 't Provinciaal Observatorium gedaan. De sterkste winddruk te Utrecht was 105 KG. 's Na middags ten 1 ure 126 KG. Tengevolge van den storm van jl. Dingsdag is bij Huisduinen gestrand de Maassluische vischsloep Stad 's Gravenhage; zij zit hoog tegen het duin. Heden morgen dreef met den vloed naar binnen een Yarmouther tarbotter; aan boord was niemand der ekwipage meer te zien; men vreest dat allen in den nacht zijn omgekomen. Uit onderscheidene gemeenten in den omtrek ontvangen wij berigten van meerdere of mindere verwoestingen door den storm teweeggebragt. Het stoomschip Ulvsses is bij Egmond gestrand. Naar wij vernemen, heeft genoemden bodem een half etmaal beproefd Ymuiden binnen te komen en is toen in weerwil het een zeer krachtige machine bezit, niet meer van den lagerwal kunnen komen en gestrand. Negen menschen, waaronder de kapt. en de 2de stuurman, verloren daarbij hun leven. De sleepboot Amsterdam kon de haven van Ymuiden niet uitkomen, uithoofde de verschrikkelijke branding op de pieren, en heeft binnen door deze haven bereikt. Het zinken van een aantal zandbakken voor de groote sluis te Ymuiden, moet veel hebben bijgedragen om die sluis tegen den drang van het water te beveiligen. Uit Enkhuizen meldt men, dat de stoomboot Leeuwarden Dingsdag is blijven liggen. Het tjalkschip Grietje, met steenen, is tegen den dam geslagen en verloren. Het volk is gered. Uit Zaandam meldt men aan de StandaardDat de dijk van Polder III oost aan het Noordzeekanaal, die door den storm in den nacht van 1 op 2 Jan. is doorgebroken, en eenige dagen geleden juist was hersteld, jl. Dingsdag morgen te 3 ure weder is bezweken. De uitmaling van den polder, die Woensdag e. k. zou aanvangen, is daardoor weder aanmerkelijk vertraagd. Op het Noordzeekanaal nabij de Spoorbrug is een vlet met 3 werklieden daarin omgeslagen, welke verdronken. Het Nieuws van den Dag zegt, dat onder de glasruiten te Amsterdam een geduchte slagting is aangerigt. Glazen makers doordraven de stad naar alle kanten om de aangerigte schade te herstellen, terwijl de huisbazen in niet al te vriendelijke stemming de afrekening nagaan door den wind met de schoorsteenen en daken hunner panden gehouden. Zwakke schoorsteenen zijn er, om zoo te zeggen, niet meer in Amsterdam. Te Haarlem werd een melkboer door een raam uiteene bovenwoning getroffen, waardoor hij vrij ernstige wonden bekwam. Te Leiden stortte een huis in, waarbij eene vrouw vrij ernstig zich heeft verwond. Te 's Hage is door den wind de muur van een in aan bouw zijnd pand met steiger ingestort. Drie werklieden werden in den val meêgesleurd; en twee daarvan ernstig gewondde derde kwam er met ligte kwetsuren af. Op vele plaatsen woeijen aldaar schoorsteenen, hoornen enz. om of af. Te Rotterdam zijn de havens en kaden in de buitenstad ondergeloopen. Yele kelders staan geheel onder water. Te Zwolle staan verscheidene straten onder water. In de armenscholen zijn 142 personen opgenomen. Met roei- booten zijn verscheidene menschen van zolders gered. De nieuwaangelegde Dronther zeedijk nabij Kampen is bezweken. Duizende bnnders land zijn door de zee over stroomd. Het water stond voor de doorbraak 2.90 M. boven A. P., dat is een paar Nederl. duimen lager dan bij den vreeselijken vloed van 1825. Uit den omtrek waren vele bewoners naar Kampen gevlugt. De communicatie op den Centraal-spoorweg tusschen Utrecht en Zwolle is gestremd. De dijken bij Zoutkamp en in den Kerkhoven- Polder (Groningen) zijn weggeslagen. Bij den storm, die uren ver aan de spoorzijde aan den Frieschen— en Overijsselschen kant alles onder water heeft gezet, waarbij reeds weder een massa voorwerpen in het ronde drijven, hebben te Meppel twee voorvallen plaats gehad, waarvan het eene aller harten heeft beangstigd. Een moeder en een jeugdig kind zijn levenloos uit hun ingestorte woning gehaald, de man met de overige kleine kinderen had zich naauwelijks kunnen redden. Het tweede punt is, dat een armelijk vaartuig, waarin een huisgezin woonde, is gezonken; waarbij de opvarenden met moeite gered en thans zonder woning zijn. Berig-ten uit Atsjin. Blijkens een bij het departement van Koloniën ontvangen telegram van den gouverneur-generaal van Ned.-Indië, is den 27 Jan. uit Kotta'Radja berigt, dat den 22sten het tot dekking van den officier van gezondheid Wolff dienende geleide bij Silang overvallen werd, waarbij die officier (volgens het stamboek bij het departement van Koloniën: J. B. A. K. Wolff, geboren te Würzburg, Beijeren) en vijf mindere militairen sneuvelden en drie minderen gekwetst werden. Den 25sten vertrok de civile en militaire bevelhebber, generaal-majoor Diemont, met het 2de, 10de en 12de bataillon, benevens drie sectiën artillerie, per stoomschepen over zee naar Koerong-Raja om de kust van daar tot Kadjoe te bezetten. De gezondheidstoestand in Groot- Atsjin was gunstig. Benoemingen, enz. Benoemd tot ontvanger der directe belastingen en accijnsen te Woudricbem c. a. de beer F. II. de Koning, thans ontvanger der zelfde middelen te Zijpe. Met 16 Febr. a. s. worden geplaatst: aan boord van het ram- torenschip Koning der Nederlanden, de luits. ter zee 1ste kl. W. J. A. Nolthenius en E. J. Hoos, eerstgenoemde als 1ste officier, de luits. ter zee 2de kl. H. A. Achenbach, L. Dupper, J. H. L. J. baron Sweerts de Landas Wyborgh en jhr. H. M. Speelman, de 2de luit. der mariniers A. P. Timmers, om belast te worden met het bevel over het aan boord van dien bodem in te schepen detachement mariniers, de off. van gez. 1ste kl. M. C. Buijze, de off. van adm. 1ste kl. K. J. Adams, de scheepsklerken W. A. H. Doorrran en J. J. Hupscher en de off.-mach. 2de kl. M. L. A. W. Komp; aan boord van het schroefstoomschip Batavia, de luits. ter zee 2de kl. jhr. H. H. Hora Siccama, J. P. Lubbe Bakker en J. G. Snethlage, eerstgenoemde als oudste off., de off. van gez. lste kl. C. J. A. de Groot cu de off. van adm. 3de kl. F. D. Clarkson. De luit. ter zee 2de kl. A. A. Sweep, dienende aan boord van het raraschip Schorpioen, wordt met den laatsten dezer op non activiteit gesteld en met 6 Febr. a. s. vervangen door den luit. ter zee 2de kl. R. de Vidal de St. Germain. De op non-activiteitstelling met den laatsten dezer van den scheepsklerk M. P. H. Krol, dienende aan boord van het wachtschip alhier, wordt ingetrokken. Frankrijk. Het dagblad la France behelst een brief uit Konstan- tinopel, waarin een kijkje gegeven wordt hoe het achter de schermen bij de Conferentie soms toeging. In de zitting van 8 Jan. jl. beraadslaagde men zeer kalm over eenige punten van het tegenvoorstel der Turksche regering, en Edhem-pacha herhaalde, dat men Turkije den tijd moest gunnen om de hervormingen in toepassing te brengen, door de nieuwe constitutie voorgeschreven. «Tijd gunnen, zeer goed,» antwoordde de heer de Chaudordy, «maar het komt mij wenschelijk voor, dat wij bepaalden wat daaronder verstaan moet worden.» «Dat is moeijelijk te zeggen,» hernam Safvet-pacha. «Wij hebben tijd noodig, en dat dient Europa te begrijpen.» De heer de Chaudordy liet zich zoo niet afschepen en drong op eene categorische bepaling aan. «Hoeveel tijd hebt gij noodig? een jaar? twee jaar? drie jaar?» «Dat weten wij niet,» antwoordde Edhem-pacha. «Het eenige punt dat zeker vaststaat is, wij hebben tijd noodig.» «Gij wilt dus eindeloos den tijd hebben?»concludeerde de buitengewone Fransche gezant. Voor het oogenblik bleef het daarbij en er verliep een kwartier, zonder dat de heeren de Bourgoing en de Chaudordy zich in de discussie hadden te mengen. Er was derhalve geen aanleiding om hen of de mogendheid die zij ver tegenwoordigen aan te vallen. Maar de laatste, hierboven aangehaalde woorden, die de gevoelige plek bij de Turksche diplomaten troffen, hadden bij Edhem-pacha kwaad bloed gezet. Hij stond eensklaps op en zeide, rood van toorn, terwijl hij met de vuist op de tafel sloeg en de Fransche gezanten aanzag: «Gij verwijt Turkije altijd de toevallige gebeurtenissen in Bulgarije. (Vernieling eener bevolking door moord, plundering en brand noemt hij «toevallige gebeurtenissen!) Maar gij zoudt in onze roemrijke ge schiedenis vergeefs zulke monsterachtigheden zoeken als uw St.-Bartholorneusnacht en uwe dragonnades!» Die onbetamelijke uitval bragt een geweldige uitwerking teweeg. De heer de Bourgoing, gewoonlijk zoo koel, zoo kalm, keerde zich met een toornig gebaar tot Edhem-pacha, en zeide, te midden der algemeene ontsteltenis«Ik beroep mij op u allen. Is dat een taal, is dat een houding, die een diplomaat voegt?» Ook de heer de Chaudordy was opgestaan. Doodsbleek, geheel zich zeiven meester, drukte hij zich aldus uit: «Ik kan zulke woorden niet zonder een krachtig protest laten voorbijgaan. Ja, heeren!» en hij zag de Turksche diplo maten met strengen blik aan, «te midden van de schitterende bladzijden onzer geschiedenis, komen enkele voor, die het hart met rouw vervullen. Maar daarom niettemin, wat gij ook nu denken moogt van hen, die hun goed en bloed voor Turkijes verdediging veil gehad hebbenis Frankrijk toch eene der beschaafdste en verlichtste natiën der wereld, gelijk Turkije de meest barbaarsclie van geheel Europa is.» Het is niet te verwonderen, aldus eindigt de correspondent van Ia France, dat beraadslagingen, waarbij zulke tooneelen voorvallen, niet tot verzoening leiden. Dezer dagen heeft op het Palais de 1'Elysée te Parijs het eerste groote bal plaats gehad. Naar gezegd wordt, waren 21,000 verzoeken gedaan om er bij tegenwoordig te zijn en werden 5000 uitnoodigingen gezonden. Het buffet was ruim voorzien en de champagne stroomde. De maar schalk en zijne echtgenoote hebben van 9 uur tot midder nacht 4 a 5000 maal gebogen. Mogten zij vervolgens incognito eene wandeling onder hunne gasten gemaakt hebben, dan zijn zij zeker in staat geweest onder de aan merkingen over de kwaliteit der ververschingen, het gezel schap, het voldoende of onvoldoende van de verlichting, enz. er ook eenige op te doen van een aard, zooals de corres pondent van den Times verleden jaar bij eene dergelijke gelegenheid hoorde: «Toe maar, Trees!» voegde een genoodigde zijne vrouw toe, «tast maar toe; doe alsof je tehuis waart, we moeten het toch zelf betalenmen tracteert ons van ons eigen geld.» De ondankbare In de Parijsche wijk Mouffëtard oefent een gewezen officier het vak van voddenraper uit. Men denke nu niet, dat de officier wegens slecht gedrag uit de dienst ontslagen is: integendeel, hij heeft eene eervolle militaire loopbaan achter zich en is zelfs gedecoreerd met het kruis van het Legioen van Eer. Waarom hij voddenraper werd, weet niemand, doch zooveel is zeker, dat men hem eiken avond, gekleed in een kiel, met den traditiouelen mand op den rug, een lantaarn in de hand en een eindje pijp in den mond, zijne nachtelijke ronde kan zien maken. Als de vervaldag van zijn pensioen is aangebroken, ontdoet de oude voddenraper zich van zijn kiel, scheert zich, alleen den witten knevel sparende, wikkelt zich in een wijden militairen mantel, steekt een fijne sigaar op en gaat zijn geld ontvangen. Gedurende een achttal dagen ziet men hem niet meer; daarna duikt hij plotseling weder op en hervat zijn nederig bedrijf. Naar men wil, zou de officier-voddenraper een aardig vermogen hebben zoek gemaakt en zich niet in een burger lijk leven kunnen schikken. Vandaar dat hij zijn bestaan in tweeën splitst. Gedurende één week leeft hij als een groot heer en twaalf weken als een arme duivel. De Banque de Paris et des Pays-Bas te Parijs is het slagtoffer geworden van een misbruik van vertrouwen op groote schaal. De chef der correspondentie ten haren bureele heeft door middel van valsche stukken, een som van 548,000 fr. ontvreemd. Toen het bedrog ontdekt werd bevond hij zich te Weenen. Hij werd, onbewust van de ontdekking, teruggeroepen en door de Parijsche politie onmiddellijk na aankomst aangehouden. Het verhaal in het Petit Journal, dat de bedrieger met een zending naar Nederland was belast, en dat de Nederl. politie in deze zaak zou hebben gehandeld, is onwaar.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 2